Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    29-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Andescondor
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De gigantische Andescondor is één van de grootste roofvogels ter wereld en een ware koning van het luchtruim, bekend om zijn uithouding, kracht en snelheid.

     

    Door de Inca’s werd hij “Apu Kuntur” genoemd, het was de boodschapper van de zonnegod, die bekend stond om zijn intelligentie en verhevenheid.  

    De condor leeft in gebieden hoofdzakelijk samengesteld uit open graslanden en bergachtige streken (niet-beboste rotsachtige regio’s) op een hoogte van 3 000 tot 5 000 m in de 7 000 km lange bergketen in Zuid-Amerika en de aangrenzende kusten van de Stille Oceaan in westelijk Zuid-Amerika.

     

    Hij is een meester in het gebruik van thermiek (opstijgende warme luchtstromen) en kan langer dan een uur zweven zonder één enkele vleugelslag. Hij legt dagelijks meer dan 200 km af, schijnbaar zonder veel inspanningen te moeten leveren.

     

    Condors leven meestal alleen of in paren, al verzamelen er zich soms 10-tallen rond één karkas.

    De Andescondor is een echte aaseter met een uitstekend gezichtsvermogen; hij doodt niet zelf een prooi. Hij speurt hoog in de lucht de omgeving af naar kadavers van liefst grote dieren; behalve herten en springbokken, eet hij ook wel kleinere prooien zoals hazen en knaagdieren. In de kustgebieden zoekt hij ook op stranden en rotsen naar dode zeezoogdieren (aangespoelde karkassen van zeeleeuwen), maar ook naar eieren van zeevogels.

    Na het eten maken de condors hun haast kale kop en nek schoon door die af te vegen aan het gras of het zand.

     

    De spanwijdte van de imposante Andescondor bereikt de 3. 20 m; zijn lichaamslengte haalt de 130 cm en het gewicht schommelt rond 13 – 15 kg.

     

    De extreem grote vleugels zorgen voor een prima draagvermogen. De condor heeft net als vele andere giersoorten een kale roodgrijze kop en hals, die gemakkelijker schoon te houden is.

    De volwassen vogels hebben een zwart verenpak met een kraag witte veren en duidelijk zichtbare goed doorbloede huidplooien in de nek. De kruin van de mannetjes wordt vaak bekroond met een grote donkerrode kam.

    De condors zijn in staat om te blozen en dit wordt gebruikt om sociale contacten met soortgenoten te onderhouden.

     

    In de gebieden waar de Andescondor leeft, kan het zeer heet zijn, maar de vogel heeft een aparte manier gevonden om zich te koelen. Waar bijna alle vogels hun ontlasting tegelijk met de urine uitscheiden, kan de condor dit scheiden. Ze laten geregeld de urine langs hun poten lopen, waarna de verdamping ervan voor de nodige afkoeling zorgt.

     

    Rond het 5de of 6de jaar wordt de mannelijke condor geslachtsrijp en wordt zijn rode kam diepgeel. Dan gaat hij op zoek naar een vrouwtje om haar met zijn baltsgedrag te verleiden.

    Als monogame vogels blijven zij trouw aan hun eerste partner. Na de vorming van een echt koppel zoeken de vogels samen een nestplaats.

    Tijdens de balts spreidt het mannetje zijn vleugels en paradeert hij voor het vrouwtje heen en weer, waarbij hij eerst sist en klokt en zich dan langzaam omdraait en zijn witte vleugelvlekken toont.

    Na de paring legt het vrouwtje één ei op een nauwelijks toegankelijke kale richel of in een holte van een klifwand. Beide ouders geven de jonge vogel eerst een half jaar lang op de nestelplaats te eten, waarna ze het jong nog eens 6 maanden voeden en verzorgen. Als gevolg van deze lange ouderlijke zorg brengen condors maar eens in de 2 jaar een jong voort.

    Elke 2 jaar legt de Andescondor enkele grote eieren op die onbereikbare rotsrichel, die doorgaans door het wijfje wordt bebroed. Het mannetje lost haar slechts enkele uren per dag af.

    Het jong kruipt na 8 weken uit het ei en wordt dan nog ruim 5 maanden op het nest gevoerd. Ook als het jong eenmaal uitvliegt, zorgen de ouders nog eens zo’n periode voor het jong.

    De Andescondor is één van de langstlevende vogels ter wereld, die in gevangenschap tot 100 oud kan worden.

    De condor is momenteel met uitsterven bedreigd. Een Nederlander, die een natuurcentrum heeft opgericht in Otavalo (Ecuador), tracht de instandhouding te bepleiten. Middels educatieve programma’s en ecotoerisme betracht men de lokale bevolking te sensibiliseren en te motiveren om de vogelpopulatie in stand te houden.

    http://www.stairway-to-heaven.nl/ecuador5.htm

    De twee volgende video-opnames brengen enerzijds de knappe biotoop, anderzijds de machtige vogel in beeld met het alom bekend muzikaal eerbetoon op de panfluit.

    http://www.youtube.com/watch?v=Z1E0nEe8RxM

    http://www.imagesandmusic.nl/video/Condors2/Condors-small.html

    29-12-2012 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    27-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ideaalbeelden blijven koesteren

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Elk jaar opnieuw participeren meer en meer mensen aan de verkiezing van de ‘Vogel van het Jaar’.

     

    Uit een lijstje van een dozijn vogelsoorten kan iedere deelnemer voor één favoriet stemmen via de website http://www.vogelvanhetjaar.be/page=site.home

     

    De ijsvogel was dit jaar de absolute topfavoriet. Zo snel als hij voorbijflitst over de sprankelende beekjes, zo snel werd duidelijk dat hij de winnaar zou worden van dit verkiezingsjaar.

    Met bijna 300 voorkeurstemmen meer dan de 2de in rang, stak hij met kop en schouders boven zijn tegenspelers uit.

    Zilver werd behaald door de alom bekende koolmees, één van de meest voorkomende sympathieke, maar eigenzinnige tuinvogels. Hang een nestkast op de meest perfecte plaats en ze kruipt toch in de omgekeerde bloempot in een hoekje van het terras om haar nest te maken.

    De koolmees is eveneens één van de tuinbezoekers die enorm profiteren van de vele voedertafels en nestkasten die worden uitgestald.

    De rode wouw prijkt op de 3de plaats, een prachtige roofvogel die we in Vlaanderen spijtig genoeg niet als broedvogel kunnen bewonderen, maar toch geliefd is.

     

    In de aprileditie van het 3-maandelijks tijdschrift ‘Mens & Vogel’ kom je alvast meer te weten over de verborgen levenswijze van de ijsvogel. Je krijgt tips om zijn broedbiotoop te herkennen, te vernemen waar hij op uitkijk zit en om zijn typische roep te leren onderscheiden.

     

    De Vogelvrienden van de Kille Meutel wensen alle trouwe natuurfans

    vrolijke en sprankelende eindejaarsfeesten in een evenwichtige balans

    en net zoals voor onze dankbare gevederde tuinbezoekers een warm nest

    waar het leuk toeven is en je wensdromen vorm krijgen op z’n allerbest

    hechte vriendschap, een portie geluk en een gezondheid met veel glans   

     

    De foto’s hieronder zijn van Pieter, die het huisfotografen duo Wim & Jo vervoegt en bereid is nog meer beeldmateriaal voor deze educatieve blog aan te leveren (zie foto Pieter in kader).

     

    Wie in het archief op dit blog gepubliceerde artikels wenst te raadplegen, kan terecht op volgende verschijningsdata:

     

    Ijsvogel:

     

    02/03/09:          De ijsvogel

    25/07/11:            De ijsvogel, de vissende mijnwerker

     

    Koolmees:

     

    17/11/07:            Stadsvogels zingen een ander lied

    03/12/07:           Mezen en gefluister (kool- en pimpelmezen)
    17/06/12:           Op elke hoek van zijn rijkje zingt de koolmees een ander wijsje

     

    Rode wouw:

     

    26/11/10:            De rode wouw









    27-12-2012 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    08-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De sluwe vos verschalken

    Geraadpleegde bronnen: Natuurpunt – Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Vossen zijn na een lange periode van bijna afwezigheid in Vlaanderen helemaal terug van weggeweest. Door de relatief grote oppervlakte van hun territoria en dankzij hun van nature groot aanpassingsvermogen, laten vossen zich geregeld opmerken in de buurt van de mens.

    Vossen behoren tot onze inheemse fauna en vormen een belangrijke schakel in het ecosysteem. Het zijn echte voedselopportunisten en eten wat het gemakkelijkst te vinden of te vangen is.

    Deze slachtpartijen leiden er toe dat de vos op weinig sympathie kan rekenen.

    Een veelgehoorde reactie is dat de vos extra moet worden bejaagd. Een intensieve bejaging of bestrijding biedt echter geen oplossing. Wanneer sterfte binnen de vossenpopulatie toeneemt (door bv. afschot), neemt ook de voortplanting toe.

    Meer jongen worden geboren die op hun beurt meer kans hebben om te overleven.

    Wanneer een vos sterft, komt er een territorium vrij voor een meestal jongere vos. Jonge dieren zijn minder dominant waardoor meer vossen op eenzelfde oppervlakte kunnen leven.
    Vogelbescherming Vlaanderen en Natuurpunt slaan de handen in elkaar en voeren zowel online als op papier een petitie voor een doelmatige aanpak voor het voorkomen van schade aangericht door vossen.

     

    Wie aan dit thema gerelateerde eerder verschenen artikels in het archief wenst te raadplegen kan volgende bijdragen opsporen:

     

    ·         20/11/10           Reinaert in het vizier

    ·         30/11/10           De vos

    ·         06/02/11          Vossenstreken

    ·         10/02/11           Vossenstreken: het Mina-advies

    ·         05/02/12          Moeten we tegen de vossenjacht zijn?

     

    Lees de brochure: “Slimmer dan de vos” – hou je kippenren vosvrij!

     

    http://www.natuurpunt.be/uploads/biodiversiteit/lokalebiodiversiteit/documenten/slimmer_dan_de_vos_2010.pdf

     











    08-12-2012 om 18:26 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paradijsvogels in verenpracht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Feniks is Raggi’s grote paradijsvogel uit Nieuw-Guinea!

     

    Pas sinds 1957 ontdekten Australische onderzoekers dat de papoea’s van Nieuw-Guinea al een paar duizend jaar paradijsvogels doodden  en de huiden ruilden met handelaars die ze meenamen naar het Westen, onder meer naar Fenicië.

    Om ze te beschermen tegen insectenvraat, hulden de inboorlingen de vogellijkjes in een laagje mirre, kneedden ze tot een eivorm en verpakten ze in geschroeide bananenbladeren.

     

    Raggi’s grote paradijsvogel heeft een goudgele kop en verbergt vurige rode verenbossen onder zijn vleugels.

    Wanneer het mannetje indruk wil maken op een vrouwtje, zwiept hij die lange rode veren naar voren de hoogte in en rent zo wild heen en weer over de takken, dat het lijkt of hij in brand staat!

     

    Raggi’s grote paradijsvogel is niet de enige spectaculaire vogel op Nieuw-Guinea.

    Het wemelt daar van de Feniksen ! Rode, blauwe, groene, gele en paarszwarte iriserende wondervogels zwaaien er met vlaggen, borstschilden, vaantjes, waaiers, pelerines, epauletten, wimpels, lellen en hele wolken van wit dons.

     

    Ontdekkingsreizen

     

    Dat zelfs dode paradijsvogels sterk tot de menselijke verbeelding spreken, bleek al op 8 september 1522.

    Toen bracht de ‘Victoria’ het enige schip van Magelhaen dat de reis om de wereld had volbracht, namelijk de eerste partij paradijsvogelhuiden mee uit het Oosten.

    Het was een geschenk van een Molukse radja voor de koning van Spanje. De eerste reactie van het Spaanse hof was, dat deze schitterende veren van heuse engelen waren, dat kon bijna niet anders … .

    Vanaf dat moment werd Europa een gretige afnemer van paradijsvogelveren.

    In het klamme donker van het Nieuw-Guinese oerwoud, waar bloedzuigers en andere zwarte glibbers als een levend tapijt over de bosgrond golven en waar tientallen ontdekkingsreizigers en wetenschappers voor altijd zijn verdwenen, vormen deze kleurige vogels de enige lichtpuntjes.

    Dat weten ze zelf maar al te goed en daarom nemen ze dat laatste vaak letterlijk. Wanneer door een gat in het donker groene bladerdek een bundeltje zonlicht valt, zal een paradijsvogel daar beslist middenin gaan zitten, want dan komen zijn kleuren beter uit.

     

    Prachtparadijsvogel

     

    De prachtparadijsvogel is niet veel groter dan een spreeuw en heeft kobaltblauwe pootjes. Uit zijn staart steken twee lange naar boven krullende veren. Hij draagt een knalgele capuchon die als een aureool zijn fluweelzwarte kop omlijst.

    Ook heeft hij een opvallende diepgroene bef, die zijn hele borst beslaat en is afgezet met een turkooizen randje.

    Boven het jonge boompje waarin hij altijd baltst, heeft hij alle bladeren van de bomen getrokken. Een werkje waar hij uren mee bezig is, maar zo schittert het zonlicht tenminste optimaal op zijn iriserende kraag en bef.

    Tijdens het baltsen zet hij de veertjes van deze twee pronkstukken beurtelings uit en laat ze dan weer zakken. Dat doet hij zo snel, dat het lijkt alsof zijn hele lijfje trilt.

    Tegelijkertijd maakt hij een indringend, zoemend geluid en spert hij zijn snavel wijd open, zodat ook zijn felgroene keel zichtbaar wordt, want dat staat zo leuk bij zijn bef!

     

    Blauwe paradijsvogel

     

    De zeldzame blauwe paradijsvogel werd in 1884 ontdekt door de Duitse goudzoeker en dierenverzamelaar Carl Hunstein, die kort daarna verdronk in een vloedgolf, opgewekt door een vulkaanuitbarsting.

    Op het eerste gezicht lijkt het een gewone zwarte vogel met hier en daar een toefje blauw. Maar tijdens de balts, op een boomtak, brengt hij zijn lijf langzaam en voorzichtig naar achteren. Zodra hij ondersteboven hangt, schudt hij zich en spreidt een hemelsblauwe waterval van veren uit. Door, nog steeds ondersteboven hangend, ritmisch met zijn heupen te bewegen, laat hij het blauwe verenschort trillend op en eer dansen. Daarbij stijgt uit zijn keel een luid, metaalachtig geronk op. Tijdens deze show zwellen twee kleine, maar opvallende witte plekken onder en boven zijn ogen helemaal op, zodat de vogel zelf alleen nog maar door een smal spleetje kan gluren.

     

    Keizer Wilhelm paradijsvogel

     

    De Keizer Wilhelm paradijsvogel laat zich niet achterover – maar juist voorover – kantelen. Deze vogel, die overigens een minder bespottelijke naam verdient, heeft een iriserend groene kop en borst, knalgele nek en schouders, alsook kaneelbruine vleugels waaronder hij een lading Brussels kant verstopt. Pas wanneer de vogel naar voren duikelt en zijn vleugels spreidt terwijl hij ondersteboven aan zijn tak hangt, komen zijn ragfijne en spierwitte sierveren tevoorschijn.

     

    Maar in ieder geval heeft het buitenissige uiterlijk van paradijsvogels iets met hun eten te maken. Alle paradijsvogels zijn vruchteneters. Soms pikken ze weleens een insect, spin, hagedis of kikker mee, maar het liefst eten ze fruit.

    Dat is er in een tropisch regenwoud genoeg, dus de vogels houden tijd over. De onopvallend gekleurde vrouwtjes voeden de jongen dan ook in hun eentje op. Ze hebben daar geen man bij nodig omdat er niet de hele dag achter insecten hoeft te worden aangejaagd.

    Zo’n mannetje heeft dus echt bijna niks te doen, behalve mooi zijn.

     

    Niet alleen seks …

     

    En toch … er is iets geks aan de hand met die mannetjes. Want vaak baltsen ze helemaal niet voor vrouwtjes. Soms, als er in de verre omtrek geen vrouwtje in de buurt is, zitten twee of drie paradijsvogelheren tegen elkaar op te pronken alsof hun leven er vanaf hangt. Ze maken rituele danspasjes, spreiden hun mooie veren en nemen de ene sensationele houding na de andere aan. Af en toe lijkt het haast alsof hun hele lichaam in een stuiptrekking zit omdat ze – kennelijk in de hoogste opwinding totaal verstarren.

    Mocht er tijdens zo’n dans toch een vrouwtje opdagen dat wel wil paren, dan kan het zelfs dat de mannetjes daar niet eens toe bereid zijn. Simpel en alleen omdat ze het te druk hebben met hun voorstelling.

     

    Baltsen betekent voor paradijsvogels dus meer dan seks alleen. Het sociale contact en de competitie met andere mannetjes, het stimulerende en opwindende effect van zo’n wedstrijdje, de aanwezigheid van ademloos toekijkende paradijsvogelknaapjes: dat alles is waarschijnlijk minstens zo belangrijk als het verleiden van een vrouwtje.

    Geleerden vermoeden dat deze dansen territoriumgevechten vervangen.

    Geen gekke theorie, want paradijsvogels vechten inderdaad zelden om wijfjes, territoria of een bepaald plekje in de pikorde.

    Paradijsvogels zijn dan ook bepaald geen dommerds, want geloof het of niet: ze stammen af van kraaien! Hun hoofd staat niet altijd naar vrouwen. Maar als ze zich overgeven aan de liefde, zijn ze ook niet kieskeurig.

    Hoe verschillend de diverse soorten er ook uitzien, ze kruisen met elkaar alsof het niks is. Er zijn in het wild minstens negentien natuurlijke bastaarden waargenomen.

    Van de dofzwarte schermparadijsvogel is bekend dat hij het in de vrije natuur met zeker vier andere soorten doet.

    Al sinds onheugelijke tijden maken de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Guinea, de papoea’s, jacht op de paradijsvogels. Deze natuurmensen weten precies waar in het woud de baltsplaatsen te vinden zijn en kunnen zo ongemerkt dichtbij komen, dat ze de mannetjesparadijsvogels met drie of vierpuntige pijlen van hun tak kunnen schieten.

     

    Pronkerige dameshoedjes

     

    De papoea’s gebruiken de pronkveren van de vogels om er imposante hoofdtooien van te maken of als ‘geld’, waarmee je vrouwen en goederen kunt kopen. Blijkt dat een man die zich heeft versierd met paradijsvogelveren (ook al is hij zo lelijk als de nacht), door de vrouwen en meisjes veel aantrekkelijker wordt gevonden dan een beeldschone, goedgebouwde man zonder veren.

    Eind vorige eeuw placht de Europese dameshoedjesindustrie liefst vijftigduizend (!) paradijsvogelhuiden per jaar op te kopen. Op een gegeven moment stonden zo’n beetje alle soorten op uitsterven. Op het laatste nippertje kwam er echter een internationaal verbond op de handel in paradijsvogel veren en sindsdien zijn de vogels zich weer aardig aan het herstellen.

    Even een overzichtje: er zijn op dit moment 42 verschillende soorten paradijsvogels bekend. Van al deze soorten zijn er drie die echt door de jacht bedreigd worden. Dat zijn de blauwe paradijsvogel, de brilparadijsvogel en de zwarte sabelstaart.

     

    Bijzonder merkwaardige reportage: Cornell Lab of Ornithology and National Geographic

     

    http://www.cornell.edu/video/?VideoID=2398

    01-12-2012 om 18:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    26-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pinguïns maakten verrassende evolutie door

    Geraadpleegde bron: EOS – Scientific American

    Eén van de meest verbazingwekkende kenmerken van moderne pinguïns is hun vermogen om extreme koude te doorstaan. Verrassend genoeg ontwikkelde die eigenschap zich tussen 58 en 49 miljoen jaar geleden, toen de aarde veel warmer was dan vandaag.

     

    In Antarctica begint in november het ijs weg te trekken en duiken de keizerpinguïns in de koude Antarctische Oceaan op zoek naar voedsel.

    Tijdens de zomer duiken ze tot meer dan 450 m diep naar vis, pijlinktvis en krill.

    Daarna zijn ze klaar om de lange tocht landinwaarts te maken naar hun winterse broedplaatsen. Bij aankomst zullen ze zichzelf uit het water op het ijs lanceren.

    Dat korte moment tussen zee en ijs is de enige keer dat deze pinguïns ervaren wat voor de meeste vogels vanzelfsprekend is: door de lucht vliegen.

     

    Net als andere vogels hebben pinguïns veren, vleugels, een snavel en leggen eieren.

    Toch vertonen ze ook kenmerken die hen duidelijk onderscheiden van hun gevederde vrienden. Hun vleugels zijn geëvolueerd tot vinnen waarmee ze zwemmen.

    Hun typische ‘smoking’ camoufleert hen voor roofdieren; hun compacte botten zorgen voor ballast bij het duiken en met hun korte dikke poten kunnen ze prima in het water navigeren en energetisch efficiënt waggelen op het land.

    Dank zij deze en andere aanpassingen zijn vele pinguïnsoorten erin geslaagd om één van de meest extreme omgevingen op de planeet te veroveren.

     

    Fossielen brengen helderheid

     

    Paleontologen hebben zich lang afgevraagd waar deze eigenaardige vogels vandaan komen en hoe ze zich verspreidden over het zuidelijk halfrond. Fossiele ontdekkingen van de afgelopen 10 jaar hebben geholpen om de evolutionaire mars van de pinguïn te reconstrueren.

    Het blijkt dat veel van hun kenmerkende eigenschappen ontstonden in veel mildere omstandigheden dan de brutaal koude omgevingen, die mensen doorgaans associëren met pinguïns.

    De nieuwe bevindingen maken duidelijk dat de biologie en geografische spreiding van deze vogels een complexe wisselwerking van veranderend klimaat en natuurlijke selectie weerspiegelen, die 10-tallen miljoenen jaren in beslag nam.

    Dit benadrukt de kwetsbaarheid van de hedendaagse pinguïns voor de effecten van de huidige snelle klimaatverandering.

    Al meer dan 150 jaar geleden werden de eerste fossielen van pinguïns teruggevonden, maar de resten waren zo fragmentarisch, dat ze weinig informatie boden.

    Pas in de jaren ’80 en ’90 doken in het Waipara-gebied van Nieuw-Zeeland een aantal fossielen op die de vroegst bekende stadia van de pinguïnevolutie onthullen.

    Deze overblijfselen, die dateren van 62 tot 58 miljoen jaar geleden, tonen aan dat de vroege pinguïns oppervlakkig leken op aalscholvers met hun lange, smalle snavel en flexibele vleugels. Bij nader onderzoek ontdekte men dat ze toen al klassieke pinguïneigenschappen aan het ontwikkelen waren.

    Zo waren hun bovenste vleugelbotten plat en breed zoals deze van moderne pinguïns; hun onderbeenbot was kort en breed en hun beenderen waren over het algemeen compacter dan die van vliegende vogels.

     

    Waimanu-pinguïns

    Deze pinguïnsoort was één van de oudste vertegenwoordigers van de moderne vogelgeslachten. Ze leefden kort na de catastrofale gebeurtenis die de Krijtperiode 65 miljoen jaar geleden afsloot en de dinosaurussen en vele andere wezens noodlottig werd.

    Sommigen denken dat de ramp zo goed als alle vogels elimineerde en dat er maar een handvol soorten overleefden.

    Een dergelijk scenario zou impliceren dat pinguïns en andere moderne vogelgeslachten zich na de massavernietiging snel ontwikkelden uit een beperkt aantal voorouders.

    Afgaande op de beschikbare fossielen en de DNA-vingerafdruk van moderne vogels, acht men het waarschijnlijker dat veel moderne vogelgeslachten – met inbegrip van de pinguïnlijn – ontstonden vóór die epische ramp en dat ze er op één of andere manier in geslaagd zijn om het in tegenstelling tot de dinosaurusbroeders te overleven.

     

    Minicontinent Zeelandië

     

    Dat de vroegste pinguïns opdoken in Nieuw-Zeeland is waarschijnlijk geen toeval.

    Veel pinguïns leven ook vandaag rond de Nieuw-Zeelandse kusten. Tot de komst van de mensen, minder dan 1 000 jaar geleden, vormden de eilanden aan de randen van de zuidelijke Stille Oceaan een zeevogelparadijs met een gematigd klimaat.

    De aarde was vrij van roofzuchtige zoogdieren en bood ruimte voor broedkolonies met overvloedig voedsel in de omringende zeeën.

    Geologisch bewijs suggereert dat het gebied ook aan het eind van het Krijt gunstig was voor de ontwikkeling van de zeevogels.

    Het Nieuw-Zeeland van vandaag is het grootste blootgelegde gebied van een verzonken minicontinent bekend als Zeelandië, dat omstreeks 85 miljoen jaar geleden afbrak van het oude supercontinent Gondwana.

    Losgeslagen dreef Zeelandië noordoostwaarts door de Stille Oceaan, planten en dieren meevoerend – dinosaurussen incluis – tot het zijn huidige locatie bereikte ongeveer halfweg tussen de Zuidpool en de tropen.

    Terwijl Zeelandië zich verplaatste, koelde het af en zonk het. Ondiepe zeeën overspoelden het land en er omheen vormde zich een continentaal plateau.

    Ondanks haar geïsoleerde positie kwam Zeelandië niet ongedeerd uit de vernietigende ramp aan het einde van de Krijtperiode. Veel van de inheemse land- en zeedieren werden uitgeroeid.

    Wat slecht was voor die wezens, was goed voor pinguïns.

    Met zeereptielen als de plesiosaurus uit de weg geruimd, hadden de eerste pinguïns in het water rond Zeelandië geen last van concurrenten of roofdieren.

     

    Migraties

     

    Met de zee-ervaring die ze in Zeelandië hadden opgedaan, breidden pinguïns hun domein snel drastisch uit en verspreidden zich over duizenden kilometers en nieuwe klimaatzones. Fossielen van een pinguïnsoort in Peru tonen aan dat vetganzen ongeveer 42 miljoen jaren geleden dicht bij de evenaar arriveerden en zich vestigden in één van de warmste plaatsen op aarde tijdens één van de heetste periodes in de geschiedenis.

    De temperatuur bedroeg in Peru toen 30°C en de gemiddelde zeetemperatuur was 11.8 tot 9.8°C hoger dan vandaag.

    De vogels hadden zich 37 miljoen jaar geleden verspreid naar bijna alle grote landmassa’s op het zuidelijk halfrond.

     

    Warmteregulator

     

    Waarom die exodus plaatsvond, werd pas recent achterhaald via belangrijke aanwijzingen op fossiele vinbotten.

    Op het opperarmbeen zitten een reeks groeven, die weinig opvallen tussen de markeringen van pezen en spieren. Deze groeven werden in 2006 voor het eerst opgemerkt tijdens het bestuderen van bevroren pinguïns in de kelder van het American Museum of Natural History in New York.

    Onderzoekers probeerden het verband te achterhalen tussen de markeringen op fossiele botten en de zachte anatomie van de vin.

    Andere wetenschappers bestudeerden de evolutie van het vermogen van de pinguïns om hun lichaamstemperatuur te regelen.

    Toen ze hun onderzoeksresultaten naast elkaar legden, kwamen ze tot het besef dat die groeven zich vormen op de plaats waar een kluwen van slagaders en aders tegen het opperarmbeen drukt. Deze bloedvaten vormen een warmtewisselaar met een tegenstroomsysteem, die de pinguïns via de vinnen toelaat het warmteverlies te beperken en alzo zelfs in ijskoud water de lichaamswarmte te behouden.

    De functie van de groeven op de fossiele vinbotten wierpen een verrassend licht op de oorsprong van de warmteregulatie bij de vetganzen.

     

    Wat was voor de eerste pinguïns het nut van een warmteregulator in een broeikaswereld?

     

    Hoewel het zeeoppervlak warm was, kwamen de pinguïns tijdens hun lange foeragerende zwempartijen in het diepe en kille oceaanwater terecht.

    Een warmbloedig dier kan, als de omgevingstemperatuur lager is dan de lichaamstemperatuur,  in hypothermie (onderkoeling) geraken. Zelfs met hun isolerende vetlagen en waterdichte veren liepen pinguïns dat risico. Dit warmtebeveiligingssysteem heeft het tevens mogelijk gemaakt om de lange open waterreizen te overleven, via de welke ze zich verspreidden van Zeelandië naar andere continenten.

    Terwijl pinguïns zich verspreidden over de zuidelijk oceanen, ontwikkelden ze een grote diversiteit aan vormen.

    Wetenschappers hebben inmiddels meer dan 50 fossielsoorten benoemd in aanvulling op de 19 bestaande soorten. In tal van gebieden vond men het bewijs dat in het verleden veel verschillende pinguïnsoorten samenleefden. Onder de moderne pinguïns delen slechts maximaal 5 soorten dezelfde broedplaats.

    Uit het fossiele pinguïnbestand kunnen we lessen trekken voor het behoud van de moderne pinguïns.

     

    Waakzaamheid geboden

     

    Verontrustend op lange termijn is de dreiging die uitgaat van de klimaatverandering.

    Pinguïns hebben veel energie gestoken in het zich aanpassen aan zeer diverse klimaten.

    Ze gedijden zowel in de stomende equatoriale zones van de aarde tijdens een broeikasfase als in de door ijs ingesloten woestenij van het moderne Antarctica.

    Het is niet omdat pinguïns de afgelopen 60 miljoen jaar klimatologische veranderingen succesvol hebben doorstaan, dat ze perse prima gewapend zijn tegen de gevolgen van de opwarming van de aarde. Integendeel, bij die aanpassing is het tempo van cruciaal belang. Paleontologen hebben het bewijs gevonden dat veel soorten hun verspreidingsgebied heel geleidelijk verplaatsten tijdens grote prehistorische klimaatverschuivingen.

    Als de temperatuur meerdere graden stijgt in de loop van een paar decennia, zoals veel klimatologische modellen voorspellen, hebben dieren geen tijd om te verhuizen naar geschiktere leefgebieden, als die er al zijn.

     

    De kleine Galapagospinguïn leed reeds aan ernstige populatiedalingen tijdens de sterke El Nino-jaren, die de stromingen van de Stille Oceaan grondig verstoren en de koude voedselrijke wateren herschapen in warmere voedingsstofarmere wateren.

     

    Keizerpinguïns van hun kant worden met een andere uitdaging geconfronteerd.

    Deze vetganzen broeden op dikke kappen zee-ijs. Als de ijsschotsen te snel smelten, worden broedkolonies vernietigd, daar jaar na jaar de trouwe partners elkaar op exact dezelfde locatie weer opzoeken.

    Pinguïns zijn vandaag minder divers in hun morfologie en meer beperkt in hun ecologische rol dan miljoenen jaren geleden het geval was, wat hen veel kwetsbaarder maakt.

     

    Wie in het archief eerder verschenen artikels over pinguïns wenst te raadplegen kan volgende verschijningsdata opzoeken

     

    ·         17/09/10:         De keizerpinguïn

    ·         11/12/11:           SOS Planet (keizerpinguïn)

     

    De infographic is van EOS

    Onderstaande foto is van National Geographic





    26-11-2012 om 17:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pluimen als versiering

    Geraadpleegde bron: De Standaard – Wetenschapswinkel

     

    Misschien waren veren en vleugels aanvankelijk versiering, om indruk te maken op het andere geslacht of om de eieren warm te helpen houden en niet om te vliegen.

    Daar lijkt een opnieuw bestudeerd Canadees dino-fossiel op te wijzen.

     

    De vondst van een fossiele dinosaurus die niet kon vliegen maar wel half tot vleugels uitgegroeide voorpoten had, met volwaardige veren erop, doet paleontologen vermoeden dat veren en vleugels oorspronkelijk geëvolueerd zijn om te helpen bij de voortplanting.

    Misschien dienden ze om indruk te maken en een partner te versieren, zoals de hedendaagse pauwenstaart of misschien hielpen ze bij het broeden om de eieren of de pas uitgekomen jongen warm te houden.

     

    De voorbije jaren is aan het licht gekomen dat vele soorten dinosaurussen veren hadden, waaronder zelfs de gevreesde Tyrannosaurus rex, al ging het bij sommige soorten slechts om een soort dons.

    Ook is duidelijk geworden dat de hedendaagse vogels directe afstammelingen zijn van de dinosaurussen. In feite zijn de vogels de enige stam van de dinosaurussen die 65 miljoen jaar geleden de grote planetoïde-inslag heeft overleefd en die (hoogstwaarschijnlijk) fataal is geworden voor alle andere dino’s.

    Maar het waren niet alleen de directe voorouders van de vogels die veren hadden, ook bij andere dinosaurusstammen – slechts zijdelings verwant aan de vogels – zijn er veren aangetroffen.

     

    Struisvogel

     

    Als zo veel verschillende dinosaurussen, waarvan er vele niet konden vliegen en toch veren hadden, roept dat natuurlijk de vraag op waar die dan wel voor dienden.

     

    Als het niet om te vliegen was, dan toch misschien om lekker warm te blijven?

     

    Dat lijkt niet het geval te zijn bij de ‘Ornithomimus edmontonicus’ die in Science wordt beschreven.

    Dit wezen had op het eerste gezicht wel iets van een struisvogel, met uitzondering van zijn dikke gespierde staart. Hij kon beslist niet vliegen, met zijn zware lijf van meer dan 3 m lang. In tegenstelling tot de struisvogel heeft de Ornithomimus nooit voorouders gehad die wél vlogen. 

    Hij moet zijn veren gekregen hebben voor een functie die niets met vliegen te maken had.

     

    De Canadese onderzoekers hebben een Ornithomimus-skelet, dat in 1995 was ontdekt, opnieuw onderzocht.

    Op de voorarmen van het dier vonden ze sporen van volwaardige veren. Interessant was dat het ging om resten van een volwassen dier.

    Op eerdere onderzochte fossielen van jonge exemplaren van de Ornithomimus waren geen sporen van dergelijke veren te vinden.

    Het dier kreeg dus pas vogelveren op zijn voorpoten wanneer hij volwassen werd.

    Dat suggereert sterk dat hun functie iets met de voortplanting had te maken, denken de onderzoekers.

    Als ze hadden moeten dienen om de dieren warm te houden, dan zouden de jongen er nog meer nood aan hebben gehad dan de volwassen exemplaren.

    Het lijkt er steeds sterker op dat de voorouders van de vogels al veren en zelfs misschien ‘vleugels’ hadden vóór ze leerden vliegen en dat de evolutie die structuur aan een nieuw doel heeft aangepast.

     

    Darla Zelenitsky aan het woord:

     

    http://www.youtube.com/watch?v=j9DI1y4iZeg

    Wie eerder verschenen artikels over dit thema wenst te raadplegen, kan in het archief volgende bijdragen opzoeken:

     

    ·         De evolutie schonk de vogels een vernuftig waarnemingssysteem voor kleuren (02/02/08)

    ·         Creationisme versus evolutieleer (08/02/08)

    ·         Speurtocht naar de oorsprong van vogels (22/03/08)

    ·         Dino met vogellongen (25/10/08)

    ·         Geschiedenis van het leven (13/04/10)

    ·         Gevleugelde overlevers (24/07/10)

    ·         Aanpassen of opkrassen (23/10/10)

    ·         De merkwaardige evolutie van de veer (02/10/11)

     





    17-11-2012 om 18:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    11-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwarte ruiter

    De zwarte ruiter, die het meest wordt gezien aan het eind van de zomer en in de herfst, is op een afstand moeilijk van de tureluur te onderscheiden.

    Buiten de broedtijd vertoeft de zwarte ruiter in zoet water en brakke inhammen; zoutmoerassen, oevers van meren, reservoirs in het binnenland en in kleine aantallen aan riviermondingen.

     

    Wie in onze streken een zwarte ruiter opmerkt, neemt maar zelden een zwarte vogel waar.

    De zwarte ruiter is namelijk een doortrekker die hier vooral in het winter- of overgangskleed (rui) te zien is.

    De zwarte ruiter lijkt dan inderdaad sterk op de tureluur; de helderrode poten maken de verwarring compleet, al zijn de poten van de zwarte ruiter een stuk langer. Individuele trekvogels kunnen worden herkend aan hun typische vluchtroep.

     

    Het winterkleed is grijs op de rug, lichtgrijs op de kop; kenmerkend is de witte wenkbrauwstreep en de zwarte streep tussen oog en de lange naalddunne zwarte snavel met rode basis en iets afgebogen punt. De borst is lichtgrijs en de buik helderwit, de poten fel rood. Het ‘prachtkleed’ is geheel roetzwart met banden witgespikkelde bovendelen; de bovenzijde van de snavel is zwart en de onderzijde rood.

     

    De lichaamslengte varieert van 29 tot 32 cm; de spanwijdte reikt tot 48 – 52 cm en het gewicht schommelt tussen 135 en 250 g.

     

    De zwarte ruiter zwemt beter dan de meeste andere waadvogels.

    Van de grotere steltlopers is de zwarte ruiter één van de energiekste wat zijn foerageergedrag betreft: kleine groepjes springen, rennen, grondelen en duiken in kreken en poelen naar kleine visjes, wormen, insectenlarven, kreeftachtigen, waterkevers, kleine kikkers en watersalamanders in ondiep water.

    De zwarte ruiter heeft een voorkeur voor natte biotopen met een zachte bodem, zoals slikkige gedeelten van getijdengebieden, ondiepe of onderbemaalde sloten, vloeivelden, natte graslanden en oevers van rivieren, meren en plassen. In hun broedgebieden eten ze ook veel muggen.

     

    De zwarte ruiter broedt op Arctische hoogvenen in taiga’s en toendra’s ten noorden van Europa (Scandinavië, Rusland: Bartentszee)

    De cirkelende, duikende of dippende baltsvluchten worden begeleid door raspende, fluitende roepen.

    Het nest is een schaars met dorre bladeren en dennennaalden bekleed kuiltje op een open plek, meestal in de buurt van een kei of een dode tak.

    Doorgaans wordt genesteld in een naald- of berkenbos in vochtig gebied, maar ook wel op heidevelden. Het ene legsel (mei – juli) bestaat uit 4 eieren, die hoofdzakelijk bebroed door het mannetje, na 22-25 dagen uitkomen.

     

    Op weg van de broedgebieden in het hoge noorden naar de winterkwartieren in het Middellandse Zeegebied of Midden-Afrika (ten zuiden van de Sahara) trekt de zwarte ruiter in geringe aantallen in onze streken in voor- en najaar door, waarbij hij zowel langs de kust als in het binnenland kan worden waargenomen. Aan de kust vermengt hij zich soms met andere waadvogels, maar in het binnenland ziet men hem meestal alleen of in kleine groepjes.











    11-11-2012 om 18:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bang van de natuur

    Geraadpleegde bronnen:  opiniestuk in Knack: Dirk Draulans / het Nieuwsblad / Schamper (UGent)

     

    Mensen lijken steeds minder verdraagzaam tegenover de natuur. Zeker in de stad. Nochtans kunnen ze net daar best wel wat meer natuur gebruiken. Imkers zijn een uitstervende groep. Als er dan eens een jonge imker opstaat – een vrouw dan nog – die met veel enthousiasme aan haar hobby wil beginnen, sluit ze op een ‘njet’ van de autoriteiten.

     

    De autoriteiten zijn in dit geval bestuurders van de stad Tienen. Kersvers imker Nele Schouteden, navorser aan de afdeling Plantenbiotechniek aan de KULeuven, had een mooi dossier ingediend met de vraag om bijenkasten te mogen plaatsen in een hal van haar tuintje, in het centrum van Tienen.

    Hoewel het stadsbestuur, bij monde van burgemeester Marcel Logist, schepen van Leefmilieu Marc Soens en schepen van Stedenbouw Martine Rens (allen SP.A) lieten weten dat stedenbouwkundig de aanvraag in orde was, werd ze toch geweigerd uit vrees voor overlast voor 6 omwonenden, waarvan enkelen een bezwaarschrift indienden.

     

    Overlast?!

     

    Het blijft ergerlijk dat de term steeds vaker opduikt als het gaat om dieren die de menselijke omgeving verkennen. Filosofisch geïnspireerde betweters menen dat dieren zich maar moeten aanpassen als ze niet ten onder willen gaan aan de almaar dominantere menselijke aanwezigheid. Maar als dieren zich ook werkelijk schikken naar de mens, is het weer niet goed; dan veroorzaken ze overlast.

    De vos veroorzaakt overlast en moet dus worden verdelgd, weerklinkt het bij de jachtfans.

    De steenmarter veroorzaakt steeds meer overlast – hoe lang zal het nog duren voor de beschermde status van dit fascinerend dier op de helling komt, omdat hij af en toe autokabels doorknaagt en zolders inpalmt?

     

    Nu veroorzaken blijkbaar ook bijen overlast: onzin natuurlijk!

     

    Bijen zijn vredelievende diertjes die geen mens zullen steken als ze niet in het nauw worden gedreven. Je kunt bij wijze van spreken een bijenkast op het terras van een appartement houden, zonder welke overlast ook te creëren. Bijen hebben trouwens veel meer last van de mensen dan omgekeerd, want hun populaties crashen als gevolg van pesticidengebruik en het verdwijnen van bloemen uit over beheerde bermen en grasperkjes.

     

    In onze verstedelijkte wereld is het belangrijk dat er weer natuur in de stad wordt geïntroduceerd, zeker omdat de uitdijende stad steeds meer platteland inpalmt.

    Als je vanaf de stadstuin bovenop het flatgebouw van de Antwerpse ondernemer, Jan Engels rondkijkt, zie je overal spotjes groen. In de tuin zitten vlinders, bijtjes en sprinkhanen die van de ene stadsoase naar de andere zwermen.

    De Brussels kunstenares, Annemie Maes kan vanuit haar appartement in hartje stad een tuin in lopen, inbegrepen een bijenhal, aangelegd op het dak van een parkeergarage. Ze is overtuigd van het nut van stadslandbouw en de bijen helpen een deel van haar planten te bevruchten.

     

    Maar in Tienen zien ze de brave beestjes niet zitten. Daar zien ze alleen overlast, al gaf schepen Soens in een brief toe dat hij het ‘dossier’ niet kende – het was opgesteld door een milieuambtenaar.

    Overlast is geen argument dat overdreven studie en dossierkennis vereist. In Tienen lijken dieren per definitie een probleem.

     

    Jaarlijks sterft bijna de helft van de honingbijenvolken

     

    De hoofdoorzaak is een regelrechte hongersnood. Door monocultuur in de landbouw en overgereguleerde tuinen en bermen zijn er te weinig bloemen en een te kleine variatie aan bloemen. Daarnaast tast de ‘varaomijt’ bijenvolken sterk aan?

    De jonge mijten van deze hardnekkige parasiet voeden zich met de larven van de honingbij. Deze larven groeien dan uit tot zwakkere en misvormde bijen? Ook infecties, pesticiden, andere parasieten en algemene milieuvervuiling spelen een rol in de sterke achteruitgang van bijen.

    Een groep bijensoorten – passend ‘koekoekbijen’ gedoopt – parasiteert zelfs op andere bijen doordat hun larven het voedsel van andere bijenlarven oppeuzelen.

     

    In de stad spelen nog andere factoren mee. Er is sprake van nog meer habitatversnippering.

    De maximale overbrugbare foerageerafstand van solitaire bijen varieert immers van enkele honderden meters tot een kilometer, naargelang de soort. Honingbijen hebben daarentegen een actieradius van enkele kilometers en doen het in steden niet slechter dan op het platteland. De nestmogelijkheden voor solitaire bijen zijn ook veel beperkter in de stad dan elders. Solitaire bijen zijn nochtans even belangrijk voor ecosystemen als honingbijen want ze zijn veel betere bestuivers dan honingbijen.

     

    Bijzondere onderzoeken

     

    Bijen zijn zoals bekend noodzakelijk voor talloze plantensoorten en voor een groot deel van onze voedselproductie: 15 tot 30% hangt rechtstreeks af van bestuivers zoals de bij.

    Het Laboratorium voor Zoöfysiologie heeft de voorbije jaren verscheidene onderzoeken gedaan. Eén ervan poogde de populaties van verschillende wilde bijensoorten in het Gentse in kaart te brengen. Dat deden ze door insectenkastjes te verspreiden en vervolgens nestelende bijen te observeren. Deze nestkastjes werden op maat gemaakt van de voor de verschillende soorten solitaire bijen die nestelen in natuurlijke houtholtes, muurgaten, …

    Om dit na te bootsen werden de nestkastjes gebouwd met buisjes met een diameter van 2 tot 12 mm. Tussen die twee extremen in liggen de groottes die worden verkozen door de verschillende bijensoorten.

    Ongeveer 1/3 van de solitaire bijen nestelt op deze manier; het grootste deel daarentegen graaft zelf holtes ondergronds.

    Die soorten konden met dit onderzoek niet in kaart worden gebracht.

    Het Labo voor Zoöfysiologie heeft ook een Informatiecentrum voor bijenteelt opgericht.

    Dit centrum, dat al meer dan 30 jaar bestaat, staat onder leiding van professor Dirk de Graaf. Op basis van onderzoeken aan de universiteit van Tübingen stelden ze een zaadmengsel samen waarvan de bloemen achtereenvolgens van april tot oktober bloeien. Door dit mengsel te gebruiken, vallen de bijen dus nooit zonder voedsel.

     

    Verbijsterende projecten

     

    Ook de stad Gent draagt haar steentje bij.

    De Groendienst en Natuurpunt Gent houden rekening met de beestjes. Bij het onderhoud van parken, natuurgebieden en groene ruimtes worden geen pesticiden gebruikt. Bovendien houden ze rekening met bloeitijden in het maaibeheer. Ook worden nestplaatsen gevormd door delen van rietkragen niet te maaien. Aan de Blaarmeersen en in de Bourgoyen staan zelfs regelrechte beestenmuren om de bijtjes te ondersteunen.

     

    Nele Schouteden laat het hier niet bij

     

    Ze gaat in beroep bij de provincie – de provincie Vlaams-Brabant voert overigens een actief pro-bijenbeleid. Ze wil een stevig dossier samenstellen dat andere mensen in andere omstandigheden kunnen gebruiken als ze een beetje natuur in de stad willen brengen, … natuur die geen overlast veroorzaakt!

     

    ‘Als de bijen uitsterven, volgt de mensheid  enkele jaren later’.

    Of die bewering van Albert Einstein effectief klopt, is niet zeker.

     

    Maar de 25-jarige imker grijpt de uitspraak nu wel aan om haar slag binnen te halen. De jonge imker behaalde heel recent haar diploma bijenteelt en wil nu – in navolging van steden als Leuven, Brussel, Antwerpen, maar ook New York en Londen – bijen houden in haar stadstuintje in het centrum van Tienen.

     

    Nele Schouteden is diep verontwaardigd over de beslissing van het stadsbestuur en start met een petitie om toch nog haar gelijk te halen. Niet alleen voor haar zelf, ook voor imkers die geen geld hebben om een huis met een grote tuin aan te schaffen en liever in de stad wonen, maar vooral in het belang van het voortbestaan van de imkerbond, waar de gemiddelde leeftijd toch boven de 60 jaar ligt.

    Als er geen imkers meer bijkomen, zullen de honingbijen verdwijnen en zijn de gevolgen niet te overzien. Niet alleen vallen dan de duidelijke voordelen, zoals honing, was en bijengif tegen reuma weg. Daarnaast bestuiven de bijen ook nog eens 80% van de bloeiende planten. Er zijn dus véél nieuwe imkers nodig om het sterftecijfer dat schommelt tussen de 30 en 40% te verlagen.

    Het probleem van uitstervende bijen wordt bovendien op alle beleidsniveaus gesteund, Europees tot gemeentelijk.

    Alleen in Tienen hebben ze er blijkbaar nog nooit van gehoord.

     

    Apicula

     

    Dat bijen houden in de stad kan, bewijzen Liesbeth Hiele en haar echtgenoot Marijn Rabout van Apicula (Latijn voor bij). Deze hobbyimkers hebben al 4 jaar bijenkasten in Gent. Vorig jaar oogstten ze ongeveer 150 kg stadshoning uit het dozijn bijenkasten op 5 locaties, waarvan twee op het dak van de Vooruit.

    Nu zijn het er nog maar tien, maar dat is een normale wintersterfte.

     

    Zelf de bijenpopulatie in stand helpen houden, kan ook. Daarvoor hoef je niet zelf imker te worden; enkele aanpassingen in je achtertuin zijn voldoende.

    Een geschikte florakeuze ligt voor de hand.

    Het reeds genoemde zaadmengsel, ontwikkeld door het Informatiecentrum voor bijenteelt, is natuurlijk ideaal, maar simpelweg veel bloemen plaatsen is al een stap in de goede richting.

    Als je nog een stapje verder wil gaan, kan je ook nestgelegenheid bouwen voor solitaire bijen. Stapel bv. holle plantenstengels zoals riet of bamboe, maak er een leuk dakje boven en richt dat bijenholletje vervolgens naar het zuiden, liefst op een winstille plaats.

    Je kan hetzelfde effect bekomen door gangetjes te boren in een blok hout.

    Foto’s zijn van  Pieter Cox

     

    Een spectaculaire weblink met een prachtige reportage van bloemenbezoekers en –bestuivers:

     

    http://www.youtube-nocookie.com/embed/xHkq1edcbk4?rel=0

     

    De blog van Liesbeth Hiele & Marijn Rabout:

     

    http://apicula-stadsimkerophoogniveau.blogspot.be/









    04-11-2012 om 16:34 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    28-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend

    Deze roofvogel heeft een ruim verspreidingsgebied, die uitgezonderd op Antarctica in alle werelddelen voorkomt.

     

    De onderzijde en de kop met kleine kuif zijn wit; over het oog loopt een brede donkere streep; de staart is bruin en getekend door donkere dwarse banden; de borst vertoont een vaal bruine gespikkelde kleur; de vleugels zijn smal met zwarte polsvlek en vleugelpunten, lang en wit aan de onderzijde; de visaren heeft een haakvormige snavel en lange gebogen naaldscherpe klauwen. Net als bij de uilen kan de buitenste teen naar achter worden gedraaid, wat ook meer houvast geeft. De voetzolen zijn bedekt met stekelige schubben voor een betere grip op glibberige vissen.

     

    Het voedsel van de visarend bestaat vrijwel alleen uit vis. De visarend vliegt met een trage vleugelslag en jaagt soms ook biddend om de vissen vanuit de hoogte op te sporen.

    Een jagende vogel vliegt nu eens klapwiekend, dan weer zwevend hoog boven het water, totdat hij een vis aan het oppervlak ontwaart. De vis wordt gevangen vanuit een duikvlucht met half gevouwen vleugels, waarbij de vogel de prooi met naar voren gerichte klauwen uit het water haalt; hierbij verdwijnt de visarend soms geheel onder water.

    Na het opvliegen, schudt hij zijn natte veren uit en manoeuvreert hij de vis in een gestroomlijnde houding met de kop naar voren om hem gemakkelijker naar het nest of een zitpost te kunnen vervoeren waar hij wordt opgepeuzeld.

    De meeste van zijn slachtoffers zijn middelgrote vissen als snoek, forel, platvis en brasem.

     

    De balts in het vroege voorjaar bestaat uit diepgolvende vluchten die gepaard gaan met luide, hoge, schrille fluittonen. Visarenden maken ook veel werk van het opnieuw inrichten van hun nest doorgaans gemaakt in de top van een naaldboom. Ze breken dode en groene takken af van dennen of tillen grote takken op van de grond. De nesten worden jaar in, jaar uit gebruikt door een opeenvolging van verschillende visarenden, zodat het al snel enorme ronde stapels dikke takken worden. Ze zijn gewoonlijk vaak te vinden op een gebroken tak of in een krachtige vork. Op eilandjes broeden ze ook wel eens op de grond.

    De visarend broedt langs heldere meren, poelen en langs sommige zeekusten waar brak water aanwezig is. Visarenden zijn aangewezen op visrijke wateren die zich over grote wateroppervlakken uitstrekken en voldoende begroeiing (bossen) langs de oevers hebben om te broeden.

    De Zweedse en Finse merengebieden zijn een uitstekend voorbeeld van geschikte biotopen.

    De 2 tot 4 witte eieren, besprenkeld met roodbruine vlekken, worden hoofdzakelijk door het wijfje in 5 tot 6 weken uitgebroed. De jongen vliegen na 8 tot 9 weken uit.

     

    Het is een spectaculair zicht een visarend een prooi, doorgaans een vis, te zien vangen.

     

    http://www.youtube.com/watch?v=YIGHwDn2Fts&feature=related

     











    28-10-2012 om 17:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    20-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tien jaar mussen tellen

    Geraadpleegde bron: Driemaandelijks tijdschrift Mens & Vogel – Vogelbescherming Vlaanderen – Educatief en projectmedewerker Inge Buntinx

     

    In 2001 bereikten ons vanuit het binnen- en buitenland onrustwekkende berichten over de achteruitgang van de huismus. Dit doodgewone, algemeen voorkomend vogeltje dat vroeger vaak als een ‘pest’ werd aanzien, zou het moeilijk hebben om als soort te overleven.

    Om dat te onderzoeken startten Vogelbescherming Vlaanderen, de universiteit Gent en ABLLO vzw in 2002 een lang termijnonderzoek op om de evolutie van de aantallen huismussen in Vlaanderen in kaart te brengen. De eerste nationale ‘mussenteldag’ was een feit. Tien jaar later spreken wij van een mussentelweekend, dat bij het brede publiek alom gekend is.

    Hierbij wordt de bevolking gesensibiliseerd om gedurende één weekend in april het aantal tsjilpende huismusmannetjes te tellen op één locatie [bv. in de tuin]. Dit geeft een goede schatting van het aantal broedende koppels huismussen.

    Ook gegevens over de locatie waar de mussen werden geteld: precies adres, biotoopkenmerken, aanwezigheid van een voederplaats, van predatoren [bv. katten, sperwers], …

     

    Om conclusies te trekken op grote schaal is een gestandaardiseerde telling nodig; een telling die alle subjectieve waarnemingen en toevallige natuurlijke fenomenen uitsluit.

    Na tien jaar kan men schommelingen uit de statistieken filteren en betrouwbare conclusies trekken.

    Het aantal huismussen dat werd geteld per locatie is onderverdeeld in categorieën, gaande van rood (max. 5 mussen) over oranje en geel naar groen (min. 16 mussen).

    Daar waar er in 2002 nog gemiddeld 6 – 10 mannelijke huismussen werden waargenomen per telpunt, waren er in 2011 nog amper 1 – 5. Nadien werd nagegaan in hoeverre er regionale verschillen optraden in de achteruitgang van de huismus, maar dit bleek niet het geval te zijn. De daling trad op in zowat alle provincies.

    Wanneer de data meer in detail worden bekeken, blijkt er een negatief verband te bestaan tussen de bevolkingsdichtheid en het gemiddeld aantal waargenomen huismussen per gemeente.

    Rond elke locatie werd een cirkelvormige zone [buffer] gecreëerd met een straal van 1 km. Deze zone omvat niet alleen het gebied waarin de mussen het merendeel van hun verplaatsingen uitvoeren, maar ook het gebied waarin meer occasionele verplaatsingen plaatsvinden zoals van juveniele en volwassen mussen na het broedseizoen.

    Deze buffers besloegen in totaal bijna de helft van de oppervlakte van Vlaanderen. De verhouding verstedelijkt gebied in de omgeving blijkt de belangrijkste factor te zijn die het aantal mussen verklaart. Dit hangt samen met het feit dat er minder akkers en graslanden zijn in meer verstedelijkte gebieden.

    Al blijken er meer huismussen aanwezig in biotopen waar er bijgevoederd wordt of kleinere aantallen waar predators vaker opduiken, toch leidt dit niet tot statistisch significante verschillen.

    Net zoals in andere Europese landen het geval is, gaat de huismus in Vlaanderen achteruit.

     

    Deze studie toont alvast aan dat gegevens die door amateurwaarnemers worden verzameld erg waardevolle informatie kunnen opleveren. Er werden meer dan 6 300 gegevens ingezameld uit 304 van de 308 Vlaamse gemeenten. Het aantal tellingen varieert heel sterk per gemeente: van één deelname [bv. Voeren, Kraainem] tot meer dan 400 in Antwerpen.

     

    De tellers mogen zich trots achten. Toch dient met de volgende problemen rekening te worden gehouden:

    ·         niet alle telgegevens waar bruikbaar: onvolledige adresgegevens of soms ontbrekende aantallen

    ·         veel minder gedetailleerde gegevens over gemeenten met een lagere bevolkingsdichtheid, waar in de wijde omgeving meer akkers en graslanden aanwezig zijn en wellicht ook meer huismussen voorkomen

    ·         het merendeel van de deelnemers hield het bij één enkele deelname gedurende de voorbije 10 jaar; eenmalige tellingen vormen momentopnames die minder bruikbaar zijn om gedetailleerde trends over de tijd na te gaan. Slechts 18 % van de tellers telde verscheidene jaren op rij, welke de meest waardevolle cijfers opleverden.

    ·         hoewel het de laatste jaren verbeterde, waren er relatief weinig nultellingen. Vele deelnemers denken dat het geen zin heeft om te melden dat er bij hen geen huismussen (meer) zitten. De afwezigheid van huismussen op een (schijnbaar) geschikte locatie kan echter juist veel informatie verschaffen over het waarom van de afwezigheid.

     

    Lees het volledige rapport op de mussenwebsite: www.mussenwerkgroep.be

     

    Foto’s zijn van Jan Rodts, Damien Hubaut en Pieter Cox










    20-10-2012 om 11:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    14-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitkijken voor het Usutu-virus

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Dit jaar stierven in Duitsland al zo’n 300 000 merels aan het Usutu-virus. In sommige steden maakte het virus zodanig veel slachtoffers dat er in hele wijken bijna geen merel meer in de tuinen te vinden was.

     

    Het Usutu-virus vindt zijn oorsprong in Afrika [rivier in Swaziland] en het wordt overgebracht door steekmuggen. Vermoed wordt dat het virus via trekvogels, waaronder zwaluwen die in zuidelijk Afrika overwinteren, naar Europa is gekomen.

    Vooral merels zijn door nog onopgehelderde redenen gevoelig voor Usutu, dat verwant is aan virusstammen die onder meer gele koorts en knokkelkoorts veroorzaken waardoor de infectie dan ook een dodelijk afloop kent.

    Er zijn al bijna 50 verschillende vogelsoorten [onder meer ook huismussen en zwartkoppen] gevonden die het virus met zich meedroegen, maar het is hoofdzakelijk fataal voor merels.

     

    In 2001 dook het virus voor het eerst op in Oostenrijk en het verspreidde zich daarna over Italië, Hongarije en Duitsland. Maar liefst 1/3 van de merelpopulatie in Duitsland werd daar van de kaart geveegd.

    Aanvankelijk werden de besmettingen vooral in het zuidwesten van Duitsland gevonden, maar sinds kort ook in de deelstaat Noordrijn Westfalen, die aan Nederland grenst.

     

    Symptomen

     

    Merels die besmet zijn met het virus zijn relatief gemakkelijk te herkennen.

    Ze zien er – ook in tijden van overvloedig voedselaanbod – ongezond en verzwakt uit. Vaak zijn ze apathisch, hebben een verfomfaaid verenkleed en zijn sterk vermagerd. Verder vertonen ze evenwichtsstoornissen waardoor ze nauwelijks kunnen vliegen. Vaak zijn ze gemakkelijk te vangen. Na twee of drie dagen leggen ze het loodje.

    Er bestaat (momenteel nog) geen vaccin tegen de tropische ziekte.

    Vogelbescherming Vlaanderen en haar 10 Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren zijn waakzaam en werken in dit dossier – via het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen – samen met het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie. De dienst Aviaire Virologie en Immunologie doet al sinds 2010 onderzoek naar het voorkomen van het West-Nijlvirus bij vogels en onderzoekt tegelijk ook de mogelijke aanwezigheid van het Usutu-virus.

     

    Momenteel is er in België nog geen reden tot paniek want tot op vandaag is het Usutu-virus nog in geen enkel staal teruggevonden. Er is nog een ander voordeel: de muggentijd is voor dit jaar zo goed als voorbij.

    Vogelbescherming Vlaanderen doet hierbij een oproep naar het grote publiek toe om net gestorven of ziek ogende merels en andere vogels te melden aan Vogelbescherming Vlaanderen of het dichtst bijzijnde Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren.

    Ook uilen blijken erg gevoelig voor het virus.

    Mensen worden net als vogels belaagd door steekmuggen, maar het virus is voor de mens echter relatief onschuldig. Symptomen bij de mens zijn hoofdpijn, misselijkheid, huiduitslag en een grieperig gevoel.

    Alle 5 de foto’s zijn van  Pieter Cox











    14-10-2012 om 11:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    06-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pijlstaart

    De vrij grote grondeleend is zowel in de lucht als op de grond de sierlijkste van alle zwemeenden in onze streken. Hij is gemakkelijk te herkennen aan zijn lange, slanke hals en puntige staart, gecombineerd met een fijne kleurtekening. Een overvliegende vlucht, vaak in een onregelmatige V-formatie, biedt een schitterende aanblik; men hoort dan het lage gefluit van de woerd en het ratelend geluid van de eend.

    Geen enkele andere eend heeft zo’n elegante vorm en tekening als de pijlstaart, hoewel het verenkleed de levendige kleuren van sommige andere soorten mist.

     

    De woerd heeft een chocoladebruine kop, een witte halstekening en een tot 20 cm lange, spitse staart. De donkergrijze snavel vertoont lichtgrijze strepen. De rug is grijs met lange, zwarte en wit omzoomde schouderveren. De lichaamslengte [zonder staart] varieert bij het mannetje van 60 tot 75 cm; de spanwijdte wisselt tussen 80 en 95 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 550 en 1200 g.

     

    De pijlstaart grondelt in ondiep water, maar graast ook op gras en moeras en bezoekt graanvelden. Pijlstaarten gaan op hun kop in het water staan om te eten en tonen dan hun lange staart, zwarte anale streek en witte buik.

    Op kwelders zoeken pijlstaarten slakjes in de modder. Op meren en rivieren zijn ze in staat in dieper water voedsel te vinden dan andere grondeleenden dank zij hun bijzonder lange nek. Ze eten zaden, bessen, scheuten, wortels en allerlei waterinsecten en kreeftachtige. Ze foerageren ook op akkers met graan, aardappels en suikerbieten.

     

    De meeste pijlstaarten zijn bij ons doortrekker of wintergast. Ze zijn vrij schuw en laten zich zelden van dichtbij bekijken in de weidse, open gebieden waaraan ze de voorkeur geven.

    Ze broeden meestal niet vaker dan een paar jaar op dezelfde plaats, zodat het aantal broedparen vrij moeilijk is vast te stellen, zelfs ondanks het feit dat het nest vaak minder goed is gecamoufleerd dan dat van andere soorten. Als broedgebied geniet open, ondiep, voedselrijk water de voorkeur. Finland is met stip het belangrijkste broedgebied van de pijlstaart in Europa. Verder komt de soort voor in Zweden, op IJsland, in Noorwegen, Wit-Rusland en andere noordelijke landen.

     

    In de winter zijn de eenden op hun mooist, want dan paren ze.

    Bij het gemeenschappelijk baltsvertoon strekt de woerd de kop en maakt een oprispend geluid.

    De borst en lange witte halsstreep van mannetjes spelen een belangrijke rol tijdens de balts door het op en neer bewegen van de kop en het strekken van de nek. Tijdens de balts roepen de mannetjes met een nasaal geluid. Vrouwtjes hebben een lange kwaak en een smientachtige grom, de mannetjes een zachte fluittoon daarentegen.

     

    Het nest langs de waterkant tussen grassen en zeggen, is een met bladeren, stengels en dons gevoerde kuil op de grond.

    De 7 tot 9 van roomgeel tot lichtgroen of blauw variërende eieren worden in ca 23 dagen door het wijfje uitgebroed, terwijl de woerd vaak het nest bewaakt. Ongewenste bezoekers worden met afleidend gedrag weggelokt. Onmiddellijk na het uitkomen, zoeken de kuikens – bruin met witte strepen en grijsachtige witte onderdelen – het water op; na 7 weken vliegen ze uit.

    De pijlstaart is sterk migrerend en trekt ’s winters ver naar het zuiden en soms tot aan de evenaar. Tijdens hun tocht zoeken ze dan vooral zoetwaterplassen met rijke vegetatie op; ook brakwaterplassen.

     

    De pijlstaart even in beeld in een parkomgeving.

     

    http://www.youtube.com/watch?v=eH0E7-0kIDM&feature=related









    06-10-2012 om 15:55 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    29-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drieteenstrandloper

    De strandloper heeft zijn naam te danken aan het ontbreken van de achterteen.

    Drieteenstrandlopers zijn lange afstand trekkende steltlopers die wereldwijd in getijdengebieden voorkomen, vooral op zandige biotopen in het mariene milieu, zoals stranden en zandplaten.

    De drieteenstrandloper onderscheidt zich van andere leden van de strandloperfamilie door zijn uiterlijk en gedrag. ’s Winters is hij verreweg de witste en hij is bijzonder snel en wendbaar.

    Het is zowat de meest beweeglijke kustvogel, die bijna constant op en neer rent en daarbij de golfslag waar die het strand raakt, volgt. Met energieke doelgerichte bewegingen reppen zich troepen drieteenstrandlopers met de kop naar beneden, de teruglopende golven achtervolgend, over het strand.

    Alle kleine diertjes die los gespoeld zijn door het wassend water pikken ze snel op en rennen dan voor de volgende golf vlug terug om niet ondersteboven te worden gespoeld. Ook prikken ze met hun snavel in het zand waar ze wegkruipende prooien vermoeden.

    Wanneer ze worden verstoord, vliegen ze onder het uiten van scherp klinkende kreten op om even later weer neer te strijken en de maaltijd te hervatten.

     

    De parelgrijze strandloper heeft een lichtgrijze kop, een rechte zwarte snavel, gitzwarte poten, helderwitte onderdelen, zwarte spikkels op de lichtgrijze rug en donkere schoudervlekken.

    De veren van de bovendelen hebben in het voorjaar witte toppen, waardoor een gemarmerd effect ontstaat dat tegen het einde van de zomer is afgesleten. In de vlucht vallen de witte vleugelstreep en de donkere vlek op de pols op.

    De lichaamslengte varieert van 20 en 21 cm; de spanwijdte reikt tot 39 cm en het gewicht schommelt tussen 50 en 60 g.

     

    De drieteenstrandloper dartelt langs de aanrollende golven en pikt van het met algen bedekte strand of van vlakke rotsen zijn voedsel uit de branding vlak tegen de waterlijn: zeewormen, schaaldiertjes, weekdieren, zandvlooien, …

    Bij vloed vermengen drieteenstrandlopers en bonte strandlopers zich vaak met elkaar.

     

    Met indrukwekkende baltsvluchten waarbij de drieteenstrandloper met luid gefladder hoog opvliegt, snelle zweefvluchten naar beneden uitvoert en merkwaardig klinkende fluittonen voortbrengt, hoopt hij een vrouwtje te verleiden. Als het vrouwtje instemmend reageert, volgt het mannetje haar met zijn kop neerwaarts gericht en de staartveren gespreid. De rest van het jaar is de roep een kort, droog ‘twick’. Groepen kwetteren tijdens het foerageren.

     

    Het nest ziet er netjes uit en is een met een dikke laag wilgenbladeren en kiezelsteentjes gevoerd kuiltje in de grond, vaak beschermd door een pol planten. De 4 eieren zijn licht olijfgroen of soms bruinachtig, met fijne bruine spikkels en soms een paar zeer kleine vlekjes of streepjes.

    Afhankelijk van de heersende temperatuur duurt het 23 tot 30 dagen eer de jongen uitkomen. Al na 17 dagen vliegen de jongen uit.

     

    Zoals zo vele waadvogels doet het mannetje of het wijfje bij gevaar alsof het gewond is. Het dier spartelt over de grond en lokt zo de rover bij het nest weg. Het vliegt alleen op als de vijand te dichtbij komt.

     

    Na het broedseizoen, na zijn verblijf in de Arctische toendra [het hoge noorden, in Rusland en Skandinavië op uitgestrekte grasvlakten en op zandstranden langs de kust en meren] overwintert hij op stranden van de zuidelijkste punten van Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Een geringde en getraceerde drieteenstrandloper vloog in minder dan dagen 6 000 km van Noorwegen naar Ghana, dwars over de Sahara, opmerkelijk voor een typische kustvogel.

     

    In het kort filmpje rennen de strandlopers op en af langs de waterlijn op zoek naar aangespoeld voedsel

     

    http://www.youtube.com/watch?v=DGVYol2aM8Q

     











    29-09-2012 om 20:24 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    22-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meeuwen eten ijsje of visje aan zee mee

    Persmededeling Martine Lesaffre

     

    Geluidsoverlast in de broedperiode, zwerfvuil door open gepikte vuilniszakken, agressief gedrag van meeuwen op zoek naar voedsel tegenover de mensen op de zeedijk of visserskaai en meeuwenpoep op de meest onvoorzienbare plaatsen …

     

    Het is maar een greep uit voorvallen waar een aantal kustgemeenten bijna dagelijks mee te maken krijgen.
    Mantel- , zilver- en kokmeeuwen, op zoek naar etensresten die toeristen  in vuilnisbakken achterlaten, richten geregeld een ware ravage aan, waarbij de zeevogels zich daarenboven agressief gedragen.

    De platte daken van flats en industriepanden bieden voor de meeuwen een goed alternatief voor de stranden en duinen waar ze normaal broeden. Plaatselijk kunnen meeuwen flinke overlast veroorzaken door daken en veranda’s te bevuilen, afvoerbuizen te verstoppen, zonnepanelen en auto’s te bevuilen of te beschadigen.

    In Knokke-Heist werd een experiment opgezet waarbij het vuilnis voortaan aan palen wordt gehangen.
    Hierdoor kunnen de meeuwen zich niet afzetten van de grond en de vuilniszakken niet meer openscheuren.
    Bijkomend voordeel is dat het personeel van de vuilnisophaaldienst zich niet meer zo diep hoeft te bukken om vuilniszakken op te rapen.

    De Britse meeuwenexpert Peter Rock, die sinds 1980 het meeuwenprobleem in Engeland bestudeert, is een wereldautoriteit op dat vlak. Hij pleit voor een aanpak op verschillende sporen, waarin de samenwerking van de verschillende autoriteiten centraal staat.

    Lokaal kunnen er een aantal maatregelen worden genomen zoals schudden, doorprikken of steriliseren van de eieren waarna ze in het nest worden teruggeplaatst. Zo kan de overbevolking van meeuwenkolonies op termijn worden ingeperkt. Ook het voorzien van meer ondergrondse afvalcontainers kan het probleem van opengepikte vuilniszakken verminderen. De stad kan ook ondersteuning geven om over daken netten of draden te spannen of deze zelfs te voorzien van spijkerconstructies. Zo kunnen de meeuwen er niet meer op nestelen.

    Voor het aanleggen van voederbakken in de haven of een broedeiland in zee ligt de bevoegdheid evenwel bij de hogere overheid. Het probleem kan overigens niet louter lokaal worden aangepakt; er is ook overleg nodig om met de andere kustgemeenten die met dezelfde problemen kampen gezamenlijk de overlast voor de inwoners en toeristen weg te werken. Ook de afdeling ‘Duurzaam Kustbeheer’ moet nauw bij de besprekingen worden betrokken.

    De foto’s respectievelijk van de kleine, grote mantel-, kok- en zilvermeeuw zijn van Pieter Cox

    Bijkomende interessante te raadplegen bronnen:

     

    http://www.dailymail.co.uk/news/article-1110974/Meet-new-neighbours-The-marauding-seagulls-invading-Britains-towns.html

    http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/regio/westvlaanderen/1.1366077

     











    22-09-2012 om 17:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    21-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gruttospecialist Astrid Kant

    Geraadpleegde bron: Mens & Vogel – Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Kunnen we ons een polder voorstellen zonder de geluiden van weidevogels?

    Zonder buitelende kieviten, alarmerende grutto’s of parmantige tureluurs? De aantallen van bijna elke weidevogelsoort zijn de voorbije decennia zienderogen achteruit gegaan. Nesten en kuikens van kievit worden ondergeploegd en die van grutto kapot gemaaid.

    Natuurlijk kan het tij worden gekeerd. Het aantal grutto’s dat we nu nog in Nederland en Vlaanderen tellen, zou voldoende moeten zijn om een gezonde populatie te handhaven. Daarvoor is een goed en uitgebalanceerd beheer nodig.

    Niet alleen hier of daar een nestje sparen tijdens het maaien, maar stukken grasland als bufferzone bewust niet maaien zodat de kuikens ongestoord kunnen opgroeien.

    Grasland waar ze niet dood worden gemaaid, waar ze dekking kunnen vinden tegen hun rivalen en waar ze insecten kunnen vinden.

     

    Astrid Kant schreef in de aprileditie 2012 van het driemaandelijkse tijdschrift van Vogelbescherming Vlaanderen Mens & Vogel een uiterst interessant en boeiend artikel over de grutto, koning der weidevogels.

     

    Een voorsmaakje

     

    De meeste weidevogels broeden rond de 3 ½ week vóór de kuikens worden geboren. Goed getimed want dan zijn er ook voldoende grote insecten voorradig om als voedsel voor de kuikens te dienen. Het gras is goed gegroeid zodat het kleine grut er dekking kan vinden.

    De kuikens zijn nestvlieders; dat zijn er die, als ze droog zijn, aan de wandel gaan, zelf hun kostje moeten bemachtigen en hun warmtehuishouding op peil moeten houden. Voor de ouders breekt er een stressvolle tijd aan. Zij moeten elke belager op afstand houden, de kuikens naar voedselrijke gebieden leiden en ook zichzelf voeden. Na 4 à 5 weken moeten de jonge grutto’s al kunnen vliegen en zelfstandig zijn. Daarna wordt de familieband verbroken. Veel grutto-ouders lukt het niet meer om kuikens groot te brengen.

    Als de kuikens in het hoge gras hun kostje bijeen zoeken, is het voor de oudervogels alle hens aan dek. Zodra er gevaar dreigt – een reusachtige maaimachine – vliegen de ouders luid roepend rond. Degene die het best zijn kuikens kan wegleiden uit de gevarenzone zijn de ouders zelf. Rechtop lopend en schreeuwend loopt de gruttoman voor de landbouwmachine uit en houdt contact met zijn kuikens. Wanneer het alarmerend geroep verstomt, drukken de kuikens zich tegen de grond en zo worden de meesten dood gemaaid.

     

    In het prachtige naslagwerk “Weidevogels” licht Astrid Kant een tipje van de sluier op. Ze zit al meer dan 20 jaar in haar schuilhutje met haar telelens, midden tussen de weidevogels. Zo wordt in dit boek van zeer dichtbij het broedgedrag van weidevogels beschreven en op de gevoelige plaat vastgelegd.

    Dit boek vertelt op een overzichtelijke wijze, stap voor stap, het geheime broedgedrag van onze bijzondere weidevogels. Als dit duidelijker is, wordt bescherming ineens een stuk eenvoudiger, voor boeren en duizenden vrijwilligers.

     

    Tijdens een exclusieve lezing op zaterdag 22 september 2012 komt Astrid als gruttospecialist zelf vertellen over het wel en wee van deze bedreigde weidevogel.

    Aan de hand van prachtig beeldmateriaal – Astrid is immers ook een uitstekend weidevogelfotograaf – toont ze de bezoeker op welke manier deze bijzondere soort tracht te overleven in de schaarse broedgebieden.

    Hiernaast onthult ze hoe we deze soort en de nestjongen afdoende kunnen beschermen.

    Foto’s van kievit en tureluur zijn van Pieter Cox

     

    Meeting: Culturele site De Meet, Sint-Jansstraat 22 - 9982 Sint-Laureins: 19.00 – 21.00 u









    21-09-2012 om 14:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    15-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het witgatje

    Je kan deze kleine steltloper, die fel gelijkt op de oeverloper en de bosruiter, aantreffen in de buurt van kleine modderige plasjes en poeltjes, drinkplaatsen voor het vee, langs oevers van rivieren, beken en meren, vochtige naaldhout- of kreupelhoutbossen (bv. elzenbroeken) met veel rottend hout, mosbodem en turf, hoogvenen alsook met bos of houtopstanden omgeven zoetwater moerassen.

    Witgatjes zijn trekvogels en bezoeken onze streken hoofdzakelijk in voorjaar en herfst.  

    Doorgaans overwinteren ze in Zuid-Europa en Afrika en vanaf maart/april trekken ze weer richting broedgebieden.

    Bij de baltsvlucht vliegt het mannetje boven zijn territorium rond, waarbij hij met trillende vleugels opstijgt en dan weer met omlaag gebogen vleugels zwevend afdaalt. De steltloper wipt geregeld met de staart en vliegt bij verstoring zigzaggend weg.

    Vaak ziet men het schuchtere witgatje pas als het steil uit een plas opvliegt.

    Tijdens de vlucht steken de voeten nauwelijks voorbij de staart. Meestal vliegt het witgatje op met scherpe bochten en draaibewegingen steil naar omhoog, waarbij hij warme, schorre en verschrikte kreten uitstoot.

    Het strandlopertje kan je ook diep in het binnenland zomaar in een simpel slootje waarnemen, vaak in groepjes van 2, 3 tot 4 vogels.

    Het witgatje pikt vaak wadend klein voedsel op van modder of ondiep water, voornamelijk insecten, maar ook wel wormen en visjes. De schuwe vogel is vaker te spotten als hij foerageert in greppels of modderige kreken langs de randen van kwelders.

     

    Het witgatje haalt een lichaamslengte van 21 tot 24 cm; de spanwijdte wisselt tussen 41 en 46 cm en het gewicht schommelt tussen 70 en 90 g.

    De vleugels zijn zowel aan de boven- als aan de onderzijde egaal donker en in vlucht is de witte stuit met enkele zwarte banden op het eind van de staart duidelijk te zien. De bovendelen zijn donker grijsbruin met fijne spikkels en een scherp van de witte buik afgesneden grijzige borstrand. Witgatjes hebben een lichte oogring. De wenkbrauwstreep loopt niet door achter het oog. De vrij lange rechte snavel is grijs en loopt uit in een donkere punt. De poten zijn kort en grijsgroen van kleur.

    Kenmerkend is de heel typische drietonige, bijna jodelende toon, die vooral ’s avonds wordt gehoord.

    De vogel nestelt boven de grond, meestal in oude nesten van de lijster, de Vlaamse gaai of van een eekhoorn. Soms maakt hij zelfs gebruik van een toevallige opeenhoping van takjes en bladeren in een takoksel, zonder hier nog verder materiaal aan toe te voegen. Hij is te vinden in vochtig bosgebied bij stromend, zoet water.

    Meestal worden 4 groenachtige tot geelbruine eieren, bedekt met roodachtig bruingevlekte stippen, gelegd.











    15-09-2012 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    10-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zespotige inwijkelingen

    Geraadpleegde bron: De Standaard / Natuurpunt

    Wanneer de vakantie in een zuiders oord erop zit en de terugtocht huiswaarts wordt aangevat reizen wel eens ongewenste zespotige exotische verstekelingen mee. Het volstaat dat ze op een voorruit terechtkomen en voldoende beschut zitten om het hele traject mee te reizen. Al sedert de Romeinse tijd liften nieuwe soorten mee op boten, toga’s, laadkarren en lastdieren en wordt de fauna en flora verrijkt met doorgaans zuidelijke soorten [opwarming van de aarde]. Enkele zuidelijke inwijkelingen:

    ·         de Franse kraakcicade, die als larve ooit in de boomkluit van in Zuid-Frankrijk aangekochte grote iepen is geïmporteerd en met een kenmerkend krakend en snerpend geluid de stilte doorbreekt;

    ·         het Spaanse resadawitje, dat ‘vermomd’ als pop zich in elk hoekje kan schuil houden tussen de bagage;

    ·         de zuidelijke boomsprinkhaan, die nauwelijks vleugels heeft en aldus niet op eigen kracht in onze streken is kunnen geraken;

    ·         het Aziatische lieveheersbeestje, ingevoerd als bestrijder van bladluizen in de serreteelt, maar het vraatzuchtig insect is ontsnapt en heeft onze inheemse  lieveheersbeestjes in de verdrukking gebracht;

    ·         het rozemarijngoudhaantje, een mooi blinkend kevertje dat zijn mediterrane habitat voornamelijk langs de bekende ‘autoroute du soleil’ heeft ingeruild voor een verblijf in de Lage Landen. Steeds vaker maken mensen melding van prachtige, gestreepte kevers op kruiden als lavendel, rozemarijn, salie en tijm, die heel wat schade toebrengen. Zowel de volwassen kevers, als de larven vreten aan deze kruiden. De schade is te herkennen aan de vraat aan de toppen van de planten, die dan bruin worden.

     

    Deze diertjes overleven hier bij voorkeur op de warmste plekjes en dat zijn de steden. Deze Middellandse indringers zouden in onze contreien wel eens voor een plaag kunnen zorgen, mocht de migratie en voortplanting blijven toenemen.

    In Australië heeft men een panische angst voor de invoer van dieren en planten. Ze hebben immers slechte ervaringen. De komst van het konijn is op een ontwrichtende catastrofe uitgedraaid.

    Wanneer bepaalde dieren of planten zich zo sterk vermeerderen dat het voorbestaan van andere lokale soorten worden bedreigd of verhinderd, heerst er een plaag. De meeste dierenplagen worden door insecten veroorzaakt. Bij varkens en pluimvee kunnen luizenplagen optreden en runderen, schapen en paarden lijden soms onder een horzelplaag.

    De Amerikaanse vogelkers is in de Nederlandse bossen op de zandgronden massaal aangeplant. Doordat de vogels de vruchten eten en zo zaden verspreiden, heeft deze plant zich aanzienlijk uitgebreid. De vogelkers groeit nu vaak op ongewenste plaatsen.

    De illustratie van de zuidelijke boomsprinkhaan is een foto van Pieter Cox











    10-09-2012 om 19:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    30-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De valkparkiet

    De valkparkiet oorspronkelijk afkomstig uit Australië behoort in tegenstelling tot wat de naam suggereert tot de kaketoes. In groepjes van 12 tot 20 vogels leven de valkparkieten vooral in het binnenland in de buurt van rivieren in open bossen, aan bosranden in woestijnachtige graslanden en ook wel in grote stadsparken. 

     

    Ze leven van zaden, grassen, fruit en kiemende gewassen. Het broedseizoen, doorgaans tussen augustus en december [lente in Australië], is afhankelijk van de aanwezigheid van kiemend gras en water om de jongen te kunnen voeden.

    Als nest gebruiken ze vooral holen in bomen met wat gesnipperd hout als bodembedekking. Meestal worden 4 tot 6 witte eitjes gelegd.

    Na ongeveer 20 dagen komen de jongen uit het ei en die blijven dan nog 4 tot 5 weken in het nest.

     

    De valkparkiet is één van de populairste en meest geliefde kooi- en volièrevogels bij de vogelliefhebber. Deze populariteit heeft de valkparkiet ongetwijfeld te danken aan zijn rustig, vreedzaam en zachtaardig karakter, al kan hij wel hard bijten als hij dat wil. De vogel is van nature sociaal en nieuwsgierig van aard.

    Hij stelt in het algemeen geen hoge eisen aan de verzorging en past zich gemakkelijk aan in gevangenschap. Daarnaast wordt hij snel vertrouwelijk met zijn verzorger en is hij vrijwel met alle vogels in en volière samen te houden.

    Valkparkieten kunnen goed als huisdier worden gehouden maar aspirant-valkparkiethouders moeten zich realiseren dat vooral de mannetjes erg luidruchtig kunnen zijn en dat de veren stof produceren, speciale onderdonsveren die tot een soort poeder uit elkaar vallen, net als bij duiven.

    Vooral als ze in de eerste 8 levensweken vaak met mensen in contact komen, kunnen ze erg tam worden.

    De wildkleur valkparkiet is de meest voorkomende en heeft de volgende kenmerken: grijs met witte vlekken op de vleugels, een gele kop met een gele kuif en oranje oorvlekken.

      

    http://www.youtube.com/watch?v=wkBqpzOYQWU&feature=related








    30-08-2012 om 23:04 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    26-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het natuurreservaat Le Marquenterre

    De baai van de Somme, met 7 200 hectare de grootste riviermonding van Noord-Frankrijk, is een beschermde plaats samengesteld uit wijde vlakten, duinen, moerassen en schorren.

     

     

    De Somme heeft een uitgebreid gamma mogelijkheden voor zijn bezoekers zowel wat het natuur- als cultuurerfgoed betreft.

    De Picardische kust met vele badplaatsen, stranden en rotskusten en de beroemde baai van de Somme, een ongerept natuurgebied, zo geliefd bij tal van vogels [360 vogelsoorten], zijn een aantrekkingspool voor natuur- sport- en strandliefhebbers.

    Ook de bewonderaars van religieuze architectuur komen aan hun trekken in de Somme met zijn vele gotische waardevolle gebouwen.

     

    De baai van de Somme is ook bijzonder omdat er een populatie zeehonden verblijft.

    Op de prachtige locatie Saint-Quentin-en-Tourment, dat 260 hectaren duinen, bossen en moerassen omvat in het hart van het 3 000 hectare tellende Réserve Naturelle de la Baie de Somme, kan de bezoeker de natuur in constante evolutie verkennen.

     

    Ontdekkingswandelingen op de bebakende wandelpaden die elk seizoen wat anders te bieden hebben en bezoeken onder begeleiding van een gids verschaffen je de passende informatie over fauna en flora.

    Observatie op afstand van de trekvogels kan via 14 vogelkijkhutten verspreid over 3 parcours (respectievelijk 2 – 4 – 6 km lang). Men kan ook met een huifkar langs de zeekant het domein rond rijden.

     

     

    Een helikopterview op de wondermooie baai

     

    http://www.grandsitebaiedesomme.fr/index.php?video=1

    26-08-2012 om 01:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    19-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vaarwel plastic, welkom shrilk

    Geraadpleegde bron: EOS – bioloog Danny Haelewaters

     

    Jaarlijks sterven in totaal meer dan honderdduizend zeezoogdieren en vogels aan de gevolgen van plastic afval in zee. Hoog tijd voor een milieuvriendelijk alternatief voor plastic.

     

    Al bijna 60 jaar lang verpakken we ons hele leven in plastic maar wat in de jaren ’50 niet geweten was, is dat plastic niet vanzelf afbreekt tot koolstofdioxide en water.

    Na vele omzwervingen komt het in rivieren of direct in zee terecht. Vissen en andere zeedieren zien daar het verschil niet tussen de plasticpartikels en hun normale voedsel: plankton.

    Onderzoek wijst uit dat jaarlijks 12 tot 24 000 ton plastic afval in de magen van vissen terechtkomt.

    Ook door vogels wordt het aangezien voor eten. Na consumptie duurt het een maand tot 2 jaar voordat het plastic weer uit het lijf van het dier is. Al die tijd kan het dier minder goed voedsel opnemen en wordt zijn hongergevoel onderdrukt.

    Bovendien zit er nog eens veel gif in dat plastic en kunnen kankerverwekkende gifstoffen die door menselijk toedoen in het water voorkomen zich vasthechten aan de plasticpartikels.

    Jaarlijks sterven in totaal meer dan 100 000 zeezoogdieren aan de gevolgen van de ‘plastic soep’.

     

     

    Na meer dan een halve eeuw ‘trow away economy’ wordt het tijd voor een natuurlijk alternatief  voor plastic.

     

    Harvard-onderzoekers lieten zich in hun zoektocht inspireren door de ‘cuticula’, het uitwendig skelet van insecten en geleedpotigen, dat sterkte en stevigheid aan het pantser verleent.

    De gelaagde structuur bestaat voornamelijk uit chitine (hoornachtige substantie die deel uitmaakt van uitwendige omhulsels).

     

    Het nieuwe materiaal ‘shrilk’ (samentrekking van ‘shrimp’ en ‘silk’) is opgebouwd uit 2 basiselementen: chitosan en fibroïne.

    Chitosan is een variant van chitine en een veel voorkomend materiaal in de natuur.

    Je vindt het bij verschillende dierengroepen terug: van slakken en insecten tot garnalen of ‘shrimps’. Fibroïne is dan weer het dominante eiwit in zijde of ‘silk’.

    Deze 2 basisingrediënten gewoon combineren volstond echter niet. Er waren wat architecturale aanpassingen nodig die deze gelaagde structuur konden nabootsen.

     

    Shrilk is zo sterk als aluminium, maar weegt slechts de helft en is 100% biologisch afbreekbaar. Daarbij is het ook nog een stuk goedkoper om te maken. Door te variëren met het watergehalte kan de soepelheid van het materiaal worden bepaald. Zo hebben de researchers een volledig synthetische insectenvleugel gebouwd, waarbij de meeste delen hard zijn maar de gewrichten dan weer erg flexibel.

    Omdat shrilk volledig biologisch afbreekbaar is, kunnen de basiscomponenten zelfs als meststof worden ingezet.

    In de zogenaamde levenscyclusanalyse, waarbij de totale belasting op het milieu van een product wordt bepaald, gedurende de hele levenscyclus, is zodoende de impact gereduceerd tot nul en het probleem van de ‘plastic soep’ opgelost!

     

     

    Aan de Noordzeekust is de Noordse stormvogel – een vliegend vuilnisvat – een belangrijke graadmeter voor de aanwezigheid van afval.

    Immers 95% van de dood gevonden stormvogels in de Noordzee heeft plastic in de maag.

     

    De meeuwachtige Noordse stormvogel is in de 20ste E enorm in aantal toegenomen, dankzij de grote hoeveelheden visafval die de grote trawlervloten (vissersschepen met trechtervormig net) over boord worden gezet..

    De lichaamslengte varieert tussen 45 en 50 cm; de spanwijdte kan reiken tot 112 cm en het gewicht schommelt tussen 700 en 900 g, waarmee hij groter is dan de stormmeeuw.

    De typische lichte vorm: grotendeels wit van onderen met grijze vleugelpunten. De bovendelen vertonen donkere kleuren van blauwgrijzig tot vaal bruinig. Van op grote afstand valt meteen de dikke witte kop en nek op. Van dichtbij is de snavel met zijn grote neusbuizen goed te zien, wat de nauwe verwantschap met de albatros verraadt.

    Paren en onvolwassen vogels bezoeken potentiële nestlocaties en vliegen er vaak heen en weer langs. De paren zijn rumoerig bij het nest met schor en snel gegak. Op zee zijn ze zwijgzaam.  Noordse stormvogels broeden vanaf hun 7de jaar; ze kiezen een brede richel of een kuiltje op een zeeklif. Sommige broedkolonies zijn nu ook verder in het binnenland te vinden op grazige hellingen en oude gebouwen. Ieder paar broedt één enkel ei in 52–53 dagen en na 7 weken vliegt het jong uit.

    Indringers in het broedterritorium wacht een uiterst vijandige ontvangst: de vogel brengt uit zijn maag een stinkende olie omhoog, die hij met uiterste precisie over de vijand heen spuwt.

    Noordse stormvogels eten vis, kreeftachtige en allerlei drijvend afval en visresten van schepen; ze foerageren altijd op zee.

     

     

    De stormmeeuw is een elegante meeuw met het basispatroon van een zilvermeeuw, maar kleiner, slanker met een vriendelijker uiterlijk, nooit met roze poten, rode snavelvlek of gele ogen. Hij heeft lange vrij rechte en brede vleugels, maar zweeft nooit zo meesterlijk als de grotere meeuwen.

    De meeste stormmeeuwen trekken in het voorjaar weg naar het noorden om daar in paren, groepjes of kleine kolonies te broeden. In de zomer is de stormmeeuw te vinden op hoogvlaktes en langs beschutte kusten. Ze geven de voorkeur aan strandjes en baaien tussen rotsachtige kapen en eilanden boven open door de wind geteisterde rotsen.

    ’s Winters zijn ze te vinden op brede zandstranden, in delta’s en in agrarische gebieden met oude weilanden of pas geploegde akkers. Zoals andere meeuwen vliegen ze ’s avonds naar groot water om er te slapen.

    Tot het favoriete voedsel behoren aardwormen, insectenlarven en andere ongewervelde dieren, die uit de grond worden getrokken of gestolen van andere meeuwen of kieviten.

    Stormmeeuwen foerageren veelal op de grond, maar ze pikken ook wel afval of vis op in het water, bessen uit een struik en vangen insecten in de lucht. Pas de laatste decennia zijn stormmeeuwen doorgedrongen tot de steden en bezoeken ze ook tuinen.

     

     

    Tijdens de balts hebben de meeste klanken een herkenbare hoge nasale klank, een patroon dat lijkt op dat van een zilvermeeuw. De balts is ook gelijk aan die van de zilvermeeuw: het vrouwtje bedelt en wordt gevoerd door het mannetje en beide vogels schudden met hun kop en roepen met hun snavel verticaal naar boven gericht. Er worden ook allerlei baltshoudingen aangenomen met hun kop naar voren gestrekt of naar beneden gebogen, waarbij de vleugels in het polsgewricht naar buiten worden gedrukt.

    Nesten worden gebouwd van zeewier, grassen en plantenstengels en geplaatst in een ondiepe kuil tussen rotsen, op stronken o f aarden wallen, bij palen of op muurtjes, op pieren of zelfs op daken van gebouwen. Er worden meestal 3 olijfgroene eieren met donker oranjebruine vlekken en spikkels gelegd. Ze komen na 22-28 dagen uit.

    Foto: Pieter COX

     

     

     

    19-08-2012 om 22:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    14-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De purperreiger

    De slanke en schuwe purperreiger is meer een vogel van uitgestrekte rietlanden met schoon water, veenweidegebieden met sloten en dichtbegroeide moerassen dan de blauwe reiger. Daarom is hij ook moeilijker te spotten, net als de roerdomp tenzij hij boven het riet vliegt of foerageert aan de rand van een poeltje. Hij is veel gevoeliger voor menselijke verstoring.

     

    Het is een elegante reiger met een fraai uiterlijk, fijner gebouwd dan een blauwe reiger, iets langer en met een slankere snavel, kop, hals, poten en smallere vleugels.

    De donkere staalgrijze rug is bedekt met lichter beige gekleurde pluimen en vertoont een donkerrode schoudervlek; kenmerkend zijn de slangachtige kop en de oranje hals met donkere lengtestrepen. De flanken, buik en dijen zijn kastanjebruin. Het verenkleed vertoont een staalgrijze vlek op de middenvleugel en de ondervleugel is rossig gekleurd.

     

    De steltloper haalt een lichaamslengte van 70 tot 90 cm; een spanwijdte die kan reiken tot 145 cm en een gewicht dat schommelt tussen 1 en 1.5 kg.

    Tijdens de krachtige en stabiele vlucht op geknikte vleugels valt de diep ingebogen hals, als de grote tenen van de oranjegele uitstekende poten, op.

     

    De purperreiger is vrij zwijgzaam vergeleken met de blauwe reiger. De purperreiger brengt een rauw raspend geluid voort wanneer hij na verstoring opvliegt. Bij het nest produceert hij enkele rauwe geluiden en het mannetje maakt ritmische geluiden met zijn snavel.

    De balts bestaat onder meer uit het overdreven strekken van het lichaam, waarbij hij met kop en snavel naar boven wijst, voordat hij een plotse buiging maakt. De rugpluimen worden opgezet en het mannetje kleppert met zijn snavel.

     

    Hij broedt in kleine groepen, maar is verder een minder sociale vogel dan de meeste reigers.

    De 4 tot 5 eieren worden in mei – juni gelegd en in 26 dagen door beide ouders uitgebroed.

    De jongen vliegen na 7 weken uit. Al na een jaar kunnen ze zelf broeden.

    De Europese purperreigers ondernemen elk jaar tijdens de lente een levensgevaarlijke tocht over schietgrage landen in Noord-Afrika en Italië; tijdens de herfst trekken ze terug naar Afrika ten zuiden van de Sahara.

    De meeste nesten worden gebouwd van stapels dode rietstengels tussen het riet, sommige van twijgen in struiken of bomen (elzen, wilgen) en met ander zacht plantenmateriaal.

     

    De purperreiger foerageert meestal alleen, in de dekking van oevervegetatie en hoofdzakelijk tijdens de ochtend- en avondschemering. Hij staat stil en slaat dan plotseling toe met zijn lange dunne snavel om kleine vissen (tot een lengte van 20 cm), modderaal, kikkers en kleine waterdiertjes buit te maken. Minder vaak eet hij ringslangetjes, vogels en woelmuizen. Hij vangt ook nog brasem, karper, snoek, stekelbaarsjes en paling. Zodra er iets beweegt, stijgt de concentratie van de purperreiger naar een hoogtepunt. Dan slaat hij met de dolksnavel toe, rekening houdend met de straalbreking van het licht door de waterspiegel.

     

    De purperreiger is erg zeldzaam en staat dan ook op de rode lijst van de meest bedreigde vogelsoorten.

     

    http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20110411_purperreiger01

     







    14-08-2012 om 19:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    07-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorlopige resultaten vlindertelling

    Geraadpleegde bron: persbericht Natuurpunt

     

    Heel wat mensen telden tijdens het voorbije zonnige weekend de fladderende vlinders in hun tuin. De cijfers komen nog volop binnen, maar uit de eerste 600 tellingen op zondagavond tekenen zich al enkele duidelijke tendensen af.

     

    Opvallende nummer 1 is de dagpauwoog, die zijn herstel verder zet ondanks het koude voorjaar. Hij werd opgemerkt in 75% van de tuinen en staat in bijna elke provincie op nummer één. In Antwerpen en Limburg is de Atalanta dan weer talrijker.

    Ook in Wallonië is de dagpauwoog de meest getelde vlindersoort.

    Zowel in Vlaanderen als in Wallonië staat de kleine vos hoog in de top-10.

    Merkwaardig, want die deed het de laatste jaren erg slecht en is dus duidelijk aan een comeback bezig.

    Ook de citroenvlinder die de laatste jaren enorm achteruitging in Vlaanderen, wordt terug gezien, maar bijna uitsluitend in de Kempen.

    Heel wat soorten lijken het dus ondanks het koude voorjaar minder slecht te doen dan verwacht. Andere zoals de koninginnepage worden dan ook weer nauwelijks gemeld.

    Het aantal vlinders is in Vlaanderen ook nog altijd veel lager dan vroeger.

    Meer volledige analyses en de resultaten per provincie volgen in de loop van de week.







    07-08-2012 om 16:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    03-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Superwesp weer in Vlaanderen

    Geraadpleegde bronnen: De Standaard / Natuurpunt / Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen

     

    De grootste inheemse wesp, de hoornaar rukt op. De hoornaar is de enige papierwesp die ook ’s nachts jaagt. Bij een brandende lantaarn zie je ze dan ineens opduiken omdat ze wordt aangetrokken door prooidieren, die op het licht afkomen.

     

    Jarenlang was die wesp zo goed als uitgestorven in Vlaanderen, maar de laatste 10 jaar wordt ze steeds vaker gesignaleerd.

     

    Ze komt vooral voor in dun begroeide bossen en tuinen, verspreid over het hele land, maar zijn zeldzaam in de kuststreek.

    De hoornaar is 2.5 tot 3.5 cm lang, dubbel zo groot als een gewone wesp. De kop, het borststuk en het eerste segment van het achterlijf zijn opvallend roodbruin, het achterste deel is geel en zwart gestreept zoals bij de meeste wespen.

    Hoornaars jagen vooral op andere insecten (vliegen, kleinere wespen, muggen, rupsen, spinnen, libellen maar ook op honingbijen, vanwaar ook de bijnaam ‘killer-wesp’)

     

     

    Hoewel hoornaars beduidend minder agressief zijn dan gewone wespen is een steek van een hoornaar een stuk pijnlijker. Hoornaars worden enkel agressief als men te dicht bij het nest komt of hen belemmert.

    De warmere winters vormen een mogelijke verklaring voor de groei van de hoornaarpopulatie, want het gevreesde insect voelt zich beter thuis bij warm weer.

    Ook andere mediterrane insectensoorten, zoals sommige sprinkhanen, vliegen en wantsen rukken op naar het noorden.

    Hoornaars maken hun nest in boomholten, ook wel in een lege vogelnestkast of vrij hangend in bomen, tegen stalmuren of in spouwen, in ruimten onder daken of schuren.

    Typerend voor de buitenkant van het kogelvormig nest – doorgaans op een droge plek gebouwd – zijn de schelpvormig aangezette omhulselstukken. Het kan behoorlijk groot worden; tot 60 cm hoog en meer dan 50 cm in doormeter.

    Het bouwsel wordt van rottend hout gemaakt dat fijngekauwd en vermengd wordt met een kleverige speekselafscheiding waardoor er een papierachtige grijze massa ontstaat. Hiermee worden zowel de raten vervaardigd, bestaande uit een horizontale laag zeshoekige cellen, met elk een naar onderen gerichte opening.

     

    In het najaar, tijdens de eerste nachtvorsten, sterft de hele kolonie uit behalve de bevruchte wijfjes. Deze wijfjes zoeken een geschikte plek om te overwinteren en zijn de koninginnen van het jaar daarop. In april/mei begint de bevruchte koningin een geschikte plaats voor het nest te zoeken. Zij begint met het bouwen van enige broedcellen en legt daar enige eitjes in. Ze schermt de eieren en de broedcellen af met de papiermassa en gaat in haar eentje verder met het bouwen van het nest en het voeren van de larven.

    Uit de eerste eieren ontwikkelen zich de werksters. Zij nemen het bouwen van de broedcellen van de koningin over en verzorgen de verdere broed.

    De functie van de koningin beperkt zich nog enkel tot het leggen van de eieren. Eerst worden er alleen maar werksters geboren; pas in de zomer komen de geslachtsrijpe wijfjes en de argeloze mannetjes erbij. Uit de eerste larven komen na verpopping kleine, onvruchtbare wijfjes, werksters die het celopbouwwerk van de koningin overnemen. Gedurende de hele lente en zomer worden alleen maar werksters geproduceerd; pas in de nazomer komen ook geslachtsrijpe wijfjes en argeloze mannetjes tot ontwikkeling. Deze mannetjes bevruchten de wijfjes. De hele kolonie kan in de loop van de zomer uitgroeien tot zo’n 4 000 exemplaren. Alleen deze bevruchte wijfjes overleven de winter en de cyclus is rond.

     

    In de volksmond worden hoornaars vaak foutief ‘horzel’ genoemd, die er helemaal geen gelijkenis mee vertonen.

     

    http://www.youtube.com/watch?v=G_txmKCCWCs&feature=related

     

     

    Bloedzuigende dazen

     

    Dazen zijn de beruchte roofvliegen die bij warm, zwoel weer gemeen kunnen steken. De volwassen wijfjes zijn erg bloeddorstig en zuigen bloed bij grote zoogdieren, zoals koeien, paarden en mensen.

     

    Je hoort hem niet komen, je voelt hem niet op je landen, maar wees er zeker van dat je de steek van een daas zult voelen. Het bloeddorstige insect bijt met zijn stevige snuit en scherpe grijpertjes zelfs door een lichte T-shirt om te krijgen wat het nodig heeft: je bloed. De bloedzuigende dazen (steekvliegen) zijn bruine vliegen van ongeveer 2/3 cm lang met een krom achterlijf. Ze zijn ontzettend vervelend opdringerig en kunnen je met een hele groep tegelijk belagen. Zoals bij de muggen heb je geen last van de mannetjes, die zich voeden met nectar. Het zijn de vrouwtjes die op zoek zijn naar eiwitrijk voedsel bloed om hun eitjes in hun lichaam te laten rijpen. De jeuk en zwelling komen voornamelijk door het speeksel dat de daas vrijlaat bij de beet opdat het bloed niet zou stollen. De meeste dazen steken liever bij vee dan bij mensen.

    De meeste dazen zijn grijs of bruin van kleur en hebben vaak vlekkerige vleugels en licht gestreept achterlijf. Veel dazen hebben werkelijk prachtige metaalgroen gekleurde facetogen.

    De eieren worden in hoopjes van enkele honderden tot duizend eitjes afgezet. Dat gebeurt meestal op planten die op een vochtige bodem staan, zoals natte weilanden, wegbermen en slootbodems. Afhankelijk van de klimatologische omstandigheden komen de eitjes na enkele dagen of pas na enkele welen uit. Een vochtige omgeving is essentieel, omdat de jonge larven gelijk na het uitkomen water nodig hebben om te overleven. Sommige larven zijn echte rovers die leven van slakken, wormen en andere vliegenlarven, andere leven van rottende bladeren. Dazenlarven zijn taaie beestjes die enkele maanden zonder voedsel kunnen.

     

    Ten onrechte worden dazen nog wel eens ‘horzels’ genoemd, maar echte horzels steken niet. Het zijn grote harige parasitaire en bruinachtige vliegen, die vooral een plaag vormen voor paarden.

     

     

    Parasiterende horzels

     

    Ze paren in de zomer en leggen daarna eitjes op het paard. Meestal worden de eitjes op de onderbenen, in de manen of op de hals van het paard gelegd. De eitjes zien eruit als kleine gele puntjes op de haren van het paard. Met borstelen zijn ze bijna niet weg te krijgen. Men kan wel proberen de eitjes te verwijderen met behulp van een borstelblok.

    De eitjes komen uit en worden als larven opgelikt door het paard. Daarna boren ze zich in de tong of het mondslijmvlies van het paard om zich daar gedurende ongeveer 4 weken verder te ontwikkelen. Na die maand gaan ze opnieuw naar de mond van het paard waar ze worden doorgeslikt. Ze komen vervolgens in de maag terecht en hechten zich daar ongeveer 9 maanden vast. In de zomer van het volgende jaar laten de wormen los en verlaten het paardenlichaam met de mest. Eenmaal buiten ontwikkelt de larve zich binnen een maand tot een volwassen horzel. Een volwassen horzel leeft relatief kort en moet zich binnen zo’n 3 weken voortplanten.

     

    Heel vaak verwarren mensen de nuttige honingbijen met de plagende wespen; allicht verduidelijken de hiernavolgende afbeeldingen welk van beide insecten best wordt neer gemept.

     

     

    03-08-2012 om 21:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    01-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zesde tuinvlindertelling

    Geraadpleegde bron: persbericht Natuurpunt

     

    Met deze tellingen houden de natuurverenigingen sinds 2007 de vinger aan de pols van het dagvlinderbestand in het land. Iedereen met een tuin of terras wordt uitgenodigd om op zaterdag 4 en zondag 5 augustus fladderende vlinders te tellen.

     

    Na een buitengewoon warme maand maart verschenen veel vlindersoorten vroeger en talrijker dan gemiddeld. Het leek toen een goed vlinderjaar te worden. Maar van april tot juni was het bijna permanent veel kouder en natter dan normaal. Vlinders hebben warmte nodig, zowel om te kunnen vliegen, voedsel zoeken en paren, als voor de ontwikkeling van hun eieren en rupsen. Sommige soorten dagvlinders lijken sterk te hebben geleden onder de koude en vochtige omstandigheden van de voorbije maanden.

     

    Dansende juwelen worden ze wel vaker genoemd. Je hebt vlinders in alle kleurschakeringen en formaten. Om een idee te hebben hoeveel soorten in je streek rondfladderen organiseert Natuurpunt de jaarlijkse ‘vlinderteldag’.

    Wereldwijd zijn er 200 000 vlindersoorten bekend. Slechts 16 000 ervan zijn dagvlinders, waarvan er in Europa 415 soorten voorkomen. In België, voornamelijk in Wallonië, zijn het er 121. Toch zijn spijtig genoeg heel wat soorten bedreigd.

     

    Dagvlinders onderscheiden zich van nachtvlinders door hun knotsvormige voelsprieten.

    Deze voelsprieten omvatten de zintuiglijke organen die instaan voor de reuk en het gevoel. Met zijn slurf kan de vlinder voedingrijke vloeistoffen opzuigen.

    Elk oog is samengesteld uit meerdere duizenden enkelvoudige zeshoekige ogen, waardoor een volwassen vlinder elke verdachte beweging kan opmerken en wij hen zo moeilijk kunnen benaderen.

    De vier vleugels zijn aan beide zijden voorzien van kleine, gekleurde (of witte) schubbetjes, als leien op een dak.

    Volwassen vlinders moeten zorgen voor de voortplanting. Sommige vlinders zijn territoriaal en verjagen indringers van hetzelfde geslacht. Andere baltsen in boomtoppen. Een belangrijk aspect in de zoektocht naar en partner zijn de visuele signalen.

    Zo zie je bv. het mannetje van het oranjetipje op alles zien landen wat wit is, als hij langs de bosrand fladdert. Wit is namelijk de kleur van zijn vrouwtje.

     

    Het tijdstip waarop je vlinderbezoek wil observeren, kies je zelf maar liefst op een zonnig moment. Zoek een plekje in de tuin waar je een kwartier lang waarneemt welke vlinders opduiken.

    De minuscuul kleine eitjes (1 mm) worden afzonderlijk of in groep op een zorgvuldig uitgekozen gastplant gedeponeerd. Aan de tars (laatste gelede deel) van de achterpoten beschikken de vrouwtjes over stekels en bosje olfactorische (geur)haartjes. Terwijl ze over een plant loopt, schraapt zij het oppervlak en maakt zo geuren vrij die door de reukhaartjes worden opgevangen.

    De rups, de enige groeifase van de vlinder kan zijn eigen gewicht met 1 000 vermenigvuldigen. Om dat te bereiken besteedt de rups het leeuwendeel van haar tijd met eten en verandert ze meermaals van gedaante. Ze valt dan volledig stil, wordt valer van kleur, de huid op de borstkas scheurt open en de rups verschijnt met de kop eerst. Het duurt allemaal maar een minuutje. Het groeitempo van rupsen is verschillend, maar gemiddeld is dat 2 weken voor koolwitjes in doorgaans 5 larvenstadia. Als de rups volgroeid is, vervelt zij één laatste keer om dan een cocon te vormen. De metamorfose die in de cocon plaatsvindt, is waarlijk indrukwekkend: sommige weefsels worden vloeibaar, andere veranderen; het malende mondstuk is niet meer nodig, wel een slurf.

    De poten moeten langer worden. De vleugels moeten zich ontwikkelen … en nog heel wat andere aanpassingen – voornamelijk aan het zenuwstelsel – dienen zich te voltrekken alvorens de volwassen vlinder of het definitief imago verschijnt.

     

    Wie nog meer informatie wenst, kan ook nog deze weblinks raadplegen:

     

    http://www.vlindermee.be/

    http://www.vlindermee.nl/doc/zoekkaart.pdf









    01-08-2012 om 17:17 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    29-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kokmeeuw

    De kokmeeuw is in onze streken de meest algemene meeuwensoort. Ze broeden net zo vaak in het binnenland als langs de kust, zowel in het laagland als op hoger gelegen plekken. Kokmeeuwen broeden in grote aantallen in kolonies in het binnenland op veilige rustplaatsen: vooral in moerasgebieden, bij vennen, in oude kleiputten, op opgespoten terreinen en in weilanden, maar ook bij duinplassen, op schorren en kwelders.

     

    In prachtkleed zijn de chocoladebruine kop, de donkerrode snavel en poten opvallend. De rug is lichtgrijs, de onderzijde is wit en de lange vleugelpunten (handpennen) zijn donker gekleurd. De lichaamslengte varieert tussen 34 en 37 cm; de spanwijdte reikt tot 110 cm en het gewicht schommelt tussen 225 en 350 g.

    Het is verbazingwekkend te zien hoe snel en ogenschijnlijk uit het niets een grote groep kokmeeuwen verschijnt wanneer iemand broodkorsten voert aan eenden. Kokmeeuwen onderhouden dan ook een intensieve sociale communicatie, kenmerkend voor koloniebroeders.

     

    Kokmeeuwen zijn echte alleseters, die in hun natuurlijk menu van wormen, insecten, garnalen en zeeduizendpoten aanvullen met afval van vuilnisbelten. Zij vangen in de vlucht vliegende insecten en pikken rupsen en zelfs fruit uit loofbomen. Ze vangen ook visjes en andere waterdiertjes vanaf het wateroppervlak of grijpen ze na een ondiepe duik.

    In de herfst volgen zwermen kokmeeuwen de ploeg, helderwit tegen de donkere, pas gekeerde aarde.

    ’s Winters zijn ze nog steeds op de akkers, zoekend naar wormen of achtervolgen ze kieviten om hun buit te roven. Groepen foerageren langs rivieroevers en zelfs in stadscentra, waar ze op de daken van huizen op de uitkijk staan totdat ze wat eetbaar afval van de straat kunnen oppikken.

    Problemen ontstaan als grote kolonies neerstrijken op een voedselarm ven. Door de sterke bemesting van het water te wijten aan de uitwerpselen kan het terrein geheel van karakter veranderen.

    ’s Zomers gebruiken de vogels hun donkere kap als signaal van agressie en dominantie en ze tonen hun witte achterkop als ze hun kop omdraaien in de kopschudceremonie.

    De roep is van even groot belang tijdens de balts. De meeste hebben een hoge piepende of raspende klank. Het geluid van de kokmeeuw bestaat uit een reeks bijzonder rauwe, raspende tonen en het keffend lawaai van een gehele kolonie is oorverdovend.

     

    Kokmeeuwen nestelen in kolonies van enkele honderden paren.

    Het nest is een klein platformpje van planten tussen riet en zeggen of een spaarzaam met gras gevoerd kuiltje in de grond. Het legsel bestaat doorgaans uit 2 tot 3 eieren en de jongen verschijnen ruim 3 weken later. Ze blijven in de omgeving van het nest. Bij gevaar slaan de ouders alarm en drukken of verstoppen de donskuikens zich.

    Zowel in kust- als binnenlandkolonies vindt eierenpredatie plaats door soortgenoten (onderlinge concurrentie), stormmeeuwen, zilvermeeuwen, kleine mantelmeeuwen, zwarte kraaien, bruine kiekendieven en vossen.

     

    Parende kokmeeuwen

     

    http://www.youtube.com/watch?v=dmw-pxt1cyA&feature=related

     











    29-07-2012 om 19:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    26-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meeuwenplaaggeklaag

    Geraadpleegde bron: persbericht Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Vogelbescherming Vlaanderen is de wilde ideeën van kustburgemeesters om de meeuwenpopulatie aan zee aan te pakken grondig beu.

    Om de haverklap komt een burgervader of één van zijn schepenen in het nieuws met een ‘lumineus’ plan om de ‘overlast’ van meeuwen in zijn of haar kustgemeente aan te pakken. Zijn het geen voederbakken op zee of artificiële vossen op platte daken, dan zijn het vuurwapens die het probleem moeten oplossen. Steevast neemt men daarbij ook het woord ‘meeuwenplaag’ in de mond zonder te beseffen dat de totale meeuwenpopulatie al jaren is gestabiliseerd.

     

    Vogelbescherming Vlaanderen roept op tot verdraagzaamheid

     

    Zonder afbreuk te willen doen aan het zich voordoen van lokale overlast – waarvoor gerichte oplossingen en preventieve maatregelen zich opdringen – zou het geen kwaad kunnen als we bij het omgaan met ‘zeemeeuwenhinder’ uitgaan van de positieve gedachte dat deze vogels bij de zee horen en zelfs een niet onaardige mascotte kunnen zijn.

    Blinde haatcampagnes en ondoordachte uitlatingen wekken misschien veel belangstelling, maar slaan zoals steeds de bal mis.

    De meest algemeen voorkomende soorten aan onze kust zijn de zilvermeeuw, de kokmeeuw, de stormmeeuw, de kleine en grote mantelmeeuw.

    De vaakst voorkomende klacht betreft meeuwen die met hun krachtige snavels de lichte plastic vuilniszakken open scheuren met rondslingerend afval tot gevolg.

    Vroeger, toen gesloten metalen vuilnisemmers of kunststoffen containers nog in gebruik waren, geraakten de meeuwen niet bij de lekkere hapjes. Het afdekken van open huisvuilstorten, die als lokaas gelden, zou ook al soelaas brengen.

    Meeuwen zijn zowel op grond van de Europese als van de Vlaamse wetgeving beschermd en mogen niet verstoord, noch worden gedood. Bovendien zijn we verplicht rekening te houden met Europese instandhoudingdoelstellingen voor het behoud van soorten als zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw.

     

    Op termijn lijkt de oplossing voor mogelijke meeuwenoverlast te schuilen in een driesporenbeleid:

     

    ·         het wegwerken van een onnatuurlijk voedselaanbod;

    ·         het weghouden van meeuwen als broedvogel op plekken, waar mogelijk écht lokale overlast kan verschijnen

    ·         het toelaten – zelfs faciliteren – van broedende meeuwen waar geen overlast kan ontstaan

     

    Door enkel te focussen op het wegjagen/weghouden is het zonder meer voorspelbaar dat meeuwen zich verder gaan verspreiden en op veel meer plekken lokale overlast zullen gaan veroorzaken.

    Voedsel is dé bepalende factor voor de populatiegrootte. Bijgevolg is het enkel zinvol het ‘meeuwenprobleem’ aan te pakken door de gedekte tafels te ontruimen.

    Door geleidelijk het voedselaanbod voor meeuwen terug te dringen tot wat natuurlijk voor handen is, zullen de populaties niet alleen vanzelf verder afnemen; ook de directe aanwezigheid in de buurt van de mens zal minder intens worden aangevoeld.

    Misschien kunnen bij besprekingen van ontwerpplannen, die economisch noodzakelijke uitbreidingen in havengebieden vereisen, maar vaak tot gevolg hebben dat duizenden meeuwenkoppels genoodzaakt zijn te verhuizen, ook natuurfans met een ecologische bril worden uitgenodigd.

    De foto's zijn van:

    Zilvermeeuw - Rino Burgio
    Kokmeeuw - Yves Adams
    Grote mantelmeeuw - Yves Adams
    Stormmeeuw - Arie Ouwerkerk








    26-07-2012 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    22-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De brandgans

    De brandgans is van oorsprong een trekvogel en broedt op steile rotskusten en kliffen, op veilige onherbergzame plaatsen, zoals richels, die meestal alleen vliegend bereikbaar zijn.

    Zowel in de lucht als op de grond maken brandganzen voortdurend een geluid dat gelijkt op het gekef van kleine honden. Ze zwijgen zelden, maar het meeste geluid brengen ze voort als ze opvliegen.

     

    De brandgans heeft een contrastrijk verenkleed. Door zijn geel beigeachtig tot roomwit gezicht met zwart oog en kleine stompe zwarte snavel, alsook glanzend zwarte kruin, hals en borst is de brandgans duidelijk herkenbaar. De bovendelen zijn blauwgrijs met witgerande zwarte dwarsbanden en de onderkant is wit. Ze halen een lichaamslengte die varieert van 58 tot 70 cm; de spanwijdte reikt tussen 130 en 145 cm en het gewicht schommelt tussen 1.5 en 2 kg.

     

    Ze worden vooral aangetroffen in beschermde gebieden; ze zijn nogal schuw en moeilijk benaderbaar.

    Het liefst eten ze gras en zeekraal dat periodiek bij hoogwater door de zee wordt onderstroomd (kwelders en wadden), maar ze nemen ook genoegen met gewoon weiland en stoppelvelden (klaver, graszaden, wintergranen), wat soms aanleiding geeft tot klachten door boeren over vervuiling van hun land.

     

    Het luid roepend en met klapperende vleugels rondrennen is een karakteristiek onderdeel van het baltsgedrag. Ze paren in hun broedbiotoop op eilanden en schiereilanden, schorren, moerassen, soms in rietkragen bij vijvers. In een met veren gevoerd nest op de grond legt het vrouwtje 4-6 eieren

    De familieband is sterk; hoewel de jonge gansjes al snel voor zichzelf kunnen zorgen, blijven ze tot het volgende broedseizoen bij de ouders. De lichtbruine donsjongen kunnen na 7 weken vliegen.

    Voor de jaarlijkse trek sluiten de familiegroepen zich tot grotere zwermen aaneen. Brandganzen vliegen dikwijls in een slordige, vormeloze formatie, met aan de achterzijde een langgerekte sliert.

    De in onze streken overwinterende brandganzen zijn broedvogels van Groenland, Nova Zembla, Spitsbergen en West-Siberië.

     

    Een knap filmpje van Tariloe toont ons de ‘keffende’ brandgans van heel dichtbij

    http://www.youtube.com/watch?v=ooRugtnQ_7E

     











    22-07-2012 om 15:36 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    18-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleine mantelmeeuw verstrikt in boomtakken

    Bron: digitale nieuwsbrief Vogelbescherming Vlaanderen – foto’s  Jan Rodts

     

    Gisteren namiddag hebben Vogelbescherming Vlaanderen en leden van het brandweerkorps van Sint-Niklaas een kleine mantelmeeuw uit een boom bevrijd. Dat gebeurde in een grote tuin in hartje Sint-Niklaas, vlak naast de oude, leegstaande gebouwen van de vrije technische scholen ter hoogte van de Collegestraat.

     

    De onfortuinlijke vogel droeg vermoedelijk een lang stuk nylon visdraad met zich mee dat tijdens de vlucht wellicht verstrikt raakte in de takken van zowel een jonge beuk als van een oude accacia. De handpennen van de linkervleugel kwamen daardoor vast te zitten, waardoor de meeuw geen kant meer uit kon. Bewoners uit de onmiddellijke omgeving hadden de mantelmeeuw afgelopen zondag al zien bengelen en waarschuwden plichtsbewust de stadsdiensten.

    Het nieuws kwam echter pas gisteren voormiddag bij Vogelbescherming Vlaanderen terecht. Die zette meteen de grote middelen in: een ploeg van gemotiveerde en ervaren brandweerlieden waren meteen bereid te helpen.

    Via de leegstaande schoolgebouwen konden ze met een ladder de grote ommuurde tuin betreden. Met behulp van een stok met daaraan een zakmes bevestigd, kon een lenige brandweerman de nylon visdraad lossnijden. De erg uitgeputte vogel vertoonde geen verwondingen maar de slagpennen zijn hoe dan ook verloren. Gelukkig ruien kleine mantelmeeuwen hun vleugelveren pas eind augustus waardoor deze mantelmeeuw eind september al met een volledig nieuw verenpak terug de natuur in kan.

     

    Na de reddingsactie werd de vogel overgebracht naar het opvangcentrum voor vogels en wilde dieren te Kieldrecht, waar hij nu eerst op krachten kan komen. Pas daarna zal de aan het centrum verbonden dierenarts bekijken of de vleugel geen inwendige kwetsuren vertoont.

    Als de revalidatie voorspoedig verloopt, kan de vrijlating eind september plaatsvinden.

    Vogelbescherming Vlaanderen vraagt alle hengelsportliefhebbers hun collega’s die argeloos omspringen met verloren hengelmateriaal – zoals visdraden en –haken – op hun verantwoordelijkheden te wijzen.







    18-07-2012 om 07:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    15-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe meeuwenplaag vogelvriendelijk terugschroeven?

    Het agressieve gedrag van mantel- en zilvermeeuwen wordt door lokale beleidsverantwoordelijken ook steeds meer gezien als een bedreiging van het toerisme.

    Wie geregeld de kust bezoekt, zal al vaker hebben gemerkt dat de overlast van de zilver- en mantelmeeuwen in het verleden ‘beperkt’ bleef tot het openprikken van afvalzakken, vervuiling door uitwerpselen en lawaaihinder.

    Er leven aan de kust zowat 300 000 meeuwen, die nogal wat overlast veroorzaken!

    Aan de kust klaagt men over extreem veel en agressieve meeuwen.

    Heel recent is een NMBS-arbeider, werkzaam aan de westelijke voorhaven van Zeebrugge, in zijn hoofd gepikt, toen zijn helm afviel. De spoorwegarbeider werd wegens de bloedende wonde naar het ziekenhuis vervoerd, omdat meeuwen niet zo kieskeurig omgaan met vaak onhygiënische voedselbronnen.

     

    Vroeger had Oostende 174 vissersboten, nu nog amper 40

     

    De preventieve maatregelen zoals het opsporen van nesten en het schudden of doorprikken van eieren, helpen niet het bestand in balans te houden.

    Bedoeling van de Oostendse schepen van landbouw is de overbevolking aan meeuwen – een beschermde vogelsoort – op een natuurvriendelijke manier terug te dringen.

    Men wil werk maken van voederbakken in zee, zodat meeuwen het terug gewoon worden om eten op zee te zoeken in plaats van in de stad.

    De idee wordt geopperd om een ‘hawkkite’ in te zetten, een vliegrobot  die er net als een havik uitziet.

    Het probleem van de meeuwen beperkt zich niet tot Zeebrugge. Heel de kust klaagt erover;  er zijn een aantal organisaties tegen opgezet, voorlopig zonder veel resultaat. Zo was er een actie met een valkenier, die drie maal per week zijn Amerikaanse woestijnbuizerds over de broedplaatsen van de meeuwen in de stad laten vliegen, terwijl geluidsapparatuur alarmkreten uitzond. Bedoeling was om de meeuwen bang te maken met beeld en geluid, … maar ze bleven.

     

    Een korte en glasheldere reportage schetst een momentopname:

     

    http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120603_00171274

     









    15-07-2012 om 20:26 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    08-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.‘De Kuifeend en de Grote Kreek’

    Geraadpleegde bronnen: Grenzeloze Schelde – Nieuws 58 / Natuurpunt / Agentschap voor Natuur en Bos

     

    Als 2de haven van Europa en 4de van de wereld is de Antwerpse haven een belangrijke economische draaischijf. Niettemin ligt ze te midden van Europees beschermde natuurgebieden. Grote delen van het gebied zijn dan ook aangeduid als speciale beschermingszone in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn.

    De Schelde en haar buitendijkse slikken en schorren genieten Europese bescherming als habitatrichtlijngebied.

     

    Op linkeroever bestaat het vogelrichtlijngebied ‘schorren en polders van de Benedenschelde’ uit een reeks waterrijke gebieden zoals zompige moerassen en rietlanden, plassen, kreken, natte graslanden, slikken en brakke schorren. Deze gebieden zijn van cruciaal belang voor tal van trekvogels om te verpozen en hun vetreserves aan te vullen. Het gebied is eveneens van groot belang voor talloze beschermde vogels die er komen broeden.

    Op rechteroever geniet het natuurgebied ‘De kuifeend en de Grote Kreek’ al decennia lang de reputatie van één van de belangrijkste vogelgebieden in Vlaanderen te zijn.

     

     

    Midden in het Antwerpse havengebied in het rangeerstation Antwerpen - Noord omsloten door industrie, containerterminals, drukke wegen, havendokken en de stortplaats Hooge Maey, ligt het internationaal belangrijk watervogelgebied ‘De Kuifeend en de Grote Kreek’.

    Dit natuurreservaat ontstond als gevolg van de voortschrijdende uitbreiding van de Antwerpse haven bij het begin van de jaren zestig. Door een toeval werden delen van de oorspronkelijke Oorderense polder onaangeroerd gelaten. Door het afsnijden van de poldergrachten liep deze polder geleidelijk door neerslag onder water, waardoor een mozaïek van grotere en kleinere plassen ontstond.

     

    Dit natuurgebied, beheerd door Natuurpunt Antwerpen - Noord, viert haar 40-jarig bestaan

     

    Het ornithologisch belang van deze gebieden werd reeds vanaf 1965 opgevolgd. In 1972 werd beslist het natuurgebied, waarin onder meer kolonies stelkluten en geoorde futen neerstreken, in beheer te nemen.  Sindsdien vinden 260 vogelsoorten hier de nodige rust, het geschikte voedsel en een veilige broedplaats. Het gebied ligt op de Oost - Atlantische trekroute die jaarlijks voor honderdduizenden vogels de verbinding vormt tussen hun overwinteringgebieden en hun broedplaatsen.

     

     

    Vanaf 2007 werd in samenwerking met het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen en de NMBS in het kader van een Europees New!Delta-project grote delen van de oude Scheldekreek en een weilandencomplex ingebufferd met landschapsdijken om de geluidshinder en de verstoring van de omliggende industrie en van het verkeer te beperken. Daarvoor werd ter plaatse uitgegraven grond gebruikt en werd het natuurreservaat uitgebreid met 10 waterplassen, plas-drasgebieden en rietvelden, een verruiming van 40 hectaren.

    De meerwaarde van de beschermende maatregelen werd meteen duidelijk. Al vanaf het eerste jaar steeg het aantal broedvogelsoorten aanzienlijk. Door de geboden rust en de variëteit aan voedsel nam bovendien het aantal doortrekkers en wintergasten aanzienlijk toe.

    In de nazomer verzamelen honderden tot duizenden watervogels zoals futen, dodaarsen, aalscholvers, bergeenden, krakeenden, wintertalingen, slobeenden, smienten, kuifeenden, tafeleenden, brilduikers, nonnetjes, … Het gebied telt niet minder dan 30 zoogdierensoorten, 10 vissoorten, 7 amfibieën-  en 1 reptielensoort werden er geïnventariseerd naast meer dan 300 plantensoorten en een uitgebreide lijst van vlinders, libellen, …

     

     

    De toekomst gebiedt opperste waakzaamheid!

     

    De economische groei van de Antwerpse haven met alle daaraan verbonden nieuwe installaties, infrastructuurwerken, verkeersstromen en luchtvervuiling blijft drukken op een zorgeloos voortbestaan. De uitbreidingen van de voorbije 20 jaar versnipperden de omgeving reeds tot een zeer kritisch niveau.

    De nog resterende stukken natuur in de omgeving staan hierdoor zwaar onder druk. Het verdwijnen van nog andere bijzondere stukjes natuur zal ongetwijfeld een negatieve invloed hebben op het waardevol en internationaal erkend natuurgebied.

    Het samenspel tussen Natuurpunt en overheden zoals het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, het Agentschap voor Natuur en Bos en de NMBS, zorgde in het verleden voor diverse doorbraken in dossiers over verdere uitbreiding, behoud en inrichting van natuur. Een waardevolle samenwerking die hopelijk in de verdere toekomst zal blijven bestaan.

     

     

    08-07-2012 om 12:10 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grappige kuiffuutkuikens

    Deze fraaie watervogel is lichamelijk passend uitgerust om razend snel (torpedovorm) vis en andere waterdiertjes te achtervolgen. Het waterdicht verenkleed telt ruim 20 000 veren, die permanent keurig worden gladgestreken. In de herfst is de fuut in de rui en verliest hij de zo typerende (uit 2 oorpluimen bestaande) zwarte kuif, voor hij ’s winters naar de kust vliegt.

    De fuut werd in de 19de E ernstig vervolgd, niet alleen vanwege de vermeende concurrentie die hij de vissers aandeed, maar vooral in verband met zijn satijnachtige, witte onderzijde. Dit deel van de huid werd in het verleden gebruikt voor het vervaardigen van chique dameshoeden en handverwarmers (moffen).

     

    Het vrouwtje legt ongeveer 4 langwerpige witachtige eieren, die na 3 tot 4 weken uitkomen.

    Als de vogels uit het ei komen zijn ze grijs met wit, zwart gestreept, wat een goede camouflage biedt tussen de begroeiing aan de waterkant.

    De rode vlek op het voorhoofd stimuleert als een signaal de ouders hun jongen te voeden. De kuikens piepen schril als ze naar hun ouders toe zwemmen om met insecten of vis te worden gevoed. De ouders zorgen overigens erg goed voor de fuutkuikens en transporteren hen een poosje op de rug, omdat ze een gegeerde lekkernij vormen voor roofdieren als de snoek en de nerts. Na 10 weken zijn ze zelfstandig.

    Met zijn lange dunne snavel en soepele nek kan de fuut vele soorten zoetwatervis verschalken, zoals voorn, zeelt en baars, maar bv. ook paling.

    ’s Winters komt daar nog eens zeevis, als haring en jonge kabeljauw bij. Tijdens het broeden, vangt de fuut ook kleinere prooien, zoals larven, insecten, garnalen, kikkervisjes en kikkers. Voor een vlotte spijsvertering slikt de fuut geplukte veertjes in die in de maag met onverteerbare botrestjes ballen vormen en zo de stuwing (peristaltische beweging) doorheen het spijsverteringsstelsel vergemakkelijken.

     

    De zoveelste knappe fotoreportage van deskundige huisfotograaf Wim geeft weer die extra dimensie aan deze ‘Happy Birdyday’

     

    Birdy is Wim & zoon Jo dan ook bijzonder dankbaar voor het aanleveren van het gulle kwalitatief illustrerend materiaal dat het succes van deze blog een ‘boost’ heeft gegeven sinds zij beiden zich engageerden om de artikels gepast te illustreren!

    Uiteraard ben ik ook de ‘anonieme schenkers’ van beeldmateriaal dankbaar (de knappe foto’s die je van het internet kan plukken), doorgaans zeer geëngageerde natuurliefhebbers die vaststellen dat de blog enkel educatieve en geen commerciële doelstellingen nastreeft.

    Ik ben in hart en nieren een onderwijzer en hoop met het bescheiden, maar krachtig team meer jongeren te sensibiliseren voor het ‘natuurlijk schoon’ dat ons omringt.

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen kan in het archief gaan snuffelen:

     

    ·         31/10/09 De fuut, een uitgebreide identiteitskaart

    ·         18/04/11 Het futenballet – de baltsceremonie die de paring voorafgaat











    04-07-2012 om 15:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogels in nesten

    Bron: Outdoor – Het Nieuwsblad

     

    Veel vogels zijn volleerde architecten als ze aan hun nest beginnen bouwen. Vooral de mannetjes gaan als echte bouwvakkers aan de slag. Ze verzamelen takjes, twijgjes, hooi, stro, veertjes, haarplukjes en werken hun bouwsel in vele gevallen af met een flinke laag modder.

     

    De zanglijster, die het nest in een dichte struik of conifeer bouwt, maakt er een echt kunstwerkje van en schikt alles tot een mooie ronde kom. De ruwe structuur van twijgjes of gras wordt van binnen schoon afgewerkt met een gladgemaakte laag vochtige aarde of houtmolm.

     

    Merelnesten zijn niet zo moeilijk te vinden in dichte struiken of laag in de bomen. De diepe nestkuil wordt met vochtige aarde effen gemaakt, waarna een laatste laag van fijne vezels wordt aangebracht.

     

    Het opvallend slordig en groot eksternest hoog in een boom en met losse twijgen in elkaar geweven, doorgaans bovenop een dak van takken, is meteen herkenbaar. Het is helemaal overdekt en heeft een goed verborgen geheime toegang. De nestkom is in vergelijking met het bouwsel vrij klein maar schoon met leem gladgestreken.

     

    Het winterkoninkje is de toparchitect die verscheidene halfronde mosnesten met zij-ingang bouwt, deskundig afgewerkt en zorgzaam ingericht. De edele gentlemen laat zijn dame uit het aanbod nestgelegenheden kiezen waar ze het liefst haar eitjes kwijt wil.

     

    Je kan de natuur ook een handje helpen door voor de vogels als vastgoedmakelaar op te treden.

     

    Pimpel- en koolmees weten dat zeer te waarderen. Ze broeden in alle denkbare gaten en holtes. Voor hen is overigens vaak een brievenbus al een ideale plek om er een warm en zacht nest in te maken, volgestouwd met gras en mos.

     

    Ook mussen kunnen tegenwoordig een helpende hand gebruiken. Doorgaans kiezen ze een holletje in een rommelig hoekje uit onder dakpannen, in nissen van muren, in een boomholte of in een nestkastje.

    Verschillende acties om hun broedkansen te vergroten, werden met gemengd succes ondernomen: het houten mussenappartement (waarin bij mij thuis enkel nieuwsgierige koolmezen een kijkje kwamen nemen en vorige zomer een hommelkolonie haar intrek nam), de houtbetonnen nestcompartimenten, de mussenvide.

     

    De vink maakt een halfbolvormig nest met korstmossen, spinrag en vlechten, goed gecamoufleerd heel hoog in de bomen tussen takvorken.

     

    Huiszwaluwen maken er met hun moddernest vaak een smerige boel van. Ze gebruiken dakgoten als basis om er met modder een kunstig nest onder te bouwen. In tegenstelling tot die van de boerenzwaluwen zijn hun bolvormige nesten helemaal in de hoek tussen muur en dak gebouwd en op een klein kruipgat na volledig afgesloten.

     

    De boerenzwaluw zoekt nog altijd donkere stallen en schuren op om zijn nest tegen het plafond van baksteen aan te metsen. Het liefst worden oude nesten opnieuw betrokken; daarom zou men die niet mogen weghalen.

     

    Turkse tortels leggen doorgaans 2 eieren in hun gammele nest, waar de kuikens uit zouden vallen, mochten ze met meer zijn.

    Sommige vogels hebben niet dezelfde nestijver.

    Een fazant of grutto bv. is al lang blij met een kuiltje in het gras om de eieren te leggen.

     

    Wie eerder geschreven artikels wenst te raadplegen kan in het archief terecht op volgende verschijningsdata:

     

    ·         21/06/08 – Vogelnest brengt buurt samen [Andreas Hetfeld / Benjamin Verdonck]

    ·         27/06/08 – Nestbouw [grote textorwever]

    ·         03/07/08 – Nesten observeren [via webcams]

    ·         07/06/09 – Gasthof Van Dijck [pimpelmees ten huize Georges]

     

     











    01-07-2012 om 16:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    23-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zomertortel bedreigd

    Bron: Natuur.blad – Mikpunt – Gerald Driessens

     

    Met uitzondering van Scandinavië, Schotland, Ierland en IJsland treft men de zomertortel aan in heel Europa. De jongste jaren is de bekende en populaire vogel catastrofaal in aantal afgenomen.

    In het voorjaar [april-mei] komen de zomertortels in Noordwest Europa aan en vertrekken weer naar hun subtropische winterkwartieren in West-Afrika rond augustus-september.

     

    De fraaie en sierlijke kleine tortel is alert, snel en licht gebouwd. De zomertortel haalt een lichaamslengte van 26-28 cm; heeft een spanwijdte die varieert tussen 47 en 53 cm en het gewicht schommelt tussen 130-180 g.

    Hij spreidt de staart bij de landing en dan is de brede witte eindband over de staartwaaier te zien. Het schaakbordpatroon [zwartbruine ruiten] van de bovendelen heeft meer contrast dan dat van de Turkse tortel, met een veel warmere kleur en een helderder, blauwer middelste vleugelveld. In de blauwgrijze kop valt het rode oog op. De hals vertoont een nekvlek met afwisselende zwarte en witte strepen; de borst is roze met een veel wittere buik dan bij de Turkse tortel.

    De kleine duif is een echte warmteminnaar en zingt soms de hele dag door. Het bijzonder aangename lied is een ritmisch, rollend en spinnend gezang.

    Ze zitten ofwel verdoken in de begroeiing, maar evengoed open op een hoge zangpost, zoals de top van een boom, een paal, een elektriciteitsdraad, …

     

    Zij eten groene scheuten en zaden van akkeronkruiden. In de late zomer kunnen zomertortels op draden zitten (soms samen met Turkse tortels) boven graanvelden, wachtend op gemorst graan na de oogst.

     

    De baltsvlucht lijkt op die van de Turkse tortel maar valt minder op en eindigt in een glijvlucht op geheven vleugels en eens bij het gegeerd wijfje geland, gevolgd door een  buigingsritueel.

    De typische broedhabitat is de rand van een gemengd bos met dicht struikgewas of een oude overgroeide heg met hoge brede meidoorns en hier en daar een met klimop begroeide boom.

    Een dun en luchtig platform van dunne twijgen en wortels, met soms nog wat gras en haar bevat 2 witroze eieren; deze worden 13-14 dagen om beurten door duif en doffer bebroed.

    De kuikens voeden zich bij beide ouders met duivenmelk – een zachte kaasachtige substantie die in de krop wordt gevormd – die ze met hun snavel uit de keel van de ouderdieren halen.

    De jongen vliegen uit als ze 19-21 dagen oud zijn.

     

    Heeft de Turkse tortel onze zomertortel verdrongen?

     

    Dat is zeker niet het geval. De Turkse tortel is een uitgesproken stadsvogel. Er is geen concurrentie tussen de twee soorten. De plezierjacht – in het bijzonder de voorjaarsjachten – en de grootschalige vogelvangst met lijmstokken in het Middellandse Zeegebied, zijn de belangrijkste factoren die een zware tol eisen.
    Ook de intensivering van de grootschalige landbouw heeft geen gunstig effect. 

    De succesfactor die de toename van de populatie Turkse tortels verklaart: het is een standvogel.

    Daardoor ontloopt hij een confrontatie met de vele honderden schietijzers op de trekroute. Standvogels hebben bovendien tijd zat om per jaar 2 tot 4 broedsels groot te brengen.

     

    In Vlaanderen situeren de bolwerken van de zomertortel zich in Zuid-Limburg, het Scheldebekken en de kuststrook. Grotere, aaneengesloten natuurgebieden zijn duidelijk  aantrekpolen maar water blijkt vaak een belangrijke factor, ook tijdens de trek.

    De aanwezigheid van beken, rivieren, grote plassen of moerasgebieden staat vrijwel garant voor de aanwezigheid van de soort. Het ontbreekt aan geschikte broedplaatsen door het verwijderen van houtkanten en groene buffers, ook de zaadbanken om te foerageren worden alsmaar schaarser. Percelen worden tot tegen de rand bewerkt; kruidenrijke bermen verdwijnen.

     

    De hoogste tijd om krachten te bundelen en actie te ondernemen!

     






    23-06-2012 om 16:32 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    17-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op elke hoek van zijn rijkje zingt de koolmees een ander wijsje

    Het lijkt of de beweeglijke flierefluiter, die hier een riedeltje, daar een tuutje en ginds een tettertje voortbrengt, zichzelf geen seconde rust gunt. Hippend op de voederplank, schommelend aan een vetbol, pindanetje, graansilootje of het nestkastje in- en uitvliegend.

    Nadat de jongen zijn uitgekomen, draait het voedseltransport op volle toeren. Gemiddeld 600 keer per dag gaan de ouders op zoek naar een hapje.

     

    Bron: vakblad Animal Behaviour

     

    De koolmees staat wetenschappelijk geboekt als het meest bestudeerde vogeltje van de aardbol.

    Mensen leven verhoudingsgewijs veel langer dan andere (zoog)dieren, omdat de homo sapiens dankzij de groeiende technologie het onverbiddelijke einde steeds verder in de tijd weet uit te stellen. Maar het is niet omdat vele dieren jong sterven, dat ze geen ouderdomsverschijnselen vertonen. De vraag is of die merkbaar zijn, of andere dieren signalen kunnen oppikken van een gevorderde ouderdom van soortgenoten.

    Volgens bioloog Marcel Eens en zijn collega’s van de Universiteit Antwerpen is dat alvast voor koolmezen het geval.

    In het vakblad Animal Behaviour schrijven ze dat zowel jonge als oude dieren minder consistent zingen dan vogeltjes van gemiddelde leeftijd (dat is 3 tot 4 jaar oud).

    Een koolmees kan tot 6 jaar oud worden en vertoont dan een wat afnemend zangvermogen, vergelijkbaar met de manier waarop ons taalgebruik op hogere leeftijd niet altijd even consistent is. Wat de omvang van het repertoire betreft, is er geen verandering met de leeftijd. Dat blijft min of meer constant in de loop van een mezenleven.

    Toch weten heel waarschijnlijk vogels signalen op te vangen, waarmee ze de leeftijd van een soortgenoot weten in te schatten. Ook bij het vedervolkje geldt dat oudere vogels niet noodzakelijk dezelfde fysieke kwaliteiten meer hebben als jongere, ondanks hun ongetwijfeld grotere levenservaring. Koolmeeswijfjes hebben bij het kiezen van een partner alleen maar oog voor potentaten. Liefdesrelaties met verliezers worden verbroken ten gunste van een band met een territoriumbezitter.


    Twee foto's van W. Hufkens
     

    Auteurs: Arlette & Oswald












    17-06-2012 om 18:12 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    28-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zondag 27 mei – Dag van het Park

    "De natuur doet niets vergeefs".

     

    Na de verwelkoming door Inge en Gunter loodste de natuurgids, de heer Eddy Gadeyne, een dozijn ‘vroege vogels’ die voor de vroege ochtendwandeling [07.00 u] hadden ingetekend, langs de wandelpaden van het stadspark.

    Het was meteen duidelijk dat de man, voorzitter van de natuurvereniging ‘De kraanvogel’, met een warm hart voor de natuur ons ging trakteren op een begeesterende leerroute.

    Tijdens deze natuurblik verruimende wandeltrip kregen de deelnemers een discours in de Aristotelesstijl – een soort loopmeditatie om tot inzichten te komen. Persoonlijk werd ik getroffen door het geoefend oor van onze natuurgids die tijdens zijn bevlogen toespraken uit het veelstemmige vogelconcert de individuele zangliedjes en roepen wist te onderscheiden.

    Zo vernam ik dat er zelfs een classificatie bestaat van zangvogels naar zang:

     

    ·         Een gevarieerde aanhoudende zang [merel, roodborst, zanglijster, spreeuw, groenling, …]

    ·         Korte, meer of minder melodieuze strofe [winterkoning, heggenmus, zwartkop, vink, …]

    ·         Leuke zang met weinig tonen [pimpelmees, koolmees, …]

    ·         Kletsende ‘roep-zang’ [staartmees, boerenzwaluw, boomklever, putter, …]

    ·         Onderdrukte, zachte, vaak keuvelede zang [ekster, kauw, kraai, raaf, …]

    ·         Monotoon gezang [tjiftjaf, boomkruiper, huismus, …]

     

    In het leren herkennen van vogelstemmen, kregen we de raad mee bescheiden te beginnen met het identificeren van zangers in eigen tuin.

    Voor het ornithologisch veldwerk is de kennis van vogelstemmen onmisbaar, aangezien bestandsinventarisaties en broedvogelkarteringen zonder deze kennis nauwelijks mogelijk of buitengewoon tijdrovend zijn.

     

    Alvorens burgemeester Christel Geerts het lint doorknipte, waarmee ze symbolisch de officiële inhuldiging van het nieuw secretariaat inluidde, belichtten de gangmakers:

    ·         directeur, Jan Rodts;

    ·         voorzitter van de raad van bestuur, André Verstraeten;

    ·         voorzitter van de kerkuilenwerkgroep, Ludo Smets;

    ·         ambassadeur, Geert Hoste [met het happy bird-day lied]

    de troeven van de prachtige omkadering die de missie een bredere uitstraling geven en de wilskracht om samen te ijveren voor de bescherming van de natuur alleen maar kunnen versterken.

     

    Nieuwe stek

     

    Sinds 1 september 2011 verhuurt het stadsbestuur het ‘Koetshuis’ van het kasteel Walburg in het Romain De Vidtspark aan Vogelbescherming Vlaanderen vzw.

    De vereniging barstte in de kleine ruimte in het Schuttershof te Nieuwkerken uit haar voegen en was al geruime tijd op zoek naar een beter lokaal om haar werking te optimaliseren.

    Een zeer toevallige maar daarom niet minder gelukkige ontmoeting met schepen Wouter Van Bellingen op het fietspad herleidde het hervestigingsprobleem tot een hemelgeschenk: ‘free as a bird’

    De benedenverdieping van het Koetshuis is ingericht als natuurwinkel en informatiecentrum, op de 1ste verdieping is het secretariaat gevestigd. De ruime vergaderzaal wordt ook gebruikt door andere milieuverenigingen uit Sint-Niklaas.

    Vogelbescherming Vlaanderen vzw zet zich in voor alle in het wild levende vogels en inheemse zoogdieren. Haar werking omvat onder meer het streven naar een strikte uitvoering van de wetten en reglementen die de fauna beschermen, het ijveren voor een verbetering en verfijning van die wetgeving, het beheer van natuurgebieden, de coördinatie van de Vlaamse Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren, reddingsacties, educatie, sensibilisering en studie.

    Dit zijn de contactgegevens:

     

    Koetshuis – Stadspark

    Walburgstraat 37

    9100 Sint-Niklaas

    Tel. 03 296 26 80

    e-mail: info@vogelbescherming.be

    website: www.vogelbescherming.be

    Openingsuren: elke werkdag van 9 tot 17 uur.

     

    De onderstaande foto’s zijn van Jan Rodts.

     

    http://www.youtube.com/watch?v=X_YQ9ROp4lE&feature=related








    28-05-2012 om 16:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    24-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De juiste boom op de juiste plaats

    Uitnodiging Vogelbescherming Vlaanderen

    In heel Vlaanderen wordt zondag 27 mei de 22ste editie van de ‘Dag van het Park’ gevierd.

     

    Thema dit jaar is: ‘De juiste boom op de juiste plaats’ met tal van aantrekkelijke en boeiende crossmediale boomverhalen.

    Maar net als de voorbije 21 edities zijn het vooral de steden en gemeenten en andere spelers in het netwerk die de handen uit de mouwen steken.

    Ook de stad Sint Niklaas doet mee en Vogelbescherming Vlaanderen grijpt deze gelegenheid aan om haar 3 jubilea te vieren:

     

    ·         10 jaar Vogelbescherming Vlaanderen

    ·         35 jaar Kerkuilenwerkgroep

    ·         50 jaar Mens & Vogel

     

    Nu de vereniging is gehuisvest in het stadspark van Sint-Niklaas, zijn er redenen genoeg om deze jubilea extra in de verf te zetten tijdens de ‘Dag van het Park’.

    De weersvoorspellingen met een stralende zon zien er uitstekend uit, een hemels goede reden om onze leden en sympathisanten hartelijk welkom te heten.

     

    Er is veel randanimatie voor kinderen: braakbalpluizen, kleurwedstrijd, het maken van een uilenmobiel of uilenmasker, grimmeren. Alle deelnemende kinderen krijgen ook een “Kerkuilendiploma” [organisatie Kerkuilenwerkgroep].

    Hiernaast kunnen kinderen ook nestkastjes in elkaar timmeren en meegaan als het park wordt voorzien van allerlei types nestkasten.

    Voorlopig hebben holenduiven hun intrek genomen in de kerkuilenkast die tegen een wand van het kasteel hangt.

     

    Een lijstje van broedvogels die het Vogelbescherming Vlaanderen-team in deze biotoop al opmerkte:

     

    ·         koppeltje boomkruipers [vlak voor de deur van het secretariaat]

    ·         holenduif

    ·         houtduif

    ·         Turkse tortel

    ·         groene specht

    ·         roodborstje

    ·         merel

    ·         pimpelmees

    ·         koolmees

    ·         winterkoninkje

    ·         ekster

    ·         kauw

    ·         kokmeeuw

    ·         (verbasterde) wilde eend

     

    Het kasteel ontstond door de fusie van twee heerlijkheden door ridder Willem van Waelwijck en hij doopte het kasteel ‘Walburg’ afgeleid van diens echtgenote Walburgis.

    Het De Vidtspark met een Engelse en een Franse tuin en de grote vijver, de conciërgewoning, de duiventoren en de toegangspoort zijn op hete dagen zeker een bezoekje waard. Het stadspark bevindt zich amper op 500 m afstand van de grote markt.

    Onderstaande reeks foto’s [3 van het park] zijn van Vogelbescherming Vlaanderen en [2 van de kauw] van huisfotograaf  Wim











    24-05-2012 om 23:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    20-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bruinkeelortolaan, de meest kwetsbare van de gorzenfamilie

    In het havengebied van Kieldrecht is voor het eerst in ons land een bruinkeelortolaan ontdekt.

    Kenny Hessel van het Agentschap voor Natuur en Bos, spotte de kleine zangvogel.

    Het zijn zeldzame, maar geregeld opgemerkte trekvogels in kustgebieden.

    Normaal broedt het vogeltje in Turkije, Griekenland, Kreta en in het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied [overwinteringgebieden Soedan en Eritrea].

    Vermoedelijk is de jonge vogel verdwaald geraakt door een zuidoostelijke wind.

     

    De ortolaan, ook wel ‘korenschriever’ of ‘gierstkneu’ genoemd, voelt zich thuis in kleinschalige landschappen met weilanden en allerlei akkers met graangewassen omzoomd. De grond moet er zanderig droog, schraal en hooggelegen zijn. Heggen, houtwallen of singels, hier en daar wat struikgewas en bomen [liefst zomereiken] langs landweggetjes, worden erg op prijs gesteld.

    Het mannetje zingt in bossen of in bomen op warme, open hellingen of op hoge weiden met heggen, muren en kreupelbosjes.

     

    De ortolaan haalt een lichaamslengte van 16cm; de spanwijdte wisselt tussen 23 en 26cm en het gewicht schommelt tussen 20 en 25g.

    Kenmerkend voor het verenpak zijn de scherpe zwarte strepen op de rossig bruine rug en de warmbruine stuit. Een blauwgrijze borst en kop met licht oranje tekening en witgelige oogring.

    Keel en baardstreep zijn geel tot roestrood en de buikzijde is egaal warm roestoranje gekleurd. De scherpe driehoekige snavel is roze. De vlucht is fladderend golvend met snelle reeksen vrij zwakke vleugelslagen. Over grotere afstand is de vliegstijl strakker met langere minder diepe golfbeweging.

     

    De vogel zoekt dikwijls zijn voedsel langs graanakkers en in aardappel- en bietenvelden.

    De ortolaan voedt zich met insecten [hoofdzakelijk bloedkevertjes] in de zomer, ook met zaden van de grond, vaak op open plekken in duinen en velden. Deze zaden zijn meestal afkomstig van éénzaadlobbigen, waartoe o.a. de grassen en de leliefamilie behoren.

     

    Het wijfje bouwt een eenvoudig met grashalmen en worteldraadjes verstevigd komvormig nest in ruige begroeiing of onder een struik. Het legsel van 4 tot 6 grijze eieren met blauwrood zwemend tintje worden alleen door het vrouwtje bebroed en komen  na 11-14 dagen uit. Beide ouders voeren de nestjongen.

    Haaks op hun eigen lievelingsdieet, hoofdzakelijk samengesteld uit granen, worden de borelingen met insecten gevoerd. In dit voedselpakket komen de larven van bietenvliegen, rupsen van vlinders zoals de eikenbladroller, het uitje en de spanner veel voor. In het late seizoen worden ook julikevers opgepikt, waarvan met de snavel de dekvleugels worden afgeknipt.

    Het succes van de broedsels hangt sterk af van de weersomstandigheden. Regenweer en plotselinge afkoeling leiden tot aanzienlijke verliezen onder de jongen. En ook de oudere vogels hebben het dan zwaar te verduren, want de volwassen ortolaan zit dun in de veren.

    Ortolanen zijn zeer aan hun broedplaats gehecht, dat ca een doormeter van 100m heeft met een paaltje of boom als zangpost in het middelpunt van het territorium.

     

    De Fransen houden van de natuur, mits goed klaargemaakt

     

    De schaars voorkomende broedvogel uit de gorzenfamilie blijkt al langer door het smulpapendom te worden vervolgd als gegeerde delicatesse.

    De methode om het diertje vet te mesten werd reeds door de Romeinen toegepast.

    De vogeltjes werden in kooien gezet waar geen daglicht kon doordringen, maar die wel voortdurend werden verlicht met olielampen, zodat de ortolanen het onderscheid tussen dag en nacht niet meer konden maken.

    Ze werden gevoerd met haver en gierst, sliepen niet meer en beleven maar door eten.

    Op het moment dat ze er uitzagen als een smeuïg vetklompje werden ze de nek omgedraaid. Op dat moment heeft zich onder de huid van het hele lijfje een goudgele vetlaag gevormd, een geliefde exclusiviteit waarvoor voornamelijk Italianen en Fransen hun vingers aflikken.

    Twintig jaar geleden had je nog een bejaard boerenclubje van 400 tot 500 ortolanenvangers in de Landes die de ‘matole’ gebruikten, een in ijzerdraad gevlochten vangnet.

     

    Dankbetuiging aan de 50 000 bezoekers

     

    De groene ogen

    van Kille Meutel lachen

    een traan van vreugde











    20-05-2012 om 15:41 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    06-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De graspieper

    Vrijwel overal is dit de algemeenst voorkomende pieper.

    Het is een typisch, kleine, gestreepte, nerveuze vogel, altijd op zijn hoede en klaar om bij de minste aanleiding weg te vliegen. Tijdens de trek in het voorjaar verschijnt hij vaak in groepjes langs waterbekkens, samen met witte en gele kwikstaarten en rietgorzen, de oevers en de nabijgelegen grazige gebieden afzoekend naar vroege insecten.

     

    De graspieper een kleine, gestreepte bruine vogel, is het waard van nabij te worden bekeken vanwege de tekening op zijn verenkleed. Het vertoont zachte zwartige strepen op een grijzige, olijf- of geelbruine rug. Op de zijkant van de hals is een donkere streep of vlek. Boven de slanke zwarte snavel valt de lichte wenkbrauwstreep op. De borst en de flanken zijn gelijkmatig gestreept en de onderkant is olijfgeel of crèmekleurig. De lichtoranje bruine poten hebben een zeer lange achterteen. De donkere staart vertoont vaalwitte zijranden. De stuit is ongetekend en oranjebruin. De graspieper lijkt qua grootte en kleur sterk op een veldleeuwerik, maar onderscheidt zich door de dunnere snavel en langere staart.

    Het vogeltje haalt een lichaamslengte van 14.5 cm, een spanwijdte die varieert van 22 tot 25 cm en een gewicht dat schommelt tussen 16 en 25g.

     

    Hij toont een constante nerveuze, zorgelijke energie; zijn roep heeft een licht hysterische ondertoon. ’s Zomers houden graspiepers van laaggelegen weilanden, ruige grazige plekken in de buurt van oude afgravingen, duingebieden en open veengebied, vaak moerassige plekken hoog in de bergen.

    In de winter trekken vele naar open akkers. Deze algemene, wijd verbreide vogel wordt vaak het slachtoffer van het smelleken, de blauwe kiekendief en parasiterende koekoeken.

     

    Het komvormig nest, dat goed verborgen is op de grond tussen tamelijk dichte en korte vegetatie met daarin liefst overjarig gras en heidepollen, wordt gevoerd met fijne stengels en grassprieten.

    De 3 tot 5 eieren worden in 11 – 15 dagen uitgebroed en de jongen vliegen na 10 – 14 dagen uit.

     

    De graspieper pikt insecten op van de grond en in lage vegetatie in een gelijkmatige, rustige tred met een paar sprintjes en achtervolgingen te voet. Hij vangt ze ook tijdens de vlucht als ze opvliegen, maar heeft geen echte achtervolgingsvlucht. Ook larven, slakjes, wormen en rupsen staan op de menukaart.

    Net als leeuweriken hebben ook piepers een zangvlucht, waarbij de vogel opstijgt en al zingend omhoog vliegt.

    De territoriale zang wordt ten gehore gebracht in een baltsvlucht, waar ze in de zomer onlosmakelijk zijn verbonden aan heiden en hellingen.

    Het mannetje vliegt op van de grond in een steile fladderende vlucht opstijgend en zeilt dan weer met half geopende vleugels en opgerichte en gespreide staart naar beneden, als een miniatuurparachute of shuttle.

    De zang is een lange reeks van dunne trillers en ratels, eerst in tempo toenemend, op zijn best met een muzikalere triller op het einde, maar zonder de warme kanarieachtige noten van een boompieper.

     

    Wie de piepende graspieper even in zijn biotoop wil gadeslaan kan op deze weblink terecht:

     

    http://www.aviflevoland.nl/html/Graspieper.html










    06-05-2012 om 17:16 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    29-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rover ‘geeloog’ zaait paniek in de Kille Meutel

    Al werd de koele koolmezenkiller in onze groene biotoop al vaker opgemerkt, toch zorgde hij bij het trouw vedervolkje en hun beschermelingen weer voor enige opschudding.

     

    Tijdens de jongste 2 weken sloeg de sperwer weer met 2 succesvolle verrassingsaanvallen toe. Telkens wist de struikrover in dezelfde tuin [Oswald & Arlette_VDL_12] een koolmees te verschalken.

    Het is duidelijk een mannetje, herkenbaar aan de blauwgrijze rug en de roodbruin gestreepte borst en buik.

    Overigens is het niet eens verbazend dat de struikrover op ‘vinkenslag’ ligt in onze halfstedelijke biotoop met gevarieerde groene tuinpercelen bezaaid met rijke voederplaatsen.

    De meest voorkomende tuinvogels ervaren dat ze in ‘gasthof Kille Meutel’ rijk worden bedeeld qua topgastronomie en dat weten de sluwe jagers ook.

     

    Tijdens de eerste waarneming had de sperwer in één enkele machtige haal de koolmees onthoofd en de kop weggeslingerd. Nadien huppelde de sperwer uit het zicht, onder de camperfoelie/clematis struik en ging zitten op een hoop dood hout. Na een 10-tal min vloog hij vandaar op, richting [Franz & Christiane_WTL_59].

    De sperwer verraadt zijn aanwezigheid door braakballen en plukresten, ook veren en botjes van de prooi achter te laten, die hij doorgaans op vaste plaatsen oppeuzelt.

    De meeste prooien worden volkomen verrast, daar de sperwer razend snel en na een woeste achtervolging de opgejaagde prooi geen uitweg gunt.

    Ontsnappen aan de moordende greep, kan enkel als dicht struikgewas nog tijdig als veilige schuilplaats bereikbaar is.

    Een bijzonder voordeel is dat de kleine roofvogel zich met zijn korte, brede en ronde vleugels en lange staart behendig en snel tussen bomen kan verplaatsen. Tijdens de vlucht wisselt hij snelle vleugelslagen af met korte zweefperioden. Zijn lange poten met lange tenen voorzien van lange nagels bieden hem dan weer het voordeel een prooi stevig in zijn greep te houden.

     

    Verslaggevers: Arlette & Oswald

     

    Wie graag een eerder verschenen artikel raadpleegt kan in het archief de publicatie weer opsnorren: ‘de sperwer’ [11/12/2010]

     

    In dit filmpje zie je hoe een forser gebouwde wijfjessperwer op gruwelijke en drieste wijze een gegrepen houtduif verder ‘martelt’

     

    http://www.youtube.com/watch?v=4rr2Hp9gTkw&feature=related

     

     











    29-04-2012 om 15:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    22-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mussenkolonies blijven krimpen

    Geraadpleegde bron: Persbericht Vogelbescherming Vlaanderen – educatief medewerker Inge Buntinx

     

    De tellingen van 10 jaar mussenonderzoek van Vogelbescherming Vlaanderen zijn wetenschappelijk geanalyseerd. De conclusie die hieruit wordt getrokken, is dat het aandeel grote kolonies – met meer dan 10 huismussen – effectief blijft dalen.

    Er worden voornamelijk kleine groepjes mussen waargenomen.

    Tevens blijkt dat er niet alleen weinig grote kolonies zijn, maar dat ook het gemiddelde aantal individuen in de meeste kolonies de afgelopen 10 jaar sterk afneemt.

     

    Hoe gaat het op dit moment eigenlijk met de huismus?

     

    Uit de resultaten van de huismussentelling van 2011 bleek dat 57% van de tellers een mussenkolonie van minder dan 5 koppels waarnam.

    Op 1/3 van de locaties waren er zelfs helemaal geen mussen [meer] aanwezig.

    Limburg is de provincie waar in verhouding de meeste kolonies van meer dan 10 broedparen werden waargenomen, ongeveer 9%.

    In Vlaams-Brabant werd slechts bij 1% van de deelnemers een grote mussenkolonie waargenomen.

    De andere provincies balanceren hier ergens tussenin.

    Dit zijn zeker geen hoopgevende resultaten voor de huismus omdat men in theorie kan aannemen dat waar mensen leven ook huismussen [kunnen] voorkomen.

    Zo wordt er ook aangenomen dat een kolonie van minder dan 5 broedparen op termijn gedoemd is om te verdwijnen.

    Hierom blijft het heel belangrijk om onze huismussen te blijven opvolgen en beschermen.

     

    Vogelbescherming Vlaanderen kan wel wat extra hulp gebruiken

     

    Tel volgend weekend [zaterdag 21 of zondag 22 april] het aantal tsjilpende huismussenmannetjes in jouw tuin en geef dit aantal door via de http://www.mussenwerkgroep.be/ mussenwebsite aan de hand van het digitale telformulier.

    Via deze website kan je eveneens de kenmerken van de huismus bekijken en de zang beluisteren.

    April is dé uitgesproken maand om huismussen te observeren omdat de mannetjes dan uitbundig zitten te tsjilpen bij hun nestplaats. Hiermee willen ze ofwel een vrouwtje aantrekken ofwel indruk maken op hun eigen vrouwtje. Gegevens over het aantal tsjilpende mussenmannetjes geven duidelijkheid over het op die plaats aantal aanwezige broedparen enerzijds en de locatie van de nestplaats anderzijds.

    Vogelbescherming Vlaanderen wil hiermee een zicht krijgen op de mussenarme en mussenrijke plaatsen in Vlaanderen.

    In 2002 werd voor het eerst een mussentelling georganiseerd. Aanleiding hiertoe was het gebrek aan actuele gegevens over de status van de huismus in het verstedelijkte Vlaanderen.

     

    Kille Meutel-vogelvrienden

     

    Met ons lokaal werkgroepje observeren we ook al een decennium lang het huismussenbezoek  binnen ons groen domeintje, de Kille Meutel.

    Vanaf het moment dat de mussenwerkgroep werd opgericht besloten we onze medewerking te verlenen en stippelden wij een mussenteltraject uit die twee 8-punttelroutes omvat en observatiezones in de gemeenten Zaventem, Nossegem, Sterrebeek en Kraainem bestrijkt.  

    We hebben recent het plan opgevat om de omgeving van gefotografeerde tjilpende mannetjesmussen in kaart en beeld te brengen.

    We maken gebruik van Google streetview [biotoop] en stafkaarten [verspreiding van de geregistreerde mussenpopulaties] om onze waarnemingen te veraanschouwelijken.

    Zo krijgen we een helder zicht op de reële situatie in de geobserveerde regio.

     

    Wie eerder gepubliceerde bijdragen wenst te raadplegen kan terecht op volgende verschijningsdata:

     

    09/12/07          Help de straatket

    26/01/08          De mussenteldag

    27/01/08          De herkomst van de benaming Kille Meutel

    30/03/08         Mussenspotter

    18/04/09         Mussentelweekend

    04/04/10         Huismussenonderzoek

    16/04/11           To tjilp or not to tjilp

    12/02/11           Jij = mussenteller

    08/10/11           Gents getjilp

    18/03/12           Natuurvriendelijke daden

     

    De foto’s zijn van Vogelbescherming Vlaanderen




    22-04-2012 om 15:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    14-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Follow-up onderzoek van de slechtvalk

    Geraadpleegde bron: Jan Rodts, algemeen directeur van Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Van dag tot dag, van minuut tot minuut, kan je hier het avontuur van de slechtvalken op de torens volgen. Op slechts enkele cm van het nest zijn camera’s geïnstalleerd. Hiermee kan je ieder detail van dit volledig natuurlijk spektakel observeren.

    Onderstaande blog zal je geregeld op de hoogte houden van de evolutie van het gezin, maar ook van de avonturen van andere slechtvalkkoppeltjes in Brussel of België.

     

    Observatiepost ‘Valken voor iedereen’ http://www.slechtvalken.be/?lang=nl

    Voor het 8ste jaar op rij koos een koppel slechtvalken één van de torens van de Brusselse Sint-Michiels & Sint-Goedele kathedraal uit om er hun eieren uit te broeden.

    Sinds begin maart broeden de vogels er 3 eieren uit, zo heeft het Museum voor Natuurwetenschappen meegedeeld.

    Van 9 april tot 27 mei kunnen de slechtvalken dag en nacht worden geobserveerd op 2 televisieschermen op het voorplein aan de kathedraal.

    De valkenobservatiepost is geïnstalleerd door de ornithologen van het Museum voor Natuurwetenschappen.

    Camera’s die op net nest gericht zijn, sturen beelden naar de schermen achter de ramen van de observatiepost.

    De slechtvalk was in het begin van de jaren ’70 volledig uit België verdwenen.

    Een verbod op de gevaarlijkste pesticiden, een afdoende wetgeving [Europese richtlijnen] en verscheidene beschermingsprogramma’s in Europa hebben ervoor gezorgd dat het stilaan beter ging met de soort, legt het Museum voor Natuurwetenschappen in de mededeling uit.

    In 1994 doken slechtvalken weer op en nu heeft de soort een echte comeback gemaakt. Momenteel nestelen er 90 paartjes in België, waarvan 6 in Brussel.

     

    De trekker en gespecialiseerde vogeljager

     

    Zijn voorkeursprooi hangt af van de lokale omstandigheden, maar tamme, minder frequent hout- en holenduiven vormen vaak de hoofdmoot van zijn dieet. Diverse lijsters, spreeuwen en steltlopers, waaronder de houtsnip en de kievit, behoren ’s zomers tot zijn prooien; ’s winters doodt hij meer eenden; ook wel sneeuwhoenders.

     

    De krachtige roofvogel blijft het uitstekend doen.

    In 2011 breidde de Vlaamse populatie zich opnieuw verder uit. Het aantal gevormde paren steeg spectaculair van 47 naar 60.

    Echter niet alle geregistreerde koppels namen effectief deel aan de voortplanting. Slechts 39 zorgden voor het nageslacht en 37 ervan waren succesvol.

    Samen brachten ze 89 jongen groot die met succes het nest verlieten.

     

    Het is natuurlijk niet zo dat deze jonge valken het volgend jaar al meteen aan de voortplanting kunnen deelnemen. Slechtvalken zijn gewoonlijk pas in het 3de levensjaar geslachtsrijp, hoewel af en toe wordt waargenomen dat één van de partners van een broedpaar nog het onvolwassen verenkleed draagt.

    Voor een deel is het broedsucces bij vogels die voor het eerst broeden geringer dan bij oudere, meer ervaren vogels.

    De paarvorming kan al in het najaar plaatsvinden, waarbij een soort van balts wordt waargenomen. De eigenlijke balts begint echter pas in februari met baltsvluchten, veelvuldig roepen, toenemende binding van het vrouwtje aan het nest, baltsvoeren door het mannetje en copulatie.

    Een broedsel bestaat meestal uit 3 tot 4 eieren, bij hoge uitzondering 5.

    Om de 2 dagen wordt een ei gelegd en het broeden begint pas vanaf het 3de ei.

    Hierdoor komen de jongen ongeveer gelijktijdig uit en is het leeftijdsverschil niet al te groot.

    Er bestaat een verregaande taakverdeling tussen beide geslachten.

    Terwijl het vrouwtje broedt, de kleine kroost warm houdt en bewaakt, voert het mannetje voedsel aan. Het mannetje neemt overdag voor ongeveer 30% van de tijd het broeden van het vrouwtje over. ’s Nachts broedt echter altijd het vrouwtje.

    Wanneer de jongen ongeveer 3 weken oud zijn en voor hun snelle groei veel voedsel nodig hebben, gaat ook het vrouwtje op jacht.

     

    De jongen verblijven 35 tot 42 dagen in het nest. Na het uitvliegen worden ze nog ongeveer 4 weken lang door hun ouders van voedsel voorzien. Soms worden zelfs nog levende vogels aangevoerd en binnen het bereik van de vliegende jongen losgelaten.

    Het menu van de slechtvalk in Vlaanderen varieert nogal naargelang de plaats en de provincie waar zich het nest bevindt, maar het is duidelijk dat stadsduiven de belangrijkste prooi zijn.

     

    Heel wat nestkasten werden immers geplaatst op hoge gebouwen, kathedralen, koeltorens en industriële schoorstenen middenin of in de onmiddellijke omgeving van steden.

    Niet voor niets zijn heel wat stads- en gemeentebesturen vragende partij voor de plaatsing van een slechtvalkenkast op hun grondgebied.

    Het Fonds voor Instandhouding van Roofvogels [FIR] ontvangt heel wat aanvragen van lokale overheden omdat die op een natuurlijke en goedkope wijze het hoofd willen bieden aan de overlast die stadsduiven veroorzaken. De meeste jachtvluchten van een koppel slechtvalken vinden plaats in een gebied met een straal tot 3 km rond de broedplaats. Dit betekent dat het jachtgebied in de broedtijd maximaal 30 km² beslaat en dus een volledige stadskern kan overlappen.

     

    Wie eerdere bijdragen wenst te raadplegen kan nog eens in het archief rondsnuffelen:

     

    ·         10/05/09 – Drie valkachtigen: toren-/ boom-/ slechtvalk

    ·         20/06/09 – Valkerij als vogelspotting












    14-04-2012 om 19:09 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    08-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boerenzwaluwkolonie bedreigd

    Geraadpleegde bronnen:

     

    ·         Persbericht van Vogelbescherming Vlaanderen

    ·         Driemaandelijks tijdschrift Mens & Vogel

     

    Dat het al een hele tijd niet goed gaat met onze zwaluwen weet ondertussen iedereen. De cijfers liegen er niet om.

    In de jaren ’70 waren er in Vlaanderen nog tussen 100 000 en 200 000 broedparen van de boerenzwaluw aanwezig. Sinds het jaar 2 000 zijn dit er nog slechts 20 000 à 30 000; een achteruitgang van maar liefst 90%!

    De weinige kolonies die Vlaanderen nog rijk is, moeten dus worden gekoesterd. Heel wat boerenzwaluwen zijn de voorbije dagen uit hun overwinteringgebieden in West- en Centraal Afrika teruggekeerd en zoeken inmiddels de kwartbolvormige nestjes op die ze vorig jaar ergens in september hebben achtergelaten.

    Sommigen hebben afstanden afgelegd van meer dan 8 000 km.

    Ook in de stallen en schuren van het rundveebedrijf Geuns aan de Borgerhoutsendijk in Mol zijn al enkele boerenzwaluwen gesignaleerd. Vorig jaar broedden daar zo’n 30 koppeltjes en elk koppeltje bracht 2 broedsels groot, sommige zelfs 3. Dit betekent dat deze kolonie in 2011 ongeveer 300 jongen heeft voortgebracht.

    De uitbaters van het bedrijf zijn fier op hun zwaluwenkolonie maar tegelijk ook erg bezorgd.

    De gemeente Mol heeft immers in november van vorig jaar beslist om de milieuvergunning van het bedrijf ingrijpend aan te passen waardoor het bedrijf verplicht wordt de stallen en de schuren met pesticiden te behandelen omwille van een ‘vliegenplaag’. Onder voorwendsel van een vliegenoverlast dienden 2 buurtbewoners een bezwaarschrift in bij het gemeentebestuur, dat blindweg besliste ambtshalve de exploitatievoorwaarden te wijzigen. Vogelbescherming Vlaanderen verzet zich tegen de opgelegde chemische behandeling van de natuurlijke habitats daar boerenzwaluwen onvoorwaardelijk beschermd zijn door het Soortenbesluit van 15 mei 2009.

    De kans is immers klein dat de kolonieboerenzwaluwen dergelijke behandeling overleeft.

    Daarom vraagt Vogelbescherming Vlaanderen met aandrang dat tenminste zou  worden onderzocht of er solide bewijzen zijn van een vliegenplaag en indien het zo is dat die dan ook wel degelijk afkomstig is van het rundveebedrijf, want vlak in de buurt is er een kippenbedrijf met zo’n 20 000 kippen.

     

    De boerenzwaluw is de meest algemeen voorkomende zwaluwsoort in ons land.

     

    Dat het aantal drastisch krimpt, heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat 96% van alle nesten in boerderijen wordt gebouwd. Het aantal landbouwbedrijven met runderen is de laatste 30 jaar met ongeveer de helft afgenomen. Maar er is wellicht meer aan de hand, want ook op vogelvriendelijke broedplaatsen in de hoeves zijn de zwaluwpopulaties beduidend teruggelopen.

    De boerenzwaluw broedt vooral in gebouwen, het liefst op een donker plekje. Oorspronkelijk bouwden zij hun nesten tegen rotswanden en grotingangen, maar deze plaatsen worden vandaag nog zelden gebruikt.

    Als cultuurvogels hebben zij zich goed kunnen aanpassen aan de evoluerende menselijke samenleving. Zo volgden zowel de boerenzwaluw als de huiszwaluw de mens van de grotten naar de hutten en later ook naar de boerderijen en de huizen.

    Zowat 60% van alle veebedrijven in Vlaanderen houdt koeien; 24% houdt varkens; sommige bedrijven hebben zowel varkens als koeien. De voorkeur van de boerenzwaluw gaat echter naar melkkoeien [72%]; in bedrijven met pluimvee worden ze zelden aangetroffen. Ook boerderijen zonder vee [verlaten of verbouwde boerderijen] komen tegenwoordig in toenemende mate in aanmerking. Bij veel landbouwers zijn zwaluwen erg geliefd zodat ze vaak spontaan beschermende maatregelen nemen zoals het openzetten van deuren en ramen of het aanbrengen van spijkers in de muren als neststeun.

     

    De boerenzwaluw heeft 2 neststrategieën; enerzijds het hergebruik van oude nesten en anderzijds het bouwen van een nieuw nest. Het opnieuw innemen van een oud nest [80%] spaart tijd en energie en bovendien hebben die nesten ook hun duurzaamheid bewezen. Daartegenover staat dan weer dat oude nesten dikwijls massa’s parasieten herbergen.

    Het nestterritorium van een volwassen boerenzwaluwmannetje situeert zich meestal rond een bestaand nest. Het kersverse koppel beperkt er zich dan toe het oude nest te renoveren.

    Langs de sloot of bij een opdrogende regenplas wordt slib verzameld. Modder is een essentieel bouwelement voor de boerenzwaluw. Een boerenzwaluwnest bestaat gemiddeld uit 56.5% modder 31.5% slik en slechts 12% klei. Daarnaast bevat het ook organische bestanddelen als gras, paardenhaar en veertjes, waarvan men aanneemt dat ze het bindende karakter en dus de duurzaamheid van het nest verhogen. De gemiddelde levensduur is 7 jaar.

    Na een eerste succesvol broedsel ondernemen de meeste broedparen [92%] een tweede broedpoging.

    Zodra de jongen veertjes hebben, kijken ze boven de nestrand uit, de snavels in koor wijd opengesperd.

    De grootste schreeuwers reiken het verst en krijgen het meest.

    Jonge boerenzwaluwen hebben altijd reuzenhonger en de ouders zijn af en aan vliegende boodschappenwagentjes met een heel gevarieerde vracht: bladluizen, stalvliegen, gaasvliegen, zweefvliegen, bromvliegen, strontvliegen, muggen, glazenwassers, nachtuiltjes, wespen, bijen, spinnen, krekels, sprinkhanen, rupsen, snuitkevers, boktorren, wantsen, cicaden, vlinders en mieren; 3 weken lang draait het leven van het ouderpaar om non-stop eten aanslepen.

    De ruimte wordt steeds krapper en de jongen groeien letterlijk uit het nest.

    Na een dag of 20 verlaten de jongen het nestkommetje en gaan ergens in de buurt op een paaltje, een hekje of prikkeldraad zitten, nog steeds piepend om voedsel. Vijf dagen later gooien de ouders het bijltje erbij neer en moeten de volgevreten dikzakjes zelf maar eens op jacht.

     

    Wie een eerdere bijdrage wenst te raadplegen, kan terecht in het archief op 19/12/2008, waar je ook een filmpje kan bekijken van school-TV

    Onderstaande foto's zijn in Cyprus/Kreta genomen in een drukke straat, waar het nest op een huisgevel plakt en in het toeganggebouw van een historische site. In beide gevallen komen er dagelijks honderden mensen net onder de nesten voorbij. Het is ook duidelijk op te maken uit het gedrag van de vogels dat ze zich niet verstoord voelen.

     









    08-04-2012 om 18:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    02-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eeuwenoude rol van ooievaar in volksverhalen

    In West- en Midden-Europa is het een schaarse broedvogel. Uit het feit dat de ooievaar in tal van wapens is afgebeeld, kan men afleiden dat de soort vroeger bij ons veel talrijker is geweest.

    Ooievaars broeden op het Europese continent, behalve in het hoge noorden en trekt ’s winters naar Afrika. 

    In augustus vormen ooievaars enorme groepen en trekken in enorme zwermen naar het zuiden. Het is heel opwindend ze de Middellandse Zee op zijn smalste punt te zien oversteken, over de nauwe zeestraten bij Gibraltar of Istanbul.

    In glijvluchten om energie te sparen en door enkel van de opstijgende lucht gebruik te maken, bereiken 50 000 tot 100 000 zwevers met uitgestrekte nek en uitstekende poten het vasteland. In de vlucht zijn de vleugelslagen diep en traag. Vogels in groepen zweven onafhankelijk, elkaar telkens kruisend terwijl ze hoger opschroeven.

    De grote statige vogel met een nadrukkelijke tred met lange pas bereikt een lengte die varieert tussen 100 en 115 cm, haalt een spanwijdte van 1.80 tot 2.20 m en heeft een gewicht dat schommelt tussen 2.5 en 4.5 kg.

    De ooievaar is een in hoofdzaak vuilwitte vogel met brede gevingerde vleugels met zwarte slagpennen, lange rode dolkachtige snavel en lange stevige rode poten. In tegenstelling tot de reigers strekt de ooievaar tijdens de vlucht zijn hals ver naar voren.

     

    De balts bestaat onder meer uit luidruchtig snavelgeklapper met achterover gebogen kop tot op de rug en ritmisch geritualiseerd buigen met gespreide vleugels.

     

    De ooievaar leeft in de nabijheid van mensen en bouwt zijn nest op hoge plekken, zoals op hoogspanningsmasten, schoorstenen, kerktorens of op wagenwielen op speciale nestpalen. Het erg grote takkennest is van heel ver zichtbaar. De basis bestaat uit grote takken en twijgen. De binnenzijde wordt bekleed met graszoden en allerlei fijn plantenmateriaal. Gemiddeld heeft het nest een diameter van 1.5 m. Oudere vogels nemen meestal het nest van het vorige jaar opnieuw in gebruik. Oude nesten kunnen 2.5 m hoog worden en tot 2 ton zwaar wegen! Meestal kan je de vogels rechtop hun nest zien staan.

    Wanneer de ooievaars in het voorjaar in onze gebieden neerstrijken, zoeken de mannetjes een geschikte nestplaats en blijven niet lang vrijgezel. Al gauw komen de vrouwtjes, die nauwelijks oog hebben voor de heren, die er precies zo uitzien als zijzelf, maar des te meer voor het nest. Als dat een beetje op orde is, verbinden de ooievaars zichzelf in de echt. Ze klepperen van geluk. Iedere keer dat de sierlijke partners elkaar ontmoeten, gooien ze hun hoofden in hun nek. Dan ratelen hun snavelhelften het ritme van de verbondenheid. Telkens ze elkaar opnieuw begroeten, versterkt de relatie van het paar. Vanaf dan werken ze samen voor de duur van de zomer in het belang van hun kroost. Ze verdelen het huishoudelijk werk; zonder gekibbel wisselen ze elkaar af bij het saaie broeden – de 3 tot 5 witte eieren worden door beide ouders in 32–35 dagen uitgebroed en als de kuikens uitkomen, gaat de één voedsel halen en staat de ander op de wacht. Na circa 60 dagen vliegen de jongen uit en blijven de ouders nog even samen. Hun blikken kruisen elkaar, want ze voelen dat hun huwelijk ten einde loopt.

    De ooievaar foerageert op open land bij moerassen, rivieren en meren, ook vlak bij bewoonde gebieden.

    De ooievaar vangt allerlei waterinsecten, kleine knaagdieren, slakken, regenwormen, hagedissen, slangen, kikkers, padden, muizen, uitzonderlijk ook kleine visjes op vochtige plaatsen of in ondiep water.

     

    Ooievaars zonder grenzen

     

    De interesse en inzet voor het behoud van de ooievaar als een soort enerzijds en voor zijn biotoop anderzijds leidde tot het opzetten van een gezamenlijk educatief project van Natuurpunt vzw, Dierenpark Planckendael, het natuurcentrum Het Zwin en het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Agentschap Natuur en Bos.

    Met de ooievaar als de ‘ambassadeur voor natuurbehoud’ willen de partners verschillende doelgroepen kennis laten maken met sleutelbegrippen in het natuurbehoud: bedreiging, beheer, internationale samenwerking, duurzame (natuur)ontwikkeling. Meer kennis leidt immers tot meer inzicht, begrip en inzet.

    Als we de ooievaar in Vlaanderen terug willen als broedvogel moeten we immers – na de geslaagde re-introductie – daadwerkelijk verder werken aan de ontwikkeling en uitbreiding van potentiële biotopen. Sensibilisering van een ruim publiek vormt daartoe een belangrijke basis.

    Sinds 1985 worden alle jonge ooievaars in het Dierenpark Planckendael geringd.

    In 1999 en 2000 werden enkele ooievaars van de kolonie in het Dierenpark Planckendael en het natuurcentrum Het Zwin met satellietzenders uitgerust om hen te kunnen volgen tijdens de najaarstrek naar West-Afrika.

    Via de satellietgegevens krijgt men een gedetailleerd beeld van de exacte trekroute, de stopplaatsen en mogelijke knelpunten (gevaren).

    Een speciale site werd ontwikkeld om informatie te verstrekken over de door ooievaars gekozen locaties tijdens de trekroutes.

    Inspelend op de groei van het ooievaarsbestand in de ons omringende landen worden in Vlaanderen op geselecteerde potentiële nestplaatsen platforms opgericht.

     

    Je kan onderstaande interessante websites raadplegen, die dieper ingaan op het project  en het uitvoerig beschrijven.

     

    http://www.ooievaars.be/

     

    http://www.natuurpunt.be/nl/biodiversiteit/trekvogels/ooievaar-trek_1315.aspx

     











    02-04-2012 om 18:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    24-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flapperende kulibries

    Geraadpleegde bron: EOS

    Frederik Leys ontwierp de Kulibrie en het vleugelmechanisme voor zijn masterproef ingenieurswetenschappen

     

    De kulibri, een ontwerp van de KU Leuven met een spanwijdte van 10 cm en een gewicht van amper 4 g kan in de kleinste ruimtes worden ingezet als spion of reddingswerker.

     

    Kolibrie wordt kulibrie

     

    Ze vliegen gezwind van bloem tot bloem en blijven probleemloos voor elke bloem zweven om er nectar uit te drinken.

    Ze kunnen bovendien ook zijwaarts en achterwaarts vliegen om opdoemend gevaar te ontwijken. Als het nodig is, kunnen ze zelfs ondersteboven landen.

    Daarnaast hebben flapperende vleugels een belangrijke invloed op het draagvermogen.

    Rond kleine vleugels, die snel heen en weer flapperen, treden unieke aerodynamische verschijnselen op. Die zorgen ervoor dat vleugels die op een biologische manier flapperen beduidend meer gewicht kunnen tillen dan roterende of vaste vleugels van dezelfde grootte. Deze verschijnselen treden enkel op als de vleugels klein genoeg zijn – kleiner dan 10 centimeter lang – en snel genoeg op de juiste manier heen en weer flapperen – meer dan 30 cycli per seconde. Voor grotere vliegtuigen heeft het dus niet veel zin om flapperende vleugels te gebruiken.

     

    Vliegtechniek

     

    Voor de kulibrie inspireerden we ons op de vliegtechniek van de rosse kolibrie.

    De vleugelbeweging van dit vogeltje genereert opvallend veel draagvermogen.

    De vleugelbeweging die kolibries vertonen, is heel anders dan die van grotere vogels waarmee we meer vertrouwd zijn. Ze bewegen hun vleugels niet op en neer in een verticaal vlak, maar eerder heen en weer in een horizontaal vlak. Dit heen en weer flapperen heet in vaktermen de slagbeweging. Op het einde van elke vleugelslag roteren ze hun vleugels bovendien ook rond hun lengteas, de zogenoemde pitchbeweging. De gecontroleerde, synchrone uitvoering van deze complexe combinatie van slag- en pitchbeweging is cruciaal om de gewenste aerodynamische verschijnselen op te wekken, maar is mechanisch zeer moeilijk na te bootsen. De vleugel moet ongeveer 40 / sec heen en weer flapperen en het mechanisme daarvoor mag slechts een fractie van een gram wegen.

    Om de aerodynamica rond flapperende vleugels te bestuderen, was men tot voor kort aangewezen op computersimulaties of op schaalmodellen, waarbij men de vleugels uitvergroot en vertraagd doet bewegen. Hoewel beide methodes hun voordelen hebben, zijn ze niet in staat de werkelijkheid volledig na te bootsen. Het mechanisme ontworpen aan de KU Leuven laat onderzoekers toe de vleugelbeweging naar wens te variëren. Zo kunnen voor de eerste keer flapperende vleugelbewegingen worden bestudeerd zoals ze ook werkelijk worden uitgevoerd.

     

    Nanovliegtuigjes flapperend tot in de kleinste hoekjes

     

    Het vleugelmechanisme zit eenvoudig in elkaar en genereert een biomimetische vleugelbeweging met behulp van slechts twee kabeltjes en vier nokken. Dit slag- en pitchnokmechanisme onderscheidt zich op verschillende vlakken van de reeds bestaande concepten.

    Je kan de belangrijkste parameters van de vleugelbeweging naar wens instellen om op zoek te gaan naar de optimale vleugelbeweging.

    Ook kan het een asymmetrische vleugelbeweging genereren, waarbij de linkervleugel een beetje anders flappert dan de rechtervleugel, wat cruciaal is om de typische vliegmanoeuvres uit te voeren. Bovendien is het zeer licht en dus bruikbaar om de vleugels van een nanovliegtuigje aan te drijven.

    Enorm veel toepassingen zijn denkbaar voor zulke kleine vliegtuigjes die snel complexe vliegmanoeuvres kunnen uitvoeren.

    Ze kunnen binnenskamers opereren en doorheen gebouwen vliegen, maar ook in grotten, bossen, tunnels, buizenstelsels en andere moeilijk te bereiken plaatsen.

    Zoals welk vaker met nieuwe technologie komt de grootste interesse op dit moment uit de militaire wereld.

    Nanovliegtuigjes kunnen immers interessant zijn voor spionageopdrachten, maar de toestelletjes bieden ook mogelijkheden voor humanitaire toepassingen. Reddingswerkers zouden bv na een aardbeving zulke nanovliegtuigjes kunnen gebruiken om slachtoffers op te sporen in ruînes.

    Bij een ramp als in het Japanse Fukushima, waarbij radioactiviteit vrijkwam, zou een zwerm nanovliegtuigjes kunnen worden uitgestuurd om zeer snel informatie te verzamelen en de schade vast te stellen.

    Dankzij zijn biomimetische vleugelbeweging kan de kulibrie op dit moment zo’n 4,5 gram tillen, wat beduidend meer is dan andere nanovliegtuigjes met een vereenvoudigde vleugelbeweging.

    De kulibrie kan zelfs 1/3 meer gewicht tillen dan zijn ‘voorbeeld’ de rosse kolibrie.

    Wellicht ligt de verklaring in het ontwerp van het modelvliegtuigje dat zowel tijdens de rugwaartse als de buikwaartse vleugelslag gebruik maakt van de gewenste aerodynamische verschijnselen, terwijl de rosse kolibrie dat enkel doet tijdens de buikwaartste slag.

    Zijn uitzonderlijk hoog draagvermogen laat toe de kulibrie uit te rusten met een camera en sensoren of zelfs met een klein zonnepaneeltje. Om de vliegduur te vergroten kan eventueel ook een zwaardere batterij worden ingezet.

    Op dit ogenblik maakt de kulibrie nog gebruik van een geleiding om verticaal op te stijgen. Het toestelletje is nog niet in staat om stabiel rond te vliegen.

    Om daar verandering in te brengen, bestudeert de KU Leuven de effecten van een asymmetrische vleugelbeweging op de vliegstabiliteit.

    Dat is cruciaal om de kulibrie vrij te laten rondvliegen. Zodra hij dat kan, wordt een camera ingebouwd zodat het vliegtuigje zelf zijn weg kan vinden doorheen een gebouw.

     

    Wie graag in het archief rondsnuffelt, kan de volgende eerder verschenen artikels raadplegen:

     

    ·         18/11/07: Gierzwaluw vliegmodel voor vliegtuigbouwers?

    ·         22/11/08: Vliegende robots [mechanische gierzwaluw, nepvalk Horck, Robotfly]





    24-03-2012 om 09:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    18-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Natuurvriendelijke daden

    Geraadpleegde bronnen:

     

    Natuurblad – “Huisje, tuintje, diertje’

    Vogelbescherming Vlaanderen – Vogelnieuws – de digitale nieuwsbrief

     

    De honderdduizenden tuinen in Vlaanderen vormen een groot leefgebied voor planten en dieren. Een tuin kan natuurlijk nooit een natuurgebied vervangen maar iedere tuin – hoe klein ook – kan natuurvriendelijk worden gemaakt.

     

    Tips voor je terras en huis

     

    Een terras is niet de meest evidente plek om iets extra te doen voor wilde dieren en planten, maar biedt toch mogelijkheden.

    Heel wat soorten, die oorspronkelijk in holtes of langs rotswanden leefden, zijn immers aangetrokken tot huizen.

    Oude gebouwen met losse stenen en openingen in het dak of aan de dakranden bieden een veilig onderkomen voor bv. de huismus en de spreeuw.

    Insectenhuisjes of een insectentoren hebben succes op je terras als er dichtbij voldoende voedselplanten zijn voor solitaire bijen en andere insecten. 

    Heb je bv. huismussen onder het dak zorg dan ook voor beschutting en extra voer.

    De insectenrijkdom kan je verrijken door klimop, wilde kamperfoelie, wilde hop en muurleeuwenbek tegen je buitenmuur te planten. Die planten trekken met hun nectar allerlei insecten aan, die op hun beurt voedsel zijn voor spinnen en vogels, zoals de zwarte roodstaart en de huismus.

    Een waterschaaltje (ook nuttig voor insecten) en een bijenhuisje zijn ook ideaal voor op je terras of balkon.

     

    Tips voor een kleine tuin in de stad

     

    Dieren zijn vooral op zoek naar voedsel, beschutting en water en deze essentiële elementen kan je ook op een klein oppervlak aanbieden. Door structuur te brengen in je tuin, door stuiken en hagen aan te planten, verhoogt de waarde van je tuin spectaculair voor dieren en planten.

    Beschutting bied je aan via een altijdgroene boom of struik. Een meidoorn of braamstruik is dankzij de doornen een ideale schuilplek en de bloesems trekken vele insecten aan. 

    De huismus en de roodborst nestelen zich graag in klimplanten die je tegen een muurtje of je gevel laat groeien en een haag biedt ruime woongelegenheid in verschillende verdiepingen. Een vijvertje kan je gemakkelijk realiseren door bv. een kuip in te graven. Tuinvogels kunnen er drinken en baden en een massale variatie aan insecten en waterplanten zullen opduiken. Wil je amfibieën en insecten zoals libellen en schrijvertjes aantrekken in je vijver, wees dan spaarzaam met het aantal vissen. Vissen eten immers de eitjes en larven van amfibieën en insecten.

    Zorg dat er op korte afstand van de vijver een plaats is waar dieren kunnen schuilen.

    Een hoop rotsblokken, een stapel hout, dicht struikgewas met een haag van bladeren is perfect.

    De basisregel voor biodiversiteit is variatie en die geldt ook voor het gazon.

    Bemest het gazon niet te vaak en kies voor organische meststoffen. De paddenstoelen in het gras zullen verdwijnen als je veel bemest en jaarlijks ontmost. Een paar vierkante meter bloemenweide – liefst een perceeltje in volle zon – fleurt je gazon op en trekt vlinders en bijensoorten aan. Een takkenhoop mag niet ontbreken; dood hout is van belang voor het ecosysteem en in belangrijke mate voor zwammen.

    De zwammen zorgen voor de afbraak van dode organische stof en brengen mineralen weer in omloop in het ecosysteem. Voor de insecten is het een perfecte overwinteringsplaats. Begin je stapel onderaan met wat dikkere stukken hout. Bundel de takken die je vast steekt in de takkenhoop en gooi er af en toe wat snoeimateriaal en een beetje maaisel of ander plantenmateriaal bij. Kies voor een schaduwrijke plek zodat de zwammen en de insecten niet uitdrogen. Je kan de takkenhoop minder opvallend maken door er klimplanten of planten met uitlopers over te laten groeien zoals bramen, kamperfoelie, pompoen, clematis.

    Je kan ook kastjes ophangen voor insecten; er zijn kastjes voor oorwormen, gaasvliegen, hommels, solitaire bijen en lieveheersbeestjes.

     

    Tips voor grotere tuinen in een park of landelijke omgeving

     

    Je hebt in een grote tuin uiteraard meer kans om het landschap te integreren in je tuinaanlegplan.

    Ook in deze ruime tuinen dient voorzien in dood hout onder de vorm van takkenhopen of dode boomstronken.

    Wilde planten worden te vaak enkel gezien als onkruid. Je kan die planten ook zo snoeien, knippen en vormgeven dat ze niet misstaan in een wat nettere tuin.

    Besdragende struiken bieden een bloemenweelde in het voorjaar, nestgelegenheid en voedsel in de herfst. Vlier, meidoorn, vuilboom, hulst en lijsterbes moet je zeker in een vogelvriendelijke tuin aanplanten.

    Voor het aanplanten van je haag of houtkant heb je ook onder inheemse planten een ruime keuze: beuk, haagbeuk en meidoorn bv.

    Met zomereik, hazelaar en rode kornoelje breng je leven in je haag. Vlier en linde produceren uitbundige bloesems waar je thee van kan maken.

     

    Literatuur voor beginners

     

    Wil je gericht een soort helpen dan moet je een beetje studiewerk verrichten.

    Een goede basis om te starten is www.natuurpunt.be/bouwmee en het boek ‘Dieren in nesten … in je tuin’

    Het boek is rijk geïllustreerd door fotografen die als vrijwilliger voor Natuurpunt actief zijn.

     

    Appartementen voor dakloze huismussen

     

    In het kader van het project ‘Stationsomgeving’ in Aalst, dat een gehele heraanleg van het stationsplein, het busstation en de omgeving omvat, werd in het najaar van 2011 één van de stationsgebouwen afgebroken.

    In dit gebouw, meer bepaald in enkele cilindervormige stellinggaten bovenaan de achtergevel, had een 15-tal koppels huismussen een onderkomen gevonden.

    Op 15 juni 2011 was de sloop van het gebouw gepland, maar omwille van de aanwezigheid van deze mussenkolonie verzocht Vogelbescherming Vlaanderen ermee te wachten tot na de broedperiode.

    De NMBS-holding ging daar in overleg met de stad positief op in en stelde de afbraakwerken uit tot 15 september.

    Sindsdien staan de broedkoppeltjes letterlijk op straat. Daar er in de onmiddellijke omgeving niet meteen een alternatieve verblijfplaats was, dacht men aanvankelijk houtbetonnen mussenappartementen op te hangen aan de torengebouwtjes aan weerszijden van het huidige stationsgebouw, maar dat was buiten het beschermde statuut van die gebouwtjes gerekend.

    Zowel het stationsgebouw als de twee torengebouwtjes zijn geklasseerd als beschermd monument, wat impliceert dat er geen wijzigingen aan de gevels mogen worden aangebracht.

     

    Voor elk plan is er gelukkig ook een plan B

     

    Een Koerdische uitbater van een hotel in de buurt zag er geen graten in om de mussenkasten aan de gevel van zijn zaak te laten ophangen.

    Zowel de ligging als de oriëntatie van de gevel zijn ideaal, vergeleken met de plaats waar de mussenkolonie vorig jaar broedde, netjes naar het noordoosten gericht.

    Vijf stevige mussenappartementen uit houtbeton werden aan de gevel bevestigd.

    Vogelbescherming Vlaanderen heeft de milieudienst van de stad geadviseerd om in het stadscentrum meer groen te voorzien, vooral in de omgeving van het stationsgebouw. Met het aanbieden van kunstmatige nestgelegenheid alleen zullen de huismussen het niet redden.

    Op 21 en 22 april 2012 organiseert Vogelbescherming Vlaanderen opnieuw een mussentelling.

    Uit de resultaten van de huismussentelling van 2011 bleek dat 57% van de tellers een mussenkolonie van minder dan 5 koppels waarnam.

    Op 1/3 van deze locaties waren er zelfs helemaal geen mussen aanwezig.

    Limburg is de provincie waar in verhouding de meeste kolonies van meer dan 10 koppels werden waargenomen, ongeveer 9%.

    In Vlaams-Brabant werd slechts bij 1% van de deelnemers een grote kolonie waargenomen. De andere provincies balanceren hiertussen.

    Dit zijn geen goede resultaten voor de huismus omdat men in theorie kan aannemen dat waar mensen leven ook huismussen kunnen voorkomen. Zo wordt er ook aangenomen dat een kolonie van minder dan 5 koppels op termijn gedoemd is om te verdwijnen.

    Hierom is het heel belangrijk om onze huismussen te blijven volgen en beschermen.

     

    Wie directeur van Vogelbescherming Vlaanderen, Jan Rodts in actie wil zien, kan deze reportage raadplegen.

    http://vimeo.com/38487901

     











    18-03-2012 om 21:11 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    11-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Help exotische dieren en planten terug te dringen

    Bron: De Standaard: Stem de parkieten uit uw park

     

    Via een online enquête wil Europa de burger aansporen juiste beslissingen te nemen inzake het overwoekeren van natuurgebieden door uitheemse planten en het inpalmen van biotopen door uitheemse dieren.

    Er zijn biologen die vinden dat je deze zonderlingen maar moet laten gedijen. Als het gaat over invasieve exoten, die snel in aantal toenemen en schade aanrichten, vormen diezelfde biologen een kleine minderheid.

    De grote waternavel en de Amerikaanse vogelkers die onze sloten en bossen overgroeien, de Canadese ganzen die met hun lompe zwemvliezen onze akkers en natuurgebieden vertrappelen, de stierkikkers die eerst je vijver leeg vreten en dan met bulderend gekwaak je zomerse avonden verpesten. Die soorten aanpakken, is geen biologische xenofobie meent de heer Tim Adriaens, die zich voor het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek met invasieve exoten bezighoudt.

     

    Het is een kwestie van noodzakelijk natuurbehoud!

     

    Ons ecosysteem heeft altijd al nieuwkomers gehad, maar sommige soorten richten grote schade aan zoals de groene halsbandparkiet, die zich erg agressief gedraagt tegenover spechten, boomklevers en vleermuizen.

    Vijfentwintig exoten zijn in de Europese Unie verantwoordelijk voor 12.4 miljard euro schade en bestrijdingskosten.

    Dan lijkt het vanzelfsprekend dat er wetten tegen bestaan. Maar terwijl je in Australië nog niet met een appel van het vliegtuig mag, zijn er in Europa hooguit een paar invoerbeperkingen.

    Ze helpen niet tegen de exoten die al een geslaagde invasie achter de rug hebben, zoals de stierkikker.

    Bovendien zijn de maatregelen ook gemakkelijk te omzeilen. Dat bewijzen de voormalige importeurs van roodwangschildpadjes.

    Vlaanderen heeft enkel één – succesvol – bestrijdingsbeleid voor muskusratten, die dijken verzwakken en voor een 3-tal waterplanten, waaronder de grote waternavel, die waterlopen verstoppen en daardoor overstromingen veroorzaken.

    Andere probleemsoorten worden lokaal aangepakt of in pilootprojecten uitgetest.

     

    Bestrijden kan ook gevoelig liggen.

     

    Eieren schudden, waardoor er geen nieuwe gansjes bijkomen, is nog vrij onschuldig, maar een troep kwakende Canadezen samendrijven en afmaken, gaat alleen als je alle vogelliefhebbers uitlegt dat het in het belang van de andere vogels is.

    Canadese ganzen zijn in Vlaanderen jachtwild en omdat jagen volgens Vlaanderen ‘duurzaam wildbeheer’ is, vraagt de wet dat er een stabiele populatie overblijft, wat natuurlijk haaks staat op een effectieve bestrijding.

    Tijd voor een Europees beleid dus, dat u mag helpen uittekenen.

     

    De weblink om mee te doen aan het onderzoek:

     

    http://ec.europa.eu/environment/consultations/invasive_aliens.htm

     

    Wie eerder geschreven bijdragen wil raadplegen kan in het archief volgende verschijningsdata opzoeken:

     

    16/11/07           Competentie om holen [halsbandparkieten]

     

    19/02/10          De Canadese gans

     

    20/11/10           Reinaert in het vizier [rubriek: schadelijke exoten: de Canadese ganzen]

     











    11-03-2012 om 12:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Broedvogelinventarisatie uit de startblokken in Vlaanderen

    Geraadpleegde bronnen: Natuurpunt – SOVON [Vogelonderzoek Nederland]

    De foto’s zijn van Alex Koenders “Een impressie van de Nederlandse vliegende natuur”

     

    Op 1 maart werd avimap finaal gelanceerd.

    De heer Gerard Troost [SOVON] heeft er drukke weken opzitten en verwijderde de laatste steigers die de nieuwe website ondersteunden.

    Dat men hierop zat te wachten is wel duidelijk; in dit startjaar zullen gespreid over Vlaanderen, al circa 80 gebieden worden geïnventariseerd.

    Ben je op de hoogte van wat uitgebreide territoriumkartering inhoudt en wil je dit jaar mee op de kar springen, registreer je dan snel, beslis welk gebied je gaat opvolgen en neem contact op via avimap@natuurpunt.be

    Eens je weet welk telgebied je voor je rekening wenst te nemen, stuur je dit door via een link naar een reeds bestaand observatiegebied in waarnemingen.be of via een shapefile of een Googlemap link. Ga na of je gebied niet te groot is om binnen één ronde af te werken, zeker wanneer je alle soorten wil opvolgen. De mogelijkheid bestaat om een gebied met meerdere personen te overschouwen.

     

    De autoclusteringtool voor broedvogelinventarisatie

     

    Broedvogels inventariseren en monitoren in Vlaanderen en Wallonië.

    Natuurpunt, INBO [Instituut voor Natuur- & Bosonderzoek] en Natagora [Franstalige vereniging voor natuurbescherming] hebben de handen in mekaar geslagen om de door SOVON ontwikkelde software voor automatische clustering van broedvogelterritoria aan te kunnen bieden in België. Deze module is toegankelijk voor vrijwilligers, conservators en professionele karteerders.

    Natuurpunt volgt de methodiek van de SOVON-broedvogelhandleiding. Hiermee kan je alle soorten of slechts een selectie inventariseren [bv. akkervogels, weidevogels, doelsoorten beheer] Wens je te weten hoeveel broedterritoria er in een bepaald gebied voorkomen, ga je gespreid over het broedseizoen geregeld op pad om de bewegingen waar te nemen Alle geldige observaties worden na elke telronde in de module ingevoerd. Elke vogelliefhebber met voldoende kennis van geluiden en gedrag van broedvogels kan in een zelf gekozen gebied de waargenomen vogels inventariseren. Een grondige kartering vergt wel een behoorlijke tijdinvestering. Mits enige oefening is de werkwijze snel onder de knie te krijgen, zeker als je al vertrouwd bent met de invoer van gegevens in www.waarnemingen.be

    Twijfel je aan je eigen vogelkennis of ben je nog niet vertrouwd met de methodiek, trek er dan eens op uit met meer ervaren vogelspotters of neem contact op met kenners binnen je lokale vogelwerkgroep.

     

    Doel en opzet

     

    Vogels kijken is prachtig en broedvogels tellen heeft een geheel eigen charme waaraan velen maar al te graag toegeven. Maar het is ook een buitengewoon nuttige tijdsbesteding, zeker wanneer de inspanningen van tellers worden gebundeld.

    Doel van het SOVON-broedvogelonderzoek is het vaststellen van de aantalsontwikkeling van alle broedvogels in ons land. Om deze schommelingen in broedvogelaantallen vast te stellen wordt gewerkt met een gestandaardiseerde werkwijze: monitoring. Hiervoor is het nodig dat vaste gebieden jaar na jaar worden geteld. Hierdoor ontstaat een betrouwbaar beeld van de aantalsveranderingen. Dit systematisch onderzoek verschilt van het verzamelen van losse meldingen, waarbij alleen informatie over de aanwezigheid van een bepaalde vogelsoort wordt geregistreerd en de vastgestelde aantallen sterk worden bepaald door de inspanning en persoonlijke voorkeuren van de waarnemer.

    De aanpak van het onderzoek is toegesneden op het gedrag en de talrijkheid van vogelsoorten.

    Algemeen voorkomende soorten worden geïnventariseerd in verspreid over het land liggende kleine steekproefgebieden, terwijl de inventarisatie van zeldzamere vogelsoorten zich richt op de belangrijkste broedgebieden [kerngebieden]. Bij ongeveer 50 soorten kolonievogels en zeldzame soorten wordt geprobeerd om jaarlijks de landelijke populatie te tellen.

    Jaarlijkse inventarisatie van vaste gebieden vormt het hart van de monitoring.

    Het SOVON-broedvogelonderzoek is in 1984 van start gegaan. In samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek worden telgegevens verwerkt, gecontroleerd en gepubliceerd. De uitkomsten van het broedvogelonderzoek, deels samengevat in jaarlijkse trendindexen en verspreidingskaarten www.sovon.nl zijn niet meer weg te denken uit de wereld van natuurbescherming, -beheer en -beleid.

     

    Onderstaande foto's van Alex Koenders beelden volgende vogels af:

     

    ·         appelvink

    ·         buizerd

    ·         slobeend

    ·         torenvalk

    ·         zilvermeeuw

     

    Wie de knappe handleiding wil raadplegen kan even een kijkje nemen op de website van onze noorderburen

     

    http://www.sovon.nl/pdf/Handleiding_Broedvogels_2011.pdf









    04-03-2012 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    25-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Variabele verschijningsvormen van vogels

    Geraadpleegde bronnen:

    “Alle vogels van Europa” – Peter Hayman & Rob Hume

    “Een impressie van de Nederlandse vliegende natuur” – foto’s van Alex Koenders

     

    De basisvorm van een vogel wordt bepaald door zijn skelet, zijn snavel en zijn veren. Deze factoren zorgen ervoor dat een vogel van een bepaalde soort, geslacht, leeftijd en seizoen een uiterlijk heeft dat gewoonlijk opmerkelijk stabiel is.

    Toch kunnen andere factoren ze veranderen, wat kan opvallen wanneer je vogels in het veld observeert.

    De lengte van de buitenste veren, de handpennen, hoeft bij iedere vogel niet exact hetzelfde te zijn, maar ze vormen niettemin een kenmerkend patroon, net als de vingers aan onze hand.

    Bij een fitis is dit patroon kenmerkend anders dan bij de tjiftjaf die qua uitzicht sterke gelijkenissen vertoont. De subtiele verscheidenheid valt te verklaren uit het feit dat de fitis een lange afstandstrekvogel is die in Afrika overwintert. Hij heeft voor de lange verplaatsingen langere vleugels nodig.

    De tjiftjaf daarentegen is een korte afstandtrekker, die met korte, afgeronde vleugels is uitgerust. Een nadere studie van de vleugelstructuur onthult dat er versmalde en duidelijk ingesneden of gekerfde binnenvlaggen voorkomen bij een deel van de slagpennen. De combinatie van de relatieve lengte van de pennen en hun versmallingen in binnen- en buitenvlaggen is uniek voor iedere soort.

    Op gelijke wijze kan het patroon op sommige veren vaak worden gebruikt om een vogel met een bepaalde zekerheid te determineren.

    De consistentie van de kleurenpatronen stelt ons in staat om de soorten van elkaar te onderscheiden. Zo merken we dat een grote lijster witte buitenste staartpennen heeft en een zanglijster niet; een keep een witte stuit heeft, terwijl deze van een vink groen is.

    Bovenop deze consistente kleurpatronen spelen de effecten van slijtage een niet onbelangrijke rol.

    Veren hebben het immers zwaar te verduren in de loop van vele maanden, omdat ze blootgesteld staan aan aanrakingen, wrijving en bleken door de zon of – zoals bij de zeevogels – door zout.

    Donkere delen van de veren zijn gekleurd door pigmenten die melanine bevatten, welke bijdragen aan de sterkte van de veer. Witte delen bevatten echter geen melanine en zijn daarom zwakker, waardoor ze sneller slijten.

    Een andere factor die het uiterlijk van de vogel in de loop van de tijd doet veranderen, is het effect van de rui: het geregeld vervangen van oude door nieuwe veren.

    Deze vindt plaats met een vaste regelmaat en bij de meeste soorten gebeurt dit via een precies uitgekiend programma.

    Rui heeft ook invloed op de kleur van het verenpak. Een roodborst in vers verenkleed ziet er perfect uit, maar na een zwaar broedseizoen is hij bleek, rommelig, gebleekt en beschadigd.

    Het verenpak van de roodborst illustreert ook een andere factor die het uiterlijk van een vogel beïnvloedt. Op een warme dag toont hij duidelijk mager; slank en strak in de veren, rechtop staand op lange, geheel zichtbare poten.

    Op een koude winterdag – zoals op veel kerstkaarten is te zien – is hij zo rond als een tennisbal, zijn poten vrijwel verborgen in losse, opgezette buikveren, die een laag warme lucht als isolatie tegen de vorst vasthouden.

    De houding van een vogel is ook afhankelijk van wat hij aan het doen is.

    Een rustende blauwe reiger ziet er meestal nogal plomp uit met zijn kop ingetrokken tussen de ronde schouders. Jagend op vis kan hij er echter opmerkelijk lang en slank uitzien, hoog en naar voren buigend met zijn kop en nek geheel gestrekt; het toonbeeld van concentratie.

    Vogels gebruiken houdingen ook bewust om hun uiterlijk te veranderen.

    Een baltsende mannetjesvink spreidt zijn slagpennen op zo’n manier dat de brede, witte vleugelbanen op hun best te zien zijn.

    Toch zal dezelfde vink, als hij stilletjes foerageert in de schaduw van een boom zo verstandig zijn de witte banen te verbergen onder de donkere veren, zodat hij moeilijker te zien is en daardoor minder kwetsbaar is om te worden aangevallen.

    Ook de lichtintensiteit heeft een invloed op onze waarnemingen en bepaalt aldus mee welke kleuren we ontwaren en welke indruk we opdoen over grootte en vorm.

     

    Onderstaande foto’s van Alex Koenders beelden volgende vogels af:

     

    ·         blauwe reiger

    ·         brilduiker

    ·         middelste zaagbek

    ·         smient

    ·         sperwer











    25-02-2012 om 17:36 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    19-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Droger en warmer Amazonewoud kan klimaatkiller worden

    Geraadpleegde bronnen: Knack – Time Life – Reader’s Digest

    Als het immense Amazonewoud droger en warmer wordt, gaat het meer koolstofdioxide uitstoten dan opslaan. Daarvoor waarschuwen wetenschappers die al 20 jaar de relatie bestuderen tussen het grootste tropische regenwoud op aarde en de miljarden m³ water die er circuleren.

    Een team van fysici, chemici, biologen, landbouwkundigen en menswetenschappers bestuderen de wisselwerking tussen de talloze processen die zich in het woud afspelen.

    Het Amazonewoud beslaat met zijn 6.5 miljoen km² de helft van Brazilië en een flink deel van nog 8 andere Zuid-Amerikaanse landen.

    Het reusachtige bosgebied helpt het klimaat op aarde te regelen, maar die functie kan door de klimaatverandering ook helemaal worden verstoord. In het kader van het zogenaamde Grootschalig Experiment in de Biosfeer-Atmosfeer van het Amazonegebied bestuderen internationale wetenschappers al jaren het aanpassingsvermogen van het complexe ecosysteem.

     

    De groene long van onze planeet

     

    De rivier ontspringt op 5 200 m hoogte in de met sneeuw bedekte Andes van Peru, slechts 190 km van de Grote Oceaan. De rivier baant zich een weg via afgronden en ravijnen door het uitgestrekte met jungle overdekte Amazonebekken en wordt 6 400 km verder oostwaarts een machtige stroom die uitmondt in de Atlantische Oceaan aan de andere kant van het continent. De monding is een zoetwaterzee, 320 km breed [in vogelvlucht de afstand tussen Oostende & Virton].

    Zelfs 1 600 km stroomopwaarts is de rivier op sommige plaatsen 11 km breed en de stroom zo diep dat zeeschepen hem over een lengte van 3 700 km landinwaarts kunnen bevaren.

    Na de Amazone is de Kongo, wat het watervolume betreft, de grootste rivier.

    Twee van de grootste zijrivieren van de Amazone, de Rio Negro en de Rio Madeira bevatten echter op zichzelf al evenveel water als de Kongo. De Amazone debiteert op één dag net zoveel water in de oceaan als de Theems in een heel jaar in de Noordzee pompt.

    Als glinsterende linten slingeren zijn 1 100 zijrivieren zich door de weelderige plantenwereld op de vlakke ondergrond van het bekken; 17 zijrivieren hebben een lengte van meer dan 1 600 km.

    Samen voeren ze zoveel water aan uit de met sneeuw bedekte bergen, de bronnen van de omringende hoogvlakten en de zware regens in de vochtige atmosfeer boven het regenwoud dat volgens berekeningen het bekken te allen tijde 2/3 van al het zoete rivierwater in de wereld bevat.

     

    Milieuvriendelijke energiecentrales

     

    De oorspronkelijke dampkring van de aarde bestond wellicht uit waterstof, methaan, ammoniak, water en wat koolstofdioxide, puur vergif voor de meeste levensvormen. De huidige atmosfeer bestaat echter voor ongeveer 20 % uit zuurstof, geproduceerd door planten.

    Alle levensvormen op aarde hebben voedsel en ook zuurstof nodig om dat voedsel om te zetten in energie.

    Zonder planten zou er geen voedsel bestaan en zou er maar een fractie van de tegenwoordige hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer voorkomen. De aarde krijgt beide ter beschikking dank zij de fotosynthese, het proces dat planten in staat stelt hun eigen voedsel te maken uit zonlicht.

    De sleutelrol daarin speelt het chlorofyl, het pigment dat bladeren en stengels groen kleurt.

    Chlorofyl zet onder invloed van zonlicht koolstofdioxide en water om in suikers. Deze zorgen voor de groei van wortels, stengels, bladeren en zaden.

    Minstens even belangrijk voor het leven op aarde zijn de planten vanwege hun rol als regulator van de hoeveelheid koolstofdioxidegas in de atmosfeer. Dit gas en ook andere houden hoog in de atmosfeer de zonnewarmte vast, die anders direct weer naar de ruimte zou ontsnappen.

     

    Verstoorde koolstofkringloop

     

    De resultaten zijn verontrustend. Als de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen de komend jaren niet vermindert, zal het tegen het eind van deze eeuw 40 % minder regenen in het Amazonewoud en kunnen de gemiddelde temperaturen er met 8°C oplopen. Daardoor zou het onmetelijke woud zelf meer koolstofdioxide gaan uitstoten dan opslaan. Dat zegt het Braziliaanse instituut voor onderzoek van de ruimte.

    Al tonen onderzoeken aan dat het woud erg veerkrachtig is, toch zijn er grenzen aan die veerkracht. Als de koolstofdioxide-uitstoot niet afneemt, zal het Amazonewoud zo’n grote klimaatstress moeilijk kunnen overleven.

    De onderzoekers stelden vast dat het Amazonewoud nu netto een relatief beperkte hoeveelheid koolstof absorbeert – ongeveer een ½ ton per ha / jaar. Er komen grote regionale verschillen voor die onder meer samenhangen met de mate waarin het milieu recent is veranderd. Gebieden waar het woud duidelijk lijdt onder menselijke activiteiten, nemen veel minder koolstofdioxide op, waardoor er netto koolstof wordt uitgestoten.

    Ook bosbranden doen de koolstofbalans negatief doorslaan. Doordat die branden de voorbije jaren sterk zijn teruggelopen – in 2005 verwoestten ze nog een oppervlakte van 27 000 km² en 5 jaar later was dat ‘nog maar’ 5 000 km² – slaat het Amazonewoud nu op de meeste plaatsen weer netto koolstof op.

    Maar de kans lijkt groot dat de pendel binnenkort weer terugzwaait. Door het broeikaseffect warmt het woud op, waardoor het droge seizoen weer langer wordt en branden zich gemakkelijker kunnen uitbreiden. Dat leidt tot een vicieuze cirkel. Ook de rivieren gaan veel meer broeikasgassen vrijgeven als het warmer is.

    Als het vaker extreem droog wordt, zoals reeds het geval in 2005, kan het Amazonewoud uiteindelijk een belangrijke bron van broeikasgassen worden in plaats van die schadelijke gassen te binden.

     

    Een verhelderend filmfragmentje

     

    http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060706_fotosynthese01

     






    19-02-2012 om 15:26 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    12-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De joker van het regenwoud met de clownsneus

    Bron: Nico Vermeulen

    Weinig vogels zijn zo karakteristiek en opzienbarend als de toekan met zijn gigantische kleurrijke en opvallende neussnavel. Alleen neushoornvogels hebben vergelijkbaar grote toeters, al zijn ze niet verwant aan de toekansoorten.

    Toekans komen voor in de tropische regenwouden en dichte bergbossen van Zuid-Amerika [Argentinië, Bolivia,  Brazilië, Colombia, Guyana, Mexico, Paraguay, Peru, Suriname,  …]

     

    In het Amazonegebied woonden vroeger twee miljoen indianen, die de rijkdommen van het regenwoud gebruikten en heus weleens een toerkan opaten, waarvan het vlees uitstekend schijnt te smaken.

    De indianen leenden staartveren van de toekans om in hun hoofdtooien te verwerken.

    Ze schoten de toekans met in gif gedompelde pijltjes; deze vielen op de grond maar werden door het vergif alleen verdoofd.

     

    Al behoren de toekans tot de spechtvogelfamilie, voor hakwerk is hun snavel te zwak. Hij is uiterst licht gebouwd en dus evenmin geschikt als wapen. Toch gebruiken de vogels hun indrukwekkende neussnavel om er soortgenoten en andere dieren mee te imponeren.

    De snavel van een mannelijke reuzentoekan kan 32 cm lang worden, even lang als zijn lijf zonder staart. Hij is niet massief maar bestaat uit een soort netwerk van beenspangen waardoor de maximale stevigheid wordt bereikt bij een minimaal gewicht.

    De snavelranden zijn niet glad maar vertonen een zaagvorm.

    De indrukwekkende toekansnavels zijn te zwak om vers hout weg te hakken. De wijze vogels moeten hun verbouwingswerkzaamheden in het hol dan ook beperken tot het verwijderen van molm en plantenresten.

    Toekans bezitten een stevige lange en smalle tong, soms wel 15 cm lang. De tong is aan de buitenranden getand met schuine inkepingen, naar het einde toe steeds dieper, zodat de punt uit borstelvormige uitsteeksels bestaat.

    Wanneer de spechten, waarvan de toekans verre verwanten zijn, de nestholte niet al zelf verlaten hebben, worden ze er vaak door de brutale neusvogels uitgezet.

     

    Ze hebben een korte dikke nek, ronde vleugels en een lange staart met tien staartpennen die bij de toekans vrij kort en aan het uiteinde recht zijn. Hun lichaamsgrootte varieert tussen 35 en 65 cm. De rug is glanzend zwart en de borst is opvallend bontgekleurd.

    Echte vliegers zijn het niet; liever huppen ze wat en zitten ze op een tak.

    De vogel heeft forse poten met gepaarde tenen, twee naar voren en twee naar achteren.

     

    De wijze vogel met een groot verstandelijk vermogen, een ontembare humor, grillig en nukkig gedrag

     

    De reuzentoekans zijn echte grappenmakers. Ze zijn absoluut niet schuw en dringen soms huizen binnen om eten en sierraden te gappen en de huisdieren op stang te jagen.

    De kuiftoekans gedragen zich knorriger en schieten wel vaker vol agressie uit hun slof.

    Waarom toekans zich tot slimmeriken ontwikkelden, kunnen we alleen maar gissen.

    Het zou te maken kunnen hebben met het voedselzoeken.

    Een bidsprinkhaan, die op een tak gaat zitten wachten tot een prooidier genoeg dichtbij komt om hem te grijpen, hoeft daarvoor geen ingewikkelde strategie te bedenken.

    Een toekan moet echter – net zoals de apen – een ingewikkelder voedselzoekprogramma bedenken.

    De vruchten in het tropisch regenwoud rijpen immers zeer gespreid, zodat de dieren van boom naar boom moeten trekken om voldoende voedsel te bemachtigen.

    Dan moet je precies van tevoren weten waar je wanneer welke rijpe vruchten kan vinden.

    Toekans hebben zich vermoedelijk ontwikkeld tot de apen onder de vogels.

    Dat is overigens goed aan hun voortplanting te merken.

    Toekans zoeken zich een partner voor het leven, zijn honkvast, gebruiken hun nest, jaar in jaar uit en leggen maar één keer per jaar eieren.

    Het vrouwtje legt meestal 2 eieren, die om beurten door beide oudervogels worden bebroed.

    Het zijn vooral de kuikens die toekans op de bovenste sport van de evolutieladder plaatsen.

    Immers de jongen die uit de eieren kruipen, zijn hulpeloos als mensenbaby’s, blind, kaal en ze kunnen niet op hun poten staan.

    Er is geen vogelsoort waarvan de jongen zo hulpbehoevend zijn en die bovendien zo lang volledig op de ouderzorg blijven aangewezen.

    Na 2 weken breken de eerste veren door. De jongen hebben hun ogen dan nog steeds niet open. Pas na de 23ste dag gaan de oogleden iets van elkaar, maar niet van harte. Het duurt dan nog dagen voordat ze hun babyslaap uit de ogen hebben gewreven en ook echt kunnen zien.

    Tegen die tijd veranderen de rochelgeluidjes van de jongen in een hongerige lokroep waarmee ze hun ouders duidelijk maken op te schieten met de verse hap.

    Die bestaat meestal uit vruchten, maar soms voeren ze de jongen ook eiwitrijk dierlijk voedsel, zoals termieten en andere insecten, hagedissen, boomslangetjes en zelfs jonge vogeltjes, die ze uit nesten roven.

    Zelf proberen toekans hun jongen zo onder te brengen dat ze veilig zijn voor rovers, zoals neusberen en apen.

    Een goed nest heeft een opening, waardoor de toekan net naar binnen kan glippen, maar die zoveel mogelijk rovers buitensluit.

    Het volwassen vrouwtje past meestal maar net in die enige holte. Ze vouwt haar staart over de rug naar voren en moet de grote snavel loodrecht omhoog houden, want haar neusapparaat past er horizontaal van geen kanten in.

    Vaak ageren toekans als een stel speelvogels die elkaar achterna zitten in de boomkruin, elkaar van de takken verjagen, met hun snavels klapperen en hierbij een vreemd ratelend geluid voortbrengen. Er is geen enkele reden bekend waarom toekans zo speels zijn. Bij andere diersoorten is spel vaak een oefening voor onderlinge gevechten om de rangorde of een broedgebied. Toekans gaan elkaar niet te lijf met hun snavel en met paringsrituelen heeft het evenmin te maken. Waarom zouden ze trouwens niet gewoon lol kunnen maken om de lol? Misschien zijn mensen wel bang voor zo’n conclusie, want het betekent dat deze vogels persoonlijkheid hebben en veel intelligenter zijn dan goed is voor ons menselijk superioriteitsgevoel.

    Er zijn nauwelijks dieren die een volwassen toekan aandurven en als een rover in zicht komt, gaan de toekans er in krijsende groepjes op af.

    Ze leven gezellig bij elkaar, zoals apen dit doen en ook hier heeft dat te maken met dezelfde manier van voedsel te zoeken. De ene dag zijn er een paar vruchten in de ene boom rijp, de volgende dag hangt er een vracht aan de woudreus verderop. Er is geen beginnen aan om een voedselgebied voor jezelf op te eisen. Het zou veel te groot moeten zijn en is dus onverdedigbaar. Daarom hokken hele toekanfamilies samen en stropen met zijn allen een groot stuk oerwoud af, wat ook veiliger is.





    12-02-2012 om 20:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    05-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeten we tegen de vossenjacht zijn?

    Bron: bioloog Karl Van Ginderdeuren

    Velen zijn van mening dat jacht geen recht meer heeft om te bestaan en niet past in de 21steeeuw. De heer Karl Van Ginderdeuren is het daar niet mee eens, maar men moet een onderscheid maken tussen grootwild jacht [reeën, edelherten, everzwijnen] en kleinwild jacht. Grote herbivoren doen het goed in België, zelfs té goed; everzwijnen enerzijds doordat ze door jagers massaal worden bijgevoederd, anderzijds gespaard blijven door recente milde winters.
    Het bejagen van grote herbivoren is daarom niet uit de lucht gegrepen, al moet alles in het werk worden gesteld om de natuurlijke predatoren van deze grote hoefdieren terug bij ons te krijgen. Dat brengt de maatschappij immers veel meer op. Voor de Sint-Hubertus-kring is dit moeilijk aanvaardbaar.
    Jagers kan je gemakkelijk overtuigen om de grote rovers terug in onze streken aan te trekken, toch als je hen belooft dat ze binnen 20 jaar recht zullen hebben op een vergunning om een nieuw soort jachtwild zoals wolven te doden. Zo werkt het althans in het buitenland [Slovenië, Spanje, Frankrijk, VS, …].
    Raar maar waar is dat de manier waarop je de grote carnivoren het snelst terug krijgt.
    De jacht op kleiner wild [hazen, konijnen, patrijzen, fazanten] daarentegen is maar een vage schim van wat het ooit geweest is. Hazen en patrijzen zijn grotendeels verdwenen door industrialisatie van de landbouw en verlies van habitat, konijnen worden getergd door dodelijke ziektes. Enkel de fazant blijft nog over … Die wordt nog steeds jaar op jaar uitgezet, omdat nog te vaak onze monotone populierenbossen en maïswoestijnen geen ideale biotoop vormen. Het gaat de jagers dus uiteraard niet om de kippen maar om de legaal en vooral de illegaal geloste kotfazanten, die door de vos zwaar worden aangepakt. Die kotfazanten zijn het laatste redmiddel voor de commerciële ‘kleinwildjacht’ in Vlaanderen, dat steeds meer en meer uitgroeit tot een society gebeuren.
    Het probleem is dus niet de vos, maar wel de algemene achteruitgang van de groene en tevens jachtgebieden, gekoppeld aan het introduceren van veel hapklare fazantkiekens.
    Slimme jagers beseffen dit maar al te goed en doen hun best om aan habitatverbetering te doen, wat inheems jachtwild ten goede komt.
    Jammer genoeg vormen zij een minderheid binnen het jachtgebeuren.
    Vossen behoren tot het overige wild. In de gebieden met grootwild jacht worden ze minder aanzien als boeman omdat ze minder schade toebrengen aan de [groot]wildstand.
    Veel loerjagers zullen doorgaans niet graag een vos schieten, daar de luideknal alle wild in de omgeving van de hoogzit verjaagt. De meeste grootwild jagers liggen echt niet wakker van de vos.

    Jagers en natuurbeschermers moeten elkaar complementeren, niet tegenwerken

    Denken dat alle jagers rijke knallers zijn zonder respect voor de natuur, is eveneens een redelijk ondoordachte uitspraak. Er bestaat immers nog zoiets als ‘groenen’ die gans hun leven in dat ene natuurreservaat rondlopen. Je hebt er die 3500 km rijden om een zeldzaam zoogdier te zien en je hebt er die hun leven lang werk maken van een zo groot mogelijke soortenlijst. ‘Dé jager’ bestaat niet! Er zijn goede en slechte. de goede hebben nog vaak last van de excessen van de oudere generaties. Vroeger moest er als jager geen jachtexamen worden afgelegd en kon je ongeveer doen wat je wou.

    Volgens bioloog Van Ginderdeuren is er nog steeds ruimte voor kleinwild jacht, met veel herstel van biotopen. Dit is dan nagenoeg een totale ommekeer van wat we vandaag zien in het gros van de jachtgebieden: de laatste hazen en zieke konijnen schieten en voor de rest knallen op kotfazanten. Het is aan de jachtlobby om hun achterban te overtuigen dat zij ook baat hebben bij een hogere natuurwaarde. Kijk simpelweg naar de hoeveelheid jachtwild in natuurreservaten. Op papier moeten jagers en natuurbeschermers elkaar complementeren, niet tegenwerken.

    Minister Schauvliege, ja diegene die INBO-wetenschappers verbood op TV te komen spreken over de vos, geeft met de nieuwe wet weinig blijk van inzicht en nog minder van lange termijndenken over natuurbeheer.

    Volgens de heer Karl Van Ginderdeuren is de vossen-kwestie heel klein bier vergeleken met het falende waterbeleid of het dossier omtrent de voor de biodiversiteit cruciale bosuitbreiding. Populisme regeert het milieubeleid. Geen enkele van de grote milieu-uitdagingen wordt aangepakt en dat is volgens hem tien keer erger dan het schieten van wat vossen, wat inderdaad zeer weinig effect heeft op de populatie, zoals Koen VDB, Dirk Draulans, Jan Rodts en vele anderen reeds langer hebben gestaafd.

    http://www.youtube.com/watch?v=5ayMJSkiIYo&feature=related




    05-02-2012 om 18:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    29-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De geelvleugelara

    Het woord papegaai is afkomstig van het Spaanse ‘papagayo’, dat op zijn beurt waarschijnlijk is afgeleid van het Arabische ‘babagha’. Het is de nationale vogel van Honduras.

    De meest verspreide soort is de grote veelkleurige geelvleugelara die voorkomt in Midden- en Zuid-Amerika, waar je hem kan aantreffen in de loofbossen van de tropische regenwouden en op berghellingen van Mexico tot aan het Amazoneregenwoud van Peru tot Brazilië.

     

    Kenmerkend aan papegaaiachtigen is de heel lange staart, de korte hals en de sterke korte kromme snavel die zeer geschikt is voor het kraken van harde zaden en noten. De ondersnavel kan onafhankelijk van de grotere bovensnavel worden bewogen.

    Papegaaien hebben vier tenen, waarvan twee naar voren en twee naar achteren zijn gericht, wat hen tot behendige klimmers maakt. Bij het klimmen wordt ook de snavel gebruikt.

    In tegenstelling tot andere vogels hebben de meeste papegaaien geen vetproducerende stuitklier waarmee ze hun verenpak in optimale conditie kunnen houden.

    In plaats daarvan gebruiken Zuid-Amerikaanse papegaaien en kaketoes hun donsveren die verpulveren tot poeder. De talg [beschermende vetstof] die door deze klier wordt geproduceerd, verspreiden zij over hun verenkleed.

     

    De kleurrijke geelvleugelara’s halen een lichaamslengte van ongeveer 90 cm en wegen gemiddeld 1.2 kg.

    De naakte teugels [de wangen, tussen oog en snavel] zijn wit met daarin meerdere haarfijne lichtrode veerlijnen. De bovensnavel is hoornkleurig met zwarte zijkanten; de ondersnavel is helemaal zwart. De irissen van de ogen zijn lichtgeel en de poten donkergrijs.

    De grote en de middelste vleugeldekveren zijn geel met groene randen. De buitenste veren van de vleugels zijn blauw. De veren aan de bovenzijde van de staart zijn rood met een blauwe rand.

     

    Na het ontwaken zoeken de papegaaien een kale boom op waar ze zich behaaglijk gaan opwarmen in de ochtendzon, voordat ze voedsel gaan zoeken. Dan beginnen ze elkaar luidruchtig aan te sporen om samen op de wieken te gaan. Eigenlijk weten ze al precies waar ze moeten zijn, want ze kennen het gebied op hun duimpje en weten precies waar welke boom rijpe vruchten of zaden draagt. Daar aangekomen, verandert plots hun gedrag. Ze stoppen met hun luid gekrijs en knabbelen in alle stilte van de oogst. Het voedsel van de geelvleugelara’s bestaat in hoofdzaak uit vruchten [o.a. mango’s] verschillende soorten zaden en palmnoten [o.a. paranoten], bessen en ook wel allerlei insecten en hun larven.

    Af en toe uiten ze zachte geluidjes van genoegen, maar verder hoor je niets dan het vallen van schillen en andere voedselresten uit de bomen. Na het ochtendmaal brengen ze de heetste uren van de jungledag door onder het dichte loof van een woudreus.

    Laat in de middag zoeken ze de voedselbomen weer op, klauteren met hun handige grijptenen behendig door de takken.

    Tegen de avond gaan ze op de wieken, vliegen brutaal hoog boven de bomen als heersers van het woud en maken herrie waarvan de ontdekkingsreiziger Von Humboldt schreef dat het kabaal het bruisen van de bergbeken overstemt.

    Het lijkt erop of de ara’s geen vijanden hebben maar papegaaien zijn wel degelijk smakelijke vogels. De harpij, de grootste Zuid-Amerikaanse arend lust ze rauw. Mensen koken of roosteren ze eerst.

     

    Ara’s blijken uiterst slim; het spreekvermogen heeft daar niets mee te maken. Uit dat verbluffend imitatievermogen blijkt alleen dat papegaaien een bijzonder scherp gehoor hebben. Ze horen van ieder geluid de precieze toonhoogte en kunnen zelfs geringe verschuivingen daarin opvangen én reproduceren. Ze kunnen zelfs transponeren en de waargenomen geluiden van toonaard veranderen.

     

    Buiten de broedtijd vormen ara’s in familieverband groepen van 20 tot 30 vogels. Als het broedseizoen aanbreekt zonderen de trouwe paren zich af om de oude broedplaatsen weer op te zoeken. Ze nestelen in boomholten waarin 2 tot 3 eieren worden uitgebroed door het vrouwtje. Na ongeveer 25 dagen komen de eieren uit. Eenmaal geboren, blijven de jongen nog 2 jaar bij de ouders. Zowel vader als moeder zorgen voor de kroost.  

     

    Dat ara’s intelligent zijn bleek uit onderzoeken uitgevoerd door Irene Pepperberg en Mildred Funk. Zij testten papegaaien op hun verstandelijke vermogens door de vogels aan proeven te onderwerpen die oorspronkelijk voor kinderen zijn bedoeld. De papegaaien bleken uitstekend op de hoogte van wezenlijk bestaande objecten, ook als ze niet meer zichtbaar waren.

    Zelfs op allerlei valstrikken in de serie van 15 testen bleken de papegaaien te reageren zoals een mens zou doen.

    Daarmee gaven ze blijk van intellectuele vermogens die gelijk staan aan die van apen.

    De relatie tussen ara’s en bomen is anders wel behoorlijk ingewikkeld.

    Ara’s eten vruchten en helpen zo sommige boomsoorten bij de verspreiding van zaden, maar voor andere boomsoorten kan je de vogels eerder als zaadparasieten bestempelen.

    Deze boomsoorten hebben hun zaad niet in een lekkere vrucht verpakt om dieren tot eten ervan en dus tot de verspreiding te verlokken. Die bomen hebben een andere verspreidingsmethode ontwikkeld omdat ze geen enkele baat hebben bij consumerende dieren. Ze verpakken de zaden in stekelige of keiharde schalen al zijn er dieren die deze weten te kraken. Maar ook daarvoor heeft de boom een oplossing gevonden; hij produceert heel veel zaden in een heel korte tijd. Vaak staan op dat moment alle bomen van die soort tegelijk in zaad. Allicht worden er heel wat opgepeuzeld, maar de dieren kunnen die overvloed niet helemaal op. Zo blijven er altijd genoeg zaden over om te kiemen.

    Ara’s eten ook giftige zaden en zouden daar zeker ziek van worden als ze niet zouden weten waar de medicijnkast te vinden. Geregeld vliegen ze naar een oeverwal, waarvan ze de klei afknabbelen. Daarin zitten niet alleen nuttige mineralen, maar ook het noodzakelijke tegengif.

     

    Een leuke YouTube-film met hoofdrolspelers Kona & Rio

     

    http://www.youtube.com/watch?v=Mui_oKtl2Uk&feature=related









    29-01-2012 om 21:09 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    22-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uil, symbool voor wijsheid

    Respect opbrengen voor de natuur via krachtige beelden en boodschappen,

    bezoekers sensibiliseren om de schoonheid te ontdekken van wetenschappen,

    samen met natuurliefhebbers die helpen deze educatieve blog illustratief te kleuren,

    en met hun creatieve signatuur persoonlijk een stempel drukken om hem op te fleuren,

    is de drijfveer om wekelijks te investeren in het smeden van vriendschappen!

    http://www.dogwork.com/owfo8/

    22-01-2012 om 19:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    15-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De roze parade

    Rond de Middellandse Zee verzamelen zich elk jaar flamingo’s in grote broedkolonies.

    De bekendste is die van de Camargue in Zuid-Frankrijk aan de breed uitwaaierende deltamonding van de Rhône.

    Ondanks het sterk toegenomen toerisme is deze driehoek van ondiepe kustwateren, lagunes, plassen en zoutpannen nog steeds het mekka voor vogelliefhebbers uit heel West-Europa.

    Dat flamingo’s gekke vogels zijn, geldt niet alleen voor hun uiterlijk; ze gedragen zich ook buitengewoon eigenzinnig. Met hun enorm lange nek en poten, roze kleur en geknikte snavel zijn flamingo’s heel opvallende verschijningen. De vleugels zijn roze van kleur met zwarte slagpennen. Het geluid dat ze voortbrengen, gelijkt een beetje op dat van een gans: een vrij hoog nasaal gekrijs.
    Europese flamingo’s vliegen met gestrekte nek en poten. Vaak staan ze op één poot om zo min mogelijk warmte te verliezen.
    Wanneer de vogel één poot intrekt en die tegen zijn onderlichaam aandrukt, is het verlies aan warmte via zijn dunne onbevederde poten gehalveerd. In de zomer staan ze met beide poten in het water, precies om dan lekker af te koelen.

    De roze flamingo is de grootste van de 6 soorten die wereldwijd leven. Hij wordt gemiddeld 140 cm hoog. In verhouding met zijn geringe lichaamsgewicht, dat schommelt rond de 3 à 4 kg, heeft hij enorm lange poten, die vaak 1 m lang zijn. Ook de hals is erg lang, ongeveer net zo lang als de poten.

    Dat moet ook wel want flamingo’s staan het grootste deel van de dag recht op hun poten naar voedsel te zoeken. Daarbij laten ze hun lange nek bungelen tot vlak boven het wateroppervlak en slingeren hun snavel ondersteboven heen en weer in de ondiepe plas die vol water stroomt. Dank zij een ingenieus filtersysteem in de snavel wordt het voedsel gescheiden van het water. Met hun dikke stekelig tong pompen de flamingo’s de waterige modderbrij in en uit de snavel, waarna het voedsel als in een zeef blijft hangen tussen de lamellen aan de randen van de snavel.

    De zwemvliezen tussen de tenen moeten beletten dat de vogels niet wegzakken in de modderige bodem en helpen tijdens het waden het slib op te woelen, waardoor kleine tandkarpertjes, garnaaltjes, pekelkreeftjes, poppen van zoutvliegen, slakjes, wormpjes, microscopisch kleine algen in de snavel belanden.

    Pekelkreeftjes [niet groter dan een zandkorrel] die in plassen leven met een hoog zoutgehalte hebben een rode kleur doordat ze een speciale eiwitverbinding ’hemoglobine’ aanmaken, die veel zuurstof kan opnemen uit het zuurstofarme zoutwater. Leven de kreeftjes echter in water met een iets lager zoutgehalte dan hebben ze een groene kleur door de vele microscopisch blauwgroene algen die ze verteren.

     

    Flamingo’s zijn intelligente vogels die niet zomaar voort dobberen op een uitgestippeld jaarverloop. Elk jaar opnieuw nemen de flamingo’s de beslissing waar ze zullen broeden, daar zij afhankelijk zijn van wisselende weersomstandigheden.

    Onderzocht wordt of het ondiepe water, waar het jaar voordien de kolonie werd gesticht, nog steeds geschikt is als nestplaats. Ongetwijfeld zal ook de smaak, de samenstelling van de voedselrijkdom van de plas een rol spelen.

    Niettegenstaande men enkele belangrijke criteria kent, toch blijft het onvoorspelbaar waar de flamingo’s zullen neerstrijken.

    In de flamingokolonie gebeurt alles precies tegelijk. De bedoeling is dat alle jongen tegelijk worden geboren en tegelijk opgroeien in een gezamenlijke crèche. Dat garandeert de grootste veiligheid tegenover eventuele belagers: meeuwen, vossen of jakhalzen.

    Om deze fantastische synchronisatie tot stand te brengen en iedereen op hetzelfde moment in de juiste stemming te brengen voor balts en paring begint het broedseizoen met massale groepsrituelen, één van de indrukwekkendste spektakels in de natuur.

    Daarna wijden de echtparen, die hun hele leven lang bij elkaar blijven, zich aan de liefde. Met sierlijke strijkages [vleiend, flatterend] verleidt het vrouwtje haar partner.

    Het resultaat is één ei op een zelfgemaakt modderheuveltje met een kuiltje, dat dienst doet als nest. De flamingo zoekt een plekje tussen de andere nestplaatsen, meestal maximaal met 35 cm tussenruimte. Warmte en verdamping drogen de modderbrij en geven de stevigheid.

    Het broeden begint ergens in april en vereist alles van de lenigheid van de oudervogels.

    Immers de lange poten moeten onder het lichaam aan weerszijden van het kleine nestkommetje worden opgevouwen. Zo zitten mannetje en vrouwtje afwisselend een maand lang op het ei. Als het jong eenmaal is geboren, gooien de ouders de eierschalen overboord, maar laten vaak nog wat stukjes liggen, die door het jong worden opgegeten. De eerste 10 dagen blijft het jong in het modderkuiltje en wordt gevoerd vanuit de snavel waaruit de oudervogel, net als bij duiven een soort vette kropmelk op braakt – krachtige babyvoeding – geproduceerd door een speciale klier in de slokdarm.

    Na 10 dagen is het jong een hele peuter die flink kan rondstappen in een lichtgrijs donspak, de hoogste tijd voor de crèche. De rest van de kolonie heeft dan poten en snavel vrij om voedsel bij elkaar te harken of te zeven. Na een maand of drie zijn de jongen echte flamingo’s geworden en gaan ze op een dag allemaal tegelijk op de wieken. Maar voor het zover is, worden ze door de vogelwacht van de Camargue geteld, gewogen en geringd. Met de hulp van een menigte toeristen worden de kuikens bij elkaar gedreven en door een soort fuik van hekken geleid. De paniek onder de vogels is eventjes volledig, maar daarna al weer gauw vergeten.

      

    In het filmpje slaagt een visarend erin uit een broedkolonie een rode flamingo te verschalken.

     

    http://fstoppers.com/pov-video-so-this-is-what-it-feels-like-to-be-an-eagle-preying-on-flamingos










    15-01-2012 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    08-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De reddende engel

    Duiven blijven stil hangen om een scherpe bocht te nemen.

    Amerikaanse biologen lieten duiven los in een gangencomplex waarbij de vogels een aantal keren om een rechte hoek [90°] moesten vliegen. Tegelijkertijd filmden ze nauwgezet de vluchtbewegingen van de duiven.

    Om een scherpe bocht te nemen, moeten de vogels hun vluchtlijn drastisch wijzigen en hun lijf in de nieuwe vluchtrichting draaien, dit terwijl ze in de lucht blijven fladderen.

    De onderzoekers zagen dat de duiven allerminst een vloeiende beweging maakten.

    Integendeel het leek wel alsof de vogels een paar tellen ‘stil’ in de lucht bleven hangen. Ondertussen duwden de vogels zich als het ware tegen de omringende lucht om zich in de gewenste richting te draaien. Pas daarna kon de vlucht voorruit, in een nieuwe vliegrichting, weer worden hervat. Volgens de onderzoekers is dat vergelijkbaar met de manier waarop een helikopterpiloot een bocht neemt.

     

    Helikopters vliegen met ‘ronddraaiende vleugels’

     

    De draaiende schroef tilt de helikopter niet alleen de lucht in, maar zorgt eveneens voor de voortstuwing; de schroef is dus vleugel en propeller tegelijk.

    De rotor- of schroefbladen van een helikopter hebben immers dezelfde aerodynamische vorm als de vleugels van een vliegtuig. Als ze tijdens het omwentelen geleidelijk steeds schuiner worden gekanteld, neemt de luchtdruk aan de bovenkant af, maar aan de onderkant juist toe. Om in de lucht te blijven hangen, verkleint de piloot de hellinghoek van de rotorbladen met behulp van een tuimelschijf, zodat het gewicht van de helikopter de opwaartse druk compenseert en de draagkracht net iets groter is dan het gewicht van het hefschroefvliegtuig. De helikopter kan zwenken door de schommelplaten met de cyclische besturing schuin te zetten, waardoor de hellinghoek van elk rotorblad tijdens de draaibeweging wordt veranderd.

     

    Duiven spotten drenkeling

     

    Een drenkeling zoeken op open zee is niet gemakkelijk.

    Daarom testte de Amerikaanse kustwacht in 1977 een nieuwe methode. Ze trainden duiven om een oranje reddingsvest op het wateroppervlak te ontwaren. Onderzoekers van de Amerikaanse Tufts universiteit hadden in 1940 al vastgesteld dat duiven heel goed verschillende vormen en kleuren kunnen onderscheiden. Bovendien kunnen ze zich uren op een visuele taak concentreren. De marine rustte een helikopter uit met een observatiebak die was verdeeld in 3 compartimenten. Daardoor had elke duif zijn eigen kijkrichting. Samen overzagen ze 360 graden. Als een duif iets oranjes opmerkte, pikte hij op een hendeltje. De piloot zag aan een lampje in de cockpit welke duif iets had opgemerkt en wist zo welke kant hij op moest vliegen. De methode bleek efficiënt. Bij testvluchten vonden de duiven het reddingsvest in 90% van de gevallen. Zonder duivenhulp vonden speurders in maar 38% van de gevallen het zwemvest. Toch hebben de duiven helaas nooit echt iemand kunnen redden. De duiven werden bij elke waarneming beloond met een maïskorrel.

    Wegens de hoge kosten werd het project in 1983 definitief afgeblazen.

     









    08-01-2012 om 19:10 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De holenduif is de discreetste van onze duiven
  • De sprinkhaanzanger, meester verstoppertje van de ruigte
  • De Koekoek, een raadselachtige vogel die blijft verrassen
  • De buizerd, een weinig gewaardeerde roofvogel
  • De boomvalk, steeds minder trouw aan zijn broedplaats
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    rina_en_luc
    www.bloggen.be/rina_en
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs