Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Als je in het bos een
duidelijke, stevige roffel hoort weerklinken met snelle (beitel)slagen, dan mag
je besluiten dat er een grote bonte specht in de buurt is. Na elke
drumprestatie kijkt hij rond om na te gaan of de kust nog veilig is.
Zowel de vrouwtjes als de
mannetjes hebben zwart, rood en wit in hun verenpak, wat vrijwel ongewoon is in
het vogelrijk. Doorgaans zijn de vrouwtjes een pak minder fel gekleurd, omdat
zij niet zo mogen opvallen wanneer ze bij hun eieren of jongen aanwezig zijn.
Grote bonte spechten maken
echter hun nesten in boomstammen waardoor ze toch opvallende kleuren mogen
dragen.
Tijdens het baltsgedrag schudden
beiden eerst met hun koppen naar elkaar om hun sekse kenbaar te maken en dan
achtervolgt het mannetje het wijfje met een spiraalvormige vlucht rond de
takken.
Beide vliegen ook met een
speciale beverige vleugelslag van boom naar boom, waar de achtervolging rond
de takken opnieuw begint.
Tijdens het broedseizoen
heeft de grote bonte specht een territorium nodig dat ongeveer 40 ha beslaat;
dit is behoorlijk minder dan zijn soortgenoot, de groene specht, die aanspraak
maakt op een domein van 100 ha.
Niettegenstaande zijn
grondgebied kleiner is, is het mannetje binnen de spechtensoorten een hoogwaardigheidsbekleder,
want hij heeft een rood kardinaalspetje op zijn achterhoofd staan. Het wijfje
is verstoken van dit ornament, alhoewel ze het in haar jeugd wel heeft gehad.
Alle jongen hebben een
mooi satijnrood petje, maar enkel bij de mannetjes blijft er later iets van
over.
Om zijn aanwezigheid
kenbaar te maken, heeft hij binnen zijn residentie, zorgvuldig enkele goed
resonerende takken of stammen uitgekozen. Die vormen zijn vaste drumstellen en
daarmee maakt hij indruk op zijn buren en soortgenoten.
Met zijn geroffel lokt hij
ook een wijfje. Het gebeurt dat meerdere wijfjes slaags geraken om het begerenswaardige
mannetje.
De dames zitten elkaar dan
meestal laag bij de grond rond de voet van de stam achterna.
Het populaire seksidool
laat gewoon begaan en bemoeit zich niet met dit bekvechten.
Als het wijfje tot paren wordt
verleid, wordt het nest gekozen.
Het voorbereidend werk is
reeds door het mannetje verzorgd en doorgaans neemt hij ook de verdere afwerking
voor zijn rekening.
Slechts af en toe steekt
het wijfje een beitelslagje toe, maar meestal beperkt zij zich tot het
inspecteren van het resultaat en tot het verwijderen van de spaanders. Het hakkenwerk
duurt een 3-tal weken tot een maand. Als het hol klaar is, heeft het een diepte
van 25 tot 30 cm en is het ongeveer 15 cm breed.
Het broednest wordt
bekleed met spaanders en het vrouwtje legt ergens tussen april en juni 4 tot 7
glanzend witte eieren, die zij overwegend alleen uitbroedt in 12 tot 16 dagen.
Binnen de 24 uur zijn alle
jongen uitgekomen en zij leggen allen hun kopjes over elkaar zodat zij een
soort warmtepiramide vormen. Daarna voeden beide de hongerige magen en na 20
tot 24 dagen verlaten de jongen het nest.
Een spechtenhol met jongen
hoor je, voor je het ziet. Dat kleine grut maakt ongelooflijk van zijn oren om
voedsel te krijgen. Ze moeten ook niet bang zijn om zich te laten horen, want
geen enkele predator kan de woning binnendringen. Eigenaardig daarbij is dat de
jonge spechten vóór het uitvliegen zachtjes tegen de binnenwand van het hol
kloppen, al weet men tot op heden nog niet waarom ze dit doen.
Zelfs nadat ze de
ouderlijke woning hebben verlaten, blijven de kleintjes nog om voedsel bedelen
en dat lukt nog ook gedurende 8 tot 14 dagen. Daarna moeten zij definitief op
eigen vleugels vertrouwen.
De jongen worden
hoofdzakelijk gevoed met rupsen en larven. Deze laatste worden met de lange
tong die eindigt op een verhoornde harpoenpunt met weerhaken, diep uit hun
gangen gehaald. Maar ook kannibalisme komt voor. Als er wat te weinig rupsen en
larven zijn, hakt de specht nestkasten open waarin mezenjongeren piepen en
voeren de pasgeboren meesjes in stukjes aan hun eigen jongen.
Later, als de jongen zijn
uitgevlogen en er minder insecten zijn, schakelen ze over op zaden, die ze
overwegend uit dennenappels halen. Ze plukken de mastentoppen uit de bomen en
vliegen ermee naar een vaste plaats. Doorgaans is dit een gevorkte tak, een
spleet of een zelfgemaakte nis in een eikenboom. De dennenappel wordt
vastgeklemd en de specht peutert de zaden eruit. Eens leeg gehaald, laat hij de
mastentop vallen en zo zie je soms tientallen dennenappels onder een eikenboom
liggen. Dan weet je dat hier een spechtensmidse aan het werk was.
Men heeft ook vastgesteld
dat de bonte specht er een eigenaardige manier van slapen op nahoudt. Het
slapengaan en ontwaken verloopt volgens een vast ritueel. De bonte specht gaat
op een vast tijdstip slapen dat afhankelijk is van de lengte van de dag. De
tijd tussen zijn verdwijnen in zijn slaaphol en het invallen van de duisternis,
is telkens even lang.
Hij zet zich niet neer,
maar hangt zicht tegen de kant, juist onder het vlieggat. Dan zet hij zijn
veren op, steekt zijn kop onder zijn vleugels en slaapt tot het eerste
ochtendgloren.
Bij het eerste daglicht
steekt hij voorzichtig zijn kop uit het vlieggat en verkent hij eerst geruime
tijd de omgeving.
Wanneer alles veilig is, klimt
hij het hol, maakt dan zeer uitgebreid ochtendtoilet en vliegt dan luid roepend
zijn gebied in.
Wie een eerder verschenen
artikel in het archief wenst op te diepen kan terecht op:
16/10/2010 De grote bonte specht
Een kort filmpje van Pieter Cox in zijn eigen tuin:
De putter komt
oorspronkelijk voor in tamelijk open gebieden met bomen en struiken, langs
zonnige randen van vochtige loofbossen, in parklandschappen, heggen,
boomgaarden en tuinen, zéker als men er een rijke vegetatie aan composieten
aantreft (distels, paarden- & zonnebloemen, kaardenbollen). Deze planten
produceren immers de zaden waarvan de putter vrijwel geheel afhankelijk is.
Alleen de jongen krijgen tijdens hun groei ook veel eiwitrijke insecten en
spinnen.
Putters zijn sociale en
praatgrage vogeltjes die vrijwel altijd in groepen of kleine familieverbanden
leven en gezellig met elkaar kwetteren terwijl ze voedsel zoeken in een
onkruidrijke berm.
Distelvinken houden van
verwilderde plekjes, afgelegen hoekjes en verlaten boerderijen, leegstaande fabrieken
en verwaarloosde tuinen. Wellicht heeft dit te maken met hun behendigheid om in
hoog onkruid aan dunne, zwiepende stengels te hangen om er de zaden uit te
pikken.
Een volwassen putter is
meteen herkenbaar aan zijn rood/wit/zwart koppatroon; de snavel is lang en
spits en eveneens wit. Zijn inktzwarte vleugels vertonen een felgele brede
baan, duidelijk waarneembaar tijdens de snelle, wendbare en golvende vlucht.
Alle vinken zijn zaadeters,
maar het bemachtigen van diverse zaden vraagt telkens een andere aanpak. Zo
zijn sommige vinken notenkrakers. De snavel van de putter is een scherp
precisiewerktuig, ideaal om in de stijf verpakte zaadhoofden van distels en
klissen te prikken en er het fijne, pluizige zaad uit te halen.
Je kan de putter naar de
voedertafel lokken door onkruidzaden, gemengd strooizaad, etensresten en
zonnebloempitten te strooien.
In het voorjaar neemt de
mannetjesputter een nestelplaats in een bos of boomgaard in beslag en verdedigt
deze tegen ongewenste belagers. Hij zingt luidkeels, vanaf hoge uitlijkposten
en imponeert in trage zangvluchten.
De zang is een riedelende,
kwetterende versie van de roep, die kenmerkend vloeiend en slepend weerklinkt. Een
door zijn zang aangelokt vrouwtje mengt zich in de hofmakerij, waarbij beide
vogels hun vleugels spreiden en zich draaien om de gouden streep te laten
flitsen.
Vervolgens bouwt het
vrouwtje een buitengewoon keurig, komvormig nest van geweven gras, haren en
spinrag, bekleed met wol en disteldons. Het bevindt zich meestal op een dunne
takkenvork, verscholen tussen de bladeren.
Ze broedt de 4 tot 6 eitjes
in haar eentje uit en blijft 2 weken op het nest zitten terwijl het mannetje
haar van voedsel voorziet.
De kale jongen zijn
vliegvlug als ze zon 2 weken rijp zijn en verlaten rond die tijd het ouderlijk
nest. De ouders blijven hen echter nog ongeveer een week voeren alvorens ze
voor een 2de legsel vertrekken.
Wie een
eerder verschenen bijdrage in het archief wenst te raadplegen, kan via de
zoekrobot het artikel vinden
18/04/10De putter of de distelvink
Leuk en leerrijk filmpje:
De distelvink dichtbij de cameraGerrie van der
Meulen
De roerdomp is een
middelgrote maar forse reigerachtige vogel die door zijn perfecte lichtbruine
schutkleur in het dichte rietland niet opvalt.
Hij verblijft in
uitgestrekte rietmoerassen met zuiver water en stabiele waterstand.
In de winter komt hij ook
in grote zeggenvegetaties en natte ruigtes voor.
Overdag houdt hij zich
goed verscholen in de moerasvegetatie, waar volledig op zijn verenkleed vertrouwt
om onopgemerkt te blijven. Het verenkleed is bruin van kleur met een
ingewikkeld patroon aan zwarte V-vormige vlekken en strepen. De kruin is zwart;
hij heeft ook een zwartige snorstreep.
Op de onderdelen is hij
lichter met duidelijke lengtestrepen.
De mysterieuze vogel heeft
grote groene voeten met lange tenen die hem een houvast bieden wanneer het
lichaam ver naar voren wordt gebogen en helpen om houvast te vinden aan
rietstengels boven het wateroppervlak.
Leunt bij het vissen
voorover en beweegt het lichaam zijdelings heen en weer. Dan staat hij stil of
stapt langzaam vooruit op zoek naar vis, die hij op gekende reigerwijze vangt
met een stoot van de dolkvormige snavel. s Morgens vroeg en s avonds zoekt
hij ook amfibieën en ongewervelden langs meer open water.
De vogel haalt een
lichaamslengte die varieert tussen 70 en 80 cm; de spanwijdte wisselt tussen
120 en 140 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 900 en 1 100 g.
Het nest is een grote
stapel rietstengels. De 5-6 eieren komen na 25-26 dagen uit.
Tijdens de vlucht ziet hij
er plomp uit met brede vleugels en korte en vooral niet gebogen nek.
Bij gevaar neemt de
roerdomp de zogenaamde paalhouding aan, waarbij de vogel de kop en de hals
omhoog richt en daardoor vanwege de zwarte lengtestrepen, nauwelijks van het
riet te onderscheiden is. Dit effect wordt nog versterkt doordat de vogel de
kop met de bewegingen van het riet mee beweegt.
Hoewel de roerdomp zich
maar zelden laat zien, is de roep van het mannetje in de broedtijd geregeld te
horen. De roep is een laag en diep keelgeluid (whoemp), dat klinkt alsof er
over de hals van een grote fles wordt geblazen en vaak tot op kilometers
afstand te horen is.
Wie een
eerder verschenen bijdrage wenst te raadplegen kan onderstaand artikel in het
archief opsnorren.
05/12/09 De roerdomp
Volgens bioloog Geert is
er nog een vogel luider dan de meeuw, namelijk de roerdomp, een reiger die zich
amper laat zien omdat hij continu in het riet vertoeft. Daarna krijgen ze in
het natuurpuntcentrum in Opglabbeek de kans om een roerdomp in het echt te
zien.
Ondanks zijn naam is de grasmus, evenmin als de heggenmus, helemaal niet nauw verwant aan de huismus.
Deze zomergast is vooral bewoner van ruige gebiedjes (bos- & akkerranden, heidevelden) met hoog opschietende onkruiden, afgewisseld met braam- en doornstruiken, meidoornhagen, kreupelhout, heggen, .
Dergelijke terreinen hebben vaak een tijdelijk karakter en men kan de grasmus als een pionierssoort van jonge vegetaties beschouwen. Door ruilverkavelingen en anderen methodes om de grond optimaal te benutten, verdwijnen er in onze streken steeds meer voor de grasmus geschikte broedterreinen.
De grasmus zit dikwijls half verborgen tussen de begroeiing en hoewel de vogel schuw is, verraadt hij zichzelf door zijn roep en komt uiteindelijk tevoorschijn om toe te geven aan zijn onbedwingbare nieuwsgierigheid.
Daarnaast is met name in Engeland in 1969 een enorme achteruitgang in de populatie geconstateerd, die vermoedelijk is terug te voeren op de verwoestende droogte in de overwinteringsgebieden van de grasmus, o.a. in de Sahel-zone.
Opvallend aan het verenkleedje van het mannetje is de vaalblauw grijze kop, de witte oogkring, de vaak opstaande kruinveren, de witte keel en roestkleurige vleugels met zwartige strepen. De bleke onderzijde is roze-achtig op de borst. De witte buitenste staartveren van de grasmus zijn bij het vliegen duidelijk zichtbaar.
De grasmus haalt een lichaamslengte van 14 cm; heeft een spanwijdte die varieert tussen 19 en 23 cm en bereikt een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 12 en 18 g.
De grasmus vangt insecten (vooral kevers), spinnen en rupsen tussen de bladeren van lage doornstruiken met dichte kruidenvegetatie; eet in de herfst veel bessen en wat zaden. Doortrekkende grasmussen duiken in de herfst op tal van plaatsen op, waaronder in tuinen waar ze graag de bessen van de kamperfoelie eten.
Zodra de grasmussen in de 2de helft van april, weer in onze streken zijn aangekomen, bakenen de mannetjes hun territorium af.
Tijdens de korte baltsperiode brengt het mannetje zijn kort, aangenaam klinkend liedje op opvallende plaatsen of tijdens de onstuimige, dansende baltsvlucht ten gehore.
De grasmus geeft de voorkeur aan ruig terrein en zingt gewoonlijk op een in het oog lopende plaats.
Het nest, een klein holletje van twijgjes en gras, dat doorgaans goed verborgen zit tussen dichte begroeiing, bevindt zich vaak in overgroeide sloten en greppels met brandnetelbosjes of te midden van doornig struikgewas.
Gewoonlijk worden tijdens de periode april juli 2 legsels van 4-5 eieren geproduceerd. De jongen worden ca. een dozijn dagen in het nest verzorgd.
Voornaamste oorzaken
waarom de roodkopklauwier zich steeds verder naar het zuiden terugtrekt, zijn
de slechte weersomstandigheden en de verdwijning van hun favoriete biotoop:
oude boomgaarden en boomsingels in open landschap.
De roodkopklauwier is
doorgaans moeilijk te vinden, als hij zich in het dicht struikgewas verbergt.
Hij geeft de voorkeur aan agrarische gebieden met verspreide bomen, hoge
heggen, struikachtige hellingen of aromatische heidevelden, met doornige bosjes
en bomen in het Middellandse Zeegebied.
De roodkopklauwier, een
zomergast en zeer schaarse broedvogel in onze streken, wordt gemakkelijk
geïdentificeerd door de roestrode kruin en nek en de witte schouderveren, zwart-witte
rug en witte buik. De lichaamslengte varieert tussen 17 en 19 cm; de spanwijdte
reikt tussen 25 en 30 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 25 en 35 g.
De geslachten zijn vrijwel
gelijk, maar het wijfje is iets matter van kleur.
Net als de meeste
klauwieren zit de roodkopklauwier graag op een hoge uitkijkpost, zoals in boomtoppen,
op palen, draden, van waar hij de omgeving afspeurt en plots met een
duikvlucht zijn prooi verrast.
De roodkopklauwier vliegt
meestal rechtlijnig. Het vliegbeeld wordt bepaald door de zwart-witte
vleugeltekening, de witte stuit en de witte staartranden.
Vanaf deze zitpost jaagt
hij op zich op de grond of in de lucht bevindende prooidieren; hoofdzakelijk
insecten (voornamelijk kevers), maar ook kleinere vogels of andere gewervelde dieren,
zoals kikkers en hagedissen.
De zang is een onderdrukt
gekras met korte kwetterende harde tonen, verweven met imitaties van andere
vogels. Bij de balts staan paren tegenover elkaar, hun kop op en neer bewegend
en roepend. De zang is een mengeling van riedels en rauw gekwetter.
Het stevige nest bevindt
zich doorgaans op enkele meters hoogte in een boom en is met fijn materiaal (haar
en wol) gevoerd.
Het wijfje broedt de 4-7
eieren in circa 15 dagen alleen uit, maar wordt door het mannetje gevoerd. De
jongen, die zeer gevoelig zijn voor kou en regen, verlaten na ruim 2 weken het
nest. Roodkopklauwieren overwinteren in de Afrikaanse savanne, onder meer in de
Sahel.
De maatschappelijke vraag naar meer natuur is reusachtig
Geraadpleegde
bron: persbericht: Houten reus inspireert Vlaamse politici voor meer natuur
In de aanloop naar de
verkiezingen verzamelde Natuurpunt meer dan 10 000 opdrachten voor het
natuurbeleid van de nieuwe regering.
Hieruit blijkt dat de
Vlaming erg bezorgd is over de toestand van de natuur en dat bereikbare,
dichtbijgelegen natuur een prioriteit is.
Voor heel wat mensen
brengt wandelen en fietsen in de natuur rust in het hectische leven van alledag
en is het een blijvende bron van creativiteit.
Toch vinden 3 miljoen
Vlamingen geen natuur op wandelafstand van hun woning, zo bleek uit gegevens
van het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoeken (VITO). De nood aan
natuur dichtbij is hoog, terwijl het aanbod laag is.
De CosmoGolem, een
gigantische, houten antropoïde sculptuur, is het geesteskind van kunstenaar
Koen Vanmechelen. De houten helper en boodschapper van hoop, die de opdrachten
voor meer natuur in zn hart zal sluit, zal ze vervolgens via een indrukwekkend
beeld- en klankspektakel aan de wereld overbrengen.
Met een 30-tal beelden
verdeeld over de hele wereld (o.m. in Nederland, India, Zimbabwe, Tanzania,
Polen Chili en België), groeit de GosmoGolem uit tot een baken van hoop en evolutie,
die beoogt als een universeel symbool voor mensen- en kinderrechten te worden
aanzien.
De Cosmogolem is leeg en
in het luikje van zijn hart kunnen mensen hun dromen en wensen achterlaten.
Door daarmee over de planeet te bewegen, stimuleert hij culturele diversiteit
en slaat hij bruggen tussen verschillende culturen.
Door over de planeet te
bewegen, op zoek naar plaatsen waar hij hoop kan brengen aan mensen in nood,
zet de CosmoGolem mensen aan tot beweging.
Op deze manier krijgen
minderheidsgroepen en kinderen een gezicht en een eigen sterk symbool en worden
gemeenschappen in hun identiteit versterkt.
De reus werd vervaardigd
uit duurzaam kastanjehout door de sociale werkplaats van Natuurpunt in Ekeren.
Om de 4 m hoge constructie te bouwen werd reeds ruim 4 000 euro ingezameld
via crowdfunding.
Waterpiepers, behoren tot
de familie van de kwikstaarten en zijn echte bergvogels, die evenwel alleen s
zomers op hoge bergweiden voorkomen en dan boven de boomgrens leven in de
Pyreneeën, de Alpen en de Balkan.
In de winter, van oktober
tot eind maart, zakken ze af naar de Europese valleien en laaglanden.
Hoewel water- en
oeverpiepers ogenschijnlijk nauw verwant lijken, hebben beide soorten een
totaal verschillende verspreiding qua broedgebied en biotoopkeuze, het hele
jaar door.
Ze zijn het makkelijkst te
onderscheiden aan de hand van hun habitat: waterpiepers komen voor in de buurt
van drassige weilanden, akkers, langs rivieroevers en sloten.
Oeverpiepers kom je
uitsluitend tegen langs de kust.
De slank gebouwde waterpieper
heeft op de grijzige kop een heldere witte wenkbrauwstreep, weinig tekening op
kin en keel, witte buitenste staartpennen, donkere loodgrijze poten, met een vrijwel
of geheel ongetekende roos getinte borst. De donkerbruine rug is zwak
gestreept; de donkere staart vertoont witte randen. Tijdens de vlucht met
krachtige, snelle vleugelslagen, vallen de twee scherp afgelijnde witte banden
op de donkere vleugels op.
De lichaamslengte wisselt
tussen 15 en 17 cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 28 cm; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 20 en 36 g.
Deze erg schuwe
wintervogels bezoeken modderige oevers van reservoirs, rietkragen en moerasgebieden,
die heel anders zijn dan hun zomerse verblijfgebieden alpenweiden en met
keien bezaaide hellingen rond de sneeuwgrens.
Waterpiepers vangen
insecten op de grond, waden ook in ondiep water, draaien steentjes en wier om;
soms vangen zij insecten in de vlucht met een sprongetje of korte
jachtvluchten, zoals kwikstaarten dat wel vaker doen.
Tijdens de balts zingen
mannetjes in de vlucht, stijgen hoog op en zweven als aan een parachute naar
beneden.
Het nest is een met gras
gevoerde kom op de grond op een beschutte plaats onder stenen of planten. De
broedperiode spreidt zich over de maanden april juli en het aantal legsels
beperkt zich tot één, maximum twee. De 4 tot 6 eieren komen in 14 tot 15 dagen
uit. De jongen vliegen na nog eens 14 tot 15 dagen uit.
Kenmerkend voor de
boerenzwaluw is zijn lange, diepgevorkte staart en zijn rode keel.
De rug is glanzend
blauwzwart en de buik roomkleurig.
De boerenzwaluw heeft het
duidelijk ook erg moeilijk om stand te houden.
Nu bedraagt de populatie
in Vlaanderen nog 20 tot 30 000 broedparen. In de jaren 70 waren er dit
nog 100 tot 200 000.
Qua biotoop gaat de
voorkeur van de boerenzwaluw uit naar een landelijke omgeving met boerderijen en
stallingen, waarbij de aanwezigheid van vee, vooral grote grazers als runderen
en paarden, belangrijk is. Boerenzwaluwen broeden vrijwel uitsluitend in
stallen en gebouwen op de boerenerf.
Het voortbestaan van de
soort ligt volledig in de handen van de landbouwers. Meer en meer sluiten deze
hun stallen hermetisch af, doorgaans om hygiënische redenen. De open stallen
van vroeger, waar zwaluwen vrije toegang hadden, worden alsmaar zeldzamer.
Ook de schaalvergroting in
de landbouw speelt de boerenzwaluw parten. Kleine bedrijven met veel kleine
stallen verdwijnen en maken plaats voor enorme gebouwen, vaak in metalen
constructies, waarbinnen het moeilijk is om nesten te bouwen.
Kleine stallen van
hobbyboeren onder meer voor paarden en schapen bieden hier en daar een
alternatief.
Het gebruik van pesticiden
is een bijkomende nadelige factor voor een insecteneter als een zwaluw.
Vanaf medio maart komen de
vogels aan in onze streken en het duurt niet lang voor ze aan hun nest beginnen,
dat een schotelvormig, open kommetje van aarde is, vermengd met speeksel en
strohalmen. De binnenkant wordt bekleed met strootjes en veren.
De boerenzwaluw heeft 2,
maximaal 3 broedsels per jaar.
De najaarstrek kan al
beginnen in de eerste helft van augustus, maar de meeste vogels vertrekken in
september of begin oktober.
Een deel van de
boerenzwaluwen trekt tot in Zuid-Afrika, 6 000 km van de broedplaats.
Een boerenzwaluwnest heeft
de vorm van een vlakke lemen schaal, die ze bouwen vanaf een steun: een
uitspringend muurtje, een balk, een richeltje, een lamp, een spijker, .
Als dergelijke
nestgelegenheden niet voorhanden zijn, kan je in geschikte donkere hoekjes beschut tegen tocht en vocht kunstnesten
aanbrengen of latjes van circa 10 cm lang, tenminste 2 cm breed of houten
L-vormige profielen aan de muur bevestigen, buiten het bereik van katten,
ratten en muizen.
Verder moet de stalling
overdag permanent toegankelijk zijn, bv. via een open raam, deur of
verluchtingskoker. Deze opening moet minstens 30 cm breed zijn en 10 tot 15 cm
hoog, omdat de boerenzwaluw altijd vliegend de stal binnenkomt.
Boerenzwaluwen houden niet
van geverfde muren; het kalken van muren is echter wel geschikt, want dit geeft
een uitstekende absorberende achtergrond om het nest tegen te bouwen.
Kunstnesten voor
boerenzwaluwen zijn nestkommetjes gemaakt van houtbeton of een ander hard
mengsel van pleistermateriaal en zaagsel.
Boerenzwaluwen zijn echter
nogal eigenwijs en laten zich niet zo snel tot broeden verleiden met een
kunstnest.
De bezettingsgraad is
doorgaans laag en ze durven naast een kunstnest zelf een eigen nest bouwen.
Aangezien boerenzwaluwen
frequent naar hun eigen nest van het vorige jaar terugkeren, moeten die altijd
gespaard blijven.
Tegenwoordig zijn alle
erven en wegboorden verhard of geëgaliseerd en de meeste aarden veldwegen zijn
verdwenen. Hierdoor zijn er nog weinig modderplaatsen te vinden waar zwaluwen
nestmateriaal kunnen halen. Ook bij droog weer tijdens de nestbouwperiode kan
het moeilijk zijn om binnen een redelijke afstand van de nestplaats modder te
vinden.
Je kan de boerenzwaluwen helpen
door in de buurt van hun nestgelegenheid een ondiepe plas met modder te maken,
door een paar emmers leem en zandleem op een stuk landbouwplastic te gooien,
die je in april en mei nat houdt.
Leg er wat stro, hooi of
pluimpjes bij. Zorg dat deze open plek ruime aanvliegmogelijkheden toelaat,
zonder dichte vegetatie in de nabijheid, zodat katten de vogels niet kunnen
verrassen.
Zwaluwen hebben massas vliegende
insecten nodig om zich te voeden. Het aanbrengen van een laag stro in de stal
en een goede ouderwetse mesthoop buiten kan een gunstige invloed hebben. Buiten
de stallen kan het voorzien van wilde hoekjes met overvloedige vegetatie wilde
planten en bloemen voor een extra bron aan insecten zorgen.
Wie eerder verschenen
artikels wenst te raadplegen, kan in het archief de volgende bijdragen
opsnorren.
Geraadpleegde bron: De Standaard rubriek wetenschap Pieter Van Dooren
Ouder zijn heeft niet enkel nadelen. Je bent ook bedachtzamer en wereldwijzer, waardoor je evengoed komt waar je wil zijn. Dat geldt voor mensen, maar evenzeer voor vogels.
De zwarte wouw een roofvogel uit de familie van de havikachtigen trekt jaarlijks naar Afrika. Omdat hij in Europa broedt, zijn we geneigd om hem als Europese vogels te beschouwen.
De oudere vogels zijn efficiëntere vliegers dan de jonge, omdat ze beter de voordelen van gunstige winden en thermiek hebben leren benutten.
Waarom zijn oudere vogels betere trekkers?
Intussen hebben wetenschappelijke onderzoekers, waaronder vaste-stof-fysici en nano-technologen, niet stilgezeten. Fabrizio Sergio en collegas van het Donana-natuurreservaat in Andalusië gebruikten zendertjes om 92 zwarte wouwen, tussen 1 en 27 jaar oud, jarenlang gedurende 364 trektochten te volgen,.
Uit een eerste conclusie bleek dat individuele vogels bijleren, maar de domste minder overlevingskansen en ook minder nakomelingen hebben omdat ze vaak al de dood vinden voor ze aan broeden toekomen. Zwarte wouwen beginnen met broeden tussen hun 3de en 6de levensjaar.
Vliegen is een kunst
De onderzoekers ontdekten dat vliegen moeilijker is dan gedacht. Ook na jaren leerden de vogels nog steeds bij en werden hun vluchten nog steeds efficiënter. De kunst bestaat erin de bellen van stijgende lucht te vinden, zo lang mogelijk in spiraalvlucht hoogte te winnen om dan in glijvlucht naar de volgende thermiekbel te zweven, liefst met zoveel mogelijk rugwind onderweg. Elke uitgespaarde vleugelslag is immers bezuinigde energie.
Wanneer de vorsers de gps-gegevens van de proefvogels in kaart brachten, bleken de oudere vogels veel beter een succesvolle vluchtroute te kunnen uittekenen.
De vogels vertrokken uit Afrika tussen eind januari en eind juni. Hoe ouder, hoe vroeger ze vertrokken. Tot hun 7de jaar vervroegde hun vertrekdatum elk jaar; nadien bleef hij stabiel.
Onderzoeksresultaten laten toe gevolgen klimaatopwarming voor vogels in te schatten
Doorvroeger te vertrekken, kunnen de vogels het onderweg rustiger aandoen, zonder zich nodeloos uit te putten. Gemiddeld vliegen ze 18 dagen, 8 ½ uur lang en 200 km/dag met een tussenstop van een 3-tal dagen. Naarmate ze ouder worden, vliegen ze minder km/dag.
Ze kiezen vaak minder de kortste route en opteren voor een weg die minder energie kost.
Het moeilijkst voor de vogels is omgaan met dwarswinden. Jonge vogels drijven onderweg veel meer oostwaarts af, het Afrikaanse binnenland in. Vanaf 3 jaar leren ze gebruik te maken van rugwinden, waardoor hun route een stuk rechter wordt
Vanaf 7 jaar gebruiken ze de rugwind meer minder. Dat lijkt bizar, maar nu snappen ze dat de kortste route niet altijd de beste is en dat je een nuttige thermiek maar beter niet links laat liggen.
Wanneer ze in de herfst terugvliegen naar Afrika, hebben ze het gemakkelijker, omdat er dan meer thermiek beschikbaar is en betere rugwind. Ze halen dan een snelheid van260 km/dag, stoppen niet meer dan een ½ dag en zijn in 11 dagen ter plaatse. Tijdens deze trek is er minder verschil tussen de leeftijden, omdat het ook met weinig ervaring prima te doen is. Dat de ouderen toch eerder vertrekken, is veeleer omdat de jonge wouwen wat langer in Europa blijven om al een goede broedplaats voor volgend jaar te zoeken.
Volgens de onderzoekers zijn hun resultaten niet enkel interessant voor vogelliefhebbers, maar helpen ze ons beter te voorspellen wat het effect van de komende klimaatopwarming op diverse vogelsoorten zal zijn, zodat we onze bescherming kunnen toespitsen op wie die het meest nodig heeft.
Wie de zwarte wouwen een prooi willen zien oppeuzelen, kunnen onderstaand filmpje bekijken
Als vogelfans zijn wij bijzonder begaan met het voortbestaan
van de huismussen. Daarom gaan wij als tellers 3 x per jaar na hoe het met het huismussenbestand is gesteld, via een
vast uitgestippeld telpuntentraject. Wenemen ook deel aan het jaarlijks huismussentelweekend en
verlenen sinds kort ook onze medewerking aan het Project huismussennestkasten van Vogelbescherming Vlaanderen in
samenwerking met Vivara. Inmiddels hebben we met de Kille Meutel Vogelvrienden
een eigen concept bedacht om huismussenpopulaties in kaart te brengen. Red de Zaventemse straatket! Help mee
huismussenpopulaties in stand houden!
Waar zijn er nog huismussen?
Komen er huismussen bij en groeit de kolonie of
verdwijnen ze omdat bv. daken hermetisch worden geïsoleerd, ramen of regenpijpen
worden vernieuwd of hersteld?
Komen er meer omdat er struiken en lage bomen worden
aangeplant of blijven ze net weg omdat groene
corridors met veilige dichte begroeiingen verdwijnen?
Wat trekt huismussen aan om te nestelen of waarom
verlaten ze een bepaald ooit huismussenrijk woongebied?
Al berust ons engagement integraal op
vrijwilligerswerk, toch wensen we het netwerkmoment
van 18/10/14 aan te grijpen als een volgende sensibiliseringsactie om voor ons lokaal ambitieus project nog meer actief meewerkende enthousiastelingen
te rekruteren. Jouw hulp en
interesse om ons bij deze taak te helpen is welkom.
Mocht je interesse hebben om aan onze verdere acties
mee te werken, neem dan gerust contact op met de leden van het kernteam:
Hoe we in 10 jaar tijd evolueerden van een
vriendenclubje tot een huismussenwerkgroep
is concreet verhelderd in een publicatie,
die we je van harte wensen te overhandigen tijdens onze bescheiden jubileumviering.
Graag blijven
wij nauw in contact met jou en met dit inschrijvingsstrookje bevestig je dat je
ookeen
exemplaar 10 jaar Kille Meutel
Vogelvrienden wenst (omwille van budgettaire redenen is de oplage
beperkt)
naam
voornaam
adres
tel
gsm
@-mail
Noteer hieronder welke rol je wenst te vervullen of doe gerust
een suggestie als je nog wat kwijt wil. Wij danken je alvast voor je gewaardeerde
belangstelling:
Europese vogelkijkers tellen dit weekend trekvogels
Geraadpleegde bron: Persberichten Natuurpunt
In meer dan
30 Europese en enkele Centraal Aziatische landen bezetten dit weekend
vogelkijkers heuvelruggen, rivierdalen en andere open ruimte om de vogeltrek in
kaart te brengen. Het is al de 14de keer in 21 jaar tijd dat
BirdLife de Europese simultaantelling organiseert.
Ook in ons
land wordt op tientallen telposten meegeteld. Natuurpunt en Natagora
coördineren de telactie in België. Met de gunstige weersvoorspelling worden dit
jaar extra veel roofvogels in het luchtruim verwacht.
Vogelexpert,
Koen Leysen, die de telling in Vlaanderen coördineert, meldt dat deze
grootschalige telactie Eurobirdwatch een schat aan informatie oplevert over de
jaarlijkse vogeltrek.
Vorig jaar
werden in ons land alleen 65 524 vogels van 132 verschillende soorten
geteld. Opvallend was het grote aantal kruisbekken. Dit jaar zouden er wel eens
behoorlijk wat roofvogels zoals buizerds en rode wouwen kunnen worden
waargenomen. Immers de weersvoorspellingen beloven de nodige thermiek en de
zuidoostenwind is ideaal om ze over ons land te loodsen.
Dit
evenement is tevens een uitgelezen gelegenheid om het grote publiek in contact
te brengen met de fascinerende tocht die onze vogelsoorten twee keer per jaar
ondernemen.
De vlucht
van de trekvogels is echter niet zonder gevaar. Zo zorgt verbreding van de
woestijngebieden in Afrika voor meer zandstormen en veroorzaakt de
klimaatverandering verschuivingen van de leefgebieden, terwijl niet elk
leefgebied de vogels de nodige rustplekken kan bieden.
Tot slot
heffen jacht en vogelvangst in de zuiderse landen een onaanvaardbaar hoge tol.
Zo werd vorig jaar vastgesteld dat voor de Egyptische kust met 10-tallen km
mistnetten een ware slachting aanrichtten, al worden dergelijke wanpraktijken
door BirdLife streng veroordeeld.
Per land en
per telpost krijg je op http://trektellen.org/
een overzicht te zien van de vogeltrektellingen uit Vlaanderen en Nederland,
maar ook uit Duitsland, Frankrijk, Spanje, Engeland, Denemarken tot zelfs Polen
en Georgië. Nieuw dit jaar is dat de tellers in Vlaanderen via een
Whatsapp-groep mekaar te velde op de hoogte kunnen houden en live de resultaten
aan mekaar kunnen doorgeven.
De Belgische
en Europese resultaten van de Eurobirdwatch-telling worden begin volgende week
verwacht.
Volgens
vogelkenner Pieter Cox vormt de Maatheide in Lommel een ideaal plekje om
trekvogels te spotten. Op de vliegroute treedt ter hoogte van deze telpost een
trechtereffect op, omdat de vogels, noch over het stadscentrum, noch over de
grote plassen wensen te vliegen. Elke dag staan er een vijftal tellers op post.
Naast de blikvanger, de rode wouw, hoopt Pieter Cox de redelijk zeldzame blauwe
kiekendief te zien.
Recordaantal
trekvogels in Belgisch luchtruim
Zaterdag
werd in ons land een recordaantal van 280 221 overtrekkende vogels geteld,
verdeeld over 143 verschillende soorten. Opvallend was het grote aantal
overtrekkende lijsters.
Overal in
Europa stonden groepjes vogelkijkers op uitgekiende observatiepunten klaar om
de overtrekkende vogels te tellen. In het totaal deden 40 landen mee, samen
goed voor 2.5 miljoen vogels, ruim 23.000 tellers en bijna 900 evenementen.
De meest
getelde vogels doorheen Europa waren de spreeuw, de meerkoet en de wilde eend.
Onderstaande
3 fotos zijn van Pieter Cox, de foto van de rode wouw van Wim
Dirckx
Planten zijn voor de
voortplanting en evolutie afhankelijk van de bestuiving van de bij. Groenten en
fruit zijn voor de bestuiving eveneens afhankelijk van de bij en bijenvolken
worden dan ook door imkerste huur aangeboden
aan groenten- en fruittelers.
Denk aan onze aardbeien,
kersen en bessen, maar ook paprika en courgette.
Ze bestuiven tevens
appelboomgaarden, bosbessenvelden, bonenplanten. Dit zijn allemaal producten
die alleen kunnen groeien met de hulp van de honingbij. Op sommige plaatsen in
de wereld is 85% van de
bijenpopulatie inmiddels afgenomen.
Bijensterfte neemt
wereldwijd alarmerend toe. In delen van China moeten fruittelers al
noodgedwongen met de hand bestuiven. Terecht wordt gesproken van een dreigende
wereldwijde bestuivingscrisis. Wetenschappers komen met uiteenlopende
verklaringen. Sommige schrijven de bijensterfte vooral toe aan
ziekteverwekkers, met als belangrijkste dader de varraomijt. Anderen zien de
opmars van een eencellige parasiet: Nosema ceranae.
Maar zijn deze
ziekten oorzaak of gevolg?
Franse bijenhouders
rapporteren consistent dat ziektes toenamen in gebieden waar het systemische
insecticide (een neonicotinoïde) werd gebruikt. Deze nieuwe generatie
gewasbeschermingsmiddelen pas je niet toe door bespuiting in het open veld,
maar door het dompelen van zaden in en fabriek.
Neonicotinoïden zijn in
al minieme concentraties giftig voor insecten al zijn ze niet giftig voor
andere soortgroepen, zoals vogels en zoogdieren.
Na het zaaien wordt de
werkzame stof in de gehele plant (systemisch) opgenomen en biedt langdurig
bescherming tegen etende en zuigende insecten.
Uit milieuoogpunt lijkt
het een ideaal gewasbeschermingsmiddel. Je hebt er veel minder van nodig en het
komt alleen daar terecht waar het werkzaam moet zijn.
De adder onder het gras
is dat het ook giftig is voor nuttige insecten. De werkzame stof komt
onverhoopt ook in stuifmeel en nectar terecht, die bijen nuttigen. Zonder er
acuut aan te lijden, verliezen blootgestelde werkster-bijen hun
oriëntatievermogen. Hierdoor vinden ze de korf steeds moeilijker terug en kunnen
daardoor minder goed hun taak volbrengen om het bijenvolk van voedsel te
voorzien. Het bijenvolkje raakt ondervoed en wordt vatbaarder voor ziekten en
plagen.
Italiaanse onderzoekers
denken te weten hoe neonicotinoïden precies de immuunrespons van bijen
aantasten. De resulterende overgevoeligheid voor virussen zou het tikje kunnen
zijn dat een toch al verzwakt bijenvolkje de das omdoet. Volgens hen heeft het
allemaal te maken met een tot nu toe onbekend eiwitcomplex dat op zijn beurt de
immuunrespons aanstuurt.
Britse onderzoekers verduidelijken
dat een combinatie van computermodellen en empirische gegevens aantonen dat er
bij bijenvolken sprake is van een kritisch stressniveau.
Zolang je daar ruim
onder blijft, compenseert de aanwas van nieuwe bijen de uitval als gevolg van
virusinfecties en andereziektes. Zit je
er boven dan klapt uiteindelijk de hele kolonie in elkaar. Die stress is dan
een optelsom van een hele reeks factoren, wat meteen bevestigt wat vele experts
al veel langer vermoeden: producenten van insecten werende gifstoffen gaan niet
vrij uit.
Wie eerder verschenen
bijdragen wenst te raadplegen, kan terecht in het archief:
18/08/10De mysterieuze verdwijnziekte
(bijenexpert Frans Jacob)
23/10/10 Aanpassen of opkrassen
(klimaatbiologen over biodiversiteit)
04/11/12 Bang van de natuur
01/09/13Wespen, Muggen en vliegen in beweging
12/06/13 Levensnoodzakelijke bestuivers
21/04/14Red de bestuivers! (honingbij
hommel)
03/08/14Bijenkasten
Er valt geen tijd meer
te verliezen teken nu deze dringende petitie: laten wij een luid mondiaal
gezoem weerklinken dat de VS oproept tot het verbannen van deze dodelijke
chemicaliën!
Geraadpleegde bron:
Gezinsleven in het dierenrijk Desmond Morris
Het voeren van jonge
vogels is een hele karwei.
Arenden en haviken
moeten het nest elke dag van enkele grote prooidieren voorzien en kleine insectenetende
vogels verzorgen soms wel 30 tot 60 maaltijden / u, wat in totaal kan oplopen tot
duizenden voedselvluchten per verzorgingsperiode.
Maar dit wil nog niet
zeggen dat alle vogels hun jongen
voeren.
Eenden, plevieren,
kippen en grootpoothoenders zijn bij het uitkomen al voldoende mobiel om meteen
zelf voedsel op te scharrelen.
Wat wel of niet eetbaar
is, leren ze met schade en schande, geholpendoor het voorbeeld van hun moeder. Sommige fazanten wijzen eetbare zake
met hun snavel aan om de jongen op weg te helpen.
Zangvogels, roofvogels,
uilen, spechten en pelikanen komen blind, naakt en hulpeloos uit het ei
tevoorschijn. Het enige wat ze in het begin goed kunnen, is de snavel
opensperren om te bedelen. Tijdens hun hele nestperiode zijn ze voor hun eten afhankelijk
van de ouders. En zelfs na het uitvliegen moeten ze soms nog weken lang worden
gevoerd, voordat ze echt zelfstandig zijn.
Zodra het volwassen
roodborstje op de rand van het nest neerstrijkt, spert het jong reikhalzend de
snavel open. De ouder hoeft het voedsel er alleen nog in te proppen.
Een kip geeft haar
kuikens niet veel hulp. Hooguit wijst ze met haar snavel geschikt voedsel aan
om het kuiken tot proeven aan te zetten.
Jonge pelikanen steken
hun kop diep in de grote slokdarm van de ouders om wat halfverteerde visjes op
te duiken.
Roofvogels, zoals
haviken en valken, brengen een grote prooi mee naar het nest. Hier scheuren ze
het voor de jongen in kleine stukjes.
Meeuwen vangen hu prooi
vaak op kilometers afstand van de broedkolonie. Bij terugkeer braken ze de
visjes voor de jonge vogels op.
In veel gevallen wordt
de ouder door de aanblik van felle signaalkleuren in of om de snaveltjes tot
voeren geprikkeld. Soms is alleen de lichtgekleurde snavelrand iets verbreed,
maar het kan ook ingrijpender. Zo draagt de roodkoppapegaaiaminde in zijn
mondhoeken paarlen reflectortjes, die in het donker nest enorm opvallen. Couas
bezitten tong- of gehemeltemerken.
Duiven voeden hun jongen
met zelfgemaakte melk.
De binnenwand van de
krop, die normaliter als voedselopslag dient, levert een dikke stof die qua
samenstelling sterk met zoogdiermelk overeenkomt. Hiervan leven de nestvogels
de eerste 4 dagen. Daarna eten ze er graan of ander vast voedsel bij. Dank zij
het hoge vet- en eiwitgehalte verzekert de kropmelk een graaneter als een duif
in zijn kwetsbare eerste levensstadia van een voedzaam dieet.
De krop is een
uitstulping van de slokdarm. Bij duiven is hij in 2 kamers verdeeld.
De kropmelkproductie
staat onder controle van prolactine.
Dit is hetzelfde hormoon
als zoogdieren voor hun melkstroomregulatie gebruiken.
Kolibries in het Engels bekend als hummingbird zijn de allerkleinste vogels ter wereld.
Ze zijn een familie van vogels uit de orde gierzwaluwachtigen, verblijvend in Noord-, Midden of Zuid-Amerika. Dat zij verwant zijn met gierzwaluwen blijkt uit de bouw van de vleugels; de ellenboog zit erg dicht tegen het lichaam, wat een krachtige vleugelslag mogelijk maakt.
Ze leven in diverse leefgebieden; van tropische regenwouden tot hete en koude woestijnen.
De kolibrie is één van de snelste vogels ter wereld. Het vogeltje slaat gemiddeld 50 x / sec met zijn vleugels, waardoor de kolibrie als enige vogel achteruit kan vliegen.
Studenten van de Stanford universiteit filmden divers kolibries op extreem hoge snelheid. De beelden kunnen worden gebruikt om perfecte robotvogels te ontwikkelen. De robotvogel is interessanter om in te zetten dan een drone.
Om de kolibrie in detail te observeren, gebruikten de studenten een Phantom-hogesnelheidscamera, die 3 300 frames / sec schieten op een hoge resolutie. De onderstaande video laat een nieuwe kant van de kolibrie zien. Wanneer dit vogeltje van een tak duikt, draait het zijn lichaam langs zijn ruggengraat. Dit gedrag zien we ook bij natte honden, die zichzelf droog proberen te schudden. Het schudden duurt een fractie van een sec en zou nooit kunnen worden gezien zonder behulp van dit soort technologische snufjes.
De mannetjeskolibrie is bont, meestal metaalachtig groen gekleurd, met een glanzend rode, blauwe of smaragdgroene keelkleur.
De kolibrie gebruikt zijn snavel voor hetopzuigen van nectar en stuifmeel uit bloemen. Verschillende soorten kolibries hebben diverse snavels. Zo is de snavel van de zwaardkolibrie bijna net zo lang als zijn gehele lijf: 10 cm lang. Daartegenover heeft de purperrugdoornsnavel maar een snaveltje van 5 mm. De haaksnavelkolibries hebben een sterk naar onderen gebogen snavel en de sabelsnavelkolibrie heeft een snavel die aan de top naar boven is gebogen. Iedere snavel is op een bepaalde bloemsoort gespecialiseerd, waardoor er geen concurrentie tussen de kolibrie-soorten optreedt.
Tussen de soorten komen grote verschillen in gewicht voor. De kleinste bijenkolibrie weegt amper 1.8 g. In Noord-Amerika weegt de meest voorkomende robijnkolibrie 3 g en is 7.5 cm groot.
Kolibries kunnen tot 15 jaar oud worden en keren ieder jaar naar dezelfde plaats terug.
Interessante kolibrie-weetjes:
·de kolibrie slaapt alleen s nachts, waarbij de lichaamstemperatuur enkele graden daalt om energie te besparen;
·ze hebben een sterke voorkeur voor oranje en rode bloemen;
·de hersenen nemen 4.2 % van het totale lichaamsgewicht in beslag; dit is de grootste proportie in het vogelrijk;
·kolibries zijn enorm intelligent en kunnen zich elke bloem herinneren waar ze ooit zijn geweest en hoe lang het duurt alvorens deze bloem zich weer vult met nectar;
·kolibries kunnen beter horen en verder zien dan mensen; ze kunnen echter niet ruiken
·de tong van een kolibrie heeft de vorm van een W en op het puntje zitten kleine haartjes, die helpen de nectar op te likken;
·het hart van de kolibrie slaat tot 1 260 x / min; in ruststand heeft het vogeltje een hartslag van 250 slagen / min;
·de kolibrie ademt in rust zon 250 x / min;
·de stofwisseling van een kolibrie verloopt 100 x sneller dan die van een olifant;
·kolibries hebben erg zwakke pootjes en kunne nauwelijks lopen;
·de lichaamstemperatuur van een kolibrie schommelt rond de 40 C°;
·30% van het lichaamsgewicht bestaat uit vliegspieren;
·een kolibrie van gemiddelde grootte heeft zon 940 veren;
·een kolibrie bezoekt zon 1 000 bloemen per dag om nectar te drinken;
·veel planten zijn voor hun bestuiving afhankelijk van de kolibrie; immers door zijn lange snavel en tong kan de kolibrie plekken in de bloem bereiken, waar insecten nooit kunnen komen.
Eerder verschenen bijdragen kan je in het archief terugvinden:
De TEDxWWF-conferenties strijken op 13 oktober 2014 neer in Brussel met als thema: Een leven de planeet
Met enthousiaste en inspirerende speeches, geheel in de geest van TEDx, zullen gastsprekers de toeschouwers uitnodigen mee te denken over een meer ecologische toekomst. Een toekomst waarin mens in harmonie leeft met de natuur en de limieten van de beschikbare natuurlijke grondstoffen respecteert.
Net zoals de jonge en probleemoplossende denker, Boyan Slat, ons een geweten schopt om ook voor onze nakomelingen een leefbare wereld te handhaven, trachten nog meer visionairs ons te sensibiliseren milieuvriendelijke acties te ondernemen.
Wij hebben geen andere keuze dan onze levenswijze aan te passen als we een gezonde planeet willen behouden.
TEDxWWF biedt een uitdagend platform om over dit onderwerp te discussiëren.
Op het programma staan essentiële themas zoals klimaatverandering, hernieuwbare energie en een vernieuwd contact met de natuur.
TEDx en WWF zijn in 2011 een partnerschap aangegaan om nieuwe en inspirerende ideeën te verspreiden ten voordele van onze planeet.
De conferenties werden al georganiseerd in Genève, Singapore en Abu Dhabi.
Voor de 4de TEDxWWF-conferentie hebben de organisatoren de hoofdstad van Europa uitgekozen.
Het evenement zal worden uitgezonden via webstreaming. Voor meer informatie en om de conferentie online te volgen, kan je terecht op het volgende adres: http://tedxwwf.com/brussels/
Geraadpleegde bron: EOS maandblad over wetenschap
Het lijkt dan toch mogelijk om het plastic in onze oceanen grotendeels op te ruimen.
Elk jaar belanden gigantische hoeveelheden plastic in zee. Minstens een miljoen ton drijft er intussen rond. Ongeveer 80% komt van het land, de rest wordt overboord gegooid van schepen.
Op 5 plaatsen in onze wereldzeeën bevinden zich reusachtige spiraalstromen, gyres geheten die het plastic, net als het afvoerputje van een badkuip naar elkaar doen drijven.
De hoeveelheid plastic verschilt sterk naar gelang van de plaats. De hoogste concentraties zijn gemeten in de North Pacific Gyre, waar men van 13 000 tot 335 000 deeltjes per km² aantreft.
Al sinds 1971 maken zee-wetenschappers zich zorgen over het plastic zwerfafval in het water, maar het was kapitein Charles Moore, die met zijn onderzoeksschip Alguita onafgebroken verkennende analyses van zeestalen verrichte, het hardst aan de alarmbel trok.
Daarna raakte het onderzoek in een stroomversnelling.
Wie een beetje respect betoont voor de natuur ervaart de plasticsoep niet alleen als een smet op onze samenleving; ze vormt ook een gevaar voor het zeeleven én voor de mens (zie ecologische schade).
In 2011 riepen de Verenigde Naties mariene plastiekvervuiling uit tot één van de hoogste milieuprioriteiten voor de komende jaren.
Mensen als Charles Moore ijveren voor strandschoonmaakcampagnes en andere brongerichte bewustwordingscampagnes, maar overal liggen plasticproducenten dwars en de consumenten blijven verslingerd aan plastic tasjes en flacons.
Boyan Slat, een Nederlandse scholier, inmiddels student in lucht- en ruimtevaarttechniek aan de Technische Universiteit van Delft, verdiepte zich sindsdien in de kwestie.
Samen met een studiegenoot ontwierp hij een spectaculair maar tegelijk vernuft technisch systeem dat bekroond werd voor de spitsvondigheid. Het concept berustte op een eenvoudig inzicht: als het niet helpt om netten door zee te slepen, laat dan de zeestromingen zelf het werk opknappen.
Boyan Slats eerste ontwerpmodellen leken op een langgerekt enkele km breed vang- en drijfnet in een V-vorm dat alle plastic rommel zou opvangen in de punt van de V-fuik. Daar zou je dan de boel opscheppen en per schip afvoeren.
Aanvankelijk reikte Boyan Slats plan niet verder dan lezingzaaltjes, maar één Engelstalige voordracht werd op YouTube gezet. Maandenlang gebeurde er niets tot het filmpje in 2013 plots viraal ging en zijn visioen een internet hit werd.
Ingenieurs en computerspecialisten, maar ook gerenommeerde zeevaartbedrijven namen contact op met de Nederlandse student, die tijdelijk de collegezalen vaarwel zei om The Ocean Cleanup te stichten. Inmiddels verheldert een haalbaarheidsrapport gebaseerd op gedubbelcheckte simulaties door topexperts en effectief uitgevoerde praktijktests dat het concept een reëel succesverhaal kan worden.
In de North Pacific Gyre kan je in 10 jaar tijd met één installatie van 100 km ca 40% van het ronddrijvende plastic opvangen en verwerken, voor een kostprijs van 360 miljoen euro.
De wereldwijde schade van mariene plastiekvervuiling wordt door de Verenigde Naties op 13 miljard euro geraamd; dat is ruim 36 keer zoveel!
Bovendien, als je het ingezamelde plastic vervolgens op het vasteland door pyrolyse (zuurstofvrije afbraak onder hoge temperatuur) weer omzet in nuttige grondstoffen, druk je niet alleen de netto kosten, de totale CO²-voetafdruk wordt dan zelfs positief.
Robot met armen
Het enorm gevaarte, dat je als een centraal drijvend verzamelstation kan beschouwen, werkt met scheppen en zeefachtige lopende banden om het plastic in de collector te krijgen. Daar wordt de zoute drab ontwaterd en versnipperd. Zonnepanelen zorgen voor de nodige energie. De robot heeft 2 reusachtige armen van 50 km lang. Die zijn samengesteld uit een kralensnoer van opblaasbare kunststof drijfelementen, vergelijkbaar met de baanmarkeringen in een wedstrijdzwembad. Rond de arm zit een mouw gedrapeerd: een langgerekte lap, waarvan de beide flappen onder de arm aan elkaar zijn genaaid. De rest van de stof hangt 3 m diep als een sluier in het water.
Het huidig ontwerp van het zuiveringssysteem, momenteel de meest optimale constructie, is krachtig genoeg verankerd, verticaal gepositioneerd om zoveel mogelijk plastic op te vangen en aan de bovenkant juist zo flexibel te zijn dat de armen voldoende kunnen meedraaien met de plaatselijk golfslag, zelfs als het stormt.
Verankering op zon grote diepte is een primeur. Zelfs in de offshore olie- en gaswinning is het nooit eerder vertoond. Gespecialiseerd bedrijven geven aan dat de keuze op een mix van kunststof en staal voor de verankeringskabels technisch haalbaar is.
Misschien nog uitdagender, zowel op waterbouwkundig als op ecologisch vlak, is de zoektocht naar de juiste vorm en diepte voor de mouw. Immers, als het zeewater en dus ook de meegevoerde plasticresten én organismen tegen die hindernis aan botst, zal het zich een weg naar beneden banen, op zoek naar het pad van de minste weerstand.
Hoe zorg je dat de plasticresten wél, maar de zeediertjes niet vast komen te zitten in de constructie?
Het grootste deel van de kunststof bestaat uit drijfkrachtige snippers van 3 mm doorsnede en uit lichtere soorten zoals polyetheen. Die vang je dus wel. De dieper drijvende microplastics en zwaardere plasticsoorten zoals nylon krijgt deze installatie niet te pakken.
De levende organismen op hun beurt bevinden zich overdag iets dieper in zee dan s nachts, waardoor ze onder het gevaarte doorzwemmen. Het is de bedoeling het station s nachts stil te leggen.
Er verscheen al eerder een bijdrage op dit blog, omdat ikzelf toen al overtuigd was dat dit een knap bedacht concept was dat men niet kon negeren omwille van de milieubewuste boodschap.
16/08/11Vissen naar plastic
28/04/13Oceanen van kunststof
Je kan nog heel wat meer informatie op Boyan Slats website raadplegen
Pieter Cox, een ambitieuze en gedreven natuurliefhebber
Al van kleins af aan was Pieter Cox sedert 1991 geboren en getogen in Lommel geïnteresseerd in de natuurpracht met wondermooie landschappen en fascinerende dieren. Toen dacht hij nog niet aan het vereeuwigen van boeiende momentopnames.
Als keerpunt in zijn levensloopbaan is 10 oktober 2006 een belangrijke mijlpaal.
Toen mocht Pieter tijdens zijn opleiding in een praktijkles biologie met als opdracht vogels observeren in hun biotoop voor het eerst gebruik maken van een telescoop. Deze onvergetelijke opdracht stimuleerde hem met zijn leraar biologie vaker op verkenningstocht te trekken om vogels te spotten.
Hij kreeg toen ook de smaak te pakken om als natuurfotograaf fauna en flora in beeld te brengen, niet met de ambitie een topfotograaf te worden, wel met de drijfveer dierenpopulaties te determineren en deze in kaart te brengen.
Toch was de aankoop van een telescoop weer een nieuwe stap in Pieters engagement om zich als vrijwilliger in te zetten voor vogelteltrekposten, die hij voor het eerst op de site in Kristallijn/Maatheide Lommel in 2008 ontdekte. Sindsdien vervoegt Pieter geregeld waarnemingsteams, die trekvogels tellen.
De passie voor tellingen beperkt zich niet tot het kwantificeren van het gevederd volkje; ook nacht- en dagvlinders, libellen, die in de richtkijker verschijnen, zijn gegeerde wezentjes waarvan je met pakkende fotos natuurbehoudsprojecten helpt activeren.
Pieter heeft inmiddels in Diepenbeek een 3-jarige professionele bachelor biologie, met specialisatie natuur- en bosbeheer behaald. Nu moet hij nog een eindwerk verdedigen om een master in de biowetenschappen met specialisatie natuur en milieu, binnen te rijven.
Ondertussen heeft de leergierige Pieter ook een cursus Natuurgids van Toerisme Vlaanderen gevolgd, waarvoor jij eveneens binnenkort een proefschrift dient voor te leggen.
Hierna wenst hij ook nog het diploma milieucoördinator (niveau B) te behalen, dat naast ecotoxicologie ook milieuproblematiek, -recht, -beleid, -zorgsystemen en -technologie omvat. Ook hiervoor dient een werkstuk aangeleverd. Aan scripties schrijven is er momenteel geen gebrek.
Naast dit druk school- en opleidingsleven is Pieter ook nog actief bij het bestuur van de vlinder- en vogelwerkgroep Natuurpunt Noord Limburg, waar hij tevens de rol van webmaster vervult.
Tevens zetelt Pieter in de Lommelse milieuraad.
Al slorpen de diverse activiteiten van deze gedreven natuurliefhebber een stevig aandeel van zijn vrije tijd op, toch tracht Pieter geregeld de natuur in te trekken om beelden te schieten van biotopen en hun bewoners in ongeschonden natuurgebieden.
Hij trok al op verkenningstocht in adembenemend mooie natuurgebieden in Letland, Litouwen, Georgië en Kroatië en over enkele weken staat Bulgarije op zijn ecotoerismeprogramma.
Wie Pieters waarnemingen wenst te raadplegen kan terecht op diverse websites (waarnemingen.be / waarneming.nl of observado.org) en met bijpassend beeldmateriaal deze weblink http://waarnemingen.be/user/photos/42844 consulteren.
Al vergt het updaten van de website ook heel wat tijd http://pietercox.be toch heeft Pieter de ambitie weldra een verbeterde versie te brengen, waarbij hij nog strenger zal toekijken op de fotos, die hij selecteert en publiceert.
De Kille Meutel Vogelvrienden zijn alvast bijzonder verheugd met de frisse beeldige inbreng van onze jonge sympathieke en zo enthousiaste natuurfan.
Wij wensen hem van harte alle geluk en succes toe in zijn verdere groengekleurde carrière.
Daar we stilaan in
feeststemming geraken naar aanleiding van de tinnen jubileumviering van de
Kille Meutel Vogelvrienden, die half oktober in de heimat t Hof Van Hamme plaatsvindt,
is het moment aangebroken om onze natuurfotografen even voor het voetlicht te
plaatsen.
De pluim van de maand
voor uit de Nieuwsbrief 66 maart 2014
Het natuurgebied De
Kuifeend en de Grote Kreek, voorzien van kijkhutten en wanden, wordt niet
alleen bezocht door vogelspotters.
Ook natuurfotografen
weten de uitkijkposten, beschut tegen weer en wind met een venster naar unieke
locaties erg te waarderen. Het biedt hen de kans heel wat vogels te
fotograferen die in hun natuurlijke
habitat geregeld dichtbij zitten.
Eén van de
natuurfotografen van het eerste uur is Wim
Dekelver, een heel
vriendelijke en charmante man, vlot in de omgang en altijd bereid een babbeltje
te slaan.
Heel frequent levert Wim
prachtige fotos die vaak ook een plaatsje in de nieuwsbrieven krijgen.
Wim zag voor het eerst
het levenslicht op 1 december 1953 en vertoefde meer dan 50 jaar lang als
geboren en getogen Diegemnaar vlakbij het einde van de 25R-startbaan van de
naburige luchthavengemeente.
Zijn humaniora voltooide
hij op de schoolbanken van Sint-Joris Brussel en in 1978 behaalde hij het
diploma van architect aan de Sint-Lukas Hogeschool, eveneens in de hoofdstad.
Tot eind 1983 oefende
hij samen met een studiegenoot, dit beroep met veel enthousiasme uit.
Toch liep het met de
bouwcrisis in het land niet van een leien dakje om woningbouwers te vinden. Kooplustige
klanten waren dun gezaaid.
Het toeval wilde dat in
die periode Wims vader de riem wou afleggen om van een welverdiend pensioen te
genieten. Wim besloot toen om het bloeiend familiebedrijf, een zaak in
hobbyvoeders, gespecialiseerd in mengsels voor sportduiven, later ook voor
andere vogels, over te nemen. Het was geen gemakkelijke beslissing, maar Wim koos
voor werkzekerheid.
Hij verzeilde in een Antwerpse
firma, gespecialiseerd in vogelvoer, waar hij een nieuwe beroepsuitdaging aannam.
Immers hij kreeg in Schoten de leiding over een productie-eenheid waar
zaadmengsels met kwaliteitsvoeding voor diverse vogelsoorten machinaal worden
gevuld.
Hier ontmoette hij ook
zijn huidige levenspartner, Marina met wie hij intussen bijna 7 jaar
samenwoont. Beiden hebben ze elk twee kinderen, allen twintigers.
Door een bijna
noodlottige val in december 3 jaar geleden deed Wim na een half jaartje
revalidatie zijn wederoptreden en kreeg een veiligere administratieve functie
in hetzelfde bedrijf toegewezen. Al ondervindt hij frequent een hinderlijke
pijn, klagen doet hij niet.
Sinds kort verhuisden Marina
en Wim naar Berendrecht, niet ver van de Opstalvallei en op een boogscheut afstand
van De Kuifeend en de Grote Kreek.
Fotografie zat Wim
blijkbaar in de genen. Vader Dekelver fotografeerde al van in zijn jeugdjaren.
Een microbe die ook Wim te pakken kreeg en hem aanspoorde zich reeds tijdens
zijn studententijd aan fotografie te wijden.
Toen de kinderen Jo en
Geert, alle aandacht opeisten, liet Wim een tijdje het fototoestel links
liggen.
Toch wist zoon Jo nu al 7
jaar geleden met digitale fotografie opnieuw het spreekwoordelijk beestje bij
zijn pa weer aan te wakkeren.
Een foto-shoot van
reigers in het Maria-ter-Heide- park in Brasschaat zorgde ervoor dat Wim weer
echt de smaak te pakken had. Hij wierp zich vanaf dan volop op
natuurfotografie, een heel tijdrovende hobby toch wel, maar zo uitdagend spannend.
Alle natuurfotografen
verblijven soms urenlang in kijkhutten het fototoestel in de aanslag om
eensklaps wanneer een vogel voorbij zwemt of vliegt met een salvo van
tientallen beelden de momentopname te vereeuwigen.
Naast het fotograferen
kan Wim recent een trotse opa geworden vooral genieten van de rust in de
natuur en van het aangename gezelschap van de vele vrienden, die dezelfde
passie delen.
Inmiddels zoals jullie
in eerder verschenen bijdragen op dit blog al konden merken heeft Wim het
vogelparadijs Lesbos bezocht en komen er nog meer fraaie fotoreeksen!
Hij dweept met de idee
een eigen website op te starten, die allicht concreet vorm zal krijgen in de
aanloop van de periode wanneer hij ook beslist een punt achter zijn
beroepsloopbaan te zetten.
De
Birdyfans zijn onze huisfotograaf bijzonder dankbaar voor zijn altijd verzorgde
knappe fotoreportages die de educatieve blog sedert hij voornamelijk instond
voor het illustratieve luik een stevige boost heeft gegeven!
Vandaag snel
nog even de nestkast een beetje schoongemaakt. De eerste bezoekers zijn ook
alweer langs geweest en vonden het er waarschijnlijk een bende en tijdens de
avond wordt de nestkast nog steeds gebruikt als slaapplaats.
06/04/14
Na een week
van bouw en aan het wel zeer professionele nest is het eerste ei gelegd en
vandaag staat de teller reeds op 8 stuks.
13/04/14
De mezen
vonden 8 eieren wel voldoende en zo is Ma Mees begonnen met de broed. Dit duurt
gemiddeld zon 12 dagen; dus als naar wens verloopt, kunnen we op 25/04/14 de eerste
jongen verwachten. Op de foto heeft Pa Mees net iets te eten gebracht.
24/04/14
De eerste 5
eieren zijn uitgekomen. Pa en Ma Mees krijgen het nu super druk met het zoeken
naar voedsel. Dit is goed te zien aan het aantal vliegbewegingen vandaag:
Vandaag is te
zien dat alle 8 eieren zijn uitgekomen. Het voedsel wordt nu met man en macht
aangesleept om de hongerige jongen te voeren.
06/05/14
Het gaat heel
erg goed met onze mezen. Zo te zien zijn er nog 7 in leven en gezien deze positieve
voortgang moeten ze wél nog de eindstreep zien te halen. Als we uitgaan van 20
dagen dan zullen de eerste jongen zo ongeveer rond 13/05/14 gaan uitvliegen.
15/05/14
Alle 7
kuikens zijn succesvol uitgevlogen en krijgen verder les van Pa en Ma Mees
buiten de nestkast. Mees nummer 8 is helaas dood aangetroffen in het nest.
2014 was dus
een zeer vruchtbaar jaar. Iedereen weer ontzettend bedankt voor het bekijken
van de beelden en het sturen van leuke berichtjes via Twitter, FaceBook, het
gastenboek en @-berichten
Mochten we voor de opvolging van de huismussenbroedsels
op diverse locaties ook zo een spioncamera kunnen plaatsen, het zou ons heel
wat nuttige informatie opleveren, maar dat is even weer verder dromen
De Standaard: Bijen kweken niet zo gemakkelijk als het lijkt Sarah Vankerschaever
Het Nieuwsblad: Bijenkolonies welkom op Brussels Airport: Over heel Europa steeds minder bijen Joris Herpol
Imkercursussen en bijenkasten verkopen als zoete broodjes. Maar bijen lijden stilaan onder hun populariteit omdat steeds meer onervaren imkers een bijenvolk houden.
Ondanks dit lovenswaardig en goed bedoeld engagement, levert dat meer dode bijen dan honing op.
In de slipstream van de alarmerende berichten over bijensterfte willen mensen imker worden en een bijenvolkje houden met de nobele bedoeling de bloemetjes en de bijtjes een handje te helpen.
Veel wereldverbeterende intenties dus, maar imker zijn, vergt een pak kennis en ervaring.
Veel startende bijenhouders keren na amper een jaar ontgoocheld terug naar de winkel: plantje groot, bijenvolk dood.
Ook de Brusselse imkervereniging Société Royale dApiculture de Bruxelles et ses Environs ziet de populariteit van bijen houden jaarlijks toenemen.
Heel recentelijk was de nieuwe 2-jarige bijenhoudercursus goed voor 70 deelnemers in minder dan 5 volzet. Eenzelfde verhaal over een spectaculaire toename van de cursussen weerklinkt in Vlaanderen en Wallonië.
De SRABE is blij met de aandacht voor onze bezige bijen, maar wil toch een aantal belangrijke kanttekeningen maken, vooral gericht dan aan de stadsimkers, omdat daar de grootste groei zit.
Vier gevleugelde woorden voor een gezond bijenvolk en gelukkige buurt
Spreiding: ook bijen moeten eten. Een bijenvolk heeft daarom tot 50 kg stuifmeel per jaar nodig. Voor wie niet thuis is in deze materie: dat is zéér veel! Vooral in de stad is het daarom belangrijk om je bijenkasten te spreiden, zodat er in de buurt voldoende groen per bijenvolk is. Besef dat je je schuldig maakt aan genocide, als je 10 bijenkasten op je dak wil.
Zwermen: zijn bijen met te veel, dan delen ze zich op en start de ene helft een nieuw koninkrijk op een andere plek. In de stad ligt zoiets moeilijk, tenzij je een snelle manier zoekt om een buurtoorlog te starten.
Splits je volk daarom zelf op tijd. Met agressieve bijen krijg je geen honing, alleen maar vijanden.
De buren: wie beslist om bijen te houden, beslist dat indirect ook voor alle buren, want de beestjes vliegen tot 2 km ver. Spreek erover met je buren om te voorkomen dat de bijenkast vleugels krijgt.
Kennis:volg een imkercursus voor je er zelf aan begint. Bijen houden is behalve romantisch, vooral moeilijk en tijdsintensief. Elk bijenvolkje heeft een eigen karakter, klinkt het bij de Honingraat, uitgegroeid tot een gevestigde waarde in de imkerwereld. De directie is in handen van een jonge maar ervaren imker die het bijenhouden met de paplepel heeft meegekregen. Wie meer info wenst kan terecht op hun website: http://www.honingraat.eu/nl/
Bijen houden kan je niet leren; daar kan je enkel mee leren omgaan. Je hebt soms jaren ervaring nodig voor je weet hoe je een bijenvolkje moet verzorgen.
Slaag je daar niet in, dan blijven je nobele intenties dode letter!
Airport bees
Op de luchthaven van Zaventem zijn twee bijenkorven geplaatst met elk 50.000 werksters, 5.000 darren en één koningin.
Brussels Airport is daarmee de eerste luchthaven in ons land die bijenkasten op zijn vliegterrein plaatst.
De diertjes moeten de biodiversiteit in de luchthavenregio bevorderen, maar verlenen ook omwonenden met een moestuin een dienst, daar zij de bestuiving van vele soorten gewassen bevorderen.
Met de uitstoot van kerosine en het lawaai van vliegtuigen, zou je denken dat een luchthaven geen ideale omgeving is voor bijen. Maar dat klopt niet. Volgens kenners hebben bijen vooral last van pesticiden en die worden op de luchthaven niet gebruikt. Daardoor zijn de grote groene zones met heel wat wilde bloemen op de luchthaven een paradijs voor bijenkolonies.
Succes in Keulen
De nationale luchthaven is niet de eerste die dit soort project onderneemt.
In Keulen werd eerder al een bijenproject op de luchthaven met succes gelanceerd.
In ons land zijn we wel de eerste luchthaven die bijenkasten installeert, verzekert Nathalie Van Impe.
Meteen helpt de woordvoerster ook een zorg uit de wereld.
De insecten zullen geen vogels aantrekken. Vogelsoorten die zich voeden met bijen, leven immers elders in de wereld. Er zijn ook maar een drietal vogelsoorten die bijen op het menu hebben staan. Die vogels zullen de luchthaven dus geen parten spelen.
De twee bijenkasten worden voorlopig door een imker onderhouden, maar Brussels Airport heeft onder zijn personeelsleden al enkele vrijwilligers gevonden die graag voor de bijen willen zorgen. Het verzorgen van de bijen is zeer rustgevend, want in de buurt van een bijenkast kan je best altijd rustig blijven.
Als men met dit initiatief succes boekt, zal het wellicht niet lang bij twee bijenkasten blijven. Daar de bijenkasten pas dit seizoen hier zijn geïnstalleerd, is er nog geen honing geoogst.
Het is overigens nog een beetje afwachten wat de kwaliteit van de honing zal zijn, maar het zou op termijn natuurlijk wel leuk zijn mocht men aan het publiek honing van de luchthaven kunnen aanbieden, knipoogt Nathalie Van Impe.
Vincent Dugarry, een professionele imker die in Brussel woont, is de hoofdverantwoordelijke die de bijenkasten in Zaventem zal onderhouden. De honingopbrengst van 2 bijenkasten zou 15 tot 60 kg bedragen per jaar, maar dat hangt ook af van de gezondheid van de bijen.
Hij draagt het initiatief een warm hart toe.
Immers, het aantal bijenkolonies neemt overal in Europa in sneltempo af.
Dat komt door het gebruik van pesticiden, het toenemend aantal parasieten bij bijen en het dalende aantal bloemen en nestgelegenheid. Landbouwgronden bevatten geen voedsel meer voor bijen.
Daarom noemt Vincent Dugarry het een opsteker dat Brussels Airport bijenkorven installeert.
Onderstaande fotos zijn van projectmedewerker (wilde) bijen bij Natuurpunt, Jens DHaeseleer
Geraadpleegde bronnen: Persbericht: Het Grote
Vlinderweekend
Fotos (boomblauwtje / distelvlinder / atalanta / kleine
vuurvlinder / Icarusblauwtje) bezorgd via persverantwoordelijke, Hendrik
Moeremans zijn van Diane Appels, Leo Janssen en Marc Herremans.
De natuurvereniging
roept iedereen op om gedurende een zonnig halfuur vlinders in zijn tuin te tellen
en het resultaat door te geven via www.vlinderweekend.be
Op basis van deze telgegevens
wil Natuurpunt de toestand van onze inheemse vlinders jaar na jaar opvolgen.
Als gevolg van het
uitzonderlijk warme weer van dit voorjaar wordt het resultaat extra interessant.
Mogelijk krijgen we zelfs verschuivingen in de top 10 ten opzichte van de
voorbije jaren, hoopt vlinderexpert, Wouter Vanreusel.
Het uitzonderlijk warme
voorjaar heeft ervoor gezorgd dat bijna alle soorten 2 tot 3 weken vroeger
rondvlogen dan normaal. Vlinders die als volwassen vlinder overwinteren zoals
de citroenvlinder, dagpauwoog, gehakkelde aurelia en kleine vos kwamen veel vroeger
dan anders uit hun schuilplaatsen. Maar ook vlinders die als pop of rups
overwinteren daagden eerder op.
Dat betekent dat de
resultaten van het telweekend er een stuk anders kunnen uitzien dan de jaren
voorheen. Mogelijk kunnen vlindersoorten worden gespot die zich onder normale
omstandigheden niet vertonen begin augustus en blijven andere soorten uitzonderlijk
weg doordat ze al voorbij hun activiteitenpiek zijn.
Met Het Grote
Vlinderweekend wil Natuurpunt het groot publiek inschakelen, daar het met
enkele professionele biologen onmogelijk zou zijn om de honderdduizenden gegevens
te verzamelen. Deze telgegevens zijn belangrijk omdat de populatie van een soortgroep
een belangrijke indicator vormt voor de kwaliteit van het landschap.
Ook in Wallonië en
Nederland wordt dit weekend meegeteld, waardoor in één klap vele duizenden
gegevens van Virton tot Groningen worden verzameld.
Vorig jaar namen in
Vlaanderen 12 000 tellers deel in 7 749 verschillende tuinen. Zij
telden in het totaal 202 872 vlinders.
Vorig jaar verscheen de
gamma-uil, een overdag actieve nachtvlinder, in grootste aantallen.
De
dagpauwoog kwam weliswaar in kleinere aantallen voor, maar liet zich in het
grootst aantal tuinen waarnemen.
Iedereen
kan deelnemen aan Het Grote Vlinderweekend
Spendeer morgen en/of overmorgen
minimaal een half uurtje in je tuin of terras, liefst op een zonnig moment.
Zoek
via de te raadplegen lijst vlinderfotos op www.vlinderweekend.be welke soorten
rondvliegen en tel van elke soort het aantal verschillende exemplaren in je
tuin.
Noteer van elke soort
het grootste aantal dat je er op één moment kon waarnemen.
De cijfers kan je aan
het eind van je telling invoeren op de zoekkaart beschikbaar op de website.
Vogels krijgen geregeld een nieuw verenpak, een verschijnsel dat ruien
heet. Oude versleten veren ruimen plaats voor goednieuwe pluimen. Voor vogels
is de rui even belangrijk als hun trekgedrag of de zorg voor hun jongen. De rui
wordt in gang gezet door omgevingsfactoren die de hormonen prikkelen. De vogels
beginnen meer te eten, bewegen minder en kweken dus vet. Dat levert de nodige
energie om een nieuw verenkleed te maken.
De rui moet in de eerste plaats versleten veren vervangen. Daarnaast
zorgt het fenomeen dat de vogels hun uiterlijk aanpassen aan de seizoenen en
aan hun diverse levensstadia. Vaak wordt het volledige verenpak vervangen, soms
maar een deel ervan? Sommige veren worden al voor het begin van de lente
vervangen, als de vogels een partner zoeken om zich voort te planten. De rui
loopt vervolgens de hele zomer door en is compleet als de herfst begint. Bij
bepaalde vogelsoorten, zoals de pinguïn, duurt de rui echter maar 2 tot 6
weken.
Seizoenverandering
In het hooggebergte zorgt de sneeuw er s winters voor dat het
landschap drastisch verandert. Niet-migrerende vogels ruilen hun zomerveren dan
in voor een winterpak, wat hen bescherming biedt tegen roofdieren.
Zomerveren: deze veren bevatten veel pigmenten, zodat de vogels
makkelijk opgaan in hun omgeving.
Winterveren: dank zij deze ongepigmenteerde veren zijn bv
sneeuwhoenders moeilijk zichtbaar in het witte sneeuwlandschap.
Op het toppunt van de rui is nog 61% van het vogellichaam bedekt met
veren. Gemiddeld duurt het een 20-tal dagen eer een nieuwe veer is volgroeid.
De rui verloopt gradueel en in een specifieke volgorde, waardoor de
lichaamstemperatuur stabiel blijft.
De rui vangt aan bij de handpennen, vanwaar het proces zich in twee
richtingen verspreidt. De oude veren worden pas vervangen als de nieuwe voor ¾
ontwikkeld zijn. Dan worden de dekveren vervangen. De staartpennen ruien van
het midden naar de buitenkant toe.
Ook de rui van de borst-, rug- en kopveren start in het midden en
verplaatst zich naar buiten toe.
Wie eerder verschenen bijdragen west te
raadplegen, kan in het archief terecht bij:
02/10/11: De merkwaardige evolutie van de
veer
17/12/12: Pluimen als versiering
(dinosaurusfossielen)
De steltkluut is een slanke,
elegante vogel met een ruim verspreidingsgebied. Steltkluten zijn sociale
vogels die in vochtige leefgebieden het liefst in kleine kolonies optrekken. Deze
steltloper is haast een kosmopoliet; op elk continent, uitgezonderd op
Antarctica komen ondersoorten van de steltloperfamilie voor.
Veruit de grootste
aantallen worden op het Iberisch Schiereiland aangetroffen. Frankrijk en
Oekraïne tellen ook veel steltkluutpopulaties. Het verspreidingsgebied wordt
begrensd door de 35-40° Noorderbreedte meridiaan. Het leefgebied strekt zich
uit tot in Mongolië. In Europa leven ongeveer 18 000 paren steltkluten.
De steltlopers zoeken
beken en meren, schorren en slikken, lagunes, moerassen en poelen met ondiepe
wateren zonder getij op.
De steltkluut is zo
mogelijk nog opvallender dan de kluut. Het is een zwart-witte vogel met opvallend
lange, rood-roze poten (17-24cm) en een priemvormige, zwarte snavel.
De lichaamslengte
varieert tussen 35 en 40cm; de spanwijdte haalt 70cm en het lichaamsgewicht
schommelt tussen 250 en 300g.
Tijdens de vlucht,
gekenmerkt door krachtige, directe en snelle vleugelslagen, steken de poten ver
vaak met gekruiste voeten achter het lichaam uit. Enkel de rug en de puntige
vleugels zijn altijd zwart met een donkergroene gloed. Kenmerkend is tevens de
witte V aan het einde van de witte staart.
Sommige vogels hebben
ook een zwart petje op de kop en een witte hals die achteraan zwart kleurt. Bij
andere vogels is dit geheel wit.
Al kunnen de steltlopers
in diep water waden, toch zoeken ze hun voedsel aan het wateroppervlak. Ze
voeden zich met allerlei kleine ongewervelde waterdieren: insecten,
kreeftachtige, garnalen, schaaldieren en kleine vissen.
De balts omvat onder andere
rumoerige achtervolgingen in de lucht, vlindervluchten met geheven vleugels
en gracieuze paarrituelen, waarbij ze elkaars verenkleed verzorgen.
Ze roepen met een scherp
meerkoetachtig kek en langere schorre, sternachtige geluiden.
Als broedplaats gaat hun
voorkeur naar ondiepe zoet-, brak en zoutwatermoerassen, overstromingsgebieden,
rijstvelden, viskwekerijen en zoutextractiebekkens.
In kleine kolonies bouwt
de steltkluut een groot nest van plantenresten (riet en gras), meestal op een
verhoging of een ondiepe kuil in modder of zand, gevoerd met wat gras of
bladeren.
Het enige legsel in de
periode april juni, telt doorgaans 4 eieren en nadat de jongen zijn
uitgekomen, verlaten de nestvlieders meteen het nest en zoeken ze al direct
zelfstandig voedsel.
De
overwinteringsgebieden van noordelijk broedende steltkluten liggen in
Noord-Afrika en Irak, vaker ook in Zuid-Europa.
De baai van
de Somme is de Camargue van het noorden; een moerassige rivierdelta waar wilde
paarden, vogels en zeehonden thuis zijn.
Op de droge
schorren staan de schapen te grazen en in de slijkerige slikken zoeken vissers
naar kokkels en garnalen. Aan weerszijden van het 70 km² grote estuarium liggen
Le Crotoy en Saint-Valéry-sur-Somme als wachttorens over het ongerepte gebied
uit te kijken.
Op een
boogscheut van Saint-Valery-sur-Somme ligt het dorpje la Pointe du Hourdel. Bij
laag tij liggen zeehonden er op de zandbanken te zonnen.
Op het
uitgestrekte kiezelstrand, waar nog een bunker uit WO II ligt, is het heerlijk
wandelen. Ondanks het aangename strand wordt Le Crotoy niet door
dagjestoeristen overspoeld. Zwemmers vrezen immers de gevaarlijke
getijdenstroming. In het verleden werden al velen door het wassende water
verrast. De meeste mensen komen naar hier om romantisch te tafelen of de natuur
te bewonderen.
In dat
opzicht is le Parc du Marquenterre een voltreffer omdat het 250 ha grote
natuurreservaat op een belangrijke trekroute ligt en heel wat vogels een veilig
onderkomen biedt.
De
begeleiding in het park is uniek, want een dozijn gidsen staan klaar om je met
een telescoop in de kijkhutten te wijzen op de kenmerkende eigenschappen van
het vedervolkje.
In het park
lopen ook de unieke Hensonpaarden rond. In 1978 kruiste men hier voor het eerst
een Frans rijpaard met een pony uit de Noordse fjörden. Het resultaat was een
paard met een uitzonderlijk hoog uithoudingsvermogen.
Tochten te
paard zijn aan de toegang van het park te boeken. Alvorens ze voor zulke
wandeltochten worden afgericht, laat men de paarden 3 jaar in het wild
rondlopen.
Deze zangvogel is van oorsprong afkomstig uit Servië, Turkije, Iran en Griekenland.
De natuurlijke habitat van rotsklevers wordt gekenmerkt door rotsachtige hellingen, bezaaid met kale rotsen en doorsneden door kliffen en ravijnen.
Je hebt de meeste kans de rotsklever te zien op archeologische vindplaatsen in Griekenland en Turkije, waar hij tussen de ruïnes heen en weer schiet en de aandacht trekt door zijn acrobatische toeren en lawaai.
Hij lijkt op een uit de kluiten gewassen boomklever, maar heeft een effen grijze staart en wittige flanken. Hij zit rechtop met zijn borst naar voren en wipt als een dunne waterspreeuw.
De rotsklever is een forse, in het oog springende vogel, die actief heen en weer springt tussen rotsen en ruïnes met een doordringende ver dragende roep.
De grote kop met een licht grijsblauwe kroon mondt uit in een donkergrijze tot zwart gekleurde snavel. De kaken, nek en borst zijn wit, contrasterend met het forse zwarte masker (lange oogstreep) en effen staart. De bovendelen zijn leiblauw, de buik en stuit zijn romig wit met kaneelkleurige uiteinden.
De lichaamslengte varieert van 14 tot 15 cm; de spanwijdte reikt tussen 23 en 25 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 25 35 g.
Doorgaans verloopt de vlucht over korte afstanden met strakke vleugels, terwijl over langere afstanden golvende bewegingen de vliegwijze kenmerken.
De rotsklevers eten vooral insecten en spinnen tijdens de zomerperiode; zaden en slakken tijdens de winterperiode, wanneer de vogel lagere leefgebieden opzoekt.
Zij zoeken hun voedsel al huppelend en springend op de grond en tussen rotsspleten, waarin ze op schalkse wijze grotere prooien geklemd krijgen. Ook al hippend tussen struiken en bomen weten ze vaak op behendige wijze wat lekkers te bemachtigen. Frequent leggen ze een voorraad aan, waarbij ze de buit begraven. Beide partners bewaken hun territorium en verdedigen het met grote verbetenheid.
Het mannetje zingt in rechtopstaande houding vanaf een zitpost, een rotspiek of een smal takuiteinde. Hij brengt hierbij een luid trillende zang met erg gevarieerde fluittonen voort.
Het broedseizoen vindt plaats tussen eind maart en april/mei en op grotere hoogte zelfs tot eind mei.
Het paartje verdedigt hardnekkig de directe omgeving van de broedplaats.
Aan het begin van het broedseizoen verzamelt de rotsklever in natte gebieden modder, dierlijke mest en haren. Dit gemengd slib wordt gebruikt om de doormeter van de toegang tot de nestholte te verkleinen.
De bouw van de kolfvormige constructie, vaak aangebracht in een rotswand onder een richel, neemt 10 tot 18 dagen in beslag. De inkomhal doorgaans 2 m boven de begane grond is 10 cm lang en heeft een diameter die enkel de toegang van de volwassen vogels doorgang biedt. Het veilige en beschutte nest is jaarlijks herbruikbaar.
Het vrouwtje voegt fijnere materialen (haar, wol, veren en gras) toe om de nestruimte te bekleden.
Het legsel telt 4 tot 10 witte eitjes met schaars bruinachtige markeringen.
Na 13 tot 18 dagen worden de jongen geboren en door beide ouders gevoerd gedurende 23 tot 30 dagen.
Hij begon zijn loopbaan
als troetelduif ergens in het groot Turkse Rijk van weleer.
Het verhaal gaat dat hij
vanuit Iran werd geïmporteerd om de harems van de Ottomaanse vorsten op te
luisteren. De tortelende vogels in hun kooitjes moesten het goede voorbeeld
geven aan de haremdames. De Pasjas droomden bij hun gekoer weg in hun
weelderige paleizen en vergaten het land te regeren.
Het rijk raakte in
verval.
Wegen en handelsroutes
werden niet langer beveiligd en werden het domein struikrovers.
De economie stortte
ineen en ten slotte werden de vadsige vorsten het slachtoffer van hun eigen
slapheid.
Ze werden verdreven en
hun serails werden verwoest, inclusief de kooien van de tortels. Hoewel vrij om
te vliegen, waar ze wilden, zochten die een goed heenkomen bij de mensen.
Overal waar ze eengraantje van de
akkerskonden meepikken, doken ze op.
Overal vertederden ze de
harten. Hun Turkse koosnaam Koemroe is nog steeds een toverwoord.
Maar het zachtaardige
dier nam geen genoegen met de verovering van Klein-Azië.
Het stak de Bosporus
over en zette poot aan land in Europa.
Vanaf 1930 begon hij van
daaruit zijn gevederde opmars naar het westen.
Zo luidt althans het
verhaal, maar of het in werkelijkheid ook echt zo gegaan is, blijft de vraag.
Wel is het een feit dat
de Turkse tortel zich overal in Europa heeft gevestigd en er is nog geen einde
gekomen aan zijn veroveringsdrift. Het geheim van hun succes zit hem in het
gebrek aan trekdrang, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Als aan de mens
gehechte vogels hebben ze geen enkele behoefte s winters weg te trekken.
Ontwaken
Papillon
Terwijl
de wereld stil een gelaten rust vermag verwelkomt de natuur de nieuwe dag
in goudomrande structuren.
Vogels
zweven bij de opgaande zon met kleuren zo glansrijk en teer toen het
eerste blauw begon schilderden zonnestralen meer dan een prachtig
lijnenspel.
Met
dauw als parels die bloemen omkransen toont het ontwaken in alle glorie
een dag vol nieuwe kansen het milieu ademt en bruist naakte schoonheid.
De
dieren zoeken in alle rust hun weg zij malen niet om geluk of pech een
nieuwe dag is geboren alle groen en het dierenrijk ze gelijken één geheel
niets gaat hierin verloren.
De
mens in eigen tijdperk completeert het andere deel onze wereld als
scheppingswerk laat ons voelen wat het geeft de bron voor het bestaan... de kracht die alles in zich heeft.
Een knap
gedicht met een mooie boodschap: een ode aan de natuur en meteen een passende
verjaardagattentie nu dit blog vandaag haar 7de levensjaar mag
vieren.
Mannetjeseenden zijn
aangewezen op hun uiterlijk om zichzelf aan te prijzen. Bij de balts tonen zij
hun mooiste kenmerken en met name hun spiegel.
De woerd wijst zijn
spiegel tijdens het schijnpoetsen van zijn verenpak ook telkens heel
nadrukkelijk aan om de er de aandacht op te vestigen. In november vormen zich
koppeltjes, al wagen ze zich in ongegeneerd
ook nog aan bijslaapjes. De vrouwtjes zoeken hun partner uit op uiterlijk, maar
ook op het excentriek vertoon. Vrouwtjeseenden zien ook graag in hun vaste
partner dat hij zich als haar beschermheer opwerpt. Een vrouwtje laat duidelijk
merken wie de uitverkoren partner is. Dan houdt ze haar kopje eigenaardig laag,
in de richting wijzend van de woerd die de hare is. Ook aan het zwemgedrag kan
je merken welk paartje een koppel vormt.
Als de eendenpaartjes
zijn gevormd, wordt er dagelijks op het water gepaard. De woerden richten zich
gedurende het paringsritueel op, waarbij ze als het ware schommelend met hun
staart in het water hangen en dan naar voor kantelen met de borst in het water.
Parallel daarbij voeren zij kop- en nekbewegingen waarbij beurtelings de snavel
neer- en opwaarts wordt gericht.
Dan steekt de woerd zijn
snavel loodrecht in het water en verheft zich dan zonder de positie van zijn
kop te wijzigen. Hij kromt sterk zijn hals en lanceert in deze houding een
scherp gefluit, gevolgd door een soort gegrom. Het voorspel van kop- en
staartschudden krijgt een vervolg met gespetter van water naar het vrouwtje
toe.
Als het vrouwtje na deze
hofmakerij bereid is tot paren, legt zij haar kopje laag op het wateroppervlak,
de uitnodiging voor de woerd om haar te bestijgen. De woerd bestijgt het
vrouwtje en klemt zich met de snavel tijdens het paren vast aan haar nekveren.
Na de paringsdaad zwemt het mannetje een rondje rond zijn levenspartner en
vervolgens nemen beiden een bad.
Als de eendenparen
eenmaal hun territorium hebben uitgekozen, gaan ze dit afbakenen door
voortdurend de wacht te houden en indringers te verjagen. Doorgaans beperkt dit
verworven leefgebied zich tot de broedplaats, waar eieren en nakomelingen
worden beschermd.
Bij dreigend gevaar
probeert moedereend de aandacht van het roofdier af te leiden naar zichzelf.
Zij simuleert alsof zij een makkelijkere prooi is dan de juvenielen door bv.
vleugel-lam-zijn te spelen. Als het roofdier zich laat misleiden, zijn de
pullen gered.
De overlevingskansen van
de jongen stijgen wel heel erg wanneer ze de leeftijd van 3 weken hebben
gehaald.
De algemene wilde eend, één
van de grootste eenden met een luik gekwaak, toont soms kenmerken en de
gevarieerde kleurpatronen van tamme eenden, maar heeft altijd een blauwe
spiegel.
De
wilde eend komt vooral voor in de buurt van stilstaand of langzaam stromend
water en bouwt het nest in de dichte begroeiing langs de waterkant.
Er zijn op alle park- en
stadsvijvers wilde eenden te vinden, hoewel veel daarvan kleurpatronen vertonen,
die in het wild niet voorkomen. Donkerbruine met een blauwe bef, kakikleurige
vogels met een bruine kop en witte met gele snavel verraden allemaal de
eeuwenlange domesticatie van de wilde eend.
Bij
de wilde eend is het mannetje tijdens het voortplantingsseizoen in tegenstelling
tot het vrouwtje erg opvallend gekleurd. De kop van de mannetjeseend is
glanzend groen (veroorzaakt door lichtbreking via de bijzondere veerstructuur)
en de witte halsring vormt als het ware de scheidingslijn met de grijsbruine
rug en de donkerbruine borst.
Ook
zijn bij de woerd de middelste staartpennen duidelijk naar omhoog gekruld.
Het
verenkleed van de vrouwtjeseend is onopvallend bruin en bezet met donkere
vlekken.
Aan
het eind van de zomer verliest het mannetje echter het fraaie prachtkleed en
lijkt dan op een donker gekleurd vrouwtje. Dit eclipskleed houdt het mannetje
niet lang; in het najaar komt het prachtkleed al weer terug.
Tussen
de donsveren wordt de lucht vastgehouden om het drijfvermogen te verhogen. De
eend zwemt als het ware met opgevouwen vleugels in een donzen roeiboot. Het
brede lichaam blijft bij windstoten en golfslag gemakkelijk in balans.
Al
behoren de wilde eenden tot de familie van de grondeleenden duiken ze niet zo
graag en doorgaans niet dieper dan 1 m. Daarna worden de vleugels zorgvuldig
ingevet en druppelvrij gemaakt.
Dank
zij hun lange en spitse vleugels kunnen wilde eenden vrijwel loodrecht uit het
water opstijgen.
Het
zijn slagvliegers, die niet kunnen zweven, maar toch wel tot de snelste vliegers
van het vogelrijk behoren.
Door
de ver naar achteren geplaatste poten moet bij iedere stap het zwaartepunt over
het steunbeen worden gebracht. Dit verklaart de waggelende gang.
Net
als de meeste andere eenden heeft de wilde eend een brede snavel die over het
wateroppervlak heen en weer wordt bewogen, waardoor het voedsel zoals zaden en
plantendelen uit het water worden gezeefd. De rand van de snavel is bezet met
hoornlamellen; aan het eind zit een harde nagel.
Als
eenden grondelen zuigen ze met hun vlezige, gevoelige tong water op door de
snavelspits en persen dit met de gesloten snavel via de randen weer naar
buiten; hierdoor ontstaat het bekende snaterend en slobberend geluid.
Voedseldeeltjes worden door de snavelrand (via 25 zenuwknopen/mm²) herkend.
Het
vrouwtje zoekt de legplaats, het liefst aan de waterkant bij brandnetels,
varens of lang gras. Het nest is een ondiep kuiltje, doorgaans op de grond,
bekleed met gras, bladeren en plantjes. Bij de eendjes ontstaan tussen de
donsveren van de buik lange veren.
Voor
het legsel compleet is, trekt de vrouwtjeseend deze uit en gebruikt ze om het
nest mee te omzomen en af te dekken. Er zijn 10 tot een dozijn eieren die na 28
broeden uitkomen. Zodra hun dons droog is en de lucht tussen de donsveertjes
kan kome, kunnen ze alles: zwemmen, rennen en voedsel zoeken.
Eens
de pullen, die zeer schuw zijn, na 9 tot 11 maanden geslachtsrijp zijn.
Een
grote bedreiging is de slootwaterpeilverlaging, waardoor oeverbegroeiing en
waterplanten verdwijnen. Verder hebben de pullen te lijden onder de meeuwen, reigers,
bosuilen, ratten, snoeken, katten, koud en nat weer, alsook aan een tekort aan
eiwitrijk voedsel.
Ook
het autoverkeer (vooral in het voorjaar) en strenge winters maken veel
slachtoffers onder de wilde eenden.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan in
het archief terecht bij:
Begin mei is het eiland een waar paradijs voor vogelaars.
Het is een geliefde bestemming onder vogelliefhebbers, fotografen en natuurfans. Er komen ruim 300 vogelsoorten voor, waaronder maar liefst 33 soorten roofvogels en een keur aan bijzondere steltlopers, watervogels en zangvogels. Lesbos wordt door veel soorten trekvogels als rustplaats gebruikt op de voorjaarstrek vanuit de overwinteringsgebieden in Afrika naar de broedgebieden in het noorden.
Lesbos is met een oppervlakte van circa1 750 km² (70 km lang en 45 km breed) het op twee na grootste Griekse eiland gelegen nabij Turkije op de vogeltrekroute naar het noorden.
Het telt amper 80 000 inwoners, waarvan de meeste in de hoofdstad Mytilene wonen.
Vanuit het zuiden uit dringen 2 baaien ver het bergachtige eiland binnen.
Olijfbomen zie je overal. Ze vormen naast de toeristische troeven met kleinschalige accommodaties een belangrijke bron van inkomsten.
Een ideale bestemming voor wie traditie en natuur naar waarde schat
Lesbos is meer dan een vogelparadijs. Het heeft een heerlijk klimaat en biedt eindeloze wandelmogelijkheden. Het landschap is zeer afwisselend; je vindt er verschillende landschapstypes, waaronder:
·wetlands: rivieren, sloten, binnenmeren, moeras, zoutpannen en rietvelden;
·rotskusten;
·gecultiveerde velden en grasland: deze gebieden bevinden zich doorgaans langs rivieren en rivierdalen, waar water meestal overvloedig aanwezig is; het grasland wordt doorgaans niet gespoten, waardoor er veel insectenlokkende kruidgewassen voorkomen;
·struikgewas en droge rivierbeddingen komen vooral in het binnenland veel voor;
·olijfboomgaarden domineren het eiland; er staan ongeveer 11 miljoen bomen (25% van alle olijfbomen in Griekenland) die profiteren van het gematigd zeeklimaat;
·naald- en eikenbossen beslaan een groot deel van het eiland;verspreid liggen eikenbossen in het westen en noodwesten van het eiland;
·kale hooglanden met diepe valleien.
Lesbos heeft de meeste zonuren van het Middellandse Zeegebied; de zomers zijn dus bijzonder heet en droog. Toch is het prima toeven op Lesbos, dank zij de aangename wind.
Voor strandliefhebbers biedt het rustige Griekse eiland zowel kilometerslange afgelegen zand- als kiezelstranden.
De bijeneter, de kleurrijkste vogel
De meeste paren blijven elkaar heel hun leven trouw. Toch wordt elk voorjaar opnieuw bruiloft gevierd. De huwelijksdaad wordt ingeleid met een groot geschenk en omstandige rituelen.
De balts duurt dagenlang en heeft vaak weg van een (schijn)vechtpartij, maar zodra een paartje s nachts dicht tegen elkaar aan slaapt, is het huwelijk gesloten.
Het paartje talmt dan wat rond in de buurt van waar het vorig jaar heeft gebroed. Bijenenters zijn kolonievogels die allen van een wand van zand, leem of zelfs steen een gatenkaas maken. In elk gat broedt een stel, vlak bij elkaar en dat is toch wel merkwaardig voor insecteneters, die over het algemeen nogal gesteld zijn op een eigen jachtgebied.
Kennelijk weegt bij deze vrolijke zuiderlingen de gezelligheid en de veiligheid in de kolonie zwaarder dan in het eigen territorium.
Dagen na elkaar komen ze kijken hoe hun boeltje van vorig jaar erbij ligt.
De oude nestholten worden geïnspecteerd en onder veel geroep besproken. Niet dat dit er veel toe doet, want straks zal elk stel een brandschoon nieuw gat graven.
Belangrijker is de plek, die lekker warm moet zijn, tamelijk kaal, overzichtelijk en toegang biedt op een insectenrijk achterland, daar een kolonie gemakkelijk 20 tot 30 vogels telt.
Soms is die voedselrijke plek In keen moerasje, waar libellen, haften (eendagsvliegen) rondhangen. Een ruig land met grazend vee is ook goed. Koebeesten hebben altijd vliegen om zich heen en in het grasland komen vaak sprinkhanen voor. In kleine akkertjes met omgewoelde, maar onbespoten grond, bloeien altijd bossen akkerbloemen, die op hun beurt weer hommels en vlinders lokken.
Wat zitjes in de onmiddellijke nabijheid van de holen, in de vorm van dorre takken zijn onontbeerlijk.
Al zien bijeneters eruit als versiersels op een porseleinen vaas, zijn het noeste mijnwerkers die nestholen graven van een halve meter. Het lijkt ze geen moeite te kosten want ze beginnen vrolijk met wel 3 gangen tegelijk. Uiteindelijk maken ze er één af.
Aan het eind graven ze een kamer, waarin de 6 of 7 jongen worden geboren.
De 1ste week worden ze er ook gevoerd, maar naderhand kruipen de kuikens naar de holopening om de hapjes aangereikt te krijgen, die keurig zijn schoongemaakt, ontdaan van angels, vleugels of schilden.
Als de zorg voor de jongen erop zit, gaat de hele familie er vandoor samen met de andere paartjes van de kolonie. Als het even kan, sluit men onderweg aan bij medereizigers, waardoor de vlucht (zwerm) in aantal indrukwekkend tot honderden vogels kan aangroeien.
Eens ter bestemming in Afrika, waar in de savanne rond de keutels van gnoes (wildebeesten), zebras, topis (antilopen) en olifanten, leuk wat beestjes omheen zwermen, kunnen ze weer op krachten komen.
In zulke gevallen willen bijeneters nog weleens op de grond jagen; ze kunnen er naar hartenlust smullen van uitvliegende termieten of van zwermende sprinkhanen.
Al zijn vette vliegen, torren, dikke spinnen, rupsen lekkere hapjes, toch gaat de voorkeur naar bijen, hommels en wespen.
De grote hoornaar, de superwesp met haar roodgele achterlijf is natuurlijk de delicatesse, maar tevens de buit waarvan de angel met het gifblaasje best wordt verwijderd door het achterlijf stevig tegen een tak aan te wrijven.
Door zijn voorkeur voor bijen is de bijeneter helemaal niet populair bij imkers.
Misschien weten de bijenhouders niet dat de bijeneter bij voorkeur mannetjesbijen pakt omdat die geen angel hebben. En darren zijn nu eenmaal de minst nuttige individuen van het bijenvolkje. Ze mogen de nieuwe koninginnen bevruchten en als dit gelukt is, worden ze door hun zussen afgeslacht.
Wie de bijeneter in actie wil zien, kan hier het filmpje van Marianne De Vogelkijker bekijken:
De kleurrijke verschijning,
waarvan het verenpak haast elke kleur van de regenboog weerkaatst, is bij
vogelaars een gegeerd fotomodel.
Buitengewone
vliegprestaties
Tijdens hun vlucht zijn bijeneters
enkele van de snelste insecten te slim af. Omdat ze houden van grote, snel
vliegende insecten, zoals bijen, wespen, horzels, moeten ze vlug en behendig
zijn. Hun goede gezichtsvermogen laat toe een bij of wesp op te merken van 100
m afstand. Sommige bijeneters gebruiken bij het vangen van hun prooi een
duikvluchtmethode, waarbij ze zich vanboven op het insect storten.
Vaker nog zullen ze op
een tak neerstrijken en vandaar wegschieten om een voorbijkomend insect te
verschalken.
Andere soorten gebruiken
een zelfs nog lastiger techniek. Eerst vliegen ze achter en onder het insect
in zijn blinde hoek waarbij ze vaak bijna de grond raken. Dan versnellen ze
iets, heffen hun kop en plukken het insect met hun lange snavel uit de lucht.
Sommige Afrikaanse
bijeneters schakelen hulp van anderen in bij hun zoektocht naar voedsel. Ze
gaan dan soms naast grote dieren, andere vogels of zelf voertuigen vliegen om
de opvliegende insecten te vangen.
De brutale karmijnrode
bijeneter zal zelfs meeliften op de rug van een struisvogel, geit of zebra.
Deze gastheren doen niet alleen dienst als een handige uitvalsbasis voor de
bijeneter, maar brengen ook sprinkhanen en cicaden in beweging, waarmee deze
zich kan voeden.
Ook bosbranden trekken
grote zwermen karmijnrode bijeneters aan die zich te goed doen aan de
sprinkhanen, die aan de vlammen proberen te ontkomen.
Zonnebaden,
veren poetsen en wassen
Om snel te kunnen
vliegen, moeten veren in een optimale conditie zijn en de bijeneter heeft dan ook
een hele reeks remedies om parasieten te verwijderen en zijn veren schoon te
houden. Een bijeneter zal zeker 10% van de dag besteden aan de persoonlijke
verzorging.
Als de vogel zich s
morgens zit op te warmen in de zon, poetst hij vaak meteen zijn veren.
De zonnewarmte maakt de
parasieten kennelijk actiever en makkelijker te verwijderen. Sommige soorten
bijeneters houden ervan om gezamenlijk te zonnebaden, waarbij verscheidene vogels
dezelfde houding aannemen: met hun rug naar de zon gekeerd en met uitgestrekte
vleugels.
Wassen doen ze minder
vaak en dat blijf meestal beperkt tot een snelle duik in het water tijdens het
vliegen. In droge streken moeten bijeneters het doen met een stofbad.
Gezelschapsdieren
De meeste bijeneters
houden van gezelschap. Diverse soorten broeden in grote kolonies, waarvan
sommige uit wel 25 000 vogels bestaan. Die broedplaatsen liggen vaak op
grote zandbanken, waarin de vogels makkelijk hun hol kunnen uitgraven.
De broedkolonies bieden
extra bescherming tegen roofvijanden en door hun nauwe samenwerking kunnen ze
snel lokaliseren waar veel voedsel voorradig is. Zelfs tijdens het foerageren
blijven de sociale bijeneters bij elkaar in de buurt en houden ze contact via
hun hoogdringende roep.
Bij sommige soorten,
zoals de witkapbijeneter, werken familieleden samen om de jongen groot te brengen.
De helpers zijn doorgaans de nakomelingen van de oudervogels en dank zij hun
samenwerking slagen ze erin 2 x zoveel jongen groot te brengen.
Helpers assisteren bij
alle taken die met het nest te maken hebben: bij het graven van de nesttunnel,
het uitbroeden van de eieren en het allerbelangrijkste; bij het voeden van de
jongen.
Familiegroepen van
bijeneters houden er vooral van om samen op een tak te zitten. De vogels gaan
zo dicht bij elkaar zitten dat ze de indruk wekken alsof ze allemaal inschikken
om op de foto te passen. De gewoonte om zo dicht tegen elkaar aan te schuiven,
helpt ze ongetwijfeld om tijdens koude nachten warm te blijven.
Bijenverdelger
Meer en meer zijn
bijeneters zich gaan specialiseren in het eten van sprinkhanen, vooral in
West-Afrika, waar veel vernielzuchtige treksprinkhanen voorkomen.
De karmijnrode bijeneter
heeft zelf veranderingen aangebracht in zijn nest- en trekgedrag om te kunnen
profiteren van dit voedsel dat zo ruim voorhanden is. Hij volgt nu de
treksprinkhanen als ze uitzwermen langs de rivier de Niger.
Niettemin hebben
bijeneters, zoals hun naam al aangeeft, een zwak voor bijen hebben, hun
favoriete lekkernij.
Daarom zijn ze bij de
imkers allesbehalve geliefd. Het positieve is echter dat ze ook wespen en
horzels eten (die zich met bijen voeden) en dat ze in de herfst oude bijen
vangen, die de korf makkelijker met een ziekte kunnen besmetten.
De elegante, kleurrijke en
tropische verschijning, die met veel geluk als uitzonderlijke zomerdwaalgast ook
in onze streken wordt aangetroffen, behoort tot de orde van de neushoornvogels,
scharrelaars en ijsvogels.
Oorspronkelijk kwam de Europese
bijeneter hoofdzakelijk voor in warme gebieden rondom de Middellandse Zee en op
de Oost-Europese steppen. Door de voortdurende opwarming van de aarde heeft hij
zich steeds meer in noordelijke richting weten uit te breiden, waardoor men hem
tijdens de broedperiode zeer incidenteel als zeldzame dwaalgast ook in onze
contreien kan waarnemen. De vogels overwinteren ten zuiden van de Sahara en
keren eind april terug uit tropisch Afrika.
De bijeneter komt in
verschillende biotopen voor: open parkachtige bossen met struikgewas, weilanden
en akkers met kruidenrijke randen, bosranden en andere territoria als
zandafgravingen, vrijwel altijd in de directe nabijheid van waterrijke
gebieden.
Bijeneters zijn
insecteneters en behendige vliegers, die ook in vlucht insecten, zoals
sprinkhanen, kevers, libellen, zweefvliegen, hommels en bijen te grazen weten
te nemen. Ze jagen doorgaans vanaf een uitkijkpost.
De angel van bijen en
wespen wordt vaak verwijderd door de prooi langs de tak te wrijven.
Bijeneters worden in de
zuidelijke landen vaak vervolgd, omdat imkers menen dat ze met een ernstige
concurrent hebben te maken. Alleen op Cyprus worden er jaarlijks zeker zon 10
000 stuks geschoten in de korte tijd dat ze daar broeden.
Bijeneters stijgen op
met stijve, snelle vleugelslagen, hangen stil, cirkelen rond en glijden omlaag
of jagen achter prooien aan met krachtige vleugelslagen en glijvluchten.
De vleugels zijn puntig
waardoor ze bij het vliegen wat op zwaluwen lijken.
Het verenkleed is
voornamelijk blauw; de rug is grotendeels geel; kenmerkend ook zijn de rode
ogen en de opvallende zwarte oogstreep; de keel is geel; de kruin is roodbruin;
de middelste staartveren zijn verlengd.
De kleur verloopt van
donker kastanjebruin op de kruin naar goudbrons op de stuit; de staart is
blauwgroen, de middelste staartpennen zijn verlengd.
De onderdelen zijn
turquoise, naar staart toe groener wordend. De kleine en middelste handdekveren
zijn grasgroen, de armdekveren zijn warm kastanjebruin. De schouders zijn
helder goudkleurig, de tertials (elleboogpennen) groenblauw en de grote
handdekveren zijn donker blauwgroen, de handpennen zijn glanzend, donker
hemelsblauw.
De vleugels vertonen een
zwarte achterrand; op het witte voorhoofd onderscheidt zich een bleekblauwe wenkbrauwstreep.
De lange gebogen snavel is puntig.
De lichaamslengte
varieert van 25 tot 27 cm; de spanwijdte wisselt tussen de 36 en 40 cm en het
lichaamsgewicht schommelt tussen de 50 en 70 g.
Vermits heel veel
insecten in de buurt van water blijven, zijn bijeneters ook altijd in de buurt
van waterpartijen te vinden. Omdat bijeneters ook vaak insecten vangen, die net
bloemen hebben bezocht, krijgen ze ook de zeer voedzame nectar en stuifmeel
binnen, waardoor ze zelf nauwelijks plantaardig voedsel hoeven op te nemen.
Deze kolonievogels leven
het hele jaar door in zwermen en zitten vaak schouder aan schouder.
De bijeneters kiezen
oevers van meren of rivieren uit met afgegraven steile wanden. In deze
oeverkanten graven ze horizontale nestgangen van ruim 1 m lang met aan het eind
een nestholte, die iets hoger ligt. Deze tunnels zijn zo krap dat er slechts
één vogel tegelijk door kan; passeren is alleen in het nest mogelijk. Hierdoor
is het nest ook behoorlijk beschermd tegen roofdieren.
De bijeneter is een zeer
sociale soort die in kolonies broedt, in luidruchtige zwermen trekt en ook de
winter in groep doorbrengt. Soms krijgen paren hulp vansoortgenoten bij het grootbrengen van de
jongen. Als een vogel op het nest terugkeert, begroeten de partners elkaar door
hun staart te spreiden en ermee te trillen, terwijl ze een opgewonden roep
laten horen.
De pop legt per legsel
doorgaans 4 eieren, die beide ouders om beurten bebroeden. Na ruim 3 weken
komen de jongen uit. Ieder koppel zorgt alleen voor zijn eigen jongen, anders
dan bij de karmijnrode bijeneter waar de hele groep vaak helpt.
De oudervogels houden
contact met de broedende partner door speciale geluiden die ze alleen in die
tijd maken. De jongen worden voorbereid op de komst van een ouder (die met een
portie voedsel komt aanvliegen) met weereen andere roep. Na 32 tot 33 dagen komen de jongen voor het eerst
buiten, de ouders blijven de jongen na het uitvliegen nog een paar weken voeren
en beschermen.
De vogel is hier in de
Sommevallei een frequent voorkomende meeuwensoort, die niet enkel langs de kust
wordt aangetroffen, maar tevens talrijk voorkomt in het binnenland.
De namen kokmeeuw of
soms kapmeeuw zullen ongetwijfeld zijn afgeleid van de karakteristieke chocoladebruine
kokmuts.
De kokmeeuw is
allesbehalve schuw en is dan ook gemakkelijk te observeren.
De vogel broedt in
kolonies in moerassen en meren, maar ook in duinen, kwelders of in veengebieden
meestal omgeven door water.
De kolonies zijn erg
luidruchtig en de meeuwen verdedigen eensgezind het territorium tegen de
vijand. Sommige andere vogels maken nuttig gebruik van deze waakzaamheid door
zelf het nest in de buurt of soms zelfs middenin de kokmeeuwenkolonie te
bouwen.
Kokmeeuwen zijn qua
voeding helemaal niet kieskeurig; ze lusten zowat alles: insectenlarven,
slakken op wei- en bouwland; vogeleieren, muizen en jonge vogeltjes, zelfs
etensresten van de mens. Ook durven de meesterdieven wormen van steltlopers (kieviten)
en visjes van sterns ontfutselen en vaak scharrelen ze tussen menselijke
afvalbronnen. Daarnaast proberen de kokmeeuwen ook om vliegend insecten te
vangen.
Meeuwen broeden normaal
gesproken in duinen en natuurgebieden. Wereldwijd is echter een trend zichtbaar
dat kustvogels zoals kokmeeuw, zilvermeeuw en visdiefje het stedelijk gebied
opzoeken. Er zijn diverse redenen denkbaar waarom ze dat doen. Ze leren dat het
leven in de stad veilig is en dat wij mensen voorwaarden scheppen om er te
kunnen leven:
veilige
platte daken, vaak bedekt met grind (roofdieren, zoals de vos komen daar niet);
direct
voedselaanbod op de straten rondom de nestlocatie (etensresten in huisvuilzakken);
nestmateriaal
(grind, vuile daken);
licht
van straatverlichting (plekken makkelijk te vinden);
overmatig
en makkelijk voedselaanbod door het voeren van mensen op straat;
veel
soortgenoten aanwezig.
In deze periode (mei) zijn
de kokmeeuwen druk in de weer met hofmakerij, zoekend naar een geschikte
nestplaats met heel wat gebekvecht rond het betwiste territorium tot gevolg.
De broedlocaties worden
vanaf maart bezet en begin juli zijn de meest jongen uitgevlogen.
Wat hierbij opvalt is
dat alle leden van de kolonie hun eieren binnen dezelfde tijdspanne van 3 tot 4
dagen leggen. Dat biedt nogal wat voordelen omdat hun kwetsbaarheid tegenover
roofdieren wordt beperkt, omdat die maar een beperkte hoeveelheid voedsel per
dag kunnen eten.
Tegelijk beginnen met
broeden, voorkomt ook dat eieren en kuikens verloren gaan omdat sommige meeuwen
nog een nestplaats moeten veroveren terwijl soortgenoten reeds het broeden
hebben aangevat. Hun nesten liggen haast tegen elkaar aan.
Kokmeeuwen kunnen
behoorlijk oud worden; ze hebben een levensverwachting van 10 tot 15 jaar.
Gezien deze leeftijd zou je denken dat er steeds meer kokmeeuwen komen?
Gedurende hun levensperiode hebben ze immers ruim de kans om zich voor te
planten.
Biologisch
broedonderzoek in onder andere Nederland en Vlaanderen wees een tijd geleden uit
dat een slechte reproductie één van de belangrijke oorzaken is van de dalende
aantallen in Europa.
Dit lage broedsucces zou
vooral worden veroorzaakt door verliezen in de eierenfase.
Vandaar het belang om de
kokmeeuwen te ringen om alzo zicht te krijgen over hun herkomst, verspreiding,
plaatstrouw aan overwinteringsgebied en broedlocatie, leeftijd.
Wie een eerder
verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende
bijdrage opsnorren:
Na het ochtendlijk merelconcert hoorde ik 14 dagen lang inmiddels net één week geleden
in het vakantieverblijfje dat we huren in de Somme-vallei dagelijks het helder getjilp van het druk, bezig en rumoerig dorpsvogeltje.
Tijdens de dagelijkse trip naar de bakker weerklonk haast op elke hoek van de straatjes de enthousiaste roep van de dominant aanwezige kerel.
Verwonderlijk is het niet, daar het pittoreske vissersdorp met heel wat oude woonwijken soms zelfs haast vervallen gebouwen talrijke ideale nestgelegenheden en schuilplaatsen verschaft. Overal zijn er holtes, nissen, spleten, uitnodigende plekjes, vaak onbereikbaar voor ongewenste belagers.
De kriskras door elkaar staande diverse woningen en kronkelende wegen en steegjes
karakteristiek voor oude dorpskernen zorgen voor een wat ruige en rommelige, maar tevens voor een gastvrije en joviale warme biotoop, waar mens en vogel zich thuis voelen.
Overal bieden bakstenen tuinomheiningen of omwallingen van parkdomeintjes, vaak begroeid met klim- en slingerplanten, veilige groene plekjes.
Daarenboven worden door vele inwoners broodkruimels en versnipperde etensrestjes op balkons in bloembakken of in kommetjes en schaaltjes op een voor katten onbereikbare plaats dagelijks te grabbel gestrooid.
Je treft huismussen even goed aan op de dijk, het strand, in de omgeving van en op de marktplaats, alsook op druk bezochte groene terraspleintjes.
Het valt trouwens in heel de Sommestreek op dat de attente en gulle schenkers echte natuurfans en vogelliefhebbers zijn.
Het jaarlijks Festival de lOiseau, La Maison de la Baie de Somme et de lOiseau, le Parc Ornithologique du Marquenterre beklemtonen dit met verve.
Een natuurpareltje
De baai van de Somme werd overigens recent opgenomen in de lijst van de zeer gesloten club van Grands Sites de France.
Dat is een label dat wordt toegekend aan uitzonderlijke sites en dat dank zij de 45 000 ha aan uitzonderlijke landschappen
Wie deze uitgestrekt en ongerept natuurgebied eens wenst te verkennen, kan hier heel wat natuurlijke lokale producten proeven zoals mosselen (Bouchots), het lamsvlees van de schapen die op de weiden (l Estran, te vergelijken met onze poldergebieden) staan, waar het zout water overloopt, zeekraal, keuze genoeg!
Wat eveneens heel belangrijk is om het statuut van Grand Site te verdienen is dat de liefde voor natuur (in dit geval voor de fauna en flora van de baai) wordt doorgegeven aan kinderen. Vandaar dat het reeds eerder vermeld Maison de la Baie de Somme pedagogische ateliers organiseert om de liefde voor de baai door te geven aan de kinderen, want zij zijn de toekomstige natuurambassadeurs van onze planeet.
In Zaventem lijkt het getjilp her en der weer wat aan te zwellen en dat is verblijdend nieuws. Op de waarnemingsfiches, gekoppeld aan opgelegde observatieperiodes, ter beschikking gesteld door Vogelbescherming Vlaanderen naar aanleiding van het proefproject huismussennestkasten, verschijnen hoopvolle signalen van de Vogelvrienden van de Kille Meutel.
Ook in Lovendegem hebben inmiddels een aantal mussenkoppeltjes hun intrek genomen maar niet enkel in het meest gegeerde groene nestkastje; ook in de coniferen en struiken zijn nesten want er vliegen wel een 20-tal huismussenmannetjes, - vrouwtjes, - jongen uit in de tuin en de onmiddellijke omgeving bij Georges Van Damme.
Het illustrerend beeldmateriaal dat Georges en andere huismussenspotters ons geregeld bezorgen, nemen we op in een gegevensbank, die ons na het opvolgingsonderzoek moet toelaten de beste huisvestingsnormen voor onze geliefde straatket in kaart te brengen.
Wie eerder verschenen artikels uit het archief wil raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen ontdekken:
Er was een tijd dat
pinguïns en ijsberen elkaar wél konden ontmoeten. Tot de 19de eeuw
leefde op de Noordpool de reuzenalk de originele pinguïn. De mens knalde
het laatste exemplaar af. In het boek: Het
zesde uitsterven, vertelt Elizabeth Kolbert zijn verhaal.
Vette vogel
In hun hoogtijdagen
dat wil zeggen: voordat mensen hun broedgronden bereikten nestelden de reuzenalken
van Noorwegen tot in Newfoundland en van Italië tot in Florida. Ze waren
indertijd met vele miljoenen. Toen de eerste Scandinaviërs zich vestigden op
IJsland, kwamen de reuzenalken er zo veelvuldig voor dat ze er vaak op de
eettafel belandden. Hun resten werden gevonden in het huishoudelijk afval van
de 10de eeuw. De reuzenalk was een gemakkelijke prooi voor de
middeleeuwse IJslanders.
Voor zover we weten,
leefden reuzenalken op dezelfde wijze als pinguïns. In feite waren de
reuzenalken de originele pinguïns Ze kregen hun naam wel of niet afgeleid
van het Latijnse pinguis, wat vet
betekent van de Europese zeevaarders die hen zagen in de noordelijke
Atlantische Oceaan. Toen later andere zeevaarders op het zuidelijk halfrond
gelijkgekleurde en gelijkgebouwde vogels vonden, die evenmin konden vliegen,
gaven ze hen dezelfde naam wat aanleiding gaf tot veel verwarring omdat alken
en pinguïns tot geheel andere families behoren. Pinguïns vormen hun eigen
familie, terwijl alken leden zijn van een familie waartoe ook papegaaiduikers
en steltlopers behoren. De Alca orda
alias de gewone alk is volgens genetisch onderzoek de naaste nog levende
verwant van de reuzenalk.
Net zoals pinguïns waren
reuzenalken fantastische zwemmers ooggetuigen meldden dat ze
verbazingwekkende snelheden haalden in het water en ze brachten het
grootste deel van hun leven door op zee. Maar tijdens het broedseizoen, in mei
en juni, waggelden ze massaal aan land en dan waren ze uiterst kwetsbaar.
Amerikaanse indianen joegen duidelijk op reuzenalken in een oud graf in
Canada werden meer dan honderd snavels van alken gevonden. En de neanderthalers
uit het stenen tijdperk deden dat eveneens: resten van reuzenalken werden
teruggevonden in archeologische sites in onder andere Denemarken, Zweden,
Spanje, Italië en Gibraltar. Toen de eerste kolonisten landden op IJsland,
waren al veel broedplaatsen leeggeroofd en was de soort waarschijnlijk al sterk
uitgedund. Maar pas nadien volgde de massamoord.
Makkelijke prooi
Vanaf het begin van de 16de
eeuw pendelden Europese vissers veelvuldig naar Newfoundland, naar de rijke
visgronden van de kabeljauw. Bijna ter bestemming gooiden ze het anker uit bij
een grote platte klomp van roze graniet die net boven de zeespiegel uitstak. In
de lente was de 20 hectare grote rotsplaat overdekt met vogels die er bij wijze
van spreken schouder aan schouder stonden.
Er stonden of zaten veel
genten en steltlopers en de rest waren reuzenalken. De kale rots, ongeveer 60 km
buiten de N-O kust van Newfoundland, stond toen bekend als Vogel-eiland of
Pinguïn-eiland en tegenwoordig als Funk-eiland. Aan het einde van een lange
trans-Atlantische tocht, wanneer de voorraden bijna opgegeten waren, was vers
vlees goud waard en dat dit vlees bovendien met groot gemak van deze rotsklomp
kon worden geplukt, trok snel de aandacht. De Franse ontdekkingsreiziger
Jacques Cartier rapporteerde in 1534 dat sommige van de tijdelijke bewoners van
het eilandje zo groot als ganzen waren:
Ze
leven bijna altijd op zee want ze kunnen met hun kleine vlerken niet vliegen
( ) maar daarmee klieven ze even snel door het water als andere vogels vliegen
door de lucht. En deze vogels zijn heerlijk vet. In minder dan een halfuur
vulden we er twee boten mee, alsof het ballaststenen waren. De vogels die we
niet vers konden opeten, pekelden we. Elk schip legde vijf of zes vaten vogels
in met zout.
Enkele jaren later
landde een Britse expeditie op het eilandje, overvol met groot gevogelte.
De matrozen dreven een
groot aantal van deze vogels in hun boten en waren lovend over het smakelijke
vlees: zeer goed en voedzaam vlees. In 1662 beschreef kapitein Richard
Whitbourne hoe de reuzenalken over de gangplank aan boord werden gedreven met
honderden tegelijk.
Enkele decennia later
werd de reuzenalk voor veel meer aangewend dan voor levensonderhoud. Een
kroniekschrijver stelde vast dat de reuzenalken van Funk-eiland werden uitgebaat
op alle mogelijke manieren die de mens kon bedenken. Alken werden in de
visvangst gebruik als lokaas. Met hun veren en dons werden matrassen gevuld.
Hun olie werd gebruikt als brandstof.
Er werden stenen kooien
gebouwd op het eiland de grondvesten zijn nog zichtbaar en de vogels werden
daarin gedreven in afwachting dat iemand de tijd vond om ze te slachten.
De Engelse zeeman Aaron
Thomas schreef aan boord van hms Boston, onderweg naar Newfoundland:
Als
je ze vangt voor hun veren, doe dan geen moeite om ze te doden. Je pakt er
gewoon een vast en plukt de beste pluimen. Waarna je de arme pinguïn te water
laat, half kaalgeplukt, zodat de vogels vanzelf traag omkomt.
Er groeiden toen en nu
geen bomen op het kille Funk-eiland en dat gaf aanleiding tot nog een ander
nuttig gebruik dat dezelfde Thomas beschreef: verwarming:
Neem
een kookketel mee, steek er een of twee pinguïns in en stook een vuurtje onder
de ketel.
De
vlam zal heel zeker worden onderhouden door de onfortuinlijke pinguïns, want hun
olierijke lijf schiet snel in brand.
Geveld door zijn eenzaamheid
Toen de Europeanen voor
het eerst voet aan wal zetten op het eiland, vonden ze er naar schatting
100.000 koppels reuzenalken, die er evenveel eieren uitbroedden.
Reuzenalken legden doorgaans
maar één ei per jaar.
Een dergelijk ei had een
doorsnede van 12 cm en was bruinzwart gespikkeld. Alleszins moet de
broedkolonie op het eilandje zeer uitgebreid zijn geweest, om meer dan 2 eeuwen
van afslachten te kunnen doorstaan.
Maar eind de 18de
eeuw ging de kolonie steil achteruit. De handel in puimen en dons was zo
winstgevend geworden dat verschillende ploegen jagers de hele zomer bezig waren
op Funk met vogels te verbranden en te plukken.
Het is niet uitgemaakt
of de jagers daadwerkelijk tot en met de laatste alk van Funk hebben gedood,
dan wel of ze de kolonie zodanig uitdunden dat ze kwetsbaar werd voor nog
andere bedreigingen. Hoe het ook zij, algemeen wordt 1 800 beschouwd als het
jaar waarin de reuzenalk verdween uit Noord-Amerika.
Nadat de reuzenalken van
Funkeiland in de vergeetput waren gepekeld, gepluimd en geroosterd, bleef er
nog maar één enkele kolonie over van enige omvang, op het eiland eiland van
de reuzenalk zowat 45 km ten Z-W van het schiereiland Reykjanes op IJsland.
Het allerlaatste koppel
reuzenalken werd in 1844 op Eldey gedood. Eldey ligt op amper op 14 km van
Reykjanes, net ten Z van Reykjavik.
De fotos van de kleine
alk zijn van Birdfocus
De afbeelding van het
skelet van de reuzenalk mochten we ontlenen aan Tirion
Natuur, waarvoor onze
oprechte dank.
De looptechniek van de laatste der dinosauriërs verklaard
Geraadpleegde bron: De Standaard
Waarom een kippenknie achterstevoren staat
Is het je ook al opgevallen dat de knieën van kippen en andere vogels naar achteren zijn gericht?
Dat komt omdat ze dinosaurussen zonder staart zijn.
Wat een leek gemakshalve de knieën van een kip noemt, zijn eigenlijk haar enkels. De knie zit bij kippen hoog tegen het lijf aan. Het dijbeen van een kip zit horizontaal en neemt niet deel aan het stappen. Een kip zwaait eigenlijk haar poten vanuit de knie naar voren.
Wetenschappelijk onderzoek impliceert eerst waarnemen om zich daar dan vragen bij stellen. De vraag die bij de observator spontaan opkomt: waarom wandelt een kip vanuit de knie en niet vanuit de heup, zoals wij?
Waarom heeft ze zulke korte dijen en houdt ze die horizontaal?
En nu we toch bezig zijn: kippen zijn de laatste der dinosauriërs, zouden T-Rex en zijn kompanen ook zo koddig hebben gelopen?
Dinosaurusspecialisten Bruno Grossi van de Universiteit van Chili en José Iriarte-Diaz van de Universiteit van Chicago besloten samen de volgende stap te zetten in het wetenschappelijk onderzoeksproces en stelden een experiment op.
Ze bonden een wc-ontstopper aan de kont van 4 kuikens en lieten ze zo een 12 weken opgroeien tot ze volwassen waren; 4 andere kuikens kregen een gewicht opgebonden boven hun bekken en nog eens 4 anderen werden met rust gelaten en benoemd tot de controlegroep.
Ontstopper is een wat oneerbiedige beschrijving van de wetenschappelijk verantwoorde dinostaart die de kippetjes op maat aangemeten kregen: een 7 mm dikke houten stok, vastgezet in een klont Fimo-boetseerklei en met velcro vastgeklit op een broekje dat de kip droeg, zodanig dat de stok in lijn was met de projectie van de caudale wervels (in het verlengde van de staartwervels) en de pygostyle. De pygostyle zijn de vergroeide wervels die samen het vlezige aanhangseltje vullen dat bij een kip voor staart moet doorgaan.
De kippen mochten opgroeien in vrije uitloop of toch in een rond hok van 1,80 m doorsnede en 1 meter hoog. Om de 5 dagen kregen ze een nieuwe staart, telkens even lang als hun lijf, van 9 tot 28 cm. Het zwaartepunt van de kip-met-dinostaart lag daardoor 15% opgeschoven langs de lijn tussen het zwaartepunt van een kip zonder staart en dat van de staart zelf, wat bij een volwassen kip neerkwam op zowat 2 cm.
Aan doordacht wetenschappelijk onderzoek doen betekent ook alle mogelijke andere verklaringen uitsluiten.
Dus: als zon kip-met-staart anders ging lopen, kwam dat dan wel doordat haar zwaartepunt opgeschoven was of misschien gewoon omdat ze nu meer woog?
Daarom kreeg een 2de groep evenveel extra gewicht aangemeten, maar nu boven op de rug, netjes boven hun steunpunt, zodat hun zwaartepunt zich niet verlegde.
En dan maar filmpjes maken van waggelende kippen. Uiteraard nadat de make-upartiest van de ploeg ze selectief had kaalgeplukt om gekleurde klevertjes aan te brengen op heup, knie, enkel en het gewricht tussen voetbeen en tenen.
Op die manier kon een computer de beweging van de gekleurde stippen omzetten in gegevens waar een bewegingsanalyse-programma mee uit de voeten kon.
Laatste stap in het onderzoeksprogramma en wel deze die je carrière bepaalt als je wat baanbrekends hebt ontdekt en bewezen: publiceren, in dit geval in Plos One.
En inderdaad. Bij een dinosaurus met staart ligt het zwaartepunt ergens in het bekken, zodat de dino zijn hele poot kan gebruiken om te stappen. Haal die staart weg en de dino valt op zijn bek, tenzij hij zijn steunpunt onder zijn nieuwe zwaartepunt brengt. Met andere woorden, als hij zijn knie naar voren onder zijn zwaartepunt brengt en enkel nog het deel onder de knie gebruikt om mee te stappen.
Precies wat een kip ook doet. De kippen-met-wc-ontstopper gedroegen zich zoals hun voorouders: ze strekten hun poten en zwaaiden ze veel meer vanuit de heup.
Op naar de volgende vraag dus maar: hoe neemt een 6-tonner zoals T-Rex een haakse bocht zonder in het decor te belanden of zijn poten te breken? Dat is al iets moeilijker te vertalen naar een kip. Maar als je een idee hebt, zal de wetenschap je dankbaar zijn.
Onder leiding van Oswaldwerden nieuwe huismussenspotters van de wandelvereniging De Parkvrienden langsheen een door hem uitgestippeld parcours gegidst.
Opzet van dit initiatief was tijdens het Huismussentelweekend georganiseerd door Vogelbescherming Vlaanderen de loktroeven, die huismussen kunnen overhalen te nestelen, te veraanschouwelijken.
Geregeld werd tijdens de verkenningstocht halt gehouden op strategische infopunten, al dan niet in de buurt van groene zones, waar telkens de aandacht werd toegespitst op de 4 bepalende basisbehoeften en succesfactoren van een mogelijke habitat: voedsel, beschutting, water en ruimte.
Een voedselrijke tuin is van cruciaal belang, want tijdens een winterdag brengt een pimpelmees 85% van de tijd door met voedsel zoeken en s zomers moet een paar volwassen pimpelmezen voor hun opgroeiend legsel dagelijks 1 000 rupsen inzamelen.
Ook water is essentieel voor vogels om te drinken en te baden. Vooral zaadeters moeten veel water drinken, omdat dit in hun voedsel ontbreekt. Waterpartijen (vijvertje, komvormige schalen of kuipjes, waar regenwater in blijft staan) aanleggen of vogelbadjes voorzien, is aangeraden.
Alle vogels hebben bescherming nodig en op natuurlijke wijze kan dat op diverse manieren; bomen met een gesloten takkenstructuur, doornige vogelveilige struiken, dichte hagen en heggen.
Met het project huismussennestkasten tracht Vogelbescherming Vlaanderen in samenwerking met Vivara de muren tot leven te brengen met ingemetselde neststenen. Deze van houtbeton vervaardigde neststenen bieden alle soorten holenbroeders, die gebouwen opzoeken, veilige en beschermde broedplaatsen.
Met de Kille Meutel Vogelvrienden trachten we ons pluimpje bij te dragen tot het welzijn van onze trouwste cultuurvogel. De wandeltocht werd in beeld gebracht door Arletteen Robert
Geraadpleegde bron: de Standaard - De varroamijt
slaat nergens zo hard toe als in ons land en moordt de bijenkolonies een voor
een uit.
Het is de tijd van het jaar waarop de imkers hun bijenkasten voor het
eerst openen en zien hoeveel bijenvolken de winters hebben overleefd.
Imker Filip Wouters had 20 bijenkasten, één volk per kast; 12 volken
hebben deze winter overleefd. De andere 8 zijn uitgestorven, door de varroamijt
en een windhoos eind vorig jaar.
Voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond, Chris Dauwe meent dat
het nog te vroeg is om conclusies te trekken. De verschillen zijn immers groot;
de ene imker heeft geen enkele kast verloren, de andere is alles kwijtgeraakt.
De jongste berichten wijzen er op dat het deze winter met de
bijensterfte al bij al nog meevalt.
De parasiterende mijt vermenigvuldigt zich via het broed van de
honingbij
Toch blijft de varroamijt, die de bijen verzwakt en de grootste
boosdoener is van de grote bijensterfte, zorgen baren.
De mijt zet zich vast op de bij, zuigt bloedt en maakt een opening in
het schild van de bij. Daardoor raakt ze verzwakt en minder weerbaar tegen
allerlei virussen.
Een Europees onderzoek zette het probleem recent nog eens op scherp.
Van alle 32.000 door imkers gehouden kolonies, die in opdracht van de
Europese Commissie over 17 EU-landen werden onderzocht, bleken in de winter van
2012-2013 nergens zoveel bijen gestorven als in ons land.
Zonder bijen is er geen bestuiving van de meeste gewassen en fruitbomen
en komt de biodiversiteit en de voedselproductie in gevaar.
Al teistert de varroamijt bijenkolonies in heel Europa, toch valt best
te verklaren waarom in België de bijensterfte zoveel hoger is.
Het voedselaanbod voor honingbijen wordt steeds schraler. Een bij zoekt
voedsel in een actieradius van 3 km, maar als in die gebieden alleen tarwe,
maïs en aardappelen worden geteeld, dan komt ze niet aan haar trekken.
Bloemen in bermen bestempelen wij eerder als onkruid die moet worden
bestreden, maar voor bijen is het noodzakelijk voedsel.
In Frankrijk zijn er grote velden met zonnebloemen en koolzaad.
In Nederland heb je minder lintbebouwing en een beter groen beheer.
In Duitsland vind je in elk dorp linde- en kastanjebomen, een
belangrijke bron van nectar voor honingbijen.
Doordachte en doeltreffende
bestrijdingsstrategie
Een bijenvolk heeft per seizoen 40 tot 50 kg pollen nodig om te kunnen
overleven en zijn larven te kunnen voeden. Dan kom je er niet met één boom.
Het gebrek aan voedsel voor bijen is een groter probleem dan de
pesticiden. Als een bij geen voedsel vindt, gaat ze verzwakt de winter in. Als
daarbovenop de varroamijt toeslaat, is de kans dat ze de winter overleeft,
klein.
De varroamijt valt te behandelen, maar dat moet via een gecoördineerde
systeemaanpak gebeuren, zowel in de zomer (om de larven te beschermen) als in
de winter (wanneer de mijt op de volwassen bijen zit), wat al te zelden het
geval is. Liefst worden de juiste bestrijdingsmiddelen aangewend ook, maar daar
ontbreekt het vaak aan.
Leveranciers doen niet eens de moeite om hun product in ons land bij het
federaal voedselagentschap te registreren, omdat ze vinden dat de markt te
klein is.
De zomerbehandeling tegen de varroamijt is cruciaal, omdat dan de
winterbijen worden geboren. Bijen leven normaal 6 weken. Winterbijen leven
echter 6 maanden, omdat ze geen larven hoeven te voeden, maar dan moeten ze wel
gewapend zijn om de winter door te komen.
Om de varroamijt geen kans te geven, moet de behandeling in de zomer
daarom 6 weken duren, met het product timol of oxaalzuur.
Het probleem is dat imkers vaak te laat met de behandeling beginnen,
omdat ze willen dat de bijen zolang mogelijk honing produceren om te verkopen.
Gelukkig staat er een jonge generatie op die in de eerste plaats denkt
aan het welzijn van de bijen.
De bestrijdingsbehandelingen op elkaar afstemmen is van het grootste
belang.
Immers bijen kunnen uitvliegen en vooral darren vliegen makkelijk van
de ene bijenkast naar de andere. Bijen verdedigen hun nest, maar een vreemde
bij kan zich in een nest binnen bedelen als hij nectar bij zich heeft.
Als de dar drager is van de mijt, kan hij een schone kast weer
besmetten.
Bijenhotels zijn hot
Overal in Vlaanderen duiken ze op, zowel in de tuinen van burgers als
bij bedrijven.
Je kan zon bijenhuis kopen of het gewoon zelf maken. Met een bundel
riet, bamboe of andere holle stengels waarin de bijen kunnen nestelen. Hout of
steen waarin gaten geboord zijn, kunnen ook.
De wilde (of solitaire) bij laat er haar eitje en wat stuifmeel in achter.
De nakomeling ziet dan een jaar later het levenslicht.
Een bijenhotel plaatsen is een prima idee, maar het is maar één
element. Belangrijk is dat er in de buurt voldoende planten groeien waar de
bijen voedsel vinden.
Ongeveer een derde van de solitaire bijen zoekt onderdak in zon hotel.
Andere graven zich bv een plekje in de grond en bang hoef je ook al niet te
zijn, want wilde bijen steken niet gauw.
Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan in het archief
de volgende bijdragen via de zoekrobot opsnorren:
18/08/10De
mysterieuze verdwijnziekte
23/10/10Aanpassen of
opkrassen
04/11/12Bang van de
natuur
01/09/13Wespen,
muggen en vliegen in beweging
12/06/13Levensnoodzakelijke
bestuivers
De fotos zijn van natuurfotograaf Paula Sperberdie recent een website heeft opgebouwd, die je in de 2de
favorietenreeks op dit blog kan raadplegen zéker doen!
Recentelijk trok
Vogelbescherming Vlaanderen aan de alarmbel toen bleek dat de vaste stek van de
laatste grote Vlaamse kolonie van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw dreigde op
de schop te gaan.
De nestmogelijkheden van
maar liefst 6 500 broedparen staan hiermee op het spel, alsook een mogelijke
escalatie van het aantal dakbroedende meeuwen in de Vlaamse kustgemeenten met
een toename aan overlastmeldingen tot gevolg. Om die reden verzocht
Vogelbescherming Vlaanderen de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brugge via een
eenzijdig verzoekschrift de reeds opgestarte werken stil te leggen. De
rechtbank willigde op 20/03/14 het verzoek in en liet het vonnis onmiddellijk
door een gerechtsdeurwaarder betekenen aan de tegenpartij die hiertoe werd
verplicht de werken in uitvoering te schorsen. Concreet gaat het om de bouw van
2 loodsen, elk 20 790 m² groot en 2 parkings, respectievelijk met een
oppervlakte van 20 790 m² en 12 651 m².
Voor de havenuitbreiding
is zowel een stedenbouwkundige als een milieuvergunning nodig. De vergunning
van stedenbouw werd eind vorig jaar verleend, maar de milieuvergunning werd nog
niet goedgekeurd. De werken betreffende de eerstgenoemde vergunning mogen echter
niet worden uitgevoerd als de milieuvergunning nog niet definitief werd
verleend. De Firma Verbrugge Terminals vatte, ondanks een waarschuwing van de
Brugse bouwcontrole, de werken toch aan.
Een milieuvergunning is
nodig aangezien het bedrijf op de site, naast zware machines en motoren, onder
meer duizenden tonnen aan oliën, brandstoffen, gassen, verven, detergenten en
andere voor het milieu gevaarlijke en schadelijke stoffen zal opslaan.
De bouwwerken vallen pal
in het broedseizoen van de twee lokaal broedende meeuwensoorten.
Zilvermeeuwen vormen
vanaf december koppels en kiezen dan ook al de plek waar ze gaan broeden.
Bij de kleine
mantelmeeuw wordt de keuze van nestplaats in maart gemaakt.
Meeuwen zijn honkvaste
vogels en keren jaarlijks naar exact dezelfde plaats binnen de broedkolonie
terug. Voor de reeds aanwezige vogels kunnen de bouwwerken niet slechter
vallen. Daarnaast verkiezen de meeuwen grote aaneengesloten percelen die aan
weinig verstoring onderhevig zijn. Het spreekt voor zich dat de resterende
terreinen, waar de meeuwen wel nog kunnen broeden, door zowel de verstoring van
rijdende machines en trucs als de versnippering niet langer aantrekkelijk
zullen zijn en de volledige kolonie na verloop van tijd vermoedelijk zal
verdwijnen. Bedoeling is om rond deze tijd met het bedrijf een tegensprekelijk
debat in kortgeding op te starten en later ook de zaak ten gronde verder aan te
vechten, zodat de kolonie gevrijwaard blijft.
Zowel de zilver- als de
kleine mantelmeeuw is beschermd via het Soortenbesluit van 15/05/09. Het
opzettelijk en betekenisvol verstoren van deze vogels, in het bijzonder tijdens
de periode van voortplanting en de afhankelijkheid van de jongen, is verboden.
Ook is het verboden de nesten van de meeuwen weg te nemen, te beschadigen of te
vernielen. Daaronder vallen ook de nesten die in aanbouw zijn.
De Rechtbank van Eerste
Aanleg te Brugge verklaarde het verzoek in een beschikking ontvankelijk en
gegrond. Als de betrokken firma het verbod met de voeten treedt, legt de
beschikking een dwangsom op van 50 000 euro per dag dat de werken worden
verdergezet.
Samenvattende
nabeschouwingen in Reyers Laat
Meeuwen worden aan de
kust steeds vaker aanzien als de ratten van de lucht.
Nu blokkeren deze vogels
ook nog eens de verdere uitbreiding van de haven van Zeebrugge.
Toch moeten we meeuwen
kunnen appreciëren om wat ze zijn, vindt Jan Rodts, directeur van
Vogelbescherming Vlaanderen.
De zilvermeeuw broedt op
de site reeds sedert 1995 en de kleine mantelmeeuw vestigde er zich 4 jaar
later. Jan Rodts verwijst naar de Europese instandhoudingsrichtlijnen en heel
specifiek naar de vogelrichtlijn, die de EU-lidstaten verplicht speciale
beschermingszones aan te wijzen voor een lijst vogels waarvan de staat van
instandhouding is bedreigd en voor trekvogels in het algemeen. Al begrijpt de
directeur dat economische belangen in een havengebied zich ook vertalen in het
uitbreiden van bedrijfsterreinen, toch zal men tot een nuchtere afweging moeten
komen.
Geert Noels meent dat
bij duurzame ontwikkeling al sprake is van een ideaal evenwicht tussen
ecologische, economische en sociale belangen. Hij ondervindt zelf steeds vaker
dat men meer dan vroeger bereid is te streven naar een evenwaardige
beoordeling van de effecten en daardoor sneller in staat is compromissen te
sluiten.
De haven van Zeebrugge
is al jarenlang een hotspot voor broedende meeuwen. Maar liefst 90% van de
volledige Vlaamse broedpopulatie kleine mantelmeeuwen broedt daar al sinds
1999. Voor de zilvermeeuw die er al sinds 1995 broedt, gaat het om 80%. De
meeuwen broeden op enkele braakliggende terreinen in de voorhaven, maar de
ruimte wordt straks ingepalmd door bedrijfsgebouwen. Vogelbescherming
Vlaanderenvraagt zich af waar de
meeuwen straks naartoe moeten eens ze aankomen vanuit hun winterkwartier.
De migratie van de
meeuwen naar de stad heeft alles te maken met de verstoring van de
biodiversiteit en het steeds schaarser worden van natuurlijke broedplaatsen.
Jan Rodts licht nog toe
dat op het moment dat je stukken van de biotoop gaat inpalmen, de meeuwen op de dool gaan om een alternatief te
zoeken en dan is het niet ondenkbaar dat het gros van de meeuwenkoppels
aansluiting zal vinden bij de zich reeds gevestigde dakbroedende meeuwen in de omliggende
kustgemeenten, met alle nefaste gevolgen van dien.
De meeuwen schreeuwen
permanent tijdens het broedseizoen, laten een spoor van vuil achter, waardoor
zelf nestmateriaal in de afvoerbuizen geraakt en gedragen zich almaar
agressiever wanneer ze in de kustgemeenten op zoek gaan naar voedsel. Daarbij wordt
al eens vaker een pakje friet of een ijsje weggegrist.
Maar dat valt eveneens
te verklaren door onze slordige omgang met afval. Hiermee nodigen wij de
meeuwen als het ware uit om naar de stad te komen. Ook de rondzwervende
voedselresten, achtergelaten door nonchalante toeristen vormen een rijke
voedselbron voor de meeuwen. Meeuwen kennen immers het verschil niet tussen
geven en stelen.
Als je dan toch op die
plek de bouwwerken wil aanvatten en op zoek moet naar een alternatieve biotoop,
dan zou die best 40 ha groot zijn en niet verder liggen dan in een straal van 4
à 5 km.
Als wij natuurlijke
gebieden blijven inpalmen dan krijgen we hoe langer hoe vaker dieren op bezoek
in onze achtertuin. Het zit immers in de genen dat de soort zich moet
reproduceren.
In dit verband meldt Hilde
dat er plannen zijn om atollen te creëren. Er is een ruimtelijke ordeningsplan
om op zee eilandjes met als eerste functie veiligheidszones (buffers) te voorzien,
maar deze zouden tevens een elegante uitwijkmogelijkheid kunnen bieden.
Bijkomend voordeel van die eilandjes is dat de meeuwen dan ook hun voedsel in
zee zoeken in plaats van in de kustgemeenten.
Een andere duurzame
oplossing voor onze badsteden is het aanleggen van groendaken in het
havengebied, net zoals in de haven van Hamburg wordt gedaan.
Aanpassingsmaatregelen
tegen overstromingen worden momenteel volop bij onze noorderburen uitgetest. De
zandmotor is een innovatieve manier van kustbescherming en kustonderhoud. Door
wind, golven en stroming verspreidt het zand zich langs de kust en vormt er
nieuw strand en duinen, die ons tegen de zeespiegelstijging beschermt en extra
ruimte biedt voor natuur en recreatie.
Bekijk de virtuele
maquette en ontdek alles over de zandmotor
Geraadpleegde
bron: EOS Maandblad voor wetenschap Arnold van den Burg
Het gaat niet goed met
de sperwers in onze contreien. Dat komt vooral door een tekort aan aminozuren
in het voedsel van de roofvogels.
Sperwers komen nagenoeg in
heel Europa voor, maar bij onszijn er
de laatste jaren steeds minder.
Dat blijkt uit een
onderzoek aan de Nederlandse Raboud universiteit, dat naast sperwers ook
haviken onder de loep nam.
Vooral in zanderige
gebieden en op de heide verdwijnen beide soorten in ijltempo.
Een opvallende
vaststelling, aangezien bij tellingen van het INBO (het Vlaams Instituut voor
Natuur- en Bosonderzoek) begin deze eeuw nog bleek dat sperwers en haviken
veelvuldig voorkomen in onze streken.
Toch neemt net als in
Nederland ook in Vlaanderen het aantal sperwers al een aantal jaar af; de havik
daarentegen blijft het voorlopig goed doen.
De dalende trend is
zij het onrechtstreeks aan de milieuvervuiling te wijten.
De roofvogels hebben
aminozuren nodig en die worden aangemaakt door bomen, zoals eiken. Echter, door
de verzuurde ondergrond en de vervuilde lucht kunnen de bomen niet langer de
juiste voedingsstoffen opnemen om die broodnodige aminozuren, die de bouwstenen
zijn van de eiwitten, te produceren. Op hun beurt zorgen de eiwitten ervoor dat
de dieren vitamines aanmaken en energie opnemen. Van de 20 bestaande aminozuren
halen roofvogels er de helft uit hun voedsel.
Twee oorzaken liggen aan
de basis van het tekort aan aminozuren. Allereerst zitten er vanwege
bodemverontreiniging te weinig mineralen in de grond.
Een mogelijke oplossing
is om de verarmde bodems met mineralen te bemesten, maar op die manier wordt
het oorspronkelijke karakter van de bodem aangetast.
Daarnaast zit er ook
teveel stikstof in de lucht, eveneens te wijten aan de welig tierende milieuvervuiling.
Die overtollige stikstof zetten bomen om in andere stoffen dan aminozuren. Deze
stoffen, die giftig zijn, belanden via rupsen en zangvogels de belangrijkste
prooien van sperwers en haviken in de maag van de roofvogels.
Het aantal haviken in
Nederland is daardoor sinds het jaar 2000 gehalveerd.
Het sperwerbestand is in
diezelfde periode zelfs met 2/3 afgenomen.
België kampt eveneens
met een aanzienlijke daling vooral in zand- en heidegebieden in Brabant en de
Kempen. In ons land beklemtoont men dat nog meer roofvogelsoorten gevaar lopen,
zoals de buizerd en de torenvalk.
Op zich is het geen ramp
voor de natuur dat er minder roofvogels zijn het ecosysteem zal niet
plotsklaps in elkaar storten maar het is wel een belangrijke indicator dat de
mens een grote, kwalijke invloed uitoefent op natuurgebieden.
Opvallend is dat één
bepaalde roofvogelsoort niet te lijden heeft onder het aminozuurprobleem: de
uil al is dat strikt genomen geen roofvogel past een alternatieve methode
toe om aminozuren aan te maken. Hij heeft bepaalde bacteriën in zijn blindedarm
zitten, die instaan voor de aanmaak van aminozuren.
Wie eerder verschenen
artikels van de sperwer in het archief wenst te raadplegen, kan de volgende
bijdragen via de zoekmachine opsnorren:
02/05/08:
De sperwer, the killer
11/12/10:
De sperwer
29/04/12:
Rover geeloog zaait paniek in de Kille
Meutel
Op dit blog verschenen
al vaker artikels waarmee werd beoogd vogelliefhebbers praktische informatie te
verschaffen, die ervoor zorgt de meest populaire gevederde tuinbezoekers te
lokken. Er zijn heel wat natuurfans die er alles aan doen om tuinvogels een
groen en warm thuisgevoel te geven en dat kunnen we alleen maar toejuichen.
Deze bijdrage van de
heer Kris Beerlandt is een erg waardevolle en opbouwende beschouwing, die mooi
samenvat welke elementen ertoe doen de nobele pogingen van vogelliefhebbers in
praktijk te brengen.
Tijdens de zomer is het
opvallend stil in de tuin. Het zoemen en gebrom van insecten overstemt de
vogelzang. Soms hoor je de stille alarmroep van de merel die haar jongen
verwittigt voor mogelijk gevaar.
De laatste decennia zijn
vaak braakliggende terreinen ontgonnen voor wegen, woningbouw en industrieterreinen.
Hierbij verloren vogels hun habitat (leefomgeving) en zijn zo voor hun voortbestaan
meer afhankelijk geworden van onze tuinen.
Voor de eigenaars is het
daarom van belang een tuin zo in te richten en te beplanten dat vogels er
voedsel, water, beschutting en broedgelegenheid vinden.
Hoe groot of klein een
tuin ook is, we lokken meer verschillende soorten vogels in de tuin wanneer
deze voldoet aan de eisen die vogels stellen aan hun territorium.
Hoe beter je tuin is
afgestemd op zijn omgeving, hoe groter de kans dat vogels er voedsel en
bescherming zoeken. De aanwezigheid van vogels in de tuin is een bron van
plezier, vooral als we ze van dichtbij kunnen bewonderen.
Vogelvriendelijk is geen verwildering
Vogelvriendelijk
tuinieren betekent niet dat we de planten hun gang laten gaan. Verwildering in
de tuin leidt naar eenvormigheid. Bepaalde planten zoals grassen en brandnetels
gaan dan alles overheersen. De soortenrijkdom van planten neemt af en hierdoor
vermindert ook het voedselaanbod.
Andersom een perfect
onderhouden tuin, netjes opgeruimd en zonder één enkel slordig hoekje heeft aan
vogels weinig te bieden. Het voortdurend schoffelen, weghalen van blad, takjes
en verdorde bloeiwijze leidt ertoe dat er nauwelijks nog insecten,
nestmateriaal, zaden en vruchten voor vogels te vinden is.
Uit onderzoek blijkt dat
een gebrek aan slakjes de oorzaak is van dunne en poreuze eierschalen bij de
koolmees. Het normale menu van meesjes bestaat uit rupsen en spinnen, maar
tijdens de legperiode hebben ze juist de kalk uit de slakkenhuizen nodig. De
natuurlijke aanwezigheid van slakken is voor de koolmees van groot belang.
De meeste vogels eten
zowel zaden als insecten. Het voedselaanbod voor zaadeters hangt af van de
plantkeuze die wij maken. Beplant de border met insectenlokkers als
boerenkrokus, boerenwormkruid, kaardenbol, koninginnenkruid, kattenstaart,
marjolein, hemelsleutel, Japanse anemoon en dergelijke. Hun bloeiwijze trekken
insecten aan en leveren bovendien interessante zaden.
Bessen en vruchten
Bes- of vruchtdragende
bomen en struiken staan in de vogeltoptien. Bij de besdragende bomen of
struiken moet zeker rekening worden gehouden met de kleur en de grootte van de
bessen of vruchten. Rood is voor vogels goed te zien en zwart reflecteert
ultraviolet licht dat wij niet zien, maar vogels wel.
Kleine bessen van de
vlier en de rode kornoelje zijn voor kleine vogels als mees en vink goed te
eten, maar de grotere bessen van meidoorn en klimop niet. De bessen van deze
laatste zijn dan weer voedsel voor merel
en koperwiek. Wij opteren bij onze keuze voor een nieuwe aanplant van een
struikengordel voor inheemse soorten. De vruchten van deze struiken vormen een
belangrijke voedselbron in de winter.
De siertuin netjes en
rigoureus onderhouden is een overblijfsel van het idee, dat mensen de natuur in
de tuin moeten beheersen en bedwingen. Beter is het de natuurlijke processen in
onze tuin mee te begeleiden.
Tijdens de herfst kan
een uitgebloeide border adembenemend mooi zijn: met een verscheidenheid aan
zaadvormen en de vele tinten grijs, beige, bruin en rood.
Ook de
tuin kan natuur zijn
Toch hoor je vaak dat de
tuin toch iets anders is dan een natuurdomein. In de natuur snoeit niemand wat en
daar stoort ook niemand zich aan.
Een tuin is een gewenste
en door ons samengestelde natuurhoek, wij selecteren en rangschikken, verder
nemen we er alles bij, groei, bloei en ook verval.
Meer natuur verhoogt de
belevingswaarde van je tuin: elk seizoen is anders en telkens valt er iets te
beleven.
In een vogeltuin is het
gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zéker niet verantwoord.
Je doodt immers het
voedsel voor vogels en hun jongen. Insectenplagen zijn niet plezierig, maar
vogels profiteren er juist van. Vele tuinvogels zijn trouwens insecteneters en
hebben deze nodig om er hun jongen mee groot te brengen. Een mezenpaar bv
nuttigt samen met hun kroost per jaar ongeveer70 000 rupsen en 20 miljoen insecten.
Enige insectenvraat
kunnen we dan maar beter aanvaarden. Als een plant elk jaar terug wordt
geteisterd door een insectenplaag, dan staat deze duidelijk niet op de juiste
plaats.
Verplanten is dan de
boodschap! Geregeld luizen met een harde straal water van de planten spuiten,
werkt meestal ook afdoende.
Schuilplaats
en nestgelegenheid
Vogels zoeken
schuilplaatsen en nestgelegenheid. Tot de natuurlijke vijanden van de kleinere
vogelsoorten behoren de ekster, de Vlaamse gaai en de sperwer. Ze halen
vogelnesten leeg.
Het leeghalen is echter
een natuurlijk en onvermijdelijk gedragspatroon dat overigens niet nadelig is
voor het totale vogelbestand.
We kunnen wel zorgen
voor dichte begroeiingen, die voor meer veiligheid zorgen.
Dichte doornstruiken
zijn de ideale vogelschuilplaatsen. Meidoorn is een perfecte vogelstruik, maar
ook berberis, sleedoorn en vuurdoorn zijn geschikt.
Struiken zonder doorns mogen
ook als ze maar een dichte takkenstructuur hebben: vlier, ribes, kardinaalsmuts
of wilde liguster.
Hulst, jeneverbes,
klimop en taxus blijven het hele jaar door groen. Hierin kunnen vogels zowel
tijdens de zomer als de winter helemaal verdwijnen.
We kunnen de vogels
helpen met geschikte nestkasten op te hangen die voor een plaatsvervangende
nestruimte zorgen. Belangrijk! De nestkast moet zo worden geplaatst dat de
voorkant uit regen, wind of zon hangt. De invliegopening dient idealiter naar
het zuidoosten gericht. Er is veel plezier te beleven aan een paartje vogels
met kroost.
Natuurlijke
nestgelegenheid blijft voor vogels de eerste keuze. Een stapel hout, een
tuinhok begroeid met kamperfoelie en klimop biedt kansen om nest te maken.
Water is
nodig
Vogels hebben water
nodig om te overleven, niet alleen om te drinken en te baden, maar ook om de
veren in goede conditie te houden. Door het badderen wordt de isolerende
werking van het verenkleed in stand gehouden. De lucht wordt vastgehouden en
dat beschermt ze zowel tegen warmte als tegen winterkou. Prima is een
eenvoudige drink- en wasgelegenheid in de vorm van een vogelbadje. Het beste is
een ondiepe schaal op een overzichtelijke plek, maar met de mogelijkheid om
zich bij bedreiging te verschuilen.
Een vogeltuin creëren,
vergt tijd en een aangepaste manier van denken over plantenkeuze en inrichting.
Pas aangeplante bomen en struiken bieden weinig dekking, voedsel en
nestgelegenheid. Planten worden mede gekozen vanwege hun geschiktheid voor
vogels als voedselbron, zangpost of beschutting. Je kan ze dat allemaal geven,
zelfs in de kleinste tuin
Geraadpleegde bronnen: Natuur.blad van Natuurpunt & Vogelbescherming Vlaanderen
Natuurpunt trok met de Grote Natuurenquête de baan op om te weten te komen wat de Vlamingen vinden van de natuur in de buurt en wat de volgende regering daaraan moet doen. Meer dan 15 000 Vlamingen vulden de enquête in en de resultaten zijn duidelijk: 84% van de Vlamingen maakt zich ernstig zorgen over de toestand van de Vlaamse natuur en vindt dat de politiek dringend actie moet ondernemen.
Vlaanderen is immers de meest natuurarme regio in Europa. Voor elke Vlaming is er maar 150 m² groen. Vooral in de steden snakken inwoners naar bossen en natuur om even te ontsnappen aan drukte en stress. Dat blijkt ook duidelijk uit de bevraging; immers 80% van de Vlamingen vindt dat er op minder dan 2 km van hun woning groene rust brengende zones moeten zijn.
Al in 1993 maakte Vlaanderen een langetermijnplanning waarbij elke Vlaming binnen een straal van 2 km rond zijn woning toegang zou hebben tot een natuurgebied van minstens 30 ha of 300.000 m².
Dat is nu nog lang niet zo: 30% van de Vlamingen kan niet gaan wandelen of fietsen in de natuur in zijn of haar buurt. Het is hoog tijd om die norm voor nabije bereikbare natuur te verankeren in wetgeving en werk te maken van een actieplan voor natuur in de buurt.
Na hevige debatten en discussies in de commissie Leefmilieu keurde het Vlaamse Parlement het huidige Natuurdecreet in 1997 goed. Jarenlang vormde dit het fundament voor natuurbescherming en natuurbeheer in Vlaanderen.
In de loop van de jaren zijn er tal van uitvoeringsbesluiten en aanpassingen aan toegevoegd, onder meer om het in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving, de Vogel- en Habitatrichtlijnen.
De voornaamste reden om de bestaande natuur- en bosdecreten aan te passen, is de uitvoering van de Europese instandhoudingsdoelstellingen.
Net als overal in Europa maakt ook Vlaanderen werk van Natura 2000, een Europees netwerk van gebieden, waarin waardevolle dier- en plantensoorten leven of bijzondere habitats aanwezig zijn. Voor elk van die Natura 2000-gebieden moeten er concrete natuurdoelen worden opgesteld. In Vlaanderen is 163.500 ha afgebakend in 62 speciale beschermingszones voor bedreigde dieren en habitats. Voor al die gebieden moeten concrete instandhoudingsdoelstellingen worden opgemaakt, maar ze geraken maar niet goedgekeurd.
Die hadden 3 jaar geleden aan de Europese Commissie al moeten worden opgeleverd; zo was ook beloofd in het regeerakkoord. De doelen zijn wel degelijk opgemaakt, maar ze geraken maar niet goedgekeurd.
Natuurpunt meent dat harde garanties dienen gegeven, zodat de gerealiseerde natuurgebieden ook daadwerkelijk en op lange termijn zorgen voor het voortbestaan van bedreigde planten en dieren. Bovendien moet de beloofde vereenvoudiging er ook effectief komen. Als de overheid rekent op de inzet van vrijwilligers voor het natuurbehoud, dan moet ze haar procedures daarop toespitsen. De huidige aanpak doet net het tegenovergestelde.
Niet alleen de huismus verdient groene muren
Voor het behoud van de gigantische klimophaag langs het Klein Begijnhof in hartje Leuven waarvoor in de loop van de voorbije week Vogelbescherming Vlaanderen opkwam, is voorlopig gered. De buurtbewoners gaan er nog minstens een hele zomer van kunnen genieten, tot in september.
Ondertussen vliegen alvast huismussen, heggenmussen, groenlingen, houtduiven, merels en Turkse tortels druk heen en weer met nestmateriaal ... alsof het positieve nieuws ook tot bij hen is geraakt.
De druk op het Leuvense stadsbestuur was blijkbaar te groot geworden, waardoor de aannemer werd verzocht de werken uit te stellen.
Vogelbescherming Vlaanderen is alvast blij met de voorlopige redding van dat unieke stukje stadsbiotoop en ook de buurtbewoners zijn dat. Meteen klapten ze een tafel open en werd iedereen uitgenodigd aan te schuiven voor een boterkoek en een kop koffie.
Wellicht zal het moeilijk worden om de klimop voor altijd te behouden, maar Vogelbescherming Vlaanderen wil wel graag met het stadsbestuur en de projectontwikkelaar rond de tafel gaan zitten om naar een oplossing te zoeken die voor iedereen aanvaardbaar is, ook voor de stadsfauna.
Klimop is niet alleen interessant voor vogels en insecten; ze zorgt ook voor een mooier straatbeeld, voor meer groen in de stad, voor een verbeterde luchtkwaliteit, voor afkoeling in de zomer, voor beschutting tegen stof,
Volgens de buurtbewoners is de klimophaag er al enkele tientallen jaren aanwezig. Ze zorgt voor extra leven in de wijk en ze brengt de bewoners op een gezellige manier bijeen. Het beste scenario voor de toekomst zou zijn dat de klimop behouden blijft en dat de projectontwikkelaar op een creatieve manier een alternatief uitwerkt voor het stadsontwikkelingsproject, waarmee hij bezig is.
Vogelbescherming Vlaanderen hecht heel veel belang aan de klimophaag. Voor dit gedeelte van Leuven is ze van onschatbare waarde voor onder meer de huismus, die het in de Vlaamse steden uitermate slecht doet. Door het gebrek aan voldoende groen in de stad is er ook een gebrek aan schuil- en nestgelegenheid, aan insecten en zaden.
Jarenlang onderzoek van Vogelbescherming Vlaanderen naar de verspreiding en de aanwezigheid van de huismus toont aan dat het aantal huismussen in Vlaanderen tijdens de periode 2002-2011 fel is afgenomen.
Daar waar er in 2002 nog gemiddeld 6 tot 10 (mannelijke) huismussen werden waargenomen, waren dit er in 2011 nog slechts 1 tot 5.
Vogelbescherming Vlaanderen steekt de hand uit naar het Leuvense stadsbestuur om samen naar een duurzame oplossing te zoeken.
Geraadpleegde bron: Wouter Vanreusel Celhoofd Netwerken en Data Dienst bij Natuurpunt
Als eind februari zelfs al de eerste terrasjes opdoken, dan hoeft het niet te verbazen dat nu ook de eerste vlinders in ons land aan het rondfladderen zijn.
De winter lijkt onze streken een jaartje over te slaan en dus schakelt de natuur al op verschillende plaatsen over in lentemodus.
Natuurpunt signaleerde al de eerste vlinders en bijen, maar dat is niet altijd een goede zaak.
Er is voor hen immers nog te weinig voedsel te vinden.
Vooral de diertjes die reageren op hogere temperaturen, ontwaken dit jaar sneller uit hun winterslaap, zoals de citroenvlinder, de dagpauwoog, de gehakkelde aurelia en de kleine vos.
De volwassen exemplaren overwinteren hier en fladderen uit zodra de temperaturen hoog genoeg zijn.
Ook de hommels zijn daarom dit jaar al uitgevlogen.
Toch is die vroege lenteactiviteit verre van risicoloos. Immers, die vlinders en hommels voeden zich met de nectar van ontluikende voorjaarbloeiers. Maar die bloeien pas als de dagen lang genoeg zijn. De bloemen reageren niet op de warmere temperaturen die we nu al mogen noteren, dus zoveel staan er nu nog niet in bloei. Als er nog meer vlinders en hommels op de schaars bloeiende madelieven en wilgen afkomen, dreigt er voedselschaarste. En mocht het straks toch nog vriezen, dan hebben de vlinders ook te weinig vet opgeslagen om een tweede winterslaap te overleven.
Al daalde de voorbije weken de temperatuur wel even om tijdens de nacht zelfs misschien even onder het vriespunt te zakken, toch is het kwik sindsdien niet meer onder de 10° C gegaan.
Ongewoon warme winter verstoort ook winterslaap van trekvogels
Ook overvliegende trekvogels werden nu al gesignaleerd.
Vorige week werden de eerste zwermen kraanvogels gemeld, zegt Wouter Vanreusel. Kraanvogels overwinteren op een groot stuwmeer in de Franse champagnestreek.
Normaal beginnen ze hun trek richting Rusland pas midden maart, maar dit jaar zijn ze nu al overgevlogen.
De Afrikaanse overwinteraars zoals de zwartkop en koekoek zijn voorlopig nog niet onderweg. In Afrika weten de vogels immers niet dat we hier zon warme winter hebben.
Onze padden voelen dat dan weer wel. Zij zijn vier weken vroeger dan normaal actief vanonder de takken en het strooi in de bossen gekropen om nu al in de poelen te komen kweken.
Jens DHaeseleer van Natuurpunt benadrukt dat de vroege lente niet altijd positief is. Veel bacteriën en schimmels hebben de milde winter overleefd. Het valt nog af te wachten in welke mate zij straks de gezondheid van planten en dieren zullen aantasten.
Geraadpleegde bronnen: EOS: Primus van het vogelrijk / Gerald Driessens Studiedienst Natuurpunt
Kraaien vertonen opvallend intelligente gedragspatronen. Ze onderhouden een intensieve communicatie en hanteren zelfs primitieve vormen van gereedschap om problemen op te lossen, iets dan men tot voor kort aan mensapen voorbehouden achtte.
Kraaien zijn tevens in staat om de locaties van diverse foerageerplaatsen te onthouden en ze passen hun sociale agenda aan naargelang hoe de overige vogels in de groep zich gedragen.
Deze gevederde primaten kunnen vliegensvlug denken en doorstaan moeiteloos geheugentests.
In het Kuifje-album De juwelen van Bianca Castafiore blijkt op het einde dat de kostbare sieraden waren gestolen door een ekster. Eksters en kraaiachtigen hebben al eeuwenlang een slechte reputatie.
Duitse neurobiologen van de universiteit van Tübingen hebben recent bewezen dat de vogels hyperintelligent zijn. De wetenschappers onderwierpen enkele kraaien aan een geheugentest. Eerst kregen de diertjes één basisfiguur te zien, die ze vervolgens met een snaveltik op een touchscreen moesten selecteren uit twee figuurtjes. Dat lukte moeiteloos, zelfs als de regels van het spel werden aangepast of er tijdens de test een andere basisfiguur werd ingelast.
Een en ander bewijst dat kraaien zich uitzonderlijk goed kunnen concentreren en over een grote mentale flexibiliteit beschikken. Het gaat zelfs om een niveau dat zelden wordt geëvenaard in de dierenwereld en dat zelfs inspanningen vraagt van de mens.
De hersenen van deze vogels vertonen verrassende overeenkomsten met die van mensen en apen. Dit laatste is interessant voor evolutionair onderzoek; immers vogels zijn rechtstreekse afstammelingen van dinosauriërs. Het is dus opvallend hoe het brein van kraaien en primaten zich onafhankelijk en toch deels op eenzelfde wijze hebben ontwikkeld.
Zoals men op het vlak van aerodynamica in staat is geweest om bruikbare conclusies te trekken uit de structuurverschillen in de vleugels van vogels en vleermuizen.
Door de verschillen en de gelijkenissen in de werking van de verschillende hersenzones in kaart te brengen, komt men tot interessante bevindingen over hoe de diverse types breinen echt werken.
Onderstaand verbluffend experiment via een video-opname onthult de probleemoplossende analyse en de vindingrijkheid van de werktuigfabrikant, die voedsel uit een cilinder probeert te halen. Aanvankelijk poogt die dat met een ijzerdraadje te doen. Als na enkele vergeefse pogingen dit niet blijkt te lukken, buigt hij op subtiele wijze het einde tot een haakje en vist dan feilloos de buit uit de buis. De intelligente reflex hierop volgend bestaat erin dat hij zijn gereedschap meeneemt om mogelijk soortgelijke opduikende voedselbronnen leeg te halen.
Deze zwaargebouwde eend is de grootste zaagbeksoort.
Het vrouwtje is overwegend grijsbruin met een roodbruine kop.
Het mannetje is grotendeels wit met een zalmkleurige tint en met een donkergroene kop, waardoor hij vanop afstand of in de vlucht gemakkelijk te herkennen is. De lichaamslengte varieert van 58 68 cm; de spanwijdte reikt tussen 82 98 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 1 000 1 600 g.
Het voedsel bestaat vrijwel alleen uit vis, doorgaans kleine forellen en jonge zalmen.
De structuur van de slanke rode snavel heel anders dan de typische eendensnavel verklapt meteen waartoe hij dient.
Zaagbekken hebben een unieke aanpassing, waardoor ze glibberige vissen de baas kunnen.
De snijranden van boven- en ondersnavel zijn bezet met naar achteren gerichte zaagtandjes. Hierdoor heeft de zaagbek een betere grip op zijn prooi, waardoor de vis minder kans krijgt weg te glippen, voordat de zaagbek deze kan doorslikken.
Bij het foerageren steekt de grote zaagbek de kop in het water om naar een prooi te speuren, die vervolgens al duikend wordt gegrepen.
De vlucht is snel en krachtig: de vleugelslagen brengen een fluitend geluid voort.
Opvallend zijn de lange hals en de slanke snavel.
Onder het wateroppervlak stuwt hij zich alleen voort met de van zwemvliezen voorziene poten, die achteraan het lichaam zijn geplaatst.
Het baltsgedrag van mannetjes lijkt sterk op dat van de middelste zaagbek, met zachte knorgeluiden. Verder is dit een vrij zwijgzame soort.
De grote zaagbek broedt langs rivieren en meren; overwintert op uitgestrekte wateroppervlakken, doorgaans met zoet water in IJsland, Scandinavië en in de noordelijke streken van Groot-Brittannië. De grote zaagbek overwinter in het zuiden tot de Balkan en Frankrijk, grotendeels ook in de buurt van zoete waters.
Doorgaans broedt de eend in holten; meestal in een holle boom, oever of in een rotsspleet. Binnen 2 à 3 dagen, na het uitkomen van de eieren, worden de jongen aangemoedigd het nest te verlaten.
Aangezien het nog 8 10 weken duurt voordat ze kunnen vliegen, maken de jongen een flinke val, die ze echter meestal ongedeerd overleven.
Het nest van bladeren is overvloedig gevoerd met dons, opdat het legsel van maximaal 15 roomwitte eieren warm blijft.
De woerd neemt noch aan het broeden, noch aan het grootbrengen van de jongen deel; in plaats daarvan verzamelen de woerden zich in de buurt van de broedplaatsen.
De geoorde fuut is iets
groter dan de dodaars en zowat even groot als de kuifduiker, maar ranker en met
een dunnere hals.
In de winter vertonen
beide soorten heel wat gelijkenissen, maar de geoorde fuut mist de witte
snavelpunt.
De geoorde fuut heeft een
gedrongen lichaam en doorgaans dat opvallend poederdons aan de achterflank, typerend
voor de dodaars.
Kenmerkend is het vrij
kleine opgewipte snaveltje en het rond kopje met het karakteristiek hoog
voorhoofd en de lichte haak op de donkere achterwangen.
Bij de kuifduiker is de
kop langwerpig.
In de winter tref je
beide vogels aan op dezelfde locaties, voornamelijk op uitgestrekte zoute en
brakke binnenwateren, ook wel in de buurt van de kust.
Tijdens de winter
verblijven de vogels niet in hun broedgebied.
Geoorde futen zoeken
vaak bescherming bij kokmeeuwkolonies. Op ondiepe vegetatierijke vennen, plassen,
duinmeren, vloeivelden en ondergelopen gebieden waar kokmeeuwen of ookwel zwarte sterns broeden, kan je de geoorde
futen waarnemen.
De geoorde fuut is
eerder zwijgzaam in tegenstelling tot de dodaars die met zijn roep zijn
aanwezigheid verraadt.
De juveniele geoorde
fuut heeft een donkergrijs met wit zwart gestreepte kop; de snavelbasis is
rood. Verder is het winterkleed in de keel- en halsstreek bruin, terwijl bij de
volwassen vogel deze wit zijn.
De geoorde fuut heeft
zich pas in de 20ste eeuw als broedvogel in onze streken gevestigd.
Dit is in verband
gebracht met het verdwijnen van de steppemeren in zuidelijk Rusland, voorheen
een belangrijk broedgebied.
Het beschermen van
geoorde futen is geen eenvoudige zaak, vanwege het sterk wisselend voorkomen,
zowel in aantal als wat de verspreidingsgebieden betreft.
Van belang is het
voorkomen van verstoring op de broedplaatsen en vooral het op peil houden van
de waterstand in (potentieel) belangrijke broedplaatsen.
Zo kan het plotseling
verdwijnen van de soort bij enkele vennen niet los worden gezien van de door
ontwatering veroorzaakte verdroging in een aantal regios, waar zij talrijk
vertoefden.
Bij het in gebruik nemen
van landbouwgronden zou het vaker laten onderlopen van grasland wellicht de
overweging verdienen.
Ook andere vogelsoorten
(stern, porseleinhoen) kunnen hiervan profiteren.
Een onnatuurlijke grote
dichtheid aan roofvissen kan leiden tot predatie van jonge geoorde futen. Het
uitzetten van roofvis dient dan ook sterk te worden gematigd.
Kick off project: Red de Zaventemse âStraatketâ!
Vandaag werd in de
heimat, t Hof Van Hamme, door het kernteam van de Kille Meutel-Vogelvrienden
in aanwezigheid van educatief en projectmedewerker van Vogelbescherming
Vlaanderen, Inge Buntinx het startschot gegeven van het project Huismussennestenkasten,
dat 3 jaar loopt.
Aan de hand van een
Prezi-presentatie werd door de Kille Meutel-Vogelvrienden in vogelvlucht
verhelderd hoe startend van een kleine groep vogelliefhebbers het
vriendenclubje aangroeide en grootschaliger werd door telkens nieuwe
initiatieven te nemen.
Met het mussentelproject
wenste Vogelbescherming Vlaanderen via een longitudinaal onderzoek (2002
2012) de evolutie van huismussenaantallen in Vlaanderen in kaart te brengen en
daar droegen de Birdyfans ook hun steentje toe bij.
Al gauw werden de
plaatselijke waarnemingen van de gevederde tuinvrienden verruimd tot een 16-tal
tellocaties, verspreid over Zaventem en haar deelgemeenten: Nossegem,
Sterrebeek en Sint-Stevens-Woluwe.
Vrijwillige tellers
hielpen, naast het jaarlijks weerkerend Huismussentelweekend, tijdens 3
afgebakende periodes [01/04 30/04 / 15/05 15/06 / 15/06 15/07] mee
gegevens te registreren bestemd voor de website van de mussenwerkgroep van
Vogelbescherming Vlaanderen.
Een wervingscampagne,
zowat een jaar geleden, trok naast de stichtende ledengroep huismussenspotters
nieuwe natuurliefhebbers en tuinvogeltellers aan.
Het kernteam had al
eerder het plan opgevat om aan de hand van stafkaarten (globaal overzicht van
de site), Google Streetview (woonomgeving) en Google Maps (plattegrond van de
gunstige biotoop) de spreiding van huismussenpopulaties, via waarnemingen
(geïllustreerd met beeldmateriaal) en aantekeningen in kaart te brengen.
De gebroeders Dan en
Filip Huylebroeck, die op deskundige wijze op de verschillende gekozen
locatieshuismussennestkasten aan de
meest geschikte gevel hoog en droog ophingen, werden voor de bewezen diensten
gepast door Inge Buntinx gelauwerd en toegejuicht.
Via een bondig
handleidinkje en voorbedrukte observatieformulieren met concreet
geformuleerdewaarnemingstaken werden de
bezitters van een 3-voudige set van diverse nestkasttypes, geïnformeerd over de
gewenste opvolgingsactie.
Een reeks nestkasten bestaat
uit 3 exemplaren van 3 verschillende types. Het verschil zit hem in de vorm van
de opening in de scheidingswand tussen het aanvliegplatformen de effectieve broedruimte. Een markering
op de onderzijde van de nestkast duidt aan over welk type het gaat.
Daar vogels
doorgaans s morgens het meest actief zijn, wordt bij voorkeur zo snel mogelijk
na zonsopgang geobserveerd. Bij regen, dikke mist of felle wind zijn vogels
vaak minder actief.
In dit
geval mag de waarneming worden uitgesteld totdat de weersomstandigheden
verbeteren.
Raadzaam
is binnen iedere opgegeven periode minstens één observatie van een 20-tal
minuten uit te voeren. Tijdens de waarneming de afstand zou groot mogelijk houden,
kan de eventuele verstoring vermijden.
De waarnemingstaken zijn
gespreid over de volgende observatieperiodes:
10/03
16/03
24/03
30/03
07/04
13/04
21/04
27/04
05/05
11/05
19/05
25/05
Bedoeling
is na 3 jaar observatie te achterhalen welk het populairste model is om dan een
ideale inbouwsteenversie te ontwerpen.
Naast
Gent, Leuven en Heusden-Zolder geniet de luchthavengemeente het privilege om
binnen de gemengde groep huismussenspotters, natuurliefhebbers en
tuinvogeltellers via 15 testlocaties actief deel te nemen aan dit proefproject.
Er werd
tijdens de vergadering meermaals verwezen naar het eerder gepromoot houten
huismussenappartement (kolonienestkast), opgedeeld in 3 hokjes, dat wegens te kleine
vlieggaten als intrek eerder in de smaak viel van kool- en pimpelmezen, zelfs van
hommels.
De
huidige abnormaal warme weersomstandigheden lijken het nestelgedrag te
bespoedigen. Het valt omwonende huismussenspotters trouwens op dat de gewoonte
om onder dakpannen te nestelen waar het bij hen nog kan niet afneemt omdat
er nu vlak in de buurt een set huismussennestkasten hangen.
Hoe de
huismussen op het nieuwe woonaanbod zullen reageren, blijft sowieso een
uitdagend onderzoek en daarom is het hartverwarmend vast te stellen dat zoveel
vogelliefhebbers zich het lot van de Straatket aantrekken.
Geraadpleegde
bron: maandblad EOS Masterproef van biologe Annelies Jacobs
In het voorjaar van 2011
woedde een enorme brand over het natuurgebied de Kalmthoutse Heide. Grootste
ecologische ramp ooit in Vlaanderen, kopten de kranten. Voor vele broedvogels
klopt dat niet, zo blijkt uit een recent onderzoek.
Bij de brand eind mei
2011 ging meer dan 400 ha heidegebied in de vlammen op, midden in het
broedseizoen. Verschillende vogelnesten met eieren of jongen gingen verloren in
het vuur. Vooral soorten die op de grond of laag in de begroeiing nestelen,
werden zwaar getroffen. Het gebied bleef achter als een troosteloze vlakte met
zwartgeblakerde bomen.
Velen vreesden
desastreuze gevolgen voor het vogelbestand in het natuurgebied op de
Belgisch-Nederlandse grens. Tegelijk leverde de heidebrand een unieke kans voor
wetenschappelijk onderzoek. Het landschap op de Kalmthoutse Heide kreeg een
totaal ander
uiterlijk.
Hieronder krijgen jullie
fotos te zien van de blauwborst graspieper rietgors roodborsttapuit
wulp.
Op verschillende
plaatsen verschenen open stukken zand met verkoolde restjes struikheide. Dat
gaf de mogelijkheid om na te gaan of verschillende soorten opnieuw tot
voortplanting zouden komen in het getroffen gebied. Vogels vormen een
interessante groep voor dergelijk onderzoek. Ze zijn immers erg mobiel en
kunnen daardoor makkelijk nieuw geschikt broedgebied bereiken.
Zingende mannetjes
De ene vogel is de andere
niet. Elke soort heeft haar eigen specifieke voorwaarden om tot broeden te
komen. Een goede broedbiotoop bevat onder meer voedsel, schuilplaatsen en
nestplaatsen. Daarbij is de structuur van de vegetatie erg belangrijk. De ene
soort maakt haar nest namelijk alleen in dicht struikgewas, terwijl de andere
soort net op kale grond met weinig begroeiing broedt.
Aan de Universiteit
Antwerpen selecteerden wetenschappers 13 vogelsoorten voor het onderzoek, die
typisch zijn voor de Kalmthoutse Heide: blauwborst, boomleeuwerik, boompieper, fitis,
gekraagde roodstaart, graspieper, kneu, nachtzwaluw, rietgors, roodborsttapuit,
sprinkhaanzanger, veldleeuwerik en wulp.
In het voorjaar 2012
één jaar na de brand telden ze hoeveel broedplaatsen of territoria er van
elke soort aanwezig waren in en rond het afgebrande gebied. Een
broedterritorium is een afgebakend gebiedje dat mannetjes tegen soortgenoten
verdedigen door op gezette tijden luidkeels te zingen.
Tijdens een
inventarisatieronde in het gebied duidden de onderzoekers alle zingende
mannetjes aan op een luchtfoto van de Kalmthoutse Heide. Na tientallen
inventarisatierondes kreeg men een overzichtelijk beeld van het aantal
broedterritoria binnen en buiten de afgebrande zone. Voor elke vogelsoort onderzochten
ze of er in 2012 meer of minder broedterritoria voorkwamen binnen de getroffen
zone dan in de jaren voorheen.
De resultaten van dat
onderzoek tonen duidelijke verschillen tussen de periode vóór en ná de grote
heidebrand van 2011.
Een aantal vogelsoorten
ondervond duidelijk negatieve gevolgen van de brand, zoals de roodborsttapuit.
Die nestelt graag in dichte struikheide. Door het verdwijnen van vegetatie door
de brand vonden de vogels in de getroffen zone geen geschikte broedbiotoop
meer.
Het aantal territoria
daalde zeer sterk binnen het afgebrand gebied, maar daarbuiten steeg het aantal
roodborsttapuiten spectaculair. De soort heeft haar territoria duidelijk
verplaatst naar de resterende stukjes struikheide op de Kalmthoutse Heide.
Leeuwerik doet voordeel
Is de heidebrand dan
daadwerkelijk een ramp geweest voor de broedvogels?
Toch niet! Een aantal
soorten reageerde zelfs heel positief op de effecten van de brand.
Dé soort bij uitstek die
profiteerde van het verdwijnen van de dichte vegetatie is de boomleeuwerik. Die
heeft een sterke voorkeur voor open, zandige gebieden. In die biotoop gaan de
vogels op zoek naar voedsel en maken ze hun nest.
Het aantal territoria
van de boomleeuwerik nam in 2012 heel sterk toe binnen de geteisterde zone in
vergelijking met voorgaande jaren. In de zone, die van het vuur gespaard bleef,
was het aantal territoria stabiel. De boomleeuwerik is een echte pionier: hij
koloniseert snel nieuw gecreëerd open landschap, zoals brand- en stormvlakten.
Ook gebieden waar recent bos werd gekapt, zijn erg geschikt.
Op de Kalmthoutse Heide
blijkt de pioniersbiotoop met open plekken gevormd door de heidebrand zeer
geschikt als nieuw broedgebied.
Beheer
Die resultaten zijn erg
interessant voor natuurbeheer op de Kalmthoutse Heide.
In de toekomst zal men enerzijds
moeten werken aan het behoud van open stukjes met weinig begroeiing, om soorten
zoals de boomleeuwerik te beschermen.
Anderzijds moet de
verdwenen dicht heidevegetatie worden hersteld om nieuwe kansen te bieden aan
soorten, zoals de roodborsttapuit.
Omdat struikheide traag
groeit, zal dat herstel ongetwijfeld veel tijd vragen.
Uit deze studie kan men
in ieder geval besluiten dat het doembeeld dat de media onmiddellijk na de
heidebrand ophingen, overtrokken was. Bepaalde vogelsoorten profiteerden zelfs
van de brand. Verstandig beheer kan de schade aan de heide herstellen en de
gunstige effecten van de brand versterken.
Geraadpleegde bronnen:
Herman Voet / INBO-Instituut
Brilduiker wordt nu
haast het hele jaar door in het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide
aangetroffen.
Rond het midden
van de vorige eeuw was de brilduiker nog een onregelmatige gast op de
heidevennen. Nadat eerst de aantallen overwinteraars toenamen, zijn vanaf 1982
bijna jaarlijks overzomerende vogels waargenomen.
Tegenwoordig
verblijven nagenoeg het hele jaar brilduikers in het Grenspark, het talrijkst
in februari-maart. In die periode liep in 2012 op het Putse Moer het aantal
vogels op tot 25, waarvan tot 14 exemplaren in groep baltsten.
Meestal zijn volwassen
mannetjes in overmaat (tot 50% of meer) aanwezig. Bij de vrouwtjes zijn jonge
vogels, in hun tweede kalenderjaar, dikwijls in de meerderheid. Zo werden op 10
jonge tegenover slechts 3 volwassen vrouwtjes waargenomen op 10/03/12.
Jonge mannetjes in hun 2de
kalenderjaar worden daarentegen weinig gezien en het is de vraag waar die zich
intussen ophouden.
Jonge vrouwtjes gaan pas vanaf
het 3de kalenderjaar tot broeden over. Toch nemen ze al deel aan het
groepsbaltsen en meerdere vormen een tijdje een paar met een volwassen
mannetje. De meeste immature vogels blijven echter bij elkaar in kleine
groepjes (5 tot 7 ongepaarde vogels) tot ver in het broedseizoen. Ook bij de
jonge vogels werden al herhaaldelijk vliegbeurten naar het aangrenzende bos
waargenomen, mogelijk verkenningsvluchten
voor geschikte
nestgelegenheid.
Toekomstperspectief
De vastgestelde
broedgevallen in Vlaanderen passen in een toenemende reeks van verspreide
broedgevallen en al dan niet tijdelijke populaties aan de zuidelijke rand van
het Europese areaal.
Populaties aan de
rand van het verspreidingsgebied zijn echter meestal onderhevig aan grote
schommelingen, zoals ook blijkt uit de evolutie in Nederland. De laatste vijf
jaar overzomeren telkens 5 tot 10 brilduikers op het Stappersven en brengen er
slagpenrui door, waardoor ze 3 tot 4 weken niet kunnen vliegen. Dit is een
hoogst uitzonderlijk gebeuren in een heidegebied. Ook brilduikers in hun 2de
kalenderjaar sluiten hierbij aan voor een eerste complete rui naar prachtkleed.
Het verblijf en het gedrag van zowel jonge als adulte brilduikers in het
Grenspark gedurende het hele broedseizoen, biedt hoop voor een mogelijk
langdurige vestiging als broedvogel.
Hoewel de brilduiker geen zaagbek is, lijkt hij in veel opzichten op
het veel schaarser voorkomend nonnetje. Brilduikers mengen zich s winters
doorgaans niet met andere eenden, zoals de kuifeend, maar vormen eigen
foerageer- en slaapgroepen.
Hoeveel brilduikers er werkelijk in een groep zitten, blijkt pas als ze
opvliegen.
Tenminste de helft van deze behendige duikers bevindt zich onder water.
Ze zijn gewoonlijk erg schuw en worden snel verstoord door mensen op de
kust of door boten en vliegen dan in dichte vluchten op met een luid fluitend
geluid veroorzaakt door hun snel klapwiekende vleugels.
Op het water ziet de woerd er hoofdzakelijk, getekend door enkele
zwarte strepen, helderwit uit; de zwarte kop met een hoog voorhoofd heeft een
groene weerschijn en op de wangen bevindt zich een witte vlek. Boven de korte
driehoekige donkere snavel priemt een heldergeel oog.
De lengte van het ronde lichaam varieert van 42 tot 50 cm, de
spanwijdte van de vrij korte vleugels wisselt tussen 65 en 80 cm en het gewicht
schommelt tussen 600 en 1200 g.
De brilduiker kiest zijn biotoop doorgaans op landgoederen met grote
vijverpartijen en weelderige bossen. Deze omgeving lijkt wel op het
oorspronkelijke broedbiotoop van de brilduiker, namelijk uitgestrekte meren
omzoomd door oude bossen.
Hoofdzakelijk broedt de brilduiker in de buurt van meren en rivieren in
de naaldhoutgebieden van het noordelijk halfrond. In onze streken is de
brilduiker van september tot mei een vrij talrijke doortrekker en wintergast.
Kenmerkend voor de vlucht is de snelle en krachtige vleugelslag, die
typerend is voor duikeenden. Hierbij vallen bij de brilduikers de grote
vierkante witte vleugelschilden op. Ook stijgen zij gemakkelijker op dan de meeste
andere duikeenden.
Tijdens het foerageren, waarbij op de bodem naar week-, schaaldieren en
insectenlarven wordt gezocht, duiken ze vaak allemaal tegelijk onder. Na een
goede maaltijd rusten brilduikers in groepen met hun kop tussen hun veren en
hun staart overeind.
Bij voorkeur broedt de brilduiker in holle bomen in de buurt van een
meer of rivier, maar hij maakt ook wel gebruik van konijnenholen en speciale
nestkasten.
Tijdens de balts werpt de woerd zijn kop achterover en trapt hij water
omhoog. Bij agressief gedrag wordt de hals horizontaal gestrekt.
De eieren worden op grijsachtig wit dons gedeponeerd. Doorgaans bestaat
een legsel uit 6 12 gladde, blauwgroene eieren. De kuikens laten zich uit het
nest naar beneden vallen, een hachelijk avontuur dat ze meestal ongedeerd
volbrengen. Na een 8-tal weken zijn hun slagpennen volledig ontwikkeld.
Vorig jaar telden zo'n 14.000 deelnemers meer dan 518.000
vogels in hun tuin. Een absoluut record! Per tuin kreeg je gemiddeld 10
verschillende soorten te zien, met de vink op nummer 1. Merels, kool-en
pimpelmezen blijven de klassieke tuinbezoekers. Ook de huismus is in veel
tuinen terug te vinden, maar gaat nog steeds achteruit door een gebrek aan
voedsel en nestgelegenheid.
Klaar met
tellen? Geef hier het hoogste aantal vogels per soort dat je tegelijkertijd
hebt gezien.
Tel de
aantallen van dezelfde soort niet bij elkaar op. Anders kan je dezelfde vogel
verschillende keren tellen. Overvliegende vogels tel je niet mee. En zelfs als
je geen enkele vogel ziet, mag je dat doorgeven. Ook dat is wetenschappelijk
waardevolle informatie.
Elke teller maakt trouwens kans op een verwenpakket voor mezen!
Lok de vogels
naar je tuin door hen op een vaste plek te voederen.
s Ochtends
hebben vogels de grootste honger en zijn ze het meest actief: het beste moment
om te voeren én tellen dus.
Kies tussen 1
en 2 februari 2014 een tijdstip om de vogels te beloeren in je tuin.
Hang de poster op met de meest voorkomende
tuinvogels en print het tellijstje af.
Houd pen en papier (of het handige tellijstje) bij de hand. Zorg eventueel
voor vogelgids en verrekijker.
Geraadpleegde
bron: KNACK Fauna op Galapagos-eilanden in gevaar Dirk Draulans
Zeeleeuwen zijn één van
de grote attracties van de Galapagos-eilanden: een groep ruige rotsformaties op
bijna 1 000 km van de kust van Ecuador, pal op de evenaar, de enige plaats ter
wereld waar je pinguïns kan zien.
De eilanden zijn zo ver
afgelegen dat ze één van de laatste plaatsen in de wereld zijn waar mensen
kwamen.
Ze doken vanaf zon 5
tot 6 miljoen jaar geleden één voor één uit de oceaan op als gevolg van
vulkanische activiteit en werden met mondjesmaat gekoloniseerd door dieren en
planten, die kwamen aanvliegen of aandrijven vanaf het Zuid-Amerikaanse
vasteland.
Omdat er bijna geen
rovers op de eilanden raakten, met uitzondering van de mens een kleine 500 jaar
geleden, zijn de dieren er uitzonderlijk tam. Ze hadden geen nood aan angst- en
vluchtreflexen, want er was niets of niemand waarvoor ze op de vlucht moesten.
De lokale aalscholvers kunnen er zelfs niet meer vliegen.
Vandaag kun je op de
stranden van de eilanden zonnen tussen zeeleeuwen, die zich niets van je
aanwezigheid aantrekken. In de dorpjes van de archipel liggen zeeleeuwen op de
banken met uitzicht op zee en zitten toeristen noodgedwongen op de rotsen,
waarop vroeger de zeeleeuwen zich neervlijden. Ook onder water kom je speelse
zeeleeuwen tegen.
Toch ondervinden de
dieren hinder van de menselijke bezoekers. Niet in de vorm van de nietsontziende
jacht, die eeuwenlang op hen is gevoerd, waardoor er ten tijde van de
legendarische doortocht van Charles Darwin de man die ons een sluitend mechanisme
voor de evolutie van het leven schonk op de eilanden véél minder zeeleeuwen
te zien waren dan nu.
Wel als gevolg van een
sluipende bedreiging die natuurbeschermers zorgen baart: de dieren krijgen last
van ziektes, die de mens en andere indringers in hun biotoop brengen.
Het vakblad Public Library of Science ONEpubliceerde een studie die aantoont dat het
afweersysteem van zeeleeuwen in contact met mensen in overdrive gaat,
waardoor ze minder energie overhouden voor andere activiteiten.
Wetenschappers
vergeleken de conditie van dieren op eilanden met en zonder permanente
menselijke bewoning. De dieren op de bewoonde eilanden hebben een dunnere
speklaag, waarschijnlijk omdat hun afweersysteem voortdurend in de weer moet om
ziektes te counteren die ze overnemen van de mens en zijn volgelingen, zoals
katten en geiten.
De kans dat een ziekte
waar de uitzonderlijke dieren van de Galapagos-eilanden geen ervaring mee
hebben een ravage zou aanrichten op de archipel is reëel.
Een groot deel van de
fauna van de Galapagos is endemisch, ze komt met andere woorden alleen daar
voor.
Het gaat de facto om
kleine aantallen, waardoor de soorten extra kwetsbaar zijn.
Het is overtrokken te
stellen dat Darwin tijdens zijn 5 weken lange verblijf op de eilanden in 1835
exact 300 jaar nadat ze per ongeluk werden ontdekt door een uit koers geslagen
scheepje het licht van de evolutietheorie zag, maar de Galapagos-eilanden
zijn wel het mooiste natuurlijke experiment waarin de concepten van Darwins
natuurlijke en seksuele selectie als evolutiemechanismen tot uiting komen. De
dieren en planten die er in de loop der tijden zijn aangekomen, pasten zich
vanzelf aan de specifieke omstandigheden van de verschillende eilanden aan.
Dodelijke
Vogelziektes
Maar of de darwiniaanse
aanpassingscapaciteit zal volstaan om ze allemaal voor ellende als gevolg van
menselijke activiteiten te behoeden, is zeer de vraag.
In de vele vliegtuigen
die met vooral toeristen aan boord op de eilanden landen, wordt onderweg
gesproeid tegen muggen en andere mogelijke ziekteoverdragers.
Er zijn controlesystemen
om te vermijden dat er niet-inheemse dieren en planten worden ingevoerd. Maar
die zijn niet sluitend en er is nog altijd illegale activiteit rond de
eilanden, onder meer op het vlak van immigratie en visserij.
Vooral schepen zouden
muggen aanvoeren, al was het maar omdat die onderweg door hun lichten worden
aangetrokken.
Een studie die in Proceedings of the Royal Society Bwerd gepubliceerd, toonde aan dat er geregeld
muggen op de eilanden aankomen die ziektes kunnen overdragen, zoals
vogelmalaria en westelijke nijlkoorts, beide potentieel erg schadelijk voor
vogelpopulaties.
Liefst 22 van de 29 landvogelsoorten
op de Galapagos-eilanden zijn endemisch daaronder de fameuze darwinvinken met
hun aan de specifieke eigenschappen van hun leefmilieu aangepaste snavels die
zon prachtig vb van natuurlijke selectie vormen.
Er is geen enkel
zoogdier dat op natuurlijke wijze de weg naar de Galapagos-eilanden heeft gevonden.
Vogels kunnen ernaartoe
vliegen en reptielen raken er ook.
De indrukwekkende zee-
en landleguanen, bv afstammelingen van voorlopers uit het regenwoud van het
vasteland die met drijfhout ter plekke kwamen ze kunnen namelijk maandenlang
zonder eten of drinken en zijn bestand tegen zowel hete dagtemperaturen als tegen
koude nachten.
Geen enkel zoogdier kan
dat, tenzij de mens, als hij goed is voorbereid.
Of als hij kan rekenen
op de voorzienigheid, zoals de Spaanse bisschop die in 1535 als eerste op de
eilanden terechtkwam.
Maar ondertussen wemelt
het er van de katten, ratten, honden en geiten, om maar die te noemen. Van één
rat nazaten van scheepsratten die zich aan een vegetarisch leven hebben
aangepast, wordt aangenomen dat ze een authentieke soort is geworden, maar de
rest van de zoogdiergemeenschap moet onder controle worden gehouden of worden
verdelgd.
Op sommige eilanden
hebben zoogdieren de unieke reuzenlandschildpadpopulatie in de vernieling
gewerkt door nesten te vernietigen en voedsel te plunderen.
Het vakblad Insect Conservation and Diversitypubliceerde onlangs solide aanwijzingen voor de
juistheid van de stelling dat invasieve diersoorten bijna niet worden
aangevallen door ziektes en parasieten van zelfs verwante lokale soorten.
Daardoor kunnen ze extra woekeren en finaal de originele soorten uit hun
woongebied bannen. Waarna ze eventueel wel kwetsbaar worden voor de parasieten,
maar dan is het voor de originele soorten te laat.
Darwins evolutietheorie
speelt op vele fronten.
Het probleem doet zich
ook onder water voor, want schepen brengen algen en vissen mee die het
onderwaterleven op zijn kop kunnen zetten en controle daarop is veel moeilijker
dan op het landleven.
Honden en katten worden
nu massaal gesteriliseerd op de Galapagoseilanden en geiten en varkens zijn op
de meeste eilanden geëlimineerd, ten koste van miljoenen euros.
Maar de ratten, dat is
een ander paar ander mouwen.
Het vakblad Naturebracht
in de zomer een analyse van de situatie, met grootschalige dure
vergiftigingsacties en de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan, zoals het
risico dat de Galapagosbuizerd ten onder gaat, omdat hij de vergiftigde ratten
eet.Nu worden de buizerds op voorhand
gevangen wat niet zo moeilijk is, want ook zij zijn tam en na de actie weer
in hun biotoop losgelaten.
Draken
van de zee
De vraag is natuurlijk
of het realistisch is te veronderstellen dat de eilanden rattenvrij kunnen
worden gemaakt.
Er wonen 35.000 mensen
op de Galapagos en er komen elk jaar ongeveer 180.000 bezoekers langs. De druk
is zo groot geworden dat de Unesco, die de eilanden in 1978 tot werelderfgoed
bombardeerde, er recent mee dreigde het label weg te nemen omdat de Ecuadoriaanse
autoriteiten te weinig zouden doen om het toerisme aan banden te leggen.
De Galapagos-eilanden
zijn een geweldige bron van inkomsten. Het is moeilijk balanceren op het slappe
koord tussen commerciële exploitatie en het beschermen van natuurlijke
rijkdommen.
Wetenschappers blijven
zich ondertussen verbazen over de aanpassingen van de dieren aan hun Galapagos leefmilieu.
Zelfs de prachtige
fregatvogels de draken van de zee zouden genetisch zo sterk van hun
soortgenoten langs de Amerikaanse kust verschillen dat ze als een aparte soort
moeten worden beschouwd, ondanks de veronderstelling van Darwin en velen met
hem dat zeevogels zulke grote afstanden afleggen dat aparte soortvorming
onwaarschijnlijk is.
De darwinvinken maken
het intussen ingewikkeld, want de soorten beginnen onderling te kruisen, zodat
er hybriden in het spel komen.
Daarenboven zouden
steeds meer vinken de neiging hebben om zich, zoals onze mussen, op menselijk
voeding te concentreren, waardoor op termijn het intrigerende verhaal van snavels
die zich aan specifieke voedingsomstandigheden aanpassen irrelevant zou kunnen
worden.
De verschillen tussen de
Galapagosspotvogels, waarin Darwin zon duidelijke verband met het vasteland
zag, zouden dan weer aan toeval te wijten zijn: aan het effect van kleine
startpopulaties die afwijkingen in een soort kunnen introduceren zonder dat er
een functie aan gekoppeld is niet alles in de genetica hoeft een logische
verklaring te hebben.
Ook de
zwaluwstaartmeeuwen passen hun voedingsgedrag aan. Ze hebben, volgens Public Library of Science ONE, op de
Galapagos een voor meeuwen uitzonderlijke jachttechniek ontwikkeld: ze vissen
s nachts. Ze duiken om vissen te vangen, maar omdat ze niet diep kunnen duiken
moeten ze s nachts vissen, want dan zitten de vissen dichter bij het
oppervlak. Als aanpassing daaraan hebben de meeuwen grotere ogen gekregen,
zodat ze beter s nachts kunnen zien.
Finaal hebben biologen,
volgens Journal of Animal Ecology,
vastgesteld dat zelfs de gigantische reuzenlandschildpadden, die tot 250 kg
kunnen wegen, grote verplaatsingen maken. Ze kunnen tot 10 km afleggen, op en
af de vulkaan van hun eiland, met een snelheid van maximaal 800 m per dag.
Daarbij fungeert de voorkant van hun schild als een soort scheermes om zich een
weg te banen door dichte begroeiing. Waarom ze die verplaatsingen maken, is
niet duidelijk.
Bijna 200 jaar na
Darwins doortocht hebben de eilanden hun geheimen nog niet allemaal
prijsgegeven.
Elk jaar opnieuw is het
een fascinerend schouwspel: de najaarstrek.
In één dag kan je ergens
tienduizenden vogels zien passeren.
Naargelang het broedgedrag van de vogelsoorten spreekt
men van:
·jaarvogels: die hier broeden en overwinteren,
zodat we ze het hele jaar kunnen opmerken, niettegenstaande er soorten zijn die
geheel of gedeeltelijk wegtrekken en worden vervangen door soortgenoten die uit
het noorden komen (zie verder de info bij de buizerd);
·zomervogels: zij broeden hier en trekken daarna
weg;
·jaargasten: dat zijn vogels, die als soort wel
het hele jaar voorkomen, maar hier normaal niet broeden;
·wintergasten: vogels die hier overwinteren, maar
niet of zelden broeden;
·doortrekkers: ze overvliegen ons grondgebied en
rusten mogelijk kortstondig even uit;
·onregelmatige gasten: dit zijn vogels die in een eeuw meer
dan 20 keer zijn waargenomen, maar niet jaarlijks te zien zijn;
·dwaalgasten: vogels die in de loop van de eeuw
niet meer dan 20 keer of helemaal niet meer zijn opgemerkt.
Volgens hun verplaatsing kan men de vogels in 3
groepen indelen:
·standvogels: zij blijven winter en zomer in de
onmiddellijke omgeving van hun broedgebied;
·trekvogels: zij verlaten elk jaar hun
broedgebied en trekken naar hun overwinteringsgebieden in het zuiden;
·zwerfvogels: die blijven na de broedperiode min
of meer in de omgeving (tot op enkele honderden km) zwerven; meestal houden ze
hierbij geen bepaalde richting aan.
De buizerds die bij ons
overwinteren zijn andere buizerds dan degene die hier broeden.
Soms kan je dat
duidelijk vaststellen als een afwijkend gekleurd exemplaar winter na winter op
dezelfde weidepaal komt zitten, maar in de zomer nergens te bespeuren valt.
Onze buizerds vliegen
hoofdzakelijk naar Frankrijk en worden vervangen door dieren uit Duitsland en
Skandinavië.
Helemaal interessant
wordt het als er gemerkte dieren rondvliegen. Begin oktober vorig jaar werd een
vogel met een vleugelvlag van een project in het Duitse Bielefeld in het
Steentjesbos te Kampenhout gezien, op 400 km van de plaats waar hij half juni
was geringd.
Het was de eerste keer
dat het dier gespot werd nadat het zijn nest had verlaten.
De ringer verbaasde zich
erover dat de vogel zo snel zon grote afstand had afgelegd.
Het dier is nadien niet
meer in het Steentjesbos verschenen, wat niet perse betekent dat het niet meer
in de buurt is.
Zulke projecten, die
steunen op de inbreng van een groot netwerk van amateurvogelkijkers, leveren
soms boeiende wetenschappelijke inzichten op.
Het onderzoek met de
buizerds in Bielefeld leidde tot een publicatie in het vakblad Molecular
Ecology, waarin wordt uitgelegd dat er een genetische basis is die bepaalt hoe
vroeg vogels uit hun broedterritorium vertrekken. Het is al lang bekend dat
trekvogels een soort interne klok hebben, die mee stuurt wanneer ze vertrekken,
maar de genetische basis daarvan in nog
niet helemaal opgehelderd. Van alle gemerkte buizerds hebben de onderzoekers
een bloedstaal, waarmee ze genetische analyses kunnen doen. Momenteel hebben ze
3 genen in het vizier die mee bepalen hoe snel een vogel zijn geboortegebied
verlaat en hoe ver hij vliegt.
Genen die een effect
hebben op de moleculaire klok via een sturing van boodschappermoleculen in de
hersenen, die het trekgedrag beïnvloeden.
De onderzoekers keken
ook na of er een effect is van de variatie in het verenkleed van de dieren.
Immers buizerds kunnen in kleur variëren van heel licht tot donker. Maar er
zijn nog geen verschillen in trekgedrag gevonden, wel in de mate van het
broedsucces, waarbij gemiddeld gekleurde buizerds het er beter afbrengen dan de
meer extreme varianten.
Opvallen het is niet
altijd een voordeel.
Wist je dat?
·steltlopers
non-stop 4 000 km afleggen met een snelheid van 70-80 km/u op een ½
pakje boter van hier naar Afrika;
·bij
Gibraltar kunnen in het najaar wel 200 000 roofvogels passeren;
·de
Noordse stern is de kampioenvlieger die vanaf de zeeën rond de Noordpool
18 000 km naar de Zuidpool aflegt. Datzelfde jaar vliegt hij in omgekeerde
richting. Op die manier legt hij jaarlijks afstanden af van tussen de
30 000 en 40 000 km. Van hem kun je zeggen dat hij eigenlijk niets
anders doet dan reizen en tussendoor nog even een nest jongen grootbrengt; de
oudste Noordse stern is 26 jaar geworden (voor zover bekend) en is de
recordhouder die in zijn leven meer dan 1 000 000 km heeft gevlogen;
·de
ooievaar 7 000 km aflegt, de grutto 4 000 tot 5 000 km en de
kwartelkoning 4 000 tot 10 000 km;
·Indische
ganzen die de Himalaya moeten oversteken, hoogten bereiken van 9 000 m; andere
hoogvliegers: wilde zwanen (8 000 m), wilde eenden (6 400 m), rosse
gruttos (6 000 m), ooievaars (4 800 m), kieviten (3 900 m),
gierzwaluwen (2 000 m).
Vogelatlas:
Atlasproject Sovon
Het Atlasproject, dat op
01/12/12 is gestart, gaat waardevolle informatie opleveren over de landelijke
veranderingen in de vogelstand in de afgelopen 40 jaar.
De ambitie is tot eind
2015 kundige vrijwilligers (duizenden vogelaars) de vogels te laten tellen in
elk van de 1685 atlasblokken (5 x 5 km) tijdens één winter- en één broedseizoen
om zo alle vogelpopulaties in kaart te brengen.
Al is er in Nederland al
relatief veel bekend over aantallen, verspreiding en voorkomen van
vogelsoorten, toch is dit landelijk atlasproject geen overbodige luxe.
Integendeel, want veranderingen in vogelpopulaties gaan ongekend snel. Door
klimaatveranderingen zie je ook duidelijke verschuivingen in het trekgedrag van
vogels.
Vogeltelgegevens spelen
op allerlei gebieden een rol: bij natuurbeleid, in beschermingskwesties, bij
terreinbeheer of de planning van infrastructurele projecten.
Om rekening te kunnen
houden met vogels is gedetailleerde informatie nodig over verspreiding en
aantallen.
Tellingen voor de
Vogelatlas zijn niet alleen zinvol maar ook leuk.
Vogelwerkgroepen dragen
niet alleen hun steentje bij tot het globaal overzicht, maar brengen
op
deze manier het vedervolkje in hun eigen werkgebied in kaart.
Beoogde
doelstellingen:
·vastleggen
van de actuele verspreiding van alle broed- en wintervogels op een zo
gedetailleerd mogelijke schaal;
·bepalen
van de actuele populatieomvang van alle broedvogelsoorten en zoveel mogelijk
wintervogelsoorten;
·vastleggen
van veranderingen in verspreiding en (voor broedvogels) ook in dichtheden ten
opzichte van eerder landelijke atlassen;
·ijking
van de bestaande meetnetten van Sovon: hoe representatief zijn ze?
·instroom
van nieuwe vogeltellers stimuleren, ter continuering van de bestaande
vogelmeetnetten.
Wie de hele handleiding
Veldwerk Vogelatlas wenst door te nemen, kan onderstaand document raadplegen.
Welke plaats moeten niet-menselijke zoogdieren krijgen op onze morele ranglijst?
Geraadpleegde
bron: EOS maandblad wetenschappen Column: Michael Shermer
Onze hogere
intelligentie, ons taalvermogen en ons zelfbewustzijn geven ons het recht om
andere dieren te gebruiken voor ons voedsel, voor onze kleding en ons
amusement.
Als de meest ontwikkelde
wezens overtroeven we nu eenmaal minder ontwikkelde soorten.
Een krachtig
tegenargument biedt de film Speciesism: The Movie, van Mark Devries, waarvan
de columnist in september de première bijwoonde.
De
dierenrechtenactivisten die de bioscoopzaal in Los Angeles vulden, juichten
ethicus Peter Singers luidkeels toe.
In de film betogen
Singer en Devries dat sommige dieren mentaal de bovenhand halen op bepaalde mensen,
zoals babys, mensen in coma en zwaar gehandicapten. En dus houdt het argument
van onze morele superioriteit geen steek meer.
De veronderstelling dat
de belangen van dieren minder belangrijk zijn dan die van de mens kan wel eens
niet meer dan een vooroordeel zijn.
Naar analogie met
vooroordelen tegen bepaalde groepen mensen, wat we racisme noemen, kunnen we
dit speciesisme noemen. Daarom bekent de columnschrijver een speciesist te
zijn.
Michael Shermer geniet
geregeld van een stukje vlees. Hij draagt graag leder en kan geweldig lachen om
de grap van de landbouwer die zijn paarden castreert met twee bakstenen,
waarbij de vraag wordt gesteld of dat geen pijn doet: niet als je je duimen uit
de weg houdt.
En al is het wat ver
gezocht het grondplan van industriële landbouwbedrijven te vergelijken met de
gevangenenbarakken in concentratiekampen, toch kan de columnist de
dierenactivisten niet helemaal ongelijk geven.
Toen hij in 1987 als
student in een labo voor experimentele dierenpsychologie werkte, moest hij de
ratten opruimen die de experimenten hadden overleefd. Er was hem opgedragen de
dieren te doden met chloroform en hij aarzelde.
Liever wilde hij ze
meenemen naar een heuvel in de buurt en ze daar vrijlaten. Gedood worden door
een roofdier of de hongerdood sterven, leek hem beter dan het dier te
vergassen.
Maar testdieren
vrijlaten was illegaal, dus toch maar uitroeien, al was het een vreselijke
ervaring.
bekeek, dat wordt
beschreven als het droevigste beeldmateriaal uit een slachthuis ooit.
Het filmpje toont een
stier die in de rij staat om te worden geslacht. Hij hoort zijn soortgenoten
vóór hem gedood worden, probeert te ontsnappen door achteruit te lopen en draait
zijn kop naar alle kanten op zoek naar een uitweg. Hij ziet er bang uit.
Een arbeider geeft hem
een elektrische schok met een veeprikker, waardoor de stier angstig naar voor
schuifelt, uiteindelijk toch wordt geslacht en dood neervalt.
Een slachthuisarbeider
vertelde onlangs aan een undercovergezondheidsinspecteur, die vragen stelde
over de stank van ontlasting in het slachthuis, dat de dieren bang zijn om de
dood te worden ingejaagd.
Zoogdieren zijn levende
wezens met gevoelens; ze willen leven en zijn bevreesd om te sterven.
Door de evolutie werden
we allemaal voorzien van instincten om te overleven en ons voort te planten.
Onze genealogische verbondenheid, die wordt aangetoond door de evolutionaire
biologie, levert een wetenschappelijke basis om niet alleen alle mensen
dezelfde rechten te geven wat na 2 eeuwen revolutie min of meer lukte maar
ook alle niet-menselijke wezens met gevoelens.
Wie tijd heeft om de
film te bekijken The human superior?, moet even een uur en een kwart tijd
uitrekken
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.