De muziek van het orgel is vandaag de dag wereldwijd een essentieel onderdeel van elke kerkdienst en bijna synoniem voor heilige muziek geworden. Geworden? Is het dan niet altijd zo geweest? Nee. Kijken we naar de orgelgeschiedenis dan zult u opmerken dat de kerk tegen wil en dank de thuis van het orgel is geworden:
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het orgel werd niet uitgevonden door een musicus maar door een ingenieur genaamd Ktesbios uit Alexandrië/Egypte die leefde in de 3de eeuw voor Christus. Hij bouwde verscheidene rijen van pijpen die verschillende klankkleuren konden produceren. De luchtdruk die hiervoor nodig was werd door zuigerpompen geleverd die met de voeten werden aangedreven.
Het orgel zag zijn eerste hoogtepunt in de 1st eeuw voor Christus, toen er zelfs openbare orgelspelcompetities werden gehouden. Het was de Romeinse keizer en Christenvervolger, Nero, die, in 67 na Christus het orgel introduceerde in Rome, een instrument dat hij via zijn Griekse leraren heeft leren kennen. Spoedig werd het een statussymbool van de Romeinse aristocratie.
De keizer Constantijn bracht later het orgel in het Byzantijnse Rijk. Toen het Westromeinse Rijk verloren ging en daarmee ook het orgel daar, bleef het orgel in Europa nog steeds een statussymbool in de keizerlijke paleizen in het Byzantijnse Imperium (zij hadden zelfs orgels met gouden pijpen die met kostbare edelstenen werden gesierd) tot het einde van dat rijk in 1453. Zo was het orgel het essentiële instrument in keizerverering gedurende ongeveer duizend jaar.
In de Westerse Wereld verscheen het orgel pas weer in 757 na Christus, toen koning Pippin de Kleine ode de Korte (vader van Karel de Grote) een orgel cadeau kreeg van de Byzantijnse Keizer Constantijn de Vijfde. Een eeuw later werd het eerste Europese orgel gebouwd in Aken.
De kerkvaders en pausen keurden muziekinstrumenten tijdens de kerkdienst af. Dit was vooral op het orgel van toepassing, dat het ultieme symbool van werelds genot zou zijn door het sensuele opwindende geluid van Aulos te imiteren (een oud dubbel blaasinstrument bestaande uit twee speelpijpen: een lange pijp voor begeleiding en een korte pijp waarop, gelijktijdig, de melodie werd gespeeld).
Echter, na de millenniumwisseling, verschenen de eerste orgels in kloosters, en, vanaf de 13de eeuw ook steeds meer en meer in kerkgebouwen. En, ver afgelegen van Rome, vond het orgel, wegens de speciale mogelijkheden voor onderwijs die het had, langzaam maar zeker zijn weg in de kerken. Uiteindelijk hadden in de 14de eeuw de meeste belangrijke stadskerken een orgel. Nadat de raad van Milaan in 1287 was overeengekomen het orgel goed te keuren als het enige muzikale instrument dat in de kerkdiensten mocht gebruikt worden besloot de Generale Raad van Ferrara in 1290 om het spelen van het orgel tijdens de diensten te verbieden".
Tussen de 14de en 16de eeuw werden vele verbeteringen geïntroduceerd in de orgelbouw, onder andere het pedaal. Na deze periode van glorie bracht de Hervorming een nieuwe crisis. Terwijl Martin Luther het gebruik van het orgel steunde, verwierpen Johannes Calvijn en Ulrich Zwingli het gebruik van het orgel rigoureus. Vele orgels werden vernietigd of moesten tijdens de kerkdienst worden gesloten.
|