Bron: de
Standaard / Willy van Strien / fotos Markus Unsöld / Frank Wouters
Samenwerken,
allemaal prima, maar profiteren van een ander hoort niet. Dat is niet alleen in
de wielerkoers zo; ook vogels denken er zo over.
Het is een
heikel probleem in de evolutietheorie en in de economische theorie hoe
verklaar je dat individuen iemand anders helpen, ook al worden ze daar zelf
niet meteen beter van?
In beide
gevallen kun je daar met wat intellectuele lenigheid wel een verklaring voor
bedenken, maar het laatste woord is er zeker nog niet over gezegd. Biologen
doen er nog volop onderzoek naar.

Bernhard Voelkl
en collegas volgden 14 jonge heremietibissen (of kaalkopibissen) tijdens hun najaarstrek.
De vogels vlogen netjes in een V-formatie. Achter een vliegende vogel ontstaat
immers aan weerszijden een opwaartse luchtstroom. Hierdoor profiteert elke
vogel van het kielzog van de vogel voor hem. Wat betekent dat de vogel aan de
kop veel harder moet zwoegen dan zijn metgezellen.
Dat is ook zo in het
wielrennen, waar de renner op kop veel meer wind pakt dan de rest van het peloton.
Wielrenners lossen dat op door geregeld over te nemen, toch als ze een
gemeenschappelijk doel hebben: uitlopen op de rest.
De frustraties lopen al
snel hoog op als eentje zijn werk niet doet. Als het gebrek aan medewerking te
groot wordt, stort de groepstactiek vanzelf in.

Wederkerigheid
Bij de vogels bleek het
niet anders: de tijd dat ze de kop namen, stond in nauw verband met de tijd dat
ze uit de wind mochten gaan vliegen. Als een heremietibis op trekvlucht een
ander op sleeptouw neemt, wordt die dienst onmiddellijk vergoed met een even
grote wederdienst.
Als iedereen zijn deel
doet, wint de hele groep. Dan zit iedereen meer uit de wind dan in de wind en
kost de reis minder energie dan wanneer je die alleen zou uitvoeren. Daarom
zien we geregeld groepen vogels in een V-vorm vliegen en renners in groepjes
ontsnappen.
Maar zodra iemand het
subtiele evenwicht breekt en onder zijn deel van het werk probeert uit te
komen, is het voor de anderen niet leuk meer en zijn ze ook niet bereid om meer
te doen dan de wieltjeszuiger. Hoe minder de vogels geneigd waren tot
wederkerigheid, hoe kleiner en minder stabiel de groepjes waren, waarin ze
vlogen.
Zoiets is gemakkelijker
verteld dan vastgesteld. Voor de koers hebben we een heel systeem van cameras,
zeppelins en volgmotors. Maar hoe kun je urenlang de onderlinge posities van
een groep identiek uitziende vogels in volle vlucht volgen?

De onderzoekers pakten het
grondig aan. Ze kweekten een groep heremietibissen, een bedreigde diersoort met
de hand op en leerden ze wennen aan een ultralicht vliegtuigje (paramotor).
De vogels waren zelfs
bereid hun verzorgers in het vliegtuigje te volgen. Die namen de rol van oudere
vogel op zich en leerden de jonkies de weg op tijdens de herfstmigratie. Elke
vogel droeg ook een datalogger met gps.
Hierdoor konden de onderzoekers achteraf precies zien welke plaats elke vogel
in de groep had ingenomen.
De kaalkopibissen vlogen
niet in de strakke V-formatie, die je ziet bij grotere vogels zoals ganzen.
Ibissen zijn middelgroot en daarom misschien niet sterk geneigd om een mooie V
te vormen.
Hoe dan ook: de
onderzochte groep vloog in los verband met een steeds wisselend patroon waarin
hooguit soms een slordige V te herkennen was.
De vogels veranderden om
de paar seconden van positie zon 250 keer tijdens een vlucht van 39km en
vlogen in formaties van 2 tot 12 vogels, waarbij ze hun vleugelslagen zo synchroniseerden
dat hun vliegtuigtip precies hetzelfde op- en neergaande spoor door de lucht
trok, als de vleugeltip van hun
voorligger.
In het algemeen zaten ze 1/3
van de tijd in het kielzog van een andere vogel, maar dat was een gemiddelde.
Hun individuele kielzogtijden lagen uit elkaar, maar hingen voor elke vogel wel
nauw samen met zijn tijd aan de kop.

Boekhouding
De vogels wisselden heel
vaak van positie en bij elke vluchtgenoot hielden ze goed de boekhouding bij
van hoeveel tijd die voor en achter hen had gespendeerd. Precies die frequente
wissels zorgden ervoor dat ze de balans van dienst- en wederdienst goed in
evenwicht konden houden. Iedereen in de groep perfect evenveel laten doen, was
moeilijk.
Van alle vluchtformaties
onderweg bestond zon 60% uit groepjes van slechts 2 vogels, die netjes met
elkaar afwisselden en slechts 8.5% van
de formaties waren kwartetten of groter. Het maakte daarbij weinig uit of de
vogels aan elkaar verwant waren of al dan niet in hetzelfde nest waren grootgebracht.
De bereidheid tot geven en nemen was het belangrijkste. Een vogel die een ander
op sleeptouw neemt, heeft dus de zekerheid dat hij meteen daarna even lang met
hem mag meeliften.
De weg naar
de vergetelheid
Uitsterven gebeurt meestal
in fases en een soort kan al ten dode zijn opgeschreven lang voordat de laatste
individuen verdwijnen.
De eerste fase is het
lokaal uitsterven, waardoor een soort wordt opgesplitst in losse populaties.
Als de groepen kleiner worden,
raken ze nog meer geïsoleerd, er treedt inteelt op en allerlei bedreigingen
van voedseltekort tot habitatverandering worden belangrijker.
Veel bedreigde soorten
zitten momenteel in deze fase.

De heremietibis was ooit
wijd verspreid in de Alpen, Noord-Afrika en het Midden-Oosten, maar is nu
beperkt tot enkele ver uit elkaar liggende woongebieden met in totaal niet meer
dan 400 vogels.
Als de achteruitgang al zo
ver is, bestaat het risico dat de aantallen beneden een bepaald minimum komen
dat noodzakelijk is voor een levensvatbare populatie, die op lange termijn kan
overleven.
De heremietibis is een
unieke vogel en toch ook wel een aparte verschijning.
Wanneer de heremietibis
net uit het ei is gekropen, heeft hij veren op zijn kop, maar naarmate hij
ouder wordt, wordt zijn kop steeds kaler, de reden overigens waarom hij ook wel
kaalkopibis wordt genoemd.
De rest van zijn lijf is
bedekt met zwarte veren die in het zonlicht een bronsgroene en paarse gloed
krijgen. Zijn huid is met uitzondering van zijn kruin rood. Verder heeft hij
een rode snavel en lange zwarte nekveren. De lange snavel is omlaaggebogen.
De heremietibis broedt op
kliffen in droge, afgelegen gebieden en vaak in de buurt van rivierbeddingen of
de kust. Vrouwtjes kunnen per jaar 1 tot 3 eieren leggen en broeden dan zon 4
weken. Heremietibissen hebben een bijzonder kenmerk; ze blijven hun hele leven
bij dezelfde partner. Als de ene vogels sterft, rouwt de andere om het verlies.
Zo is het vaak voorgekomen dat de overlevende vogel zich doodhongerde of zich
zelfs van een hoge rotswand stortte en stierf.
De kaalkopibis foerageert
zowel op droge, rotsige bodems als op wetlands en in rivierbeddingen. Hij eet
vrijwel al het beschikbare dierlijk voedsel, variërende van insecten tot hagedissen,
slangen en vissen; hij eet ook plantaardig voedsel zoals bessen en waterplanten.
|