Johann Sebastian Bach heeft in nogal wat cantates teksten op muziek gezet die over de dood gaan, heel vaak als iets dat ons naar een beter leven leidt.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Sterven, de dood, was in de 18de eeuw een bittere realiteit, veel zichtbaarder, gruwelijker en publieker dan wij dat vandaag de dag meemaken. Bachs gezin heeft zn portie ook wel gehad aan kraambed- en kindersterfte. In de zeven jaar tussen 1726 en 1733 krijgt Bach maar liefst negen sterfgevallen in zijn naaste familie te verwerken, waaronder drie van zijn eigen kinderen die de peuterleeftijd al bereikt hadden en die dus al konden lachen, praten en lopen
Dit sterftecijfer was op zich niet ongewoon in die tijd, maar dat wil niet zeggen dat ouders toen nìet onder het verlies van hun kinderen gebukt gingen, zeker als het toch al enkele jaren deel had uitgemaakt van hun/het leven. De bestaande troostliteratuur, die op ons soms heel hard overkomt moet nodig zijn geweest, omdat men er blijkbaar ook toen niet zomaar overheen kon komen. En die troostredenen bestonden voornamelijk in hij of zij is nu beter af, want bij Jezus. Nu vinden we dat een platitude, toen werd het zelfs door de meest fijnzinnige en fijngevoelige mensen gebezigd en gebillijkt.
Als het aardse leven echt een Jammerdal is (lage levensverwachting, bijna geen heelkunde, nauwelijks pijnbestrijding) dan kun je misschien ook maar beter proberen het leven consequent anders te bezien, vanuit de eeuwigheid (sub specie aeternitatis) bijvoorbeeld. Dan is er tenminste nog ergens iets moois en heels te verwachten. In die zin meenden de 18de eeuwers het wel als ze deze teksten zongen, hoorden of elkaar voorhielden.
|