De mooiste Gregoriaanse melodie die mij uit mijn kindertijd bijbleef, is die van het Dies irae. Het Dies irae werd gezongen tijdens de uitvaartmis. Het is de smeekbede van de gestorvene aan God om op de Dag des Oordeels toch medelijden te hebben met hem, arme zondaar. Het kerkkoor zong het namens hem of haar die voor in de kerk tussen de kaarsen opgebaard lag. Als het koor dat zong, hoe vals ook, verplaatste ik mij - ik was inmiddels misdienaar - in de positie van de mij verder totaal onbekende overledene en boog mij nog dieper voor de treden van het altaar, want ik was, dat wist ik maar al te goed, vaak stout. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De tekst van het Dies irae vond ik nogal luguber maar de melodie niet. Die was zo lief, zo droevig, dat de Lieve Heer wel meelij moest hebben. Het lied werd niet zoals het In paradisum op weg naar het kerkhof gezongen, over het krakend grind, langs de waaiende bomen, maar binnen in de kerk en opnieuw voelde ik de armen van het kerkgebouw om me heen: er was ontferming. Dat hoorde je in de melodie.
Het is altijd mijn favoriete Gregoriaanse melodie gebleven. Ik zong hem later bij wijze van eigen popsong met de piano, het harmonium of het orgel. Mijn vader zei dan dat ik het fout speelde. Ik maakte er d-mineur van en stopte er een modulatie in naar a-klein. Dat deden al die kerkorganisten ook en dat stoorde hem. Het Gregoriaans mocht in feite niet eens begeleid worden, dat was a capella zang. Dies irae, zei mijn vader, was de allervolmaaktste Gregoriaanse melodie; het stond in de diatonische kerktoonladder van d, daar kwamen geen modulaties (geen chromatiek) in voor. Mijn vader verdedigde het zuivere Gregoriaans. Dat was middeleeuws. Helder, licht middeleeuws, zoals de monniken van Solesmes hem dat leerden.
Dies Irae is nu verdwenen uit de uitvaartliturgie. Maar ik blijf het jammer vinden.
|