Eén dag ziekenhuis betekent het, 's morgens binnen, 's avonds naar huis. Bloed laten prikken, wachten op de resultaten, wachten op de oncoloog die komt zeggen of het doorgaat, wachten op de infusen en wachten tot die leeg zijn. Linksboven, onder mijn schouder en onder mijn huid, zit mijn port-a-cath, poort katheter in mooi Nederlands: een reservoir met membraan en een slangetje eraan dat in een ader uitkomt. Het ziet eruit als een onderhuidse drukknop. Geen gesukkel meer met het zoeken naar de juiste ader in mijn arm. Met één welgemikte prik in mijn port-a-cath kunnen ze bloed halen waar het zit en het gif brengen waar het moet zijn. "Waar zit de jouwe?". Zet vrouwen met borstkanker samen en je krijgt heel aparte conversaties. Op een tafeltje naast m'n bed ligt het scenario. Leiding 1, 10 min. spoelen, leiding 2, Endoxan, leiding 1, 10 min. spoelen, leiding 2, Farmorubicine en zo verder. Loodgieterij op hoog niveau. Drie infuzen moest ik krijgen in totaal. Bij de eerste voel ik kriebels in mijn neus. Bij de tweede infuus is het gedaan met kriebelen. Dit is de gevreesde rode zak, de kwaadste van de drie, weet ik van mijn lotgenotes. Het vocht in mijn leiding is rood, de zak over het infuus is dat ook, om het product tegen het zonlicht te beschermen. Ik krijg een ijsje en een voorraad ijsblokjes om mijn mond koel te houden, zodat er minder bloeddoorstroming is en de schade - ontstekingen in de mond en slikproblemen achteraf - beperkt blijft. Het ijsje gaat er vlot in, de ijsblokjes niet. Probeer maar eens zeven ijsblokjes op te zuigen terwijl je gaandeweg misselijk wordt. De hond van Pavlov blaft. Ijsblokjes en misselijkheid zullen voor de rest van mijn leven aan elkaar gelinkt zijn. On the rocks" ik kan het niet meer zien of horen. Na de rode zak is het derde infuus een fluitje van een cent. Nog even naspoelen, leiding 1, en ik mag naar huis. Licht euforisch, de cortisone in mijn lijf doet wonderen. De volgende morgen begint de miserie. Ik word misselijk wakker. Zwijg me van de ochtendstond die goud in de mond heeft.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.