Antonio Vivaldi werd in 1678 geboren als zoon van een kapper. Kapperszaken waren toen in Venetië belangrijk voor het scheren, maar ook voor het verzorgen van snor en baard en het bijwerken van pruiken. Zijn vader was naast kapper ook violist in het orkest van de San Marco en later ook in het Ospedale dei Mendicanti. Misschien omdat Antonio vanaf zijn geboorte astma had en daardoor nooit fulltime beroepsmusicus zou kunnen zijn, stimuleerde hij hem tot een carrière in de kerk: op vijftienjarige leeftijd ontving hij in ieder geval de eerste wijding al. In 1703 werd Il Prete Rosso -de rode priester, vermoedelijk vanwege zijn rode haar- tot priester gewijd, maar daarnaast was hij bezig met het assisteren van zijn vader en het bestuderen en componeren van muziek.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Van de 16de tot de 18de eeuw was het beroep van priester lang niet altijd een zuiver religieuze aangelegenheid, zeker niet in Venetië. Volgens schattingen was ca. 1766 één op de drieëntwintig inwoners van de stad een geestelijke en sommige jonge patriciërs trokken het geestelijk gewaad aan om zich aan de verveling van hun openbare verplichtingen te kunnen onttrekken, maar zonder dat ze de moeite namen ooit de mis te lezen! Het priesterschap was vaak een goede opstap voor een carrière in allerlei beroepen als kerkmusicus of muziekleraar. Het verschafte regelmatige inkomsten door het lezen van missen, uitspreken van gebeden en verrichten van liturgische handelingen. Vaak hadden priesters vaste opdrachtgevers die in geld of natura betaalden voor hun diensten.
In pauselijke kringen te Rome werd nogal geklaagd over de levenswijze van de Venetiaanse priesters, maar de patriarch van Venetië viel niet onder het gezag van de paus. Hij was in rang aan hem gelijk en dus konden de priesters daar hun gang gaan: priesters en monniken mochten er bijvoorbeeld tijdens carnaval maskers dragen, maîtresses hebben en in theaters optreden.

De Ospedali in Venetië waren geen hospitalen, maar weeshuizen, waar niet alleen wezen zich bevonden, maar ook vondelingen. Daar waren er in Venetië heel veel van, deels aangeleverd door de courtisanes die in hun beroep geen kind konden opvoeden. Kinderen uit zeer arme milieus gingen niet naar de Ospedali, maar naar de Santa Maria della Presentazione.
In de weeshuizen zaten vooral meisjes, omdat jongens veel sneller aan het werk konden worden gezet en dus geld opleverden.
De Ospedali werden in plaats van liefdadige instellingen steeds meer luxueuze kloosterscholen, waar Venetiaanse patriciërs hun dochters, waar ze bij een huwelijk liever geen bruidschat voor wilden betalen, heen brachten als een soort kloostervooropleiding. Musiceren was in deze opleiding belangrijk en hoorde bij de stand. Er werd op hoog niveau gemusiceerd, vooral door de derde groep meisjes. Er waren namelijk gewone meisjes ( di commun), koorzangeressen ( di coro) en uitblinkers (privileggiate di coro) die speciale voorrechten hadden.
De Ospedali werden volwaardige muziekscholen. Hun muziekuitvoeringen speelden een belangrijke rol in de stad én ze leverden de instelling geld op. Legrenzi, Caldara, Galuppi, D. Scarlatti en Hasse zijn ook aan Ospedali verbonden geweest.
Soms leken deze instellingen echter wel bordelen, vooral omdat veel meisjes er onder dwang heen gebracht werden. Hun minnaars konden gemakkelijk op bezoek komen. Het Ospedale della Pietà had wel een zeer slechte reputatie, maar volgens Vivaldi heeft hij er dertig jaar (maar zeker niet achtereen) gewerkt zonder schandaal!
http://www.youtube.com/watch?v=2R0c-N5qqd4&feature=related

|