Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Geraadpleegde bronnen:
Herman Voet / INBO-Instituut
Brilduiker wordt nu
haast het hele jaar door in het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide
aangetroffen.
Rond het midden
van de vorige eeuw was de brilduiker nog een onregelmatige gast op de
heidevennen. Nadat eerst de aantallen overwinteraars toenamen, zijn vanaf 1982
bijna jaarlijks overzomerende vogels waargenomen.
Tegenwoordig
verblijven nagenoeg het hele jaar brilduikers in het Grenspark, het talrijkst
in februari-maart. In die periode liep in 2012 op het Putse Moer het aantal
vogels op tot 25, waarvan tot 14 exemplaren in groep baltsten.
Meestal zijn volwassen
mannetjes in overmaat (tot 50% of meer) aanwezig. Bij de vrouwtjes zijn jonge
vogels, in hun tweede kalenderjaar, dikwijls in de meerderheid. Zo werden op 10
jonge tegenover slechts 3 volwassen vrouwtjes waargenomen op 10/03/12.
Jonge mannetjes in hun 2de
kalenderjaar worden daarentegen weinig gezien en het is de vraag waar die zich
intussen ophouden.
Jonge vrouwtjes gaan pas vanaf
het 3de kalenderjaar tot broeden over. Toch nemen ze al deel aan het
groepsbaltsen en meerdere vormen een tijdje een paar met een volwassen
mannetje. De meeste immature vogels blijven echter bij elkaar in kleine
groepjes (5 tot 7 ongepaarde vogels) tot ver in het broedseizoen. Ook bij de
jonge vogels werden al herhaaldelijk vliegbeurten naar het aangrenzende bos
waargenomen, mogelijk verkenningsvluchten
voor geschikte
nestgelegenheid.
Toekomstperspectief
De vastgestelde
broedgevallen in Vlaanderen passen in een toenemende reeks van verspreide
broedgevallen en al dan niet tijdelijke populaties aan de zuidelijke rand van
het Europese areaal.
Populaties aan de
rand van het verspreidingsgebied zijn echter meestal onderhevig aan grote
schommelingen, zoals ook blijkt uit de evolutie in Nederland. De laatste vijf
jaar overzomeren telkens 5 tot 10 brilduikers op het Stappersven en brengen er
slagpenrui door, waardoor ze 3 tot 4 weken niet kunnen vliegen. Dit is een
hoogst uitzonderlijk gebeuren in een heidegebied. Ook brilduikers in hun 2de
kalenderjaar sluiten hierbij aan voor een eerste complete rui naar prachtkleed.
Het verblijf en het gedrag van zowel jonge als adulte brilduikers in het
Grenspark gedurende het hele broedseizoen, biedt hoop voor een mogelijk
langdurige vestiging als broedvogel.
Hoewel de brilduiker geen zaagbek is, lijkt hij in veel opzichten op
het veel schaarser voorkomend nonnetje. Brilduikers mengen zich s winters
doorgaans niet met andere eenden, zoals de kuifeend, maar vormen eigen
foerageer- en slaapgroepen.
Hoeveel brilduikers er werkelijk in een groep zitten, blijkt pas als ze
opvliegen.
Tenminste de helft van deze behendige duikers bevindt zich onder water.
Ze zijn gewoonlijk erg schuw en worden snel verstoord door mensen op de
kust of door boten en vliegen dan in dichte vluchten op met een luid fluitend
geluid veroorzaakt door hun snel klapwiekende vleugels.
Op het water ziet de woerd er hoofdzakelijk, getekend door enkele
zwarte strepen, helderwit uit; de zwarte kop met een hoog voorhoofd heeft een
groene weerschijn en op de wangen bevindt zich een witte vlek. Boven de korte
driehoekige donkere snavel priemt een heldergeel oog.
De lengte van het ronde lichaam varieert van 42 tot 50 cm, de
spanwijdte van de vrij korte vleugels wisselt tussen 65 en 80 cm en het gewicht
schommelt tussen 600 en 1200 g.
De brilduiker kiest zijn biotoop doorgaans op landgoederen met grote
vijverpartijen en weelderige bossen. Deze omgeving lijkt wel op het
oorspronkelijke broedbiotoop van de brilduiker, namelijk uitgestrekte meren
omzoomd door oude bossen.
Hoofdzakelijk broedt de brilduiker in de buurt van meren en rivieren in
de naaldhoutgebieden van het noordelijk halfrond. In onze streken is de
brilduiker van september tot mei een vrij talrijke doortrekker en wintergast.
Kenmerkend voor de vlucht is de snelle en krachtige vleugelslag, die
typerend is voor duikeenden. Hierbij vallen bij de brilduikers de grote
vierkante witte vleugelschilden op. Ook stijgen zij gemakkelijker op dan de meeste
andere duikeenden.
Tijdens het foerageren, waarbij op de bodem naar week-, schaaldieren en
insectenlarven wordt gezocht, duiken ze vaak allemaal tegelijk onder. Na een
goede maaltijd rusten brilduikers in groepen met hun kop tussen hun veren en
hun staart overeind.
Bij voorkeur broedt de brilduiker in holle bomen in de buurt van een
meer of rivier, maar hij maakt ook wel gebruik van konijnenholen en speciale
nestkasten.
Tijdens de balts werpt de woerd zijn kop achterover en trapt hij water
omhoog. Bij agressief gedrag wordt de hals horizontaal gestrekt.
De eieren worden op grijsachtig wit dons gedeponeerd. Doorgaans bestaat
een legsel uit 6 12 gladde, blauwgroene eieren. De kuikens laten zich uit het
nest naar beneden vallen, een hachelijk avontuur dat ze meestal ongedeerd
volbrengen. Na een 8-tal weken zijn hun slagpennen volledig ontwikkeld.
Vorig jaar telden zo'n 14.000 deelnemers meer dan 518.000
vogels in hun tuin. Een absoluut record! Per tuin kreeg je gemiddeld 10
verschillende soorten te zien, met de vink op nummer 1. Merels, kool-en
pimpelmezen blijven de klassieke tuinbezoekers. Ook de huismus is in veel
tuinen terug te vinden, maar gaat nog steeds achteruit door een gebrek aan
voedsel en nestgelegenheid.
Klaar met
tellen? Geef hier het hoogste aantal vogels per soort dat je tegelijkertijd
hebt gezien.
Tel de
aantallen van dezelfde soort niet bij elkaar op. Anders kan je dezelfde vogel
verschillende keren tellen. Overvliegende vogels tel je niet mee. En zelfs als
je geen enkele vogel ziet, mag je dat doorgeven. Ook dat is wetenschappelijk
waardevolle informatie.
Elke teller maakt trouwens kans op een verwenpakket voor mezen!
Lok de vogels
naar je tuin door hen op een vaste plek te voederen.
s Ochtends
hebben vogels de grootste honger en zijn ze het meest actief: het beste moment
om te voeren én tellen dus.
Kies tussen 1
en 2 februari 2014 een tijdstip om de vogels te beloeren in je tuin.
Hang de poster op met de meest voorkomende
tuinvogels en print het tellijstje af.
Houd pen en papier (of het handige tellijstje) bij de hand. Zorg eventueel
voor vogelgids en verrekijker.
Geraadpleegde
bron: KNACK Fauna op Galapagos-eilanden in gevaar Dirk Draulans
Zeeleeuwen zijn één van
de grote attracties van de Galapagos-eilanden: een groep ruige rotsformaties op
bijna 1 000 km van de kust van Ecuador, pal op de evenaar, de enige plaats ter
wereld waar je pinguïns kan zien.
De eilanden zijn zo ver
afgelegen dat ze één van de laatste plaatsen in de wereld zijn waar mensen
kwamen.
Ze doken vanaf zon 5
tot 6 miljoen jaar geleden één voor één uit de oceaan op als gevolg van
vulkanische activiteit en werden met mondjesmaat gekoloniseerd door dieren en
planten, die kwamen aanvliegen of aandrijven vanaf het Zuid-Amerikaanse
vasteland.
Omdat er bijna geen
rovers op de eilanden raakten, met uitzondering van de mens een kleine 500 jaar
geleden, zijn de dieren er uitzonderlijk tam. Ze hadden geen nood aan angst- en
vluchtreflexen, want er was niets of niemand waarvoor ze op de vlucht moesten.
De lokale aalscholvers kunnen er zelfs niet meer vliegen.
Vandaag kun je op de
stranden van de eilanden zonnen tussen zeeleeuwen, die zich niets van je
aanwezigheid aantrekken. In de dorpjes van de archipel liggen zeeleeuwen op de
banken met uitzicht op zee en zitten toeristen noodgedwongen op de rotsen,
waarop vroeger de zeeleeuwen zich neervlijden. Ook onder water kom je speelse
zeeleeuwen tegen.
Toch ondervinden de
dieren hinder van de menselijke bezoekers. Niet in de vorm van de nietsontziende
jacht, die eeuwenlang op hen is gevoerd, waardoor er ten tijde van de
legendarische doortocht van Charles Darwin de man die ons een sluitend mechanisme
voor de evolutie van het leven schonk op de eilanden véél minder zeeleeuwen
te zien waren dan nu.
Wel als gevolg van een
sluipende bedreiging die natuurbeschermers zorgen baart: de dieren krijgen last
van ziektes, die de mens en andere indringers in hun biotoop brengen.
Het vakblad Public Library of Science ONEpubliceerde een studie die aantoont dat het
afweersysteem van zeeleeuwen in contact met mensen in overdrive gaat,
waardoor ze minder energie overhouden voor andere activiteiten.
Wetenschappers
vergeleken de conditie van dieren op eilanden met en zonder permanente
menselijke bewoning. De dieren op de bewoonde eilanden hebben een dunnere
speklaag, waarschijnlijk omdat hun afweersysteem voortdurend in de weer moet om
ziektes te counteren die ze overnemen van de mens en zijn volgelingen, zoals
katten en geiten.
De kans dat een ziekte
waar de uitzonderlijke dieren van de Galapagos-eilanden geen ervaring mee
hebben een ravage zou aanrichten op de archipel is reëel.
Een groot deel van de
fauna van de Galapagos is endemisch, ze komt met andere woorden alleen daar
voor.
Het gaat de facto om
kleine aantallen, waardoor de soorten extra kwetsbaar zijn.
Het is overtrokken te
stellen dat Darwin tijdens zijn 5 weken lange verblijf op de eilanden in 1835
exact 300 jaar nadat ze per ongeluk werden ontdekt door een uit koers geslagen
scheepje het licht van de evolutietheorie zag, maar de Galapagos-eilanden
zijn wel het mooiste natuurlijke experiment waarin de concepten van Darwins
natuurlijke en seksuele selectie als evolutiemechanismen tot uiting komen. De
dieren en planten die er in de loop der tijden zijn aangekomen, pasten zich
vanzelf aan de specifieke omstandigheden van de verschillende eilanden aan.
Dodelijke
Vogelziektes
Maar of de darwiniaanse
aanpassingscapaciteit zal volstaan om ze allemaal voor ellende als gevolg van
menselijke activiteiten te behoeden, is zeer de vraag.
In de vele vliegtuigen
die met vooral toeristen aan boord op de eilanden landen, wordt onderweg
gesproeid tegen muggen en andere mogelijke ziekteoverdragers.
Er zijn controlesystemen
om te vermijden dat er niet-inheemse dieren en planten worden ingevoerd. Maar
die zijn niet sluitend en er is nog altijd illegale activiteit rond de
eilanden, onder meer op het vlak van immigratie en visserij.
Vooral schepen zouden
muggen aanvoeren, al was het maar omdat die onderweg door hun lichten worden
aangetrokken.
Een studie die in Proceedings of the Royal Society Bwerd gepubliceerd, toonde aan dat er geregeld
muggen op de eilanden aankomen die ziektes kunnen overdragen, zoals
vogelmalaria en westelijke nijlkoorts, beide potentieel erg schadelijk voor
vogelpopulaties.
Liefst 22 van de 29 landvogelsoorten
op de Galapagos-eilanden zijn endemisch daaronder de fameuze darwinvinken met
hun aan de specifieke eigenschappen van hun leefmilieu aangepaste snavels die
zon prachtig vb van natuurlijke selectie vormen.
Er is geen enkel
zoogdier dat op natuurlijke wijze de weg naar de Galapagos-eilanden heeft gevonden.
Vogels kunnen ernaartoe
vliegen en reptielen raken er ook.
De indrukwekkende zee-
en landleguanen, bv afstammelingen van voorlopers uit het regenwoud van het
vasteland die met drijfhout ter plekke kwamen ze kunnen namelijk maandenlang
zonder eten of drinken en zijn bestand tegen zowel hete dagtemperaturen als tegen
koude nachten.
Geen enkel zoogdier kan
dat, tenzij de mens, als hij goed is voorbereid.
Of als hij kan rekenen
op de voorzienigheid, zoals de Spaanse bisschop die in 1535 als eerste op de
eilanden terechtkwam.
Maar ondertussen wemelt
het er van de katten, ratten, honden en geiten, om maar die te noemen. Van één
rat nazaten van scheepsratten die zich aan een vegetarisch leven hebben
aangepast, wordt aangenomen dat ze een authentieke soort is geworden, maar de
rest van de zoogdiergemeenschap moet onder controle worden gehouden of worden
verdelgd.
Op sommige eilanden
hebben zoogdieren de unieke reuzenlandschildpadpopulatie in de vernieling
gewerkt door nesten te vernietigen en voedsel te plunderen.
Het vakblad Insect Conservation and Diversitypubliceerde onlangs solide aanwijzingen voor de
juistheid van de stelling dat invasieve diersoorten bijna niet worden
aangevallen door ziektes en parasieten van zelfs verwante lokale soorten.
Daardoor kunnen ze extra woekeren en finaal de originele soorten uit hun
woongebied bannen. Waarna ze eventueel wel kwetsbaar worden voor de parasieten,
maar dan is het voor de originele soorten te laat.
Darwins evolutietheorie
speelt op vele fronten.
Het probleem doet zich
ook onder water voor, want schepen brengen algen en vissen mee die het
onderwaterleven op zijn kop kunnen zetten en controle daarop is veel moeilijker
dan op het landleven.
Honden en katten worden
nu massaal gesteriliseerd op de Galapagoseilanden en geiten en varkens zijn op
de meeste eilanden geëlimineerd, ten koste van miljoenen euros.
Maar de ratten, dat is
een ander paar ander mouwen.
Het vakblad Naturebracht
in de zomer een analyse van de situatie, met grootschalige dure
vergiftigingsacties en de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan, zoals het
risico dat de Galapagosbuizerd ten onder gaat, omdat hij de vergiftigde ratten
eet.Nu worden de buizerds op voorhand
gevangen wat niet zo moeilijk is, want ook zij zijn tam en na de actie weer
in hun biotoop losgelaten.
Draken
van de zee
De vraag is natuurlijk
of het realistisch is te veronderstellen dat de eilanden rattenvrij kunnen
worden gemaakt.
Er wonen 35.000 mensen
op de Galapagos en er komen elk jaar ongeveer 180.000 bezoekers langs. De druk
is zo groot geworden dat de Unesco, die de eilanden in 1978 tot werelderfgoed
bombardeerde, er recent mee dreigde het label weg te nemen omdat de Ecuadoriaanse
autoriteiten te weinig zouden doen om het toerisme aan banden te leggen.
De Galapagos-eilanden
zijn een geweldige bron van inkomsten. Het is moeilijk balanceren op het slappe
koord tussen commerciële exploitatie en het beschermen van natuurlijke
rijkdommen.
Wetenschappers blijven
zich ondertussen verbazen over de aanpassingen van de dieren aan hun Galapagos leefmilieu.
Zelfs de prachtige
fregatvogels de draken van de zee zouden genetisch zo sterk van hun
soortgenoten langs de Amerikaanse kust verschillen dat ze als een aparte soort
moeten worden beschouwd, ondanks de veronderstelling van Darwin en velen met
hem dat zeevogels zulke grote afstanden afleggen dat aparte soortvorming
onwaarschijnlijk is.
De darwinvinken maken
het intussen ingewikkeld, want de soorten beginnen onderling te kruisen, zodat
er hybriden in het spel komen.
Daarenboven zouden
steeds meer vinken de neiging hebben om zich, zoals onze mussen, op menselijk
voeding te concentreren, waardoor op termijn het intrigerende verhaal van snavels
die zich aan specifieke voedingsomstandigheden aanpassen irrelevant zou kunnen
worden.
De verschillen tussen de
Galapagosspotvogels, waarin Darwin zon duidelijke verband met het vasteland
zag, zouden dan weer aan toeval te wijten zijn: aan het effect van kleine
startpopulaties die afwijkingen in een soort kunnen introduceren zonder dat er
een functie aan gekoppeld is niet alles in de genetica hoeft een logische
verklaring te hebben.
Ook de
zwaluwstaartmeeuwen passen hun voedingsgedrag aan. Ze hebben, volgens Public Library of Science ONE, op de
Galapagos een voor meeuwen uitzonderlijke jachttechniek ontwikkeld: ze vissen
s nachts. Ze duiken om vissen te vangen, maar omdat ze niet diep kunnen duiken
moeten ze s nachts vissen, want dan zitten de vissen dichter bij het
oppervlak. Als aanpassing daaraan hebben de meeuwen grotere ogen gekregen,
zodat ze beter s nachts kunnen zien.
Finaal hebben biologen,
volgens Journal of Animal Ecology,
vastgesteld dat zelfs de gigantische reuzenlandschildpadden, die tot 250 kg
kunnen wegen, grote verplaatsingen maken. Ze kunnen tot 10 km afleggen, op en
af de vulkaan van hun eiland, met een snelheid van maximaal 800 m per dag.
Daarbij fungeert de voorkant van hun schild als een soort scheermes om zich een
weg te banen door dichte begroeiing. Waarom ze die verplaatsingen maken, is
niet duidelijk.
Bijna 200 jaar na
Darwins doortocht hebben de eilanden hun geheimen nog niet allemaal
prijsgegeven.
Elk jaar opnieuw is het
een fascinerend schouwspel: de najaarstrek.
In één dag kan je ergens
tienduizenden vogels zien passeren.
Naargelang het broedgedrag van de vogelsoorten spreekt
men van:
·jaarvogels: die hier broeden en overwinteren,
zodat we ze het hele jaar kunnen opmerken, niettegenstaande er soorten zijn die
geheel of gedeeltelijk wegtrekken en worden vervangen door soortgenoten die uit
het noorden komen (zie verder de info bij de buizerd);
·zomervogels: zij broeden hier en trekken daarna
weg;
·jaargasten: dat zijn vogels, die als soort wel
het hele jaar voorkomen, maar hier normaal niet broeden;
·wintergasten: vogels die hier overwinteren, maar
niet of zelden broeden;
·doortrekkers: ze overvliegen ons grondgebied en
rusten mogelijk kortstondig even uit;
·onregelmatige gasten: dit zijn vogels die in een eeuw meer
dan 20 keer zijn waargenomen, maar niet jaarlijks te zien zijn;
·dwaalgasten: vogels die in de loop van de eeuw
niet meer dan 20 keer of helemaal niet meer zijn opgemerkt.
Volgens hun verplaatsing kan men de vogels in 3
groepen indelen:
·standvogels: zij blijven winter en zomer in de
onmiddellijke omgeving van hun broedgebied;
·trekvogels: zij verlaten elk jaar hun
broedgebied en trekken naar hun overwinteringsgebieden in het zuiden;
·zwerfvogels: die blijven na de broedperiode min
of meer in de omgeving (tot op enkele honderden km) zwerven; meestal houden ze
hierbij geen bepaalde richting aan.
De buizerds die bij ons
overwinteren zijn andere buizerds dan degene die hier broeden.
Soms kan je dat
duidelijk vaststellen als een afwijkend gekleurd exemplaar winter na winter op
dezelfde weidepaal komt zitten, maar in de zomer nergens te bespeuren valt.
Onze buizerds vliegen
hoofdzakelijk naar Frankrijk en worden vervangen door dieren uit Duitsland en
Skandinavië.
Helemaal interessant
wordt het als er gemerkte dieren rondvliegen. Begin oktober vorig jaar werd een
vogel met een vleugelvlag van een project in het Duitse Bielefeld in het
Steentjesbos te Kampenhout gezien, op 400 km van de plaats waar hij half juni
was geringd.
Het was de eerste keer
dat het dier gespot werd nadat het zijn nest had verlaten.
De ringer verbaasde zich
erover dat de vogel zo snel zon grote afstand had afgelegd.
Het dier is nadien niet
meer in het Steentjesbos verschenen, wat niet perse betekent dat het niet meer
in de buurt is.
Zulke projecten, die
steunen op de inbreng van een groot netwerk van amateurvogelkijkers, leveren
soms boeiende wetenschappelijke inzichten op.
Het onderzoek met de
buizerds in Bielefeld leidde tot een publicatie in het vakblad Molecular
Ecology, waarin wordt uitgelegd dat er een genetische basis is die bepaalt hoe
vroeg vogels uit hun broedterritorium vertrekken. Het is al lang bekend dat
trekvogels een soort interne klok hebben, die mee stuurt wanneer ze vertrekken,
maar de genetische basis daarvan in nog
niet helemaal opgehelderd. Van alle gemerkte buizerds hebben de onderzoekers
een bloedstaal, waarmee ze genetische analyses kunnen doen. Momenteel hebben ze
3 genen in het vizier die mee bepalen hoe snel een vogel zijn geboortegebied
verlaat en hoe ver hij vliegt.
Genen die een effect
hebben op de moleculaire klok via een sturing van boodschappermoleculen in de
hersenen, die het trekgedrag beïnvloeden.
De onderzoekers keken
ook na of er een effect is van de variatie in het verenkleed van de dieren.
Immers buizerds kunnen in kleur variëren van heel licht tot donker. Maar er
zijn nog geen verschillen in trekgedrag gevonden, wel in de mate van het
broedsucces, waarbij gemiddeld gekleurde buizerds het er beter afbrengen dan de
meer extreme varianten.
Opvallen het is niet
altijd een voordeel.
Wist je dat?
·steltlopers
non-stop 4 000 km afleggen met een snelheid van 70-80 km/u op een ½
pakje boter van hier naar Afrika;
·bij
Gibraltar kunnen in het najaar wel 200 000 roofvogels passeren;
·de
Noordse stern is de kampioenvlieger die vanaf de zeeën rond de Noordpool
18 000 km naar de Zuidpool aflegt. Datzelfde jaar vliegt hij in omgekeerde
richting. Op die manier legt hij jaarlijks afstanden af van tussen de
30 000 en 40 000 km. Van hem kun je zeggen dat hij eigenlijk niets
anders doet dan reizen en tussendoor nog even een nest jongen grootbrengt; de
oudste Noordse stern is 26 jaar geworden (voor zover bekend) en is de
recordhouder die in zijn leven meer dan 1 000 000 km heeft gevlogen;
·de
ooievaar 7 000 km aflegt, de grutto 4 000 tot 5 000 km en de
kwartelkoning 4 000 tot 10 000 km;
·Indische
ganzen die de Himalaya moeten oversteken, hoogten bereiken van 9 000 m; andere
hoogvliegers: wilde zwanen (8 000 m), wilde eenden (6 400 m), rosse
gruttos (6 000 m), ooievaars (4 800 m), kieviten (3 900 m),
gierzwaluwen (2 000 m).
Vogelatlas:
Atlasproject Sovon
Het Atlasproject, dat op
01/12/12 is gestart, gaat waardevolle informatie opleveren over de landelijke
veranderingen in de vogelstand in de afgelopen 40 jaar.
De ambitie is tot eind
2015 kundige vrijwilligers (duizenden vogelaars) de vogels te laten tellen in
elk van de 1685 atlasblokken (5 x 5 km) tijdens één winter- en één broedseizoen
om zo alle vogelpopulaties in kaart te brengen.
Al is er in Nederland al
relatief veel bekend over aantallen, verspreiding en voorkomen van
vogelsoorten, toch is dit landelijk atlasproject geen overbodige luxe.
Integendeel, want veranderingen in vogelpopulaties gaan ongekend snel. Door
klimaatveranderingen zie je ook duidelijke verschuivingen in het trekgedrag van
vogels.
Vogeltelgegevens spelen
op allerlei gebieden een rol: bij natuurbeleid, in beschermingskwesties, bij
terreinbeheer of de planning van infrastructurele projecten.
Om rekening te kunnen
houden met vogels is gedetailleerde informatie nodig over verspreiding en
aantallen.
Tellingen voor de
Vogelatlas zijn niet alleen zinvol maar ook leuk.
Vogelwerkgroepen dragen
niet alleen hun steentje bij tot het globaal overzicht, maar brengen
op
deze manier het vedervolkje in hun eigen werkgebied in kaart.
Beoogde
doelstellingen:
·vastleggen
van de actuele verspreiding van alle broed- en wintervogels op een zo
gedetailleerd mogelijke schaal;
·bepalen
van de actuele populatieomvang van alle broedvogelsoorten en zoveel mogelijk
wintervogelsoorten;
·vastleggen
van veranderingen in verspreiding en (voor broedvogels) ook in dichtheden ten
opzichte van eerder landelijke atlassen;
·ijking
van de bestaande meetnetten van Sovon: hoe representatief zijn ze?
·instroom
van nieuwe vogeltellers stimuleren, ter continuering van de bestaande
vogelmeetnetten.
Wie de hele handleiding
Veldwerk Vogelatlas wenst door te nemen, kan onderstaand document raadplegen.
Welke plaats moeten niet-menselijke zoogdieren krijgen op onze morele ranglijst?
Geraadpleegde
bron: EOS maandblad wetenschappen Column: Michael Shermer
Onze hogere
intelligentie, ons taalvermogen en ons zelfbewustzijn geven ons het recht om
andere dieren te gebruiken voor ons voedsel, voor onze kleding en ons
amusement.
Als de meest ontwikkelde
wezens overtroeven we nu eenmaal minder ontwikkelde soorten.
Een krachtig
tegenargument biedt de film Speciesism: The Movie, van Mark Devries, waarvan
de columnist in september de première bijwoonde.
De
dierenrechtenactivisten die de bioscoopzaal in Los Angeles vulden, juichten
ethicus Peter Singers luidkeels toe.
In de film betogen
Singer en Devries dat sommige dieren mentaal de bovenhand halen op bepaalde mensen,
zoals babys, mensen in coma en zwaar gehandicapten. En dus houdt het argument
van onze morele superioriteit geen steek meer.
De veronderstelling dat
de belangen van dieren minder belangrijk zijn dan die van de mens kan wel eens
niet meer dan een vooroordeel zijn.
Naar analogie met
vooroordelen tegen bepaalde groepen mensen, wat we racisme noemen, kunnen we
dit speciesisme noemen. Daarom bekent de columnschrijver een speciesist te
zijn.
Michael Shermer geniet
geregeld van een stukje vlees. Hij draagt graag leder en kan geweldig lachen om
de grap van de landbouwer die zijn paarden castreert met twee bakstenen,
waarbij de vraag wordt gesteld of dat geen pijn doet: niet als je je duimen uit
de weg houdt.
En al is het wat ver
gezocht het grondplan van industriële landbouwbedrijven te vergelijken met de
gevangenenbarakken in concentratiekampen, toch kan de columnist de
dierenactivisten niet helemaal ongelijk geven.
Toen hij in 1987 als
student in een labo voor experimentele dierenpsychologie werkte, moest hij de
ratten opruimen die de experimenten hadden overleefd. Er was hem opgedragen de
dieren te doden met chloroform en hij aarzelde.
Liever wilde hij ze
meenemen naar een heuvel in de buurt en ze daar vrijlaten. Gedood worden door
een roofdier of de hongerdood sterven, leek hem beter dan het dier te
vergassen.
Maar testdieren
vrijlaten was illegaal, dus toch maar uitroeien, al was het een vreselijke
ervaring.
bekeek, dat wordt
beschreven als het droevigste beeldmateriaal uit een slachthuis ooit.
Het filmpje toont een
stier die in de rij staat om te worden geslacht. Hij hoort zijn soortgenoten
vóór hem gedood worden, probeert te ontsnappen door achteruit te lopen en draait
zijn kop naar alle kanten op zoek naar een uitweg. Hij ziet er bang uit.
Een arbeider geeft hem
een elektrische schok met een veeprikker, waardoor de stier angstig naar voor
schuifelt, uiteindelijk toch wordt geslacht en dood neervalt.
Een slachthuisarbeider
vertelde onlangs aan een undercovergezondheidsinspecteur, die vragen stelde
over de stank van ontlasting in het slachthuis, dat de dieren bang zijn om de
dood te worden ingejaagd.
Zoogdieren zijn levende
wezens met gevoelens; ze willen leven en zijn bevreesd om te sterven.
Door de evolutie werden
we allemaal voorzien van instincten om te overleven en ons voort te planten.
Onze genealogische verbondenheid, die wordt aangetoond door de evolutionaire
biologie, levert een wetenschappelijke basis om niet alleen alle mensen
dezelfde rechten te geven wat na 2 eeuwen revolutie min of meer lukte maar
ook alle niet-menselijke wezens met gevoelens.
Wie tijd heeft om de
film te bekijken The human superior?, moet even een uur en een kwart tijd
uitrekken
De Kommavlinder is één
van de topsoorten in Lommel. Omdat Pieter Cox vlakbij zon populatie woont,
probeert hij deze soort wat op te volgen. Het is altijd leuk als er tijdens een
telling ook nog eentje wil poseren voor een foto (06/08/13). De Kommavlinder is
een kleine dagvlinder die in augustus rondvliegt op zoek naar nectar in droge,
schrale graslanden en heide. De vele witte vlekken op de onderzijde van de
vleugels onderscheidt deze soort van het algemene groot dikkopje, dat in vele
tuinen kan worden waargenomen.
Met een groep van 15
natuurliefhebbers uit de Belgische en Nederlandse Kempen trok Pieter eind
augustus begin september 2013 naar Georgië om onder andere de spectaculaire
wespendievenovertocht te gaan bewonderen. Tijdens hun verblijf stond de teller
op meer dan 100 000 wespendieven, met één dag waarop meer dan 65 000
wespendieven werden geteld. Heel de lucht hing vol, heel de dag lang,
onbeschrijfelijk gewoon!
Tussen deze wespendieven
verschenen ook geregeld andere roofvogels, zoals dwergarenden, schreeuwarenden,
zwarte wouwen, honderden kiekendieven,
Het groot aantal waar te
nemen roofvogels is te danken aan twee natuurlijke obstakels die de vluchten in
een soort flessenhals dwingen, namelijk de Zwarte Zee ten westen van
Sakhalvasho (telpost in Georgië) en in het noordoosten: het Kaukasisch gebergte.
Nog even inpikkend op
die fantastische reis die Pieter onvergetelijke indrukken naliet.
Tijdens die roofvogelovertocht
maakte de groep een driedaagse trip die aanving met de nachttrein naar het Kaukasische
gebergte, waar een bergwandeling werd aangevat die de natuurliefhebbers op 3
000 m hoogte bracht. De zoektocht naar bijzondere vogelsoorten leverde mooie
exemplaren op: de Kaukasische berghoen, de Alpenheggenmus en de witkruinroodstaart.
Het vergde toch heel wat doorzettingsvermogen; eerst die forse beklimming en
toen de top was bereikt, kreeg het team een forse hagelbui over zich heen.
Gelukkig verscheen dan wel een prachtige regenboog (04/09/13).
Een tijdje later, terug
in eigen land, waar de natuur ook prachtig kan zijn. Op de vogeltelpost in
Lommel, waar Pieter tijdens het telseizoen geregeld te vinden is, zag hij op
29/09/13 enkele tapuiten. Deze vogels zijn enkel nog waar te nemen tijdens de
trek en komen op schrale vlaktes foerageren naar insecten. Af en toe zit er een
exemplaartje tussen, die wat nieuwsgieriger is. Al snel merkte Pieter zon
durver op en bleef een poosje geduldig in ligstand afwachten tot die op enkele
m afstand rond loerend was genaderd.
Momenteel volgt Pieter
een cursus Natuurgids, waarbij een klein eindwerkje hoort over een gebied
naar keuze. Dat terrein moet je dus geregeld bezichtigen. Op 08/12/13 bij het
aanvatten van de eerste wandeling op zoek naar vogels, merkte Pieter tot zijn
grote verbazing drie vuurgoudhaantjes op. Gelijkend op het algemener
Goudhaantje, maar het vuurgoudhaantje heeft onder andere een witte
wenkbrauwstreep. Ze wegen ongeveer evenveel als een suikerklontje. Doordat de 3
vuurgoudhaantjes geregeld achter elkaar aan zaten, kon hij ze ongestoord
fotograferen. Al was het niet zo simpel want ze zijn behoorlijk snel die
haantjes.
Dankwoord aan Wim Dekelver en Pieter Cox, elk met hun geselecteerde top-5
Inmiddels werd het blog haast 65 000 keer geraadpleegd.
Tijd dus om ere te betuigen aan wie ere toekomt: dat
zijn onze huisfotografen, die ervoor zorgen dat ik haast wekelijks met knappe
blikvangers mijn bijdragen kan illustreren.
In eerder verschenen artikels wees ik al op de passie,
het geduld, de volharding die natuurfotografen opbrengen om ons de natuurpracht
in beeld te brengen. Dank zij hun toomloze inzet en enthousiaste
bereidwilligheid krijg je de mooiste details van die wondermooie natuur te
bewonderen.
Ik wens hen dan ook via deze weg van harte te bedanken
voor de erg gewaardeerde vrijwillige inbreng en ik hoop dat we nog vaak de
bezoekers van dit blog kunnen verrassen met mooie reportages.
Wie even zin heeft om in het archief te grasduinen, kan
alvast naar deze eerder verschenen artikels raadplegen:
04/10/09 De
zeggingskracht van het beeld [ode aan de natuurfotografen]
31/12/10Eerbetoon aan de natuurfotografen
Wim & Jo [nieuwjaarhaiku]
31/03/13Natuurfotografie: een goede
fotograaf moet kunnen wachten
Natuur
Overwoekerende
schoonheid in de natuur
Een laagje
regendruppels die als glazuur
De glans
van al deze pracht om ons heen
Het flauwe
zonlicht dat bescheen
Met adembenemende
kleine stralen
Door het
steeds maar water halen
Zoals de
onbeschreven wet van ons zijn
kijkend
met een zoete, lieve, weeïge pijn
Zonder
bedoelen ons te willen treffen
In al zijn
schoonheid doen beseffen
Dat waar
de natuur zn gang maar gaat
En dat
ongerepte nog bestaat
De wereld
nog zo slecht niet is
Want als
je dit gegeven mis
Zou je,
als het voor jou is, om t even
Niet meer
voor de schoonheid leven
Geluk dat zit
in wat je wilt zien en horen
Mis je dit
alles dan is er veel verloren
De vogel,
de bloemen en de bomen
Geloof me
het is een wereld waarvan je kan dromen
Trudy Visser
Wims selectie
De aalscholver, die
rakelings over het water scheert, een klassiek beeld, maar door de speciale
lichtinval en reflecties op het water toch verschillend en boeiend door de
minimalistische weergave.
De distelvlinder: al
wijdt Wim zich niet aan macrofotografie, toch is deze met de 4.5 kg zware 500
mm telelens vanuit de hand genomen wel een pareltje, enerzijds door de zeer
gedetailleerde weergave van de kleurrijke vlinder in combinatie met de volledig
wazig en bijna monochrome maar toch niet-egale achtergrond.
Het bruine kiekendiefmannetje
met die priemende ogen, die alle aandacht opeisen, vliegt vlijtig af en aan met
fors uitgevallen nestmateriaal.
Het slobeendvrouwtje,
dat heel kortbij voorbij zwemt, werd gefotografeerd bij een helderblauwe hemel
die ook in het water zeer mooie kleurschakeringen verwekt.
Het vertederend beeld
van de fuut met drie jongen tussen de vleugels.
Hierna volgt de top-5 van Pieter en vervolgens nogmaals 2
reeksen van 5 fotos van de twee weldoeners in actie of op het terrein. Eveneens
mijn welgemeende dank aan deze fotografen, die hun vrienden mooi in beeld wisten
te brengen.
Geraadpleegde
bron: EOS maandblad over wetenschap
Geef vogels een
gps-rugzakje en er speelt zich een ware soap af voor je ogen, inclusief
tegenslagen en echtscheidingen.
Met deze data kunnen
wetenschappers algemene conclusies trekken over trekvogels.
Voor ornithologisch
onderzoek heb je nog steeds een verrekijker nodig, maar ICT is tegenwoordig ook
onontbeerlijk.
Het onderzoek wordt
gefaciliteerd door het UvA-BiTS-systeem (Bird Tracking System) wanneer meer
vogelsoorten worden gevolgd.
Dank zij de
gps-rugzakjes, ontwikkeld door de Universiteit van Amsterdam (UvA) zelf, kan
men haast letterlijk over de schouder van de vogels meekijken tijdens hun
dagelijkse activiteiten, gedurende hun trek in en van Afrika naar Nederland.
Dat levert verrassende inzichten op.
Vrouwtje 6 053
De wespendief is een
raadselachtig dier. Voor zijn dagelijkse kost haalt hij vooral grondnesten van
hommels en wespen overhoop, op zoek naar de larven in de honingraten. Het zijn
schuwe scharrelaars in de ondergroei. Zelfs SOVON, de koepel van
vogelonderzoekers, is vanwege gebrek aan solide data vaag over de grootte en
dynamiek van de Nederlandse populatie.
De Belg Wouter
Vansteelandt, die zich in de UvA met dit traceerproject bezighoudt, zoomt in op
de Google-Earth-globe en een kaart van de Veluwe verschijnt, waarop vrouwtje 6
053 te zien is (productienummer van het zenderrugzakje).
Op 15 juli komt vrouwtje
6 053 van haar nest bij Nunspeet en zet ze laagvliegend een onvaste koers westwaarts.
Aangekomen in de
Flevopolder, nabij het pretpark Walibi, cirkelt ze wat rond en strijkt ze neer
onder wat struiken.
Daar blijft ze een poos
er valt blijkbaar wat mee te graaien waarna ze laagvliegend terugkeert naar
het nest. De volgende dag is het mooi weer en het vrouwtje zweeft op hoge
thermiekbellen linea recta af op de plaats waar blijkbaar nog resten van een
wespennest liggen.
Ook de terugweg verloopt
alsof haar nest bij Nunspeet vanaf een paar honderd meter hoogte zichtbaar is,
zo kaarsrecht vliegt ze er terug naartoe.
Men wist niet dat
wespendieven zo feilloos de terugweg weten te vinden. Het volgen van de
individuele vogels kan dus iets over de hele soort zeggen.Wespendieven moeten een fantastisch visueel
geheugen hebben, waarmee ze ieder bosje, elke haag in hun geheugen weten te
prenten.
Dit soort inkijkjes in
individueel gedrag elke vogel heeft een eigen persoonlijkheid, een eigen
karakter genereren een hoop sympathie voor het onderzoeksthema.
Een steppendiefvrouwtje
dat werd opgevolgd, liep door een stofstorm een dikke week oponthoud op in
Mauretanië.
Het leverde de vogel een
schuldloze scheiding op. Toen ze eindelijk op haar nest kwam, moest ze
vaststellen dat haar partner, met wie ze jaar in jaar uit een nest had gedeeld,
met een nieuwe aanbidder was gaan vliegen.
Strakke timing
Een echte soap dus, die
individuele lotgevallen.
Maar het gaat
Vansteelandt en zijn collegas om het grotere overzicht.
De wespendieven moeten
het hebben van een strakke timing.
Ze moeten bv op tijd aan
nest beginnen om te profiteren van de zomerse piek aan wespen. Daarom moeten ze
ook steeds op tijd teug zijn vanuit hun overwinteringsgebieden in Afrika, waar
Vansteelandt ze tot in Sierra Leone en Angola kan volgen. Het weer langs de
trekroute kan lelijk roet in het eten gooien denk aan de steppendief.
Volgens de onderzoeker
laten de met zender uitgeruste proefdieren ook toe te bepalen of de
overwinteringsgebieden wel voldoende worden beschermd. Als men de invloed van
het weer beter begrijpt, kan men ook beter inschatten wat de gevolgen van de
klimaatverandering bij trekvogels zal teweegbrengen. De klimaatverandering
zorgt er immers voor dat de windpatronen zich op een andere manier gedragen.
Stoorzender
Op de vraag of het
gewicht van het rugzakje de heen- en weervlucht van en naar Afrika niet
bemoeilijkt, antwoordt Vansteelandt dat het vanzelfsprekend is dat de zender
nooit het natuurlijk gedrag mag beïnvloeden, want dan heeft dit onderzoek
totaal geen zin.
Tot op vandaag is nooit
enig negatief effect vastgesteld. Eén van de onderzoekvogels heeft reeds 8 x
met een zender de Sahara overgestoken, zonder dat wij ook maar één nadelig
gevolg hebben geconstateerd, noch aan het gedrag, noch aan de veren of huid.
Daarentegen was de zender wel ferm gehavend.
Het uitrusten van vogels
met zenders pakt ook wel eens verkeerd uit, vooral in het Midden-Oosten, waar
menig conflict sluimert. Zo zijn de afgelopen jaren veel vogels gearresteerd
op verdenking van spionageactiviteiten voor de Israëlische geheime dienst, de
Mossad.
Vogelaars
Binnenkort kan je ook
zelf de van zenders voorziene vogels volgen.
Een spin-off van UvA
BiTS: Vogel het uitwerkt aan een applicatie die vogelliefhebbers een
seintje stuurt als ze in de buurt komen van een gebied waar vogels met een
rugzakje rondvliegen: wespendieven, zilvermeeuwen, lepelaars. Zo kan men de
route van het dier via een speciale display opsporen.
Leuk voor
vogelliefhebbers, maar ook heel nuttig voor de onderzoekers, daar zij vanuit
hun hoofdkantoor via de app-gebruiker kunnen natrekken welk type slaapplek
langs de trekroute populair is of hoe de akkers erbij liggen wanneer meeuwen of
andere vogels zijn neergestreken. Om de vogels te beschermen tegen eierenroof
of verstoring van broedende vrouwtjes blijven de nestlocaties wel geheim.
1 miljoen
roofvogels op doortocht
De straat van Gibraltar
en de Bosphorus mogen bekende trekroutes voor honderdduizenden roofvogels zijn,
sinds enkele jaren mag zich een 3de flessenhals in snel groeiende
bekendheid verheugen. Inderdaad in Batumi, langs de Zwarte Zeekust, staan sinds
2008 nogal een bewogen jaar in Georgië vanwege het gewapende conflict met
Rusland Vlaamse en Nederlandse biologen gedurende een aantal weken
structureel in voor de Batumi Raptor Count.
Ze tellen er
honderdduizenden wespendieven en steppebuizerds, maar ook roodpootvalken,
steppearenden, kiekendieven, visarenden en zwarte wouwen. Af en toe komt er ook
al eens een vale gier een kijkje nemen.
In 2013 waren het er
allemaal samen meer dan 1 miljoen en onze jongste huisfotograaf Pieter Cox was
erbij!
De Batumi Raptor Count
gaat niet alleen om het nauwkeurig turven van de passerende roofvogels, maar
ook om de opleiding van ambassadeurs in de regio, bv om hun de noodzaak van
goede bescherming duidelijk te maken.
Geraadpleegde
Bron: EOS maandblad voor wetenschappen
Intuïtief weet men al
heel lang dat dieren een persoonlijkheid hebben. Katten zijn minder
aanhankelijk dan trouwe honden. In de manege is er eens een paard dat iedereen
in de arm bijt als het de kans krijgt. En hoewel je tuin vol vogels zit, is het
altijd diezelfde lefgozer die brutaal op de vensterbank landt als daar een
handvol kruimels te grabbel liggen.
Ook biologen erkennen
langzaam maar zeker dat het ene dier het andere niet is. Vaststellingen die
voor wetenschappers heel gewoon zijn, zijn voor buitenstaanders vaak hoogst
opmerkelijk.
Biologen hebben
dergelijke individuele variatie echter lang genegeerd. Gedrag was in hun ogen
zowat onbeperkt flexibel en de verschillen tussen individuen waren toevallige
afwijkingen die ze zoveel mogelijk wegwerkten.
Sterker nog: als dieren
niet voldeden aan het optimale gedrag dat ecologen aan de hand van hun
theoretische modellen voorspelden, dan lag dat aan de beperkingen van het dier,
niet aan die van de bedenker. Misschien kwam het beest wat energie tekort of
had het even niet goed opgelet.
De Groningsegedragsfysioloog, Jaap Koolhaas, was één van
de eerste die het sociaal gedag bestudeerde tussen muizen en ratten en merkte
dat tussen individuen grote verschillen waren. Sommige dieren gedroegen zich
steevast agressiever, nieuwsgieriger en moediger dan hun soortgenoten.
Dreigt er
gevaar, dan ga je in de aanval of je scheert je weg. Wie de guldenweg kiest, is
er geweest.
De vraag was waarom
dieren een bepaalde omgangsstijl behouden al kan deze ook nadelig uitvallen.
Een waaghals zal flink wat gevaar lopen, als een kat op de loer ligt en de
behoedzame vogel, die wacht tot de kust veilig is, zal minder voedsel vinden.
Om dat uit te zoeken nam
Koolhaas een drastische beslissing: alle labomuizen en ratten dienden
vervangen door wilde exemplaren. Immers na al die generaties in het labo, wist
men nauwelijks nog of het gedrag van de proefdieren nog leek op dat van hun
wilde soortgenoten.
Er zat niets anders op
dan opnieuw te beginnen.
Koolhaas onderwierp zijn
nieuwe proefdieren aan een hele reeks stresstests en observeerde hoe hun
hersenen daarop reageren. Onder meer de signaalstof serotonine blijkt een
belangrijke rol te spelen. Die maakt dieren gevoeliger voor wat er zich in de
omgeving afspeelt, onder meer door angstreacties te stimuleren en impulsief
gedrag af te remmen. Dieren die veel serotonine aanmaken, verstijven letterlijk
van de schrik.
Soortgenoten met minder
serotonine in hun voorste hersenkwab laten zich veel minder van hun stuk
brengen, als ze het gevaar al niet gewoon te lijf gaan. Wie wil begrijpen
waarom verschillende karaktertrekken steevast samen komen, moet die
onderliggende mechanismen doorgronden.
Ze liggen namelijk aan
de basis van twee belangrijke aspecten van wat men destijds als omgangsstijlen
bestempelde.
Ten eerste dat
individuen doorheen de tijd voorspelbaar van elkaar verschillen.
Ten tweede dat
verschillende aspecten van het gedrag, zoals impulsiviteit en agressie samen
variëren.
Collega Ton Groothuis,
voorzitter van de afdeling gedragsbiologie van de universiteit van Groningen,
vindt dat kennis van de hormonale en hersenactiviteit die gedrag aanstuurt niet
volstaat om het te verklaren.
De neiging bestaat om
onbegrepen diergedrag te wijten aan beperkingen van dat dier. Maar misschien
zijn wij niet slim genoeg om te begrijpen wat de evolutionaire voordelen zijn
van dergelijke consistente verschillen in gedrag.
Ook Groothuisis wat dat betreft een onverdachte bron, want
hij heeft zich zijn hele leven verdiept in de impact van hormonen op de
ontwikkeling van vogels en de individuele verschillen die daar het gevolg van
zijn.
Vogels zijn handig voor
dat onderzoek omdat ze eieren leggen en het embryo zich dus buiten het
moederlichaam ontwikkelt. Daardoor kan men de blootstelling aan hormonen
makkelijker meten of manipuleren. Bovendien zijn vogels veel makkelijker te
observeren in het wild dan pakweg ratten en muizen en brengen ze hun jongen
onder in nestkastjes in plaats van onder de grond.
Daarom besloten
Groothuis en Koolhaas zich eind jaren negentig te verdiepen in het gedrag van
koolmezen. Men kon vaststellen dat
hormonen zowel in het ei als nadien, speelden duidelijk een organiserende rol.
Toch waren de geobserveerde verbanden niet onlosmakelijk, want als de diertjes
te weinig voedsel kregen, werden ze weliswaar moediger bij het verkennen van
nieuwe omgevingen, maar daarom nog niet agressiever. De koppeling tussen
bepaalde karaktertrekken ontstaat in samenspel met de omgeving.
Snelle
verkenners
In het labo meten
onderzoekers het exploratiegedrag van koolmezen. Sommige van de vogeltjes
blijken de onbekend ruimte snel maar oppervlakkig te verkennen (fast explorers)
andere doen dat juist langzaam maar nauwkeurig (slow explorers). Dat verschil
stellen de onderzoekers vast bij alle mezenpopulaties in West-Europa. Het
blijkt overigens voor een groot deel genetisch bepaald te zijn: het
exploratiegedrag van de ouders voorspelt het verkenningsgedrag van hun
nakomelingen. De test duurt amper 2 min maar dat volstaat om te voorspellen
welke strategieën de vogel in het wild zal gebruiken bij de reproductie en wat
zijn overlevingskansen zijn.
Het labo is echter niet
de ideale plek om dat te onderzoeken. Vaak worden dieren daar blootgesteld aan
erg onnatuurlijke omstandigheden, waardoor ze gedrag vertonen dat in het wild
niet voorkomt en waarop dus ook nooit natuurlijke selectie heeft ingewerkt.
Inmiddels bestaat het
onderzoeksteam uit een 15-tal wetenschappers (Max Planck-instituut voor
Ornithologie, nabij München) die soms wel 100 gedragstests per dag uitvoeren om
de individuele variatie in de koolmezenpopulatie beter te begrijpen.
Sommige dieren waren
helemaal niet bang om hun nieuwe omgeving te verkennen. Diezelfde vogels bleken
in het wild ook meer geneigd om hun geboorteplek te verlaten om elders te gaan
broeden. Bovendien bleken ze veel effectiever in het verjagen van soortgenoten
van de voederbronnen. Men kon zelfs aantonen dat de vastgestelde verschillen
ook gevolgen hadden voor de overleving en de voortplanting van de vogels.
In winters met voldoende
voedselaanbod bleven er meer mezen in leven en was er dus meer competentie voor
voedsel. Men stelde ook vast dat agressieve mannetjes vaker overleefden en dus
meer jongen konden groot brengen. Individuele verschillen bleken dus van
levensbelang.
Franjo Weissing,
hoogleraar theoretisch biologie, goot enkele van zijn meest belovende ideeën in
computermodellen, waardoor hij kon testen of ze in principe in staat waren om
individuele variatie te vatten. Immers, de evolutie heeft ons uitgerust met erg
wendbare mechanismen voor het aansturen van gedrag. Daarnaast geldt voor
moeders, die vermoedelijk een impact hebben op de persoonlijkheid van hun
nakomelingen door de hoeveelheid hormonen die ze in hun eieren stoppen.
Een divers nageslacht is
de beste garantie dat er toch minstens enkelen zullen overleven.
Dat geldt overigens niet
alleen voor gezinnen, maar ook voor de hele groep.
Gevarieerde groepen doen
het vaak beter en sommige persoonlijkheden zijn alleen bruikbaar als ze
zeldzaam zijn enkele dieren die zelf niet naar voedsel zoeken, maar het van
soortgenoten afhandig maken, zullen mogelijk erg succesvol zijn. Maar wordt die
strategie te algemeen, dan gaat die populatie ten onder.
In een studie
beschrijven onderzoekers de resultaten van een experiment waarvoor ze jonge
mezen van nest wisselden en zo niet alleen controle hadden over het aantal
jongen dat koppeltjes moesten grootbrengen, maar ook over de verhouding tussen
mannetjes en vrouwtjes. Uit eerder onderzoek weet men dat mannetjes met veel
jongen en veel mannelijke concurrenten minder lang leven.Dat heeft een invloed op hun gedrag: de
drukbezette mannetjes bleken moediger bij het verkennen van een nieuwe
omgeving. Men onderzoekt nu of koolmezen ook in het algemeen meer risicos
nemen. Wordt ongetwijfeld opgevolgd!
De gewone fazant, die
dus al meer dan 2 000 jaar in Europa rondwandelt en ook wel, maar minder enthousiast
rondvliegt, draagt de officiële soortnaam Phasianus Colchicus een duidelijke
verwijzing naar zijn gebied van herkomst.
De soort omvat enige
10-tallen ondersoorten, die onderling gemakkelijk te kruisen zijn.
Zo is de bekende witte
ring rond de hals van de fazant pas in de 19de E hier
geïntroduceerd, door kruising met een uit China afkomstige ondersoort.
De fazant voelt zich in
de Nederlandse bossen en duinen thuis en is er verre van zeldzaam. Toch blijft
hij in de ogen van sommige vogelkenners een uitheemse parvenu.
Fazanten werden vroeger
veelvuldig gefokt in zogenaamde fazan(t)erieën en vervolgens vrijgelaten ten
behoeve van de jacht. In het wild werden ze bijgevoerd om de stand op peil te
houden.
Een geschoten fazant
gaat in de pot, want hij smaakt uitstekend.
De culinaire gewoonte om
wild adellijk te laten worden, dat wil zeggen het te laten liggen tot het bijna
begint te rotten, wordt van oudsher op fazantenvlees toegepast.
In het Frans noemt men
zelfs het adellijk laten worden van àlle wildsoorten faisander.
Al zijn fazanten een
gegeerde jachtbuit, toch vallen er regels te respecteren.
Volgende jachtmethoden
en -middelen zijn verboden; het gebruik van:
·levende
lokvogels
·duivencarrousels
·honden
met het oog op vossenjacht binnen een straal van 50 m rond een vossen- of
dassenburcht
·hazewindhonden
·meute
en paarden
·veerklemmen;
ook het bezit en de verhandeling van veerklemmen is verboden
Jacht op zondag
De jachtrechthouder
dient bijzondere aandacht te besteden aan de veiligheid en de verenigbaarheid
van afzonderlijke jachtactiviteiten met andere recreatieve activiteiten in het
buitengebied. De gewone jacht met een vuurwapen, die plaatsgrijpt op zondag
dient ten laatste 24 u op voorhand te worden gemeld via een elektronisch
meldpunt, daartoe opgezet door het Agentschap voor Natuur en Bos.
Bij het hanteren van
vuurwapens en munitie is het gebruik van lood- en zinkhagel sedert 01/07/2008
te allen tijde en overal verboden.
Bij gebruik van jachtkansels
(ieder platform of gelijk welke verheven zitplaats, die het mogelijk maakt het
wild te schieten vanaf een punt gelegen boven het normaal niveau van de grond)
is het bij de uitoefening van de jacht verboden zich met een jachtwapen te
bevinden op of gebruik te maken van jachtkansels, gelegen op minder dan 200 m
van:
·elk terrein waarvan het jachtrecht aan een ander
toebehoort, met uitzondering van terreinen die gelegen zijn binnen of grenzen
aan een erkende wildbeheereenheid, na onderling schriftelijk akkoord van de
betrokken jachtrechthouders indien het jachtrecht wordt uitgeoefend of van de
betrokken terreinbeheerders indien het jachtrecht niet wordt uitgeoefend en van
de eigenaar van dit terrein;
·een kunstmatige voederplaats voor het wild;
·een teelt, bestemd als voeder voor wild, met
uitzondering van al dan niet verbeterd natuurlijk grasland.
Wanneer het sneeuwt op
de locatie war wordt gejaagd en de sneeuwlaag een dikte van 5 cm heeft bereikt,
wordt de jacht opgeschort. De opschorting duurt tot 24 u na het vallen van de
laatste sneeuw. De opschorting geldt niet in de volgende gevallen:
·voor
de jacht in de bossen en op het wild dat uit deze bossen wordt opgestoten en
gestrekt in het open veld, binnen de 50 m van de vernoemde bossen;
·voor
de jacht op de houtduif, de Canadese gans en het konijn;
·voor
de jacht op waterwild op of onmiddellijk langsheen moerassen, waterplassen en
waterlopen;
·voor
de jacht op grof wild.
In het geval van zeer
harde en langdurige vorst kan de jacht tijdelijk worden opgeschort door het
hoofd van het agentschap. De opschorting van de jacht kan per provincie worden ingesteld.
Het hoofd van het agentschap neemt de beslissing tot opschorting van de jacht
op advies van de betrokken provinciaal directeur van het agentschap.
Het fazantwijfje heeft
langere poten, een langere staart en een driehoekvormig lichaam; ze vertonen meer
gelijkenis met kippen dan met patrijzen en ruigpoothoenders.
De fazant brengt een
metaalachtige serie rauwe kreten uit. Het geluid van de fazanthaan is vooral in
de maanden april en mei te horen.
In de maanden daarna
wordt het stil. In die tijd verzorgen de wijfjes hun jongen en zij leven dan
erg verborgen, zodat het haast lijkt of er dan nauwelijks fazanten voorkomen.
In de broedtijd
verblijven ze in hun territoriumgebied, dat door de haan met de bekende luide
zang wordt verdedigd.
Fazanten zijn
standvogels die zich goed thuis voelen in open, soms vochtige landschappen,
maar er dient wel voldoende schuilgelegenheid te zijn. Buiten het broedseizoen
leven fazanten over het algemeen sociaal. Er kunnen dan kleine rondzwervende
groepjes worden waargenomen.
Hoewel de fraaie
verschijning van fazanten haast niet meer is weg te denken uit onze
natuurgebieden, is de soort eigenlijk uitheems. Fazanten werden in de
middeleeuwen geïntroduceerd als siervogel, maar werden later voornamelijk als
jachtbuit beschouwd.
De stand is dan ook
jarenlang kunstmatig in stand gehouden door stelselmatig uitzetten ten behoeve
van jagers. De soort komt tegenwoordig in vrijwel alle delen van Europa voor.
Sinds de jaren 70 zijn
deaantallen broedparen met meer dan 75%
teruggelopen.
Voor de jacht op
fazanten zijn een wildrapport(jaarlijkse
lijst van de op basis van tellingen geschatte voorjaarsstand en van de absolute
afschotcijfers van patrijs, haas en fazant)en een beheerplan klein wild(1. Een lijst van de jachtrechthouders en
de oppervlakte van het/de jachtterrein(en) 2. Een situatieplan van het/de
jachtterrein(en) op schaal 1/10 000 of 1/25 000 3. Biotoopbeschrijving
grondgebruik 4. Wildstand 5. Omschrijving van de beheerdoelstellingen 6.
Omschrijving van de beheersmaatregelen)verplicht.
Het beheerplan klein
wild wordt ingediend bij het Agentschap voor Natuur en Bos uiterlijk 3 maanden
voor de opening van de jacht op de fazant.
Als het wildbeheerplan
niet tijdig is ingediend, wordt de jacht voor de fazant en de jachtterreinen in
kwestie op zijn vroegst geopend 3 maanden na de indiening van het
wildbeheerplan. Het beheerplan klein wild is geldig gedurende een periode van
max 4 jaar en vervalt wanneer de jachtrechthouder niet langer over het
jachtrecht beschikt.
De jachtrechthouder dient
het wildrapport jaarlijks tegen 1 april in bij het Agentschap voor Natuur en
Bos per aangetekende brief. Hij maakt daarvoor gebruik van het modelformulier,
vastgesteld door het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos
Als het wildrapport niet
tijdig is gediend door de jachtrechthouder, wordt de jacht op de fazant niet
geopend in het daaropvolgend jachtseizoen voor de gronden waarophij het jachtrecht heeft.
Het is verboden te jagen
in velden waarop zich graangewassen of andere korrel- of zaaddragende planten
bevinden, rijp of rijpend te velde of gemaaid, die op de grond liggen, tenzij
het gaat om velden met maïs, met gras of voeder van alle aard, met bieten,
aardappelen, rapen of andere planten die niet worden geteeld met het oog op
graan- of zaadopbrengsten, of om velden met gebonden, rechtgezette of
opgehoopte graan- en zaadgewassen of met herfstbezaaiingen. Het is verboden om
te jagen bij sneeuwval, welke ook de hoeveelheid sneeuw is die de grond bedekt
op de locatie waar er wordt gejaagd.
Wie een eerder
verschenen artikel over de fazant (identiteitskaart) op dit blog wenst te
raadplegen, kan op zoek in het archief naar de verschijningsdatum: 04/12/11
In Schotland houdt men
in jachtmiddens er een heel andere mentaliteit op na:
Het gebruik van dieren
bij sport en spel die doorgaans iets minder genietbaar zijn voor het dier in
kwestie kan op een lange geschiedenis bogen.
Maar de tijden
veranderen.
Kleiduifschieten begon
ooit als duifschieten.
Hanengevechten zijn
inmiddels verboden.
Ganzenrijders proberen
nu een vooraf gedode gans te onthoofden en in de buurt van Wervik worden al
geruime tijd geen levende, maar pluche katten met knuppels bekogeld.
Toen Vlaams minister
Joke Schauvliege vinkenzetten en de paardenwedrennen van de Waregemse Koerse
eerder dit jaar erkende als immateriaal cultureel erfgoed, waren
Vogelbescherming Vlaanderen en dierenrechtenorganisatie Gaia daar absoluut niet
gelukkig mee.
De minister slaat wel
vaker de bal mis en erg pijnlijk was de kritiek van KUL-prof, Bart Muys over de
fabuleuze Boswijzer, die eensklaps Vlaanderen met 8 200 ha bos groener had gemaakt.
Denkers over dieren
De dieren zijn er voor
de mens. Dat is de essentie van het denken over dieren bij de Grieken en in het
christendom. Alleen mensen hebben een ziel. Dieren niet en bijgevolg zijn ze in
moreel opzicht van geen tel. Dierenmishandeling wordt enkel afgekeurd als het
dier in kwestie iemands eigendom is.
Volgens de middeleeuwse
filosoof Thomas van Aquino moeten we dieren goed behandelen, niet omdat het
verkeerd is om ze te mishandelen, maar omdat het tot wreedheid tegenover mensen
kan leiden.
Volgens René Descartes
zijn dieren machines; ze hebben geen bewustzijn, kunnen niet communiceren en
zijn niet in staat pijn en genot te ervaren.
Andere denkers in de
renaissance onder wie Michel de Montaigne stellen dat dieren wel moreel
relevant zijn en dat we ze goed moeten behandelen, echter zonder al te veel
succes. Onder meer onder invloed van dierproeven waaruit blijkt dat de
lichaamsbouw van dieren toch wel erg op die van mensen lijkt groeit in de 18de
E het besef dat dieren wel degelijk tot lijden en genot in staat zijn.
Onder meer Voltaire neemt
Descartes ideeën op de korrel.
De Britse filosoof
Jeremy Bentham pleit in 1780 voor het toekennen van morele waarde aan dieren:
de vraag is niet of ze kunnen communiceren of redeneren, maar of ze kunnen
lijden? Dieren kunnen dat en dus moeten we volgens Bentham voortaan rekening
houden met hun welzijn.
In 1824 wordt in het
Verenigd Koninkrijk de Society of the Prevention of Cruelty to Animals
opgericht, de eerste beschermingsorganisatie ter wereld.
In de 19de E
ondersteunt Darwins evolutietheorie de idee dat er geen fundamentele maar wel
graduele verschillen tussen mens en dier zijn.
De Britse filosoof,
Henry Salt heeft het op het einde van de 19de E voor het eerst over
dierenrechten.
Vinken zetten
De typische Vlaamse
traditie van het vinkenzetten is eeuwenoud en vandaag vooral in Oost- en
West-Vlaanderen nog populair.
Kooitjes met vinken
worden op 2.4 m van elkaar op een rij gezet.
De vogels moeten binnen
het uur zoveel mogelijk geldige deuntjes ten gehore brengen een geldig liedje
eindigt steevast opsuskewiet.
De vinkensport heeft al
een evolutie achter de rug. Vroeger werden de vogels blind gemaakt door hun
oogleden dicht te schroeien, in de onterechte overtuiging dat een blinde
vink beter zingt. Die praktijk werd al in 1929 verboden.
Sinds 2003 mogen ook
geen vinken meer in het wild worden gevangen en zijn de vinkeniers aangewezen
op vogels die in gevangenschap zijn gekweekt.
Toch blijft Vogelbescherming
Vlaanderen gekant tegen het vinkenzetten.
Immers, volgens
directeur Jan Rodts, houdt het vinkenzetten de illegale vinkenvangst in stand.
In 2011 werden in Vlaamse vogelopvangcentra 1 344 in beslag genomen vinken
binnengebracht. Die vertegenwoordigen slechts een fractie van de totale vangst.
Dat er in 2012 slechts
493 in beslag genomen vogels werden afgeleverd, is volgens Jan Rodts eerder te
wijten aan minder controle dan aan een mindere vangst.
De vinken zitten tijdens
de wedstrijden in kooitjes met melkglas, om de ochtendschemering na te bootsen,
het moment waarop ze in de natuur het meest zingen.
Ze verdedigen hun
territorium tegen hun buren.
Voor Jan Rodts is dit
duidelijk een vorm van dierenkwelling, daar de vogels het hele wedstrijdseizoen
(4 à 5 maanden) in de kooitjes doorbrengen, waarin ze maar weinig
bewegingsruimte hebben.
Volgens Filip Santens,
woordvoerder van de Algemene Vinkeniersbond AViBo, klopt dat slechts
gedeeltelijk. Sommige vogels brengen ook tijdens het wedstrijdseizoen een deel
van hun tijd in een volière door.
De rest van het jaar
zitten de vinken sowieso in volières of groter kooien. De afmetingen van de
wedstrijdkooien zijn wettelijk bepaald: 20 x 20 x 20 cm of 8 dm³
Wie eerder verschenen artikels
in het archief wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot op dit blog terecht
bij volgende bijdragen:
Vergeleken met
knobbelzwanen zijn wilde zwanen echt veel wilder, veel minder goed te benaderen
en bij de meeste vogelliefhebbers ook niet zo bekend.
Zij zijn in onze streken
een schaarse wintergast, die nog het talrijkst voorkomt wanneer het land door
strenge winters wordt geteisterd.
Hun verspreidingsgebied
is veel beperkter, maar in veel overwinteringsgebieden mengen ze zich vaak met
knobbel- en kleine zwanen.
De wilde zwaan is een
zeer grote zwaan met een lange, wigvormige kop en een snavel met veel geel. De zwaan
heeft een tamelijk rechte, slanke nek en een korte, rechte staart.
Wilde zwanen foerageren
net als knobbelzwanen in het water, maar ze brengen meer tijd grazend op het
land door en ze eten ook wortels, aardappelen en graan.
Ze blijven de gehele
winter in familiegroepen bijeen en grazen dan op weilanden.
Kop en hals worden soms
bruinachtig van het ijzersterke water.
De wilde zwaan broedt op
IJsland en in N & O-Scandinavië, vaak overwinterend rond de Oost- en de
Noordzee.
Wilde zwanen brengen
vaak trompetterende en jodelende nasale drietonen voor.
Ook tijdens de balts
kennen ze rumoerige begroetings- en dominantierituelen met halfgeopende
vleugels en met naar voren bewegende kop en nek.
Ze nestelen langs
noordelijke meren en in afgelegen moerassen; ze leggen 3 5 eieren in een
heuvel van plantaardig materiaal. Het nest, dat bestaat uit een hoop van riet
en zeggen met een kuil erin, ligt meestal op een eilandje.
s Zomers vindt de wilde
zwaan voldoende waterplanten, mollusken en insecten om zich mee te voeden,
terwijl hij s winters, anders dan de kieskeuriger kleine zwaan, zijn voedsel
op stoppelvelden zoekt.
Een vorige
bijdrage over de wilde zwaan kan je in het archief terugvinden op 31/01/2011
Onze lokale huismussenwerkgroep
Kille Meutel Zaventem is een enthousiast vrijwilligersgroepje, dat gezellige
ontmoetingen organiseert met een open en vrij karakter en graag deelneemt aan
bijeenkomsten, die door natuurverenigingen ook deze van Natuurpunt bv. worden
ingericht.
Iedereen, die vogels en de
natuur een warm hart toedraagt, is welkom en ook vandaag weer mochten we
opnieuw een enthousiast lid verwelkomen.
Sedert enkele jaren werken
we van ver of van dichtbij samen of voeren we weliswaar kleinschalig
promotie voor Vogelbescherming Vlaanderen en dit via verschillende acties.
Na een eerste infosessie op 10 maart 2013 waarbij
nieuwe leden werden aangespoord om onze rangen te vervoegen, volgden nog
diverse bijeenkomsten en frequente contacten met de educatieve staf- &
projectmedewerker, Inge Buntinx van Vogelbescherming Vlaanderen over het Proefproject
Huismussennestkast.
Immers in nauwe
samenwerking met Vivara Natuurbeschermingsproducten werd door Vogelbescherming
Vlaanderen een set van 3 nestkastprototypes ontworpen, waarvan 2 met een
kleurmerk werden gemarkeerd:
Type 1: half ovalen opening in het tussenschot, met
een groene streep gemarkeerd;
Type 2: geen tussenstuk, geen markering;
Type 3: grote horizontale rechthoek met afgeronde
hoeken, centraal in het tussenschot, met een gele stip gemarkeerd.
Inmiddels vonden de Kille
Meutel-Vogelvrienden in Groot-Zaventem 15 personen bereid de 3 nieuwe
nestkastprototypes uit te testen. Ook in Gent en Leuven lopen parallelle
acties, waardoor deze regios eind november / begin december in het totaal 180
nestkasten zullen tellen. Met deze actie beoogt men de huismussen een veilig
onderkomen te bieden dat voldoet aan de eisen die ze stellen aan hun nestlocatie.
Via dit proefproject met
een nieuw nestconcept hoopt men de straatket beter te kunnen bekoren dan met de
nesttypes (vogelvide, mussenappartement, broedpotten en pannen, ) die
momenteel in de handel verkrijgbaar zijn.
Bij voorkeur wordt de set
nestkasten vlak bij elkaar en telkens in een willekeurige volgorde onder een
dakgoot of in de nabijheid van een regenpijp of op een plek waar nu óf ooit
mussen al nestel(d)en.
Om waterinslag te
voorkomen, is het stellig afgeraden de vliegopeningen te richten naar de
westelijke windsector;ideaal is de
vlieggaten te richten naar de windsector, afgebakend door het N-O / O / Z-O.
Alle leden van de
Zaventemse huismussenwerkgroep, die vrijwillig hun medewerking verlenen aan dit
project, verbinden zich ertoe gedurende 3 jaar geregeld te observeren en te
registreren of de mussen (of andere vogels) al dan niet gebruik maken van deze
nestkasten, alsook te achterhalen welk nestkastprototype (mogelijk) hun
voorkeur geniet.
De populairste nestkast
zal in de finale versie worden gebruikt als inbouwsteen.
Op die manier lijkt het
voor de huismussen alsof ze opnieuw tussen de muren van onze woningen kunnen
broeden.
Een aantal keer per jaar
(tijdens de winter, net voor het broedseizoen en na het broedseizoen) zal
worden gepolst naar de activiteiten van de huismussen.
Om elkaar te (blijven)
stimuleren de opvolging in goede banen te leiden, zullen jaarlijks enkele
reünies(4-tal samenkomsten) op vooraf
overeengekomen momenten plaatsvinden zodat informatie kan worden doorgegeven
en ervaringen kunnen worden uitgewisseld.
Tijdens deze bijeenkomsten
zullen we blijven ijveren voor onze ambitie de huismussenpopulaties in
Groot-Zaventem in kaart te brengen.
Daarom blijven we actief
inzetten op:
het determineren van neerstrijkende
tuinvogels in onze groene domeintjes (in de stijl van Vogels voeren en
beloeren actie Natuurpunt in februari);
het jaarlijks (huis)mussentelweekend
(april);
ons eigen uitgestippeld mussenteltraject
dat twee 8-punttelroutes omvat en evenveel observatiezones binnen de 4
deelgemeenten van de luchthavengemeente;
het plan om de biotoop (leefmilieu) van
waargenomen of opgemerkte (getjilp) mannetjesmussen in kaart en beeld te
brengen; hiervoor maken wij gebruik van Google Streetview (woonomgeving)
en van stafkaarten / Google Maps (verspreiding van geregistreerde
mussenpopulaties) om onze waarnemingen samen met fotomateriaal te
veraanschouwelijken;
natuurgebonden uitstapjes of bezoeken, quizspelletjes, bijwonen van
filmvoorstellingen, deelname aan natuurcongressen,
Er werd al vaker
gesignaleerd dat tussen 1970 en 2000 de huismussenpopulatie met 30% achteruit
ging.
Vogelbescherming
Vlaanderen, de Universiteit Gent en ABBLO vzw (Samen in actie voor een beter
milieu in het Waasland) startten in 2002 hieraan een lange termijnonderzoek en
daaraan gekoppeld een jaarlijkse Mussentelweekend!
Uit de resultaten van
deze jaarlijkse mussentelling blijkt dat deze achteruitgang zich de laatste 10
jaar gewoon blijft verderzetten.
Het aantal huismussenkolonies
en de grootte van deze kolonies blijft jaarlijks gestaag dalen. Eén van de
verscheidenen oorzaken van deze achteruitgang is waarschijnlijk het verlies van
broedplaatsen.
Vogelbescherming
Vlaanderen wil hiervoor een constructieve oplossing bieden. Huismussen broeden
het liefst onder de dakgoot, onder dakpannen of in spouwen. Onze huidige
bouwstijl laat dit niet meer toe. Het eerder gelanceerd
mussenappartement-concept viel niet bepaald in de smaak van de huismus.
De nieuwe nestkast werd
door Vogelbescherming Vlaanderen ontwikkeld in samenwerking met Vivara
natuurbeschermingsproducten.
De nestkast zal in de
finale versie worden gebruikt als inbouwsteen. Op deze manier lijkt het voor de
huismussen alsof ze opnieuw tussen de muren van onze woningen kunnen broeden.
Voor de bewoners biedt deze nestkast het voordeel dat de huismussen op een door
hun gekozen locatie kunnen broeden. De huismussen kunnen de isolatie niet
beschadigen of brengen geen nestmateriaal in de spouw.
Personen die om esthetische
redenen niet graag een nestkast tegen de buitenzijde van de muur hangen, zijn
hierbij ook geholpen. In de testfase worden de 3 prototypes van dit nieuw
nestkastontwerp wegens praktische redenen wel tegen de buitenzijde van woningen
gehangen. Als blijkt dat de huismussen deze nestkast als een onderkomen vlot
aanvaarden, omdat die wel voldoet aan de eisen die ze stellen aan hun
nestlocatie, wordt dit model als inbouwsteen op de markt gebracht.
De Kille
Meutel-Vogelvrienden werken al geruime tijd mee aan het bovenvermeld
inventariseringswerk en tellingen van huismussenpopulaties. Ook nu engageert
deze open vereniging zich opnieuw om ook aan dit huismussennestkastenproject actief
deel te nemen.
Op 15 locaties in
Groot-Zaventem zullen huismussenspotters, die inmiddels deel uitmaken van de
Kille Meutel-Vogelvrienden, gedurende 3 jaar het al dan niet benutten van de uitnodigende
nestkastlocaties opvolgen.
Om als een volwaardige testlocatie
in aanmerking te komen, werd met een aantal karakteristieken rekening gehouden:
·er
moet al een mussenkolonie aanwezig zijn;
·bij
voorkeur zijn er huismussen, die al in een nestkast broeden of in/tegen een
huis;
·huismussen,
die nestelen in een klimop is een 2de keuze;
·de
nestkasten moeten in de kolonie kunnen worden gehangen;
·de
voorkeur voor een nestgelegenheid onder de dakrand, zo goed mogelijk laten opgaan
in het gebouw;
·er
worden minstens 2 (liefst 3) prototypes met verschillende invliegopeningen van
het nestkastje per locatie opgehangen.
Opvolging van de locatie
·een
aantal keren per jaar (tijdens de winter, net vóór het broedseizoen, ná het
broedseizoen) wordt gepolst naar de activiteiten van de huismus:
owordt
er aantoonbaar nestverkenningsgedrag waargenomen [een mannetje zit volop te
zingen aan het nest, een huismussen(koppel) brengt nestmateriaal of voedsel
naar het nest;
obenaderen
huismussen het invliegplatform;
oworden
er broedende huismussen waargenomen?
·na
het plaatsen van de 3 nestkastprototypes is het aanbevolen op zijn minst
gedurende de hele winterperiode zadenmengelingen te strooien
Omtrent deze actie
zullen nog meer artikels volgen, eens de campagne, opgezet door
Vogelbescherming Vlaanderen in samenwerking met Vivara, op volle toeren zal
draaien.
Geraadpleegde
bron: Gezinsleven in het dierenrijk Desmond Morris
De mens behoort
ongetwijfeld tot de beste nestbouwers. Zijn huizen, tenten en hutten bieden
goede beschutting tegen de barre buitenwereld. De moderne mens is trouwens
verder gegaan. Van een schuilplaats is het moderne huis uitgegroeid tot een
middel om het leefmilieu onder controle te krijgen.
Primitieve volkeren die
als jager-verzamelaar rondtrekken, bouwen slechts een eenvoudig tijdelijk
slaap- en schuilgelegenheid.
Minder zwerflustige
jagers of boeren bouwen semipermanente huizen van materialen die in de natuur voorhanden
zijn: planten, modder of zelfs sneeuw.
Hoewel veel dieren zich
kennelijk ook zonder huis best goed voelen, telt het dierenrijk zeer bedreven
bouwers en proberen sommige soorten met hun verfijnde bouwsels zelfs hun milieu
te reguleren.
Voor een goed begrip van
de woningbouw in het dierenrijk is het nodig het onderscheid tussen nest- of
woongebied en territorium te maken.
Een territorium is een
deel van het milieu dat door een dier tegen soortgenoten wordt verdedigd en in
allerlei levensbehoeften voorziet.
Het nest- of woongebied
is de plek binnen dat territorium die voor rust en bescherming en eventueel nog
voor het broeden en grootbrengen van de jongen is gereserveerd.
Een nest kan hiertoe
speciaal zijn gebouwd, zoals bij vogels, maar kan ook uit een natuurlijk hol of
een goed beschut plekje bestaan.
Veel ongewervelde dieren
hebben helemaal geen vaste woon- of verblijfplaats. Zij leven permanent als
nomaden en zwerven maar wat door hun leefomgeving.
Zodra een dier een vaste
verblijfplaats bezit, heeft het de neiging zijn jongen daar groot te brengen.
Vaak wordt zon plaats zelfs op grond van de behoeften van de jongen
uitgekozen.
Variatie in
het nestbouwen
Van alle dieren, die
nesten bouwen, strijken de vogels met de eer voor verfijning.
Vogels gebruiken alle
mogelijke bouwmaterialen en weten allerlei plekken uit te buiten om hun
veiligheid te verzekeren.
Veel zeevogels vinden
een steile klif of een grot het veiligst. Andere soorten geven de voorkeur aan
een eilandje of bouwen hun nest boven het water tussen moerasplanten.
Ook natuurlijke of
gegraven holen kunnen uitstekend bescherming bieden. De meeste vogels verbergen
hun nest ergens tussen de plantengroei.
De meest exotische
bouwsels zijn zonder twijfel de hangnesten van de wevervogels; de meest
bewonderenswaardige architecten zijn ongetwijfeld de prieelvogelmannetjes die
alle aandacht aan hun nest besteden.
Prieelvogels maken een
echt huisje met een siertuin. Alleen het doel is anders dan dat van de meeste
huizen: het dient om een wijfje aan te lokken.
Terwijl veel nesten de
eieren als vanzelf goed warm houden, regelt de thermometervogel de temperatuur
liever zelf. Hij begraaft zijn eieren in een hoop aarde en rottend blad en
varieert de diepte waarop ze liggen voortdurend om te zorgen dat ze tot aan het
uitkomen toe voortdurend dezelfde temperatuur hebben.
De vogels hebben de
bescherming van hun eieren en jongen tegen roofvijanden op uiteenlopende
manieren aangepakt.
Slechts enkele soorten
stellen hun vertrouwen liever in een verborgen plek dan in een nest. Zeevogels,
zoals meeuwen, nemen genoegen met een ondiep strandkuiltje boven de
hoogwaterlijn. Aangezien de ouders hun eieren nergens mee afdekken, moeten ze
er wel om de beurt op zitten broeden. Als beide ouders het nest moeten
verlaten, worden de eieren niet alleen aan de kou en neerslag, maar ook aan
roofdieren blootgesteld.
Andere zeevogels
nestelen uit veiligheidsoverwegingen op vrijwel ontoegankelijke plaatsen.
In veel gevallen leggen
ze hun opvallend witte eieren op richels van steile kliffen. Verder vertrouwen
zeevogels, die meestal in reusachtige kolonies leven voor hun afweer op de
kracht van hun aantal. In het binnenland zoeken veel vogels eveneens een
plaatsje aan het water om rovers af te schrikken.
Futen en meerkoeten
bouwen hun nest zelfs op een plantaardig vlot en karekieten nestelen hoog in de
oeverbegroeiing.
Op het land zelf bouwen
veel kleine, goed gecamoufleerde vogels hun nest ver van de andere in het
verborgene. Dit verkleint de kans dat het door een vijand wordt gevonden.
Uit onderzoek is
namelijk gebleken dat een rover ogenblikkelijk na het vinden van een nest in de
buurt daarvan naar meer zoekt.
Bomen staan bij veel
vogels als nestelplaats hoog aangeschreven. De ene soort heeft een voorkeur
voor een takkenvork; de andere hangt zijn nest aan de uiteinden van takken, die
moeilijker zijn te bereiken.
Het veiligste zijn de
holten in de bomen, met name als zeklein genoeg zijn om de meeste rovers buiten te houden.
Hoewel vogels, zoals
spechten, hun eigen boomholte kunnen uithakken, nemen veel soorten genoegen met
de holten, die ze kunnen vinden. Ook holten in kliffen of in de bodem zijn in
trek. Ondergrondse vogelholen zijn vaak door konijnen gegraven. Er zijn
trouwens ook vogels die oude vogelnesten benutten. Zo eigenen valken zich
kraaiennesten toe.
Warm en
veilig nest
Een goed verzorgd nest
dient niet alleen als veilige bewaarplaats, maar houdt de eieren dank zij de
warmte-isolatie ook op temperatuur.
Op de regel, dat het
nest door het wijfje wordt gebouwd, bestaan uitzonderingen.
Mannetjeswinterkoninkjes
brengen in afwachting van de vrouwtjes zelfs meer dan één nest in hun
territorium aan. Deze nesten hebben echter een ongebruikelijke functie: het
aanlokken van wijfjes.
Konings- en
keizerpinguïns doen het zonder nest. Zij broeden hun ene ei onder een huidplooi
op hun voeten uit.
Sterns schrapen een
ondiep kuiltje uit; zij moeten het van hun camouflage en kolonieleven hebben.
Nesten op steile rotsen zijn veilig voor de meest vijanden.
Zeekoeten nestelen
tientallen meters boven de open zee op nauwe richels.
Zwaluwen en gierzwaluwen
vliegen langs plassen op zoek naar vochtige modder of klei, waar ze harde
wandnesten van maken. Andere soorten gebruiken modder om hun takkennest af te
werken.
Bodemnesten lopen grote
kans, te worden leeggeplunderd. Goede camouflage, zoals bij het leeuweriknest,
is dan ook geboden.
Een heel andere
bescherming biedt een nestelplatform in ondiep water. Deze techniek wordt onder
meer door de meerkoet toegepast.
Nestelen in struiken en
bomen schakelt eveneens veel roofvijanden uit.
De vink zoekt als
fundering een takkenvork uit; maar de buidelmees hangt zijn opvallend nest
liever aan het eind van een tak op.
Holten in de bodem
bieden een goede bescherming. Hoewel het konijnuiltje zijn hol zelf kan graven,
trekt het liever in een verlaten prairiehondenverblijf in.
Oude konijnenholen in
zandhellingen zijn geliefd bij Noordse pijlstormvogels.
Tot de veiligste
nestelplaatsen behoren holten in bomen.
Spechten hebben de keus:
zelf maken of zoeken.
Bij neushoornvogels
metselt het vrouwtje zich met de door haar partner aangevlogen modder in die
haar tegelijkertijd ook in voedsel bevoorraadt.
Bouwtechnieken
Wonderbaarlijk genoeg
kan een jonge vogel meteen de eerste keer al een volmaakt nest bouwen. De
vereiste vaardigheid lijkt bijgevolg grotendeels erfelijk aangelegd.
Afgezien van enkele
opvallende uitzonderingen is de nestbouw het werk van het vrouwtje. Aangezien
elke soort zijn nest op haar eigen ecologische omstandigheden afstemt, bestaan
er nesten in allerlei vormen en grootten.
De eenvoudigste types
zijn te vinden bij de zeevogels, die vaak met een hoopje takken volstaan.
Arenden en dergelijke
grote vogels stapelen hun takkenbossen hoog in de bomen slordig op elkaar.
Voor de hoogst
ontwikkelde nesten moeten we bij de kleine vogels zijn.
Deze gebruiken fijne
plantedelen, die ze met hun fijne snavel op hun plaats drukken of vlechten.
Soms dopen ze hun bouwmateriaal eerst in het water om het buigzamer te maken om
het na droging beter te laten aansluiten. In principe wordt de bekende komvorm
met het hele lichaam in het nest gedrukt. In een later stadium biedt die kom de
goede basis om de wanden mee vloeiend vorm te geven. Tot slot wordt het
binnenste vaak met mos, gras, oude veren, paardenhaar of ander zacht materiaal
bekleed.
Sommige vogels zijn
helemaal van plantaardig bouwmateriaal afgestapt.
Ovenvogels bouwen een
nest van natte klei die ze in de zon hard laten bakken. Dit alles spelen de
vogels klaar met hun snavel als belangrijkste en vaak zelfs enige gereedschap.
Het nest wordt door
beide partners samen gebouwd. Hiertoe wachten ze tot de regen de klei voldoende
zacht heeft gemaakt. In de snavel vliegen zenet zolang hompjes aan tot het nest af is. Vaak is dat pas na een totaal
van 2 000 vluchten het geval. In de hitte van de zon krijgt het nest
uiteindelijk zijn ovenvorm. De eigenlijke broedruimte is door een gebogen
binnenwand van de ingang afgescheiden. Dit houdt grote roofdieren buiten.
De beitelvorm van de
spechtsnavel is voor het boren van een nestholte ideaal.
In zandige gronden
worden bij het graven zowel de snavel als de poten gebruikt. Ook bij vogels die
hun nest weven, spelen de poten trouwens een grote rol.
De fijnste nesten zijn
van kolibries.
Deze miniatuurtjes van
nog geen 2.5 cm diameter bestaan uit plantendons, waarin soms ook spinrag is
verweven.
Veel nesten zijn met een
koepel afgedekt en bolvormig, dan zit de toegang meestal opzij.
De bouwkundige
juweeltjes van de wevervogels zijn vrijwel onneembaar voor vijanden.
Het nest wordt met de
snavel en poten geknoopt, gevlochten en geweven.
Eerst wordt een geraamte
gemaakt van takken, die met gras of palmbladeren aan elkaar worden geknoopt.
Het nest van de textorwever is niervormig met de toegang onderaan.
Sociale wevervogels
hangen hun nesten aan een gemeenschappelijk platform.
Gevederde
architecten
IJsvogels behoren tot de
weinige vogels die hun eigen nestholte graven. Vanuit één van hun uitkijkposten
zoeken de dieren een geschikte plaats langs de rivier uit. De oever moet er
zacht genoeg zijn om te kunnen graven, maar mag ook niet uit zand bestaan;
anders zou de gang instorten.
Bij gebrek aan een
steunpunt begint de vogel met zijn graafwerk met een reeks duikvluchten. Pas
wanneer de daar diep genoeg voor is, werken de poten mee om de aarde met
krachtige slagen naar achter te verwijderen. Aan het eind van de gang komt een
veilige broedkamer, met voldoende bewegingsruimte voor ouder en jongen.
De meeste vogelnesten
dienen als bergplaats voor eieren en jongen.
Uitzonderingen op de
regel zijn de nesten van loophoenders en prieelvogels.
Loophoenders zijn schuwe
bodembewoners, die zelden vliegen. Hoewel ze op een heel uiteenlopend terrein
leven, bouwen ze alleen een broeinest. Sommigen soorten laten hun eieren in een
door hen gegraven kuil uitkomen; anderen benutten de broeiwarmte van
vulkanische bodem.
Tot de opmerkelijkste
soorten behoort het Freycinet-loophoen, dat reusachtige aardhopen opwerpt. Bij
een diameter van 10 m kunnen deze hopen een hoogte van 4.5 m bereiken.
Het plantaardig
materiaal in de hoop geeft bij het rotten warmte af aan de eieren.
De verwante
thermometervogel, die in het droge binnenland van Australië leeft, gaat nog een
stapje verder. Het mannetje graaft een kuil van 1.2 m diep met een doormeter
van 4.5 m.
Deze vult hij in de
winter met bladaarde en ander plantaardig materiaal. Als dit door de regen is
bevochtigd, dekt hij de kuil met een 60 cm dikke zandige laag af. Hierdoor gaan
de plantenresten rotten, waarbij warmte vrijkomt. Door variatie van de
deklaagdikte worden de eieren constant op 33°C gehouden.
Hij steekt van tijd tot
tijd zijn snavel in zijn hoop om de temperatuur te controleren. Als het te warm
is, haalt het mannetje wat materiaal weg. Zo nodig legt hij de eieren, die
normaal diep in de hoop liggen, zelfs bloot. Aangezien de eieren in verloop van
maanden worden gelegd, is het mannetje het grootste deel van het jaar als een
ijverige tuinder met zijn grondbeheer in de weer. Na het uitkomen, graven de
jongen zich snel uit.
Prieelvogelmannetjes
doen het heel anders. Zij richten hun eigenaardige bouwsels op om wijfjes te
lokken. Met een baltsdans proberen zij nog meer indruk te maken. Na de paring
worden de eieren in de bomen in een heel ander nest gelegd. Legnest en prieel
kunnen ver van elkaar liggen.
In zijn eenvoudigste
vorm bestaat een prieel uit een hoopje of een platform, dat wel fleurig wordt
versierd.
Sommige soorten
gebruiken bij wijze van prieel een jong boompje dat ze als een meiboompje
optuigen.
Andere bouwen een hut,
vaak compleet met palissade, die ze met vruchten, bloemen of dode insecten
aankleden. Ook menselijke voorwerpen kunnen luister bijzetten, als ze maar fel
van kleur zijn.
Een ander prieeltype
bestaat uit twee evenwijdige wanden van twijgen, die al of niet tot een tunnel
zijn overkoepeld. Aan die wanden wordt van alles opgehangen. Er zijn zelfs
mannetjes die de binnenkant met vruchtmoes of houtskool verven.
De
oranjekuiftuiniervogel leeft in de bergen van Nieuw-Guinea. Het mannetje draagt
een olijfbruin kleed met een oranje verenkam. Zijn takkenprieel is koepelvormig
met openingen aan de voorkant. Het is ongeveer 60 cm hoog. De middenzuil wordt
gevormd door een jong boompje dat met vervlochten takjes en mos is afgedekt. De
ruimte tussen zuil en buitenwand vormt aan de achterzijde een tunnel. Het open
terrein voor het prieel is met donkere boomvarensvezels afgedekt. Hierop stalt
het mannetje zijn mooiste bloemen, bessen en glanskevers uit.
Opmerking nestfotografie:
Het Koninklijk Besluit betreffende de bescherming van
vogels in het Vlaamse Gewest verbiedt de nesten van bepaaldevogelsoorten opzettelijk te verstoren, weg te
nemen of te vernielen (BVR 24/05/95 art.2)
Als gevolg daarvan is het eveneens verboden volwassen
vogels op of nabij hun nest te fotograferen of te filmen of te trachten dit te
doen, uitgezonderd bij nesten die zich op een bewoond erf bevinden.
Beide fotos van Wim Dekelver zijn genomen vanuit een
kijkhut; de futen vanop een afstand van 80 m; bij dit aalscholver was dit 300 m
Wie eerder verschenen
artikels wenst te raadplegen, kan in het archief terecht bij onderstaande
opgesomde bijdragen:
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.