Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    31-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kunst van het fotograferen

     

    Wanneer de jaarwisseling nadert, maakt men doorgaans het bilan op van het verstreken jaar.

    Hoogtepunten dit jaar waren de viering van het 10-jarig bestaan van deze educatieve blog en het behaald bezoekersaantal, dat ondertussen meer dan 100 000 views telt.

    Inmiddels zijn er 600 artikels verschenen en meer dan 2300 foto’s gepubliceerd waarvan 60% aangeleverd door Wim Dekelver.

     

    De duivel-doet-al en jonge ambitieuze Pieter Cox heeft het almaar drukker en vindt nog zelden de tijd om een compositie van 5 foto’s samen te stellen voor dit blog, maar dat wordt hem absoluut niet kwalijk genomen. Hij zoekt af en toe wel eens een nachtelijk moment om in hoogste nood te helpen of goede raad te verstrekken. Hij blijft als gastfotograaf erg welkom!

     

    De jarenlange vriendschappelijke band met Wim dwingt respect en erkentelijkheid af. Wim is immers altijd bereid om voor het beeldend materiaal te zorgen, wat onbetwistbaar het succes van de populariteitcijfers verklaart. De recente prachtige reportage over de visarend is daar een mooi voorbeeld van.

     

    Onze huisfotograaf kan ongelooflijk genieten van de aanwezigheid van vogels in de natuur en slaagt er telkens weer in die passionele beleving in een beeld te vatten om het te delen met andere vogelliefhebbers. Wanneer Wim een reeks geselecteerde foto’s aanlevert, besef je als leek helemaal niet welke inspanningen de gerichte verkenning (voorbereiding vooraf) en de geduldige observatie (soms urenlang waarnemen en soms zonder resultaat) heeft gevergd.

    Af en toe heb je wel eens een toevaltreffer tijdens die geduldige waarnemingssessies. Onverwacht duikt dan een vogel op die het aandurft haast vlak voor je lens een poosje zijn verenpak te poetsen, maar dat gebeurt maar zelden.

     

    Door de jaren heen heeft onze natuurfotograaf nieuwe natuurgebieden gezocht, contacten gelegd met natuurbeheerders, conservators, boswachters die hem vertellen waar de dieren zich ophouden. Zulke belangrijke relaties bouw je op telkens je in een schuilhut andere even enthousiaste natuurfanaten ontmoet. Doordat je gerichter kijkt, valt er niet alleen meer te ontdekken, maar het fotograferen wordt ook leuker om te doen, wat ik zelf kon ondervinden toen ik Wim een dagje vergezelde in een vogelkijkhut van Glenn Vermeersch in Kalmthout.

     

    Als de scherpte en de compositie goed zitten, heb je fraaie foto’s geschoten, maar de drang en het doorzettingsvermogen om unieke momentopnames vast te leggen die de ultieme kick geven, blijven Wims grootste verdienste. Hij zoekt altijd weer nieuwe manieren om de natuur onderscheidend in beeld te brengen. En de reeks foto’s die bij deze bijdrage werden aangeleverd, bewijzen dat zonneklaar. Dank je wel, Wim!

     

    Aan al onze lezers en fans wens ik  

     

    een sprankelend en bruisend,

    een stralend en schitterend,

    een gezond en gelukkig,

    een zorgeloos en prachtig jaar.











    31-12-2017 om 17:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kunst van het vliegen

     

    Een actieve vlucht met vleugelslagen is een zeer complexe manier van bewegen die nog altijd niet al zijn geheimen heeft prijsgegeven. De basisprincipes zijn echter goed bekend. Net als vliegtuigen moeten vogels twee krachten ontwikkelen om te vliegen.

    De eerste, de ‘lift’, is tegengesteld aan de zwaartekracht.

    De tweede, de ‘voortstuwing’, is tegengesteld aan de luchtweerstand en stuwt de vogel naar voren. Bij zowel vogels als vliegtuigen ontstaat lift door de luchtstroom over de gebogen oppervlakken van de vleugels terwijl de voortstuwing wordt geleverd door de vleugelslagen. Vogelvleugels zijn echter zeer flexibel, waardoor ook vele andere factoren een rol spelen.

    Zo zorgen duiven voor een extra lift door hun vleugels bij de opwaartse slag dicht bij elkaar te brengen, terwijl de vleugels van kolibries een 8-vormige figuur beschrijven waardoor zowel bij de neerwaartse als de opwaartse slag lift ontstaat.

     

    Het lichaamsgewicht heeft een grote invloed op de manier waarop vogels opstijgen en landen. Kleine zangvogels vliegen met een simpele afzet in een fractie van een seconde op, maar zware vogels moeten meer moeite doen om in de lucht te geraken.

    Fazanten en andere hoenders zijn een belangrijke uitzondering: door krachtige vliegspieren kunnen ze op een explosieve manier opstijgen om aan gevaar te ontsnappen.

    Toch kan het opstijgen soms moeizaam verlopen en zware vogels passen de vorm van de vleugels aan om lift te maximaliseren en energieverspillende turbulentie te minimaliseren. Deze veranderingen worden weer teruggedraaid als de vogel in de lucht is.

     

    Landen vereist coördinatie en bij zware vogels als zwanen en trappen ook veel ruimte. Bij de landing vergroten vogels de hoek van de vleugels, zoals een vliegtuig zijn ‘flaps’ laat zakken.

    De vogel strekt vervolgens de poten naar voren en als alles goed gaat, landt hij daarop zonder over de kop te slaan.

    Maar voor een vogel als een zwaan is het moeilijk om zo snel zo veel snelheid te minderen. Daarom landen zwanen op water waarbij de poten voorzien van zwemvliezen als rem dienen.

    Om te landen vermindert een zangvogel, zoals een roodborst zijn snelheid tot hij bijna stil valt. Open gespreide vleugels en uitgewaaierde staart dienen als rem om zachtjes op de zitpost te landen.

     

    Met de vleugels gedeeltelijk gevouwen stort een slechtvalk zich op zijn vliegende prooi, soms honderden meters lager tegen een snelheid van meer dan 200 km / u.

    De snelste vogels in horizontale vlucht zijn eenden, ganzen en gierzwaluwen. Sommigen bereiken een snelheid van 80 km / u. In het algemeen vliegen vogels zelden sneller dan 30 km / u.

    De langzaamste vogels – houtsnippen – vliegen rustig met 8 km / u zonder neer te storten, dus niet veel sneller dan een snelwandelaar.

     

    Vogels hebben vaak een karakteristieke manier van vliegen, waaraan ze ook in vlucht kunnen worden gedetermineerd. Sommige hebben een rechte vlucht met regelmatige vleugelslagen van ca 200 / min. bij duiven tot een veel rustiger tempo van 25 / min bij grote vogels als reigers.

    Veel andere vogels wisselen vleugelslagen af met korte glijvluchten. Sommige soorten hebben een opvallende golvende vlucht: met een snelle serie vleugelslagen wordt hoogte gewonnen, waarna de vleugels tegen het lichaam worden gevouwen en de vogel fel daalt. Dit komt vaak voor bij vinken, maar het is vooral opvallend bij spechten.

     

    Vergeleken met actief vliegen zijn glij- en zweefvluchten zeer efficiënte manieren om zich door de lucht te verplaatsen. Bij een glijvlucht verliest een vogel langzaam hoogte, maar de grootste zwevers, zoals gieren en andere roofvogels, kunnen vrijwel zonder enige vleugelslag tot enkele km hoogte stijgen.

    Veel vogels combineren glijden, zweven en actieve vlucht.

     

    Wanneer de grond wordt verwarmd door de zon, warmt ook de lucht erboven op.

    Hierdoor ontstaan te midden van de koelere omgeving kolommen warme, opstijgende lucht, ‘thermiekbellen’. Zwevende vogels zoeken deze natuurlijke ‘liften’ op en cirkelen in de warme luchtkolom langzaam op tot grote hoogte.

    De bekendste voorbeelden zijn roofvogels zoals gieren, arenden en buizerds, alsook diverse ooievaars. Al deze vogels hebben ‘gevingerde’ handpennen. Veel vogels gebruiken het zweven om zonder veel inspanning voedsel te vinden.

    Ooievaars gebruiken thermiek tijdens hun trek tussen Europa en Afrika. Bij smalle zee-engtes, zoals de Straat van Gibraltar, winnen ze in een thermiekbel zo veel mogelijk hoogte voordat ze in een glijvlucht het water oversteken. In een thermiekbel kan een vogel stijgen met een snelheid van 5m / sec.

     

    Steile rotskusten en bergwanden buigen de heersende wind naar boven af, waardoor vogels hoog boven het ruige terrein kunnen zweven. Anders dan de thermiek kunnen deze stijgwinden maanden achter elkaar in stand blijven, zelfs wanneer het koud is.

    Hierdoor kunnen zweefvliegers ver van de warmte van de tropen toch hun vliegwijze handhaven.  

    Zo komt de Andescondor over de hele lengte van de gelijknamige bergketen voor, van West-Venezuela tot Vuurland, terwijl zeearenden rondzweven langs de bergachtige rotskusten van Scandinavië en Siberië.

    Behalve gieren en arenden maken ook verscheidene kleinere vogels gebruik van stijgwinden. Meeuwen en Noordse stormvogels zweven boven kustkliffen en Alpenkauwen langs hooggelegen bergwanden. Alpenkauwen vertonen in het voorjaar acrobatische, dwarrelende baltsvluchten.

     

    De dynamische zweefvlucht is een speciale vliegtechniek die door albatrossen en verwante soorten wordt gebruikt. In plaats van te zweven op thermiek – wat zelden voorkomt op zee – maken ze gebruik van de sterke winden die boven het zeeoppervlak waaien. Deze techniek werkt omdat de windsnelheid vlak boven het water lager is dan wat hogerop. Een albatros gebruikt bij het vliegen dit snelheidsverschil in een opeenvolgende reeks van bewegingen.

    Deze begint wanneer de vogel met de zeewind mee naar het zeeoppervlak glijdt en snelheid maakt. Vlak boven het oppervlak draait hij zichzelf tegen de wind in waardoor hij steil omhoog klimt. Wanneer hij zijn oorspronkelijke hoogte weer bereikt, is hij alweer honderden meters verder. Door deze cyclus te herhalen kunnen albatrossen met slechts geringe inspanningen enorme afstanden afleggen. De grote albatros, de grootste zeevogel ter wereld, kan 10 000 – 20 000 km afleggen in 10 – 20 dagen door zijn dynamische zweefvluchttechniek.

     

    Energie-efficiënt vliegen maakt het sommige vogels mogelijk om zeer langdurig in de lucht te blijven. De meest uitgesproken vlieger ter wereld is wellicht de bonte stern. Deze pikt in de vlucht voedsel op van het zeeoppervlak en landt zelden op het water. Hij brengt zijn eerste 8 – 9 levensjaren in de lucht door alvorens aan de grond te komen om te broeden.

    Op het land is het record in handen (vleugels) van de gierzwaluw die 2 – 4 jaar in de lucht blijft en al vliegend eet, slaapt, rooft en zelfs paart.

     

    Jullie zien in alfabetische volgorde een aalscholver, een blauwe reiger, een buizerd, een roerdomp en een scholekster in actie.











    27-12-2017 om 11:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    14-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De groene specht

     

    De groene specht met zijn karakteristiek, lachend, snel herhaald ‘kjuu-kjuu-kjuu’ is bij ons een vrij talrijk voorkomende broedvogel, die echter door het verdwijnen van hoogstammige fruitbomen in aantal achteruitgaat en ook zeer gevoelig is voor strenge winters met veel sneeuw.

    Hij komt voornamelijk voor in of rond loof- en gemengd bos en droge heideachtige gebieden met struiken en boomgroepen. Foerageert geregeld op brede gazons en andere open grasvelden.

     

    Opvallend zijn de groene rug met de geelgroene stuit, de knalrode kruin en de zwarte vlek (masker) rond de ogen. Kenmerkend zijn ook de lichtgroene wang-, wit omringde zwarte ronde ogen en zwarte baardstreep met rood binnenin. Bij het vrouwtje is die baardstreep helemaal zwart. Karakteristiek ook zijn de grijze dolksnavel en de wit gebandeerde donkere vleugeluiteinden.

    De jonge vogels hebben in tegenstelling tot hun volwassen soortgenoten een gespikkeld/gestreept verenkleed.

    De vlucht is diep golvend, maar snelle vleugelslagen tussen de glijvluchten met gesloten vleugels.

     

    De spanwijdte wisselt tussen 40 en 42cm; de lichaamslengte varieert van 30 tot 33cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 180 en 220g.

     

    De groene specht roffelt zelden en zoekt zijn voedsel veel vaker dan andere spechten op de grond, want behalve op larven van hout-borende insecten, kevers, nachtvlinders en vliegen, is hij vooral verzot op mieren en hun larven, die hij met zijn lange, kleverige tong uit hun nesten haalt. Deze tong kan wel tot 10 cm buiten de snavelpunt worden uitgestoken. Het uiteinde van de tong vormt een plat en verbreed orgaan met haakvormige uitsteeksels dat onafhankelijk kan worden bewogen. De grote speekselklieren produceren een stof die de tong kleverig houdt. De groene specht gebruikt de tong net als een miereneter om larven en cocons van mieren uit hun nest op te likken.

    Restanten in de uitwerpselen wijzen uit dat rode bosmieren hun favoriete hap zijn.

    Rode bosmieren worden in de zomer nauwelijks gegeten, omdat ze dan actief zijn en met vele tegelijk mierenzuur naar de aanvaller spuiten.

    Tijdens de winter worden – naast de rode bosmieren – vooral mierensoorten gegeten die relatief volkrijke kolonies bezitten, relatief dicht aan het oppervlak overwinteren en aldus gemakkelijk te vinden zijn. Vooral wegmieren, gele weidemieren en glanzende houtmieren staan dan op het menu.

     

    Groene spechten broeden vooral in een kleinschalig cultuurlandschap met oude bomen en duinen, maar steeds vaker in polders, in recreatiebossen, stads- en sportparken. In grote bosgebieden broedt de groene specht vaak alleen langs de randen of rond kale plekken.

    Bij het baltsgedrag voert de groene specht dezelfde spiraalvormige achtervolgingen uit als de grote bonte specht. De mannetjes hebben echter ook een kenmerkend vertoon: bij het vechten om een wijfje zwaaien ze met uitgespreide vleugels, uitgewaaierde staart en opgezette kuif met hun kop heen en weer.

    Er wordt één broedsel per jaar voortgebracht. Meestal legt het wijfje 5 tot 7 ellipsvormige glanzende eieren in de kale zelf uitgehakte nestholte (geen bekleding). Het uithakken van dat groot gat in het zachte hout van een oude loofboom (6 tot 8cm diameter) duurt gemiddeld 15 tot 30 dagen.

    Hetzelfde hol wordt soms meerdere jaren na elkaar gebruikt. Mannetje en wijfje broeden beide het legsel in 18 tot 19 dagen uit en voeden ook allebei de jongen van 18 tot 21 dagen met een melkachtige brei, die in de krop uit de massa gevangen insecten ontstaat.

     

    In het filmpje hieronder zie je de groene specht speuren naar rode bosmieren.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=jFsQp7pdVpE











    14-12-2017 om 18:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend in actie – Deel_5

     

    Roofvogels jagen overdag en worden daarom ook dagroofvogels genoemd. Je moet ermee rekening houden dat elke roofvogel zijn eigen manier van jagen heeft en een eigen jachtpatroon.

    Zo is de slechtvalk een snelle jager en vliegt een blauwe kiekendief een stuk trager. Dit vereist een andere aanpak van fotograferen.

    Het nadeel met roofvogels is dat ze niet poseren en dat, als ze vliegen, ze weer snel weg zijn.

    De grootste kick voor de fotograaf is natuurlijk een duikende visarend. Hier komt een dosis geluk bij kijken, maar ook veel tijd (geduld).

    Als je weet rond welk tijdstip en welke plek een visarend dagelijks langskomt om te vissen, kan je hierop anticiperen. Het is geen toeval dat het nieuws zich snel verspreidt als er een bijzondere vogel is gezien.

    Via de website www.waarneming.be houden vogelspotters elkaar op de hoogte van de locaties waar bijzondere (roof)vogels worden gezien.

    Ook twitterende vogelaars zijn nuttige informatiebronnen.

     

    Eens je een visarend hebt opgemerkt, vat dan zo post dat de lichtinval gunstig is en dat je een fijne achtergrond hebt. Met windstil weer – en daardoor een rimpelloos wateroppervlak – heeft de visarend veel meer kans om een vis te pakken. Maar jij als fotograaf hebt dan dus maar weinig kans om die duik perfect te fotograferen. Als het iets meer waait, heeft hij meerdere duikpogingen nodig om een vis te verschalken, wat ook de fotograaf meerdere kansen biedt!

    Stel je belichting handmatig in. Een visarend komt van hoog (fel belichte lucht = overbelichting), daalt net vóór de impact en passeert dan in een schicht een bomengordel op de achtergrond (neutrale belichting), waarna hij het water induikt (als het water donker is, moet je onderbelichten).

    Dit red je nooit als je je belichting op automatisch zet. Hou je sluitertijd zo hoog mogelijk.

    Kies daarom een zo hoog mogelijke iso-waarde. Liever een beetje ruis dan een onscherp beeld. Als je over een waaier mogelijkheden beschikt kan je uiteraard ook experimenteren met lage sluitertijden.

     

    Soms kan je vanuit schuilhutten visarenden van heel nabij aanschouwen. Echter niet alle schuilhutten zijn geschikt om vissende visarenden te fotograferen. De te smalle kijkspleten (en te grote lenzen) zorgen ervoor dat je weinig bewegingsvrijheid hebt.

    Door de aanvliegroutes van vogels, zeker als er jongen zijn, te observeren, is het met enige voorkennis mogelijk te achterhalen waar zich een nest bevindt. Dit lijkt een verlokkelijke tip maar het is een no-go-zone. Roofvogels en uilen zijn immers beschermde diersoorten en door het benaderen van een nest wordt het broedsel in gevaar gebracht. Dit is niet de manier waarop een vogelfotograaf te werk hoort te gaan en dit wordt streng afgekeurd door collega-fotografen en vogelliefhebbers.

     

    Bekijk dit leuk filmfragment dat de beeldreportage, ingedeeld in 5 fases met fraaie momentopnames, knap samenvat:

     

    Als platvis spendeer je de meeste tijd op de bodem van de zee en houd je rekening met alle vormen van gevaar, behalve vanuit de lucht. Zonder de aanwezigheid van de visarend zou deze argeloosheid misschien terecht zijn, maar in dit geval wordt het de ‘kortzichtige’ vis fataal.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=nA3LtXnNIto

     











    07-12-2017 om 12:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    06-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend in actie – Deel_4

     

    Vaak zie je meteen na de duik met opspattend water de visarend met zijn kop boven de waterlijn en zijn vleugels uitgespreid een beetje dwaas om zich heen kijken. Het lijkt wel of hij dit moment gebruikt om in te schatten of de prooi misschien te groot is. Wanneer dit het geval is, laat hij de vis wijselijk los.

    Er doen spectaculaire verhalen de ronde van verdrinkende visarenden omdat hun klauwen niet kunnen worden geopend na de impact. Dit klopt natuurlijk niet. Wat wel wordt aangenomen, is dat de klauwen en de lange nagels misschien wel eens kunnen vastzitten in de graten van de vis. Na dit bezinningsmoment probeert de visarend weer uit het water op te stijgen.

    Uit het water komen met of zonder zo’n zware spartelende vis kost heel veel inspanning.

    De staart dient daarbij als hulpmiddel en wordt schuin omhoog gehouden.

    Er volgt weer een hoop gespetter. Eenmaal in de lucht wordt de vis zo gemanoeuvreerd dat de kop naar voren is gericht en vliegt de vogel met zijn maaltje naar een rustig plekje om de vis op te eten.

    Hier had de visarend blijkbaar de positie van de prooi niet goed ingeschat. Niettemin had hij ook wel enige moeite om zich met korte en krachtige vleugelslagen verticaal uit het water te hijsen.











    06-12-2017 om 12:31 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    05-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend in actie – Deel_3

     

    Met de stevige poten graaien de visarenden de vis in één stootduik uit het water.

    Als je het geluk hebt een visarend te zien jagen, neem er dan de tijd voor. Af en toe biddend, wordt het wateroppervlak afgespeurd op vangbare vis, net onder de waterspiegel.

    Als er een prooi wordt ontdekt, manoeuvreert de visarend zich bij voorkeur in een positie waarbij hij de zon in de rug heeft. Er volgt een stootduik waarbij de vogel vaak kopje onder gaat. Zwemt de vis voorwaarts dan wordt de jachttechniek zo aangepast dat de duik met de zwemrichting mee schuin wordt ingezet. Vissen van 1 tot 2 kg zijn geen uitzondering.

    Omdat de visarend zich niet zoals watervogels stevig kan invetten, moet het water snel weer uit de veren worden geschud. Na elke duik stijgt de visarend eerst 1 tot 10 hoog om vervolgens al vliegend en schuddend het water uit zijn verenpak kwijt te raken.

    De buit wordt altijd vervoerd met de kop naar voren om zo min mogelijk luchtweerstand te ondervinden.

    De visarend kent diverse jachttechnieken. Een ervan is laag over het water komen aanzweven, op het laatste moment de poten naar voren zwaaien om zo de vis uit het water te graaien.

    Als ze een vis hebben gevangen nemen ze die mee naar een vaste ‘slachtplaats’. Liefst een hoge dode boom in de buurt van het water.

    Vliegend en cirkelend speuren ze naar een grote vis die niet te diep onder het wateroppervlak zwemt. Zien ze een geschikte prooi, dan storten ze zich in het water en grijpen de vis met hun stevige klauwen.

    Om de gladde vissen uit het water te kunnen grijpen, heb je heel speciaal gereedschap nodig en dat heeft de visarend. De onderkant van zijn klauwen zijn voorzien van kleine weerhaakjes waardoor de vis niet kan wegglippen.

    Bovendien kan hij één van de 4 tenen zowel naar voren als naar achteren bewegen (omkeerbare teen); hij heeft zo eigenlijk aan elke poot twee duimen.











    05-12-2017 om 12:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    04-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend in actie – Deel_2

     

    Veel vogelliefhebbers merken een visarend niet eens op. Als hij in de verte aan komt vliegen lijkt hij soms bedrieglijk veel op een forse zilvermeeuw, zeker als je niet zorgvuldig kijkt. Cirkelt hij eenmaal rond naar een grotere hoogte, dan vergt het een ervaren blik om hem te onderscheiden. De iets gehoekte en gevingerde vleugel, de soepele, diepe vleugelslag en natuurlijk het formaat, vertellen echter genoeg. Wanneer de visarend zwevend naar prooien speurt, maakt hij gebruik van thermiek en schroeft zich omhoog via de stijgende warme luchtlagen. Vanuit het hoogste punt glijden ze weer naar een volgende plaats waar een warme luchtkolom zit. Door hun vleugels maximaal uit te spreiden, vergroten ze het draagvlak.

    Een visarend op jacht is een niet te missen schouwspel, want er is maar één arend die boven het water hangt te bidden om zich vervolgens vanuit de lucht robuust in het water te storten.

    De vleugels zijn niet alleen hoekig, maar ook lang en slank. De visarend heeft maar 4 vingers; dat zijn de zichtbare uiteinden van de slagpennen aan het uiteinde van de vleugels.

    De andere arenden hebben doorgaans 6 of meer vingers. Er is geen andere roofvogel die zo gespecialiseerd is in het vangen van vis als de visarend.

    In vergelijking met de visarend zijn de andere roofvogelsoorten maar amateurvissers, die op de wijze van zeearenden en wouwen alleen traag aan het wateroppervlak zwemmende vissen grijpen of zelf aan het oppervlak drijvende of aan de oever aangespoelde dode vissen of andere dieren oppeuzelen.

    De visarend daarentegen eet uitsluitend verse, zelf gevangen vis. Alle aanpassingen aan zijn jachttechniek gaan veel verder dan die van de meeste andere roofvogels; alleen de wespendief is ook zo’n superspecialist.

    De visarend is helemaal ingesteld op het grijpen van vissen uit oppervlakkig helder water. In ons deel van Europa zijn dat voorn, karper, blei, snoek, baars, elders ook forel, zalm, harder, kabeljauw. Deze vindt hij vooral in brede riviermondingen, diepe fjörden, stille rivierbochten, berg- en bosmeren en tropische koraalzeeën.

     

    Deze reeks foto’s tonen de visarend op het moment dat de bewegingen van het opgemerkt prooidier zijn jachtinstinct prikkelt.











    04-12-2017 om 11:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    03-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend in actie – Deel_1

     

    Een uitgebreide beeldreportage van Wim Dekelver illustreert in 5 bijdragen [fases] hoe de roofvogel zijn jachtdomein verkent, zijn prooi bespiedt, aanvalt, vastgrijpt en uit het water sleurt om de buit elders rustig op te peuzelen.

     

    Om de bezoeker/lezer niet meteen met 25 foto’s en commentaren te overrompelen zullen vanaf vandaag tot en met donderdag achtereenvolgend 5 bijdragen op deze blog verschijnen:

     

    1.        de verkenningsronde: de visarend komt aangevlogen en begint grote cirkels te draaien om een geschikte prooi te detecteren;

    2.       het bidden: klapwiekend met de vleugels en met de naar beneden gerichte gespreide staart blijft de visarend in de lucht ‘hangen’, terwijl hij scherp toekijkt op een mogelijk slachtoffer; 

    3.       de duikvlucht – als een ‘stuka’ – naar het uitgekozen doelwit;

    4.      in het water: het moment waarop de visarend moeizaam terug boven water komt;

    5.       het wegvliegen – in dit geval – zonder vangst.

     

    Wim maakte deze foto’s in het natuurgebied ‘Ploegsteert Briqueteries’.

    Ploegsteert is een landelijk dorpje in de provincie Henegouwen, vlak tegen de Franse grens en deelgemeente van de stad Komen. Het Ploegsteertbos is één van de grootste aaneengesloten bossen in de omgeving; het ligt ten N van het dorpscentrum, deels op het grondgebied van Waasten.

    In 1976 beslisten de steenbakkerijen van Ploegsteert om de ontgonnen terreinen te beheren als moerasgebied. De vzw ‘Réserve naturelle et ornithologique de Ploegsteert’ werd opgericht. Vandaag beslaat het natuurreservaat zo’n 150 ha en biedt onderdak aan 220 verschillende vogelsoorten.

    Aangepaste beheerderswerken houden het water kunstmatig ondiep. Dit moerasgebied bevordert de ontwikkeling van planten en ongewervelden waar ook ontelbare vogels op afkomen.

    Daarnaast wordt ook aan bosbeheer gedaan om te vermijden dat enkele agressieve planten- en bomensoorten de volledige zone zouden overwoekeren. 

    Met een volgend project beoogt men waddeneilandjes aan te leggen, waardoor men steltlopers zou kunnen aantrekken.

    Tegen 2020 hoopt men op die manier het natuurreservaat uit te breiden tot 175 ha. Het is nadrukkelijk de bedoeling hier natuur te observeren en niet je hond hier uit te laten, te joggen of te mountainbiken. Het observeren kan in strategisch geplaatste kijkhutten of vanaf enkele speciaal aangelegde wandelpaden.











    03-12-2017 om 18:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    26-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stroperij nekt trek- en roofvogels

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard: Buizerd en havik zijn nu zelf grof wild [Gerald Driessens / Nicolas Brackx]

     

    Jaarlijks nekt stroperij gemiddeld 25 miljoen trekvogels. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek van Birdlife International, een internationale koepelorganisatie in de vogelbescherming.

    De studie strekt zich uit van heel Europa tot aan de Kaukasus en rond de Middellandse Zee. Het is het eerste onderzoek van die omvang dat het probleem vaststelt en in kaart brengt.

    De meest slachtoffers vallen in Egypte, Italië, Libië en Frankrijk. Maar ook België is niet zonder zonde. Jaarlijks verdwijnen in ons land gemiddeld 60 400 vogels. Zij worden afgeschoten, vergiftigd, gevangen of geroofd uit nesten.

    De meest geviseerde soorten in ons land zijn vinken, zwarte kraaien, kepen, putters en spreeuwen. Winstbejag is de belangrijkste reden. De handel in beschermde soorten als kooivogel is nog altijd een van de grootste bedreigingen voor wilde vogels. Vinken worden bv. in Wallonië nog dikwijls gevangen en nadien verkocht voor de vinkenzetting of als volièrevogel.

    Spreeuwen daarentegen worden nog altijd gedood en later verkocht aan restaurants als kwartel.

     

    Concrete cijfers per soort zijn in België maar heel beperkt voorhanden. De beschikbare cijfers houden natuurlijk geen rekening met het illegale karakter van de praktijken. Bovendien houden vogels zich niet aan de landsgrenzen; de vogelpopulatie van een land is nooit constant.

    De stroperij van roof- en trekvogels is duidelijk een wereldprobleem.

    Toch worden ieder jaar naast zangvogels 440 dag- en nachtroofvogels het slachtoffer van de duistere praktijken. Maar de dieren die in beslag worden genomen, zijn slechts het topje van de ijsberg.

    Vooral de buizerd en de havik worden getroffen. Jagers zien hen vaak als concurrenten voor jonge patrijzen en fazanten. Nochtans zijn het veeleer aaseters.

     

    Maar ook illegale handel speelt een rol. Het is niet uitzonderlijk dat een niet-geringde roofvogel opduikt op een koopjeswebsite. Volgens de Belgische en Europese wetgeving moeten alle dieren die worden verhandeld een gesloten voetring dragen, die de kuikens op jonge leeftijd omgeschoven krijgen.

    Dat schrikt roofvogelhandelaars niet af. Eieren of kuikens uit nesten stelen, is hen niet vreemd. Of ze vangen roofvogels om die illegaal te ringen en certificaten te vervalsen.

    Eind vorig jaar werd een Belgisch bende roofvogelhandelaars met Europese vertakkingen nog veroordeeld door het Hof van Cassatie.

    Meer dan 20 jaar lang hebben zij duizenden dieren verhandeld met een opbrengst van 15 000 euro per koppel.

    Er moet dringend werk worden gemaakt van een gecentraliseerde databank om betere controles mogelijk te maken.

     

    De 5 foto’s van diverse fotografen beelden de buizerd af.











    26-11-2017 om 17:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    18-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De krooneend, exoot of inheemse broedvogel?

     

    De krooneend is met z’n exotisch uiterlijk één van de mooiste eendensoorten.

    De eend was hier een weinig talrijke vogelsoort die in de jaren ‘70 fors in aantal is afgenomen. Verbeteringen in de waterkwaliteit en herstel van kranswiervegetaties leidden sinds het eind van de jaren ’80 tot een duidelijke populatie-aangroei.

     

    De definitie van een exoot wordt in eerste instantie omschreven als ‘vertegenwoordigers van vogelsoorten of populaties die niet tot onze avifauna behoren of hebben behoord en wiens voorkomen aanwijsbaar is gelieerd aan het handelen van de mens (ontsnapping of vrijlating).

    Deze definitie werd wat later bij de motivatie voor het opnemen van de krooneend in de rode lijst, afgezwakt tot ‘… er sterke aanwijzingen zijn dat (een deel van) de vogels uit gevangenschap afkomstig is.’

    Het karakteriseren van een soort als exoot kan beleidsmatig grote gevolgen hebben.

    Voor sommige als exoot te boek staande soorten wordt afschot of andersoortige verwijdering van individuen als een gerechtvaardigde natuurbeschermingsactiviteit gezien.

    Dit strookt uiteraard niet met het tegelijkertijd voorkomen van de soort op de rode lijst.

     

    Een bronnenonderzoek naar vroegere waarnemingen onthult dat in West-Europa krooneenden als reguliere broedvogels reeds worden gesignaleerd sinds de 19de en begin 20ste E. Het geografisch verbrokkelde voorkomen van de soort kan niet als argument voor een onnatuurlijke herkomst worden aangewend, aangezien ook in de rest van het verspreidingsgebied in Zuid- en Oost-Europa en Azië de soort bepaald niet gelijkmatig is verspreid.

    Toch heeft de krooneend zich sinds het einde van de 19de E op veel plekken in West- en Centraal-Europa weten te vestigen. Een sterke aantalsgroei deed zich in vele gebieden voor sinds het midden van de jaren ’80.

    De krooneend is in staat om zeer geïsoleerde gebieden over grote afstanden te koloniseren, als zich geschikte habitatsomstandigheden voordoen. Het pleksgewijze voorkomen op Europese schaal is dan ook een uiting van het verspreidingsgedrag van deze soort.

    Krooneenden zijn trekvogels met gescheiden broed-, rui- en overwinteringsgebieden.

     

    Een andere reden waarom diverse vogeldeskundigen vermoedden dat krooneenden uit gevangenschap afkomstig zijn, is het feit dat ze tijdens de broedperiode erg tam zijn.

    Bij alle watervogels stelt men echter in parken een zekere mate van gewenning vast.

    Zodra de krooneenden gaan ruien (juni-juli) verandert dit patroon wezenlijk. Ze worden schuw en verstoppen zich overdag tussen de oevervegetatie en laten zich niet meer voeren door parkbezoekers. Vermoedelijk foerageren ze dan vooral in de nacht op kranswieren.

     

    Het feit dat er in het verleden veel eieren uit nesten van krooneenden werden verwijderd en de uitgekomen vogels vervolgens in collecties werden gehouden, heeft geleid tot de veronderstelling dat de krooneenden uit gevangenschap afkomstig waren. Het is uiteraard mogelijk dat, ook langer geleden, een deel van de krooneenden die in gevangenschap werden opgekweekt later weer is losgelaten. Het is zeker zo dat er ook nu nog eendenhoeders zijn waar de krooneenden jongen krijgen, die vervolgens de vrijheid krijgen (en kiezen). 

     

    Toch toont het onderzoek onomwonden aan dat het grootste deel van de krooneenden van wilde herkomst is. Inmiddels heeft de mooie exotische watervogel zich spontaan en succesvol hier bij ons gevestigd en is hij van de rode lijst geschrapt.

     

    Wens je een eerder verschenen bijdrage te raadplegen, maak dan gebruik van de zoekrobot om in het archief het artikel op te diepen:

     

    27/11/2009       De krooneend [knappe fotoreeks van Wim Dekelver]

     











    18-11-2017 om 11:08 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    12-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogels voeren

    Onze bebouwde kom wordt steeds dichter bebouwd en intensiever beheerd. Braakliggende terreinen met zadenrijke planten en insecten maken steeds vaker plaats voor beton en asfalt. Vogels kunnen daarom minder geschikte voedselplekken vinden. Struiken en bomen die natuurlijke schuil- en nestgelegenheid bieden, komen ook niet veel meer voor. Vogelvriendelijk ingerichte tuinen kunnen dat verlies compenseren en bieden vogels een veilige thuis in de bebouwde kom. Een variatie aan gras, bloeiende planten, struiken en bomen helpt de vogels op eigen kracht voor zichzelf te zorgen. Vogels horen nu eenmaal in onze woonomgeving. Door bij te voeren laten vogels zich veel vaker zien en kunnen we ze beter leren kennen.

    Als je het juiste voedsel aanbiedt, mogen tuinvogels het jaar door worden gevoerd.

    Doordat het klimaat verandert, verandert het voedselaanbod voor de vogels mee. Worden ze het hele jaar bijgevoerd, dan gaan ze sterker en vitaler de winter in. Hiermee is hun overlevingskans vele malen groter wat uiteindelijk zal resulteren in meer jonge vogeltjes in het voorjaar en zomer.

    Het is niet zo dat vogels lui worden van het bijvoeren. Ze blijven ook zelf voedsel, zoals wormpjes, larfjes, spinnetjes en mugjes in de natuur zoeken. Wel dien je te weten dat vetbollen die in de winter te koop worden aangeboden, niet geschikt zijn om te voeren in de lente en zomer.

    Vogeltjes voelen zich niet overal op hun gemak. Daarom is het belangrijk om een zo goed mogelijke plek voor de gevederde bezoekers te creëren.

    Kies een rustige plek zonder verstoring. Zorg voor beschutting zoals een boom of struik om bij gevaar in te kunnen vluchten. Geef vogels goed uitzicht op de omgeving om tijdig gevaar te kunnen opmerken (katten, sperwers).

    Zadenmengsels kunnen het best worden aangeboden in speciale voedersystemen om verspilling en verontreiniging te voorkomen. Vetbollen kunnen door regen erg vies en soppig worden; hang er daarom niet teveel op tenzij er erg veel vogels aanwezig zijn en de voorraad snel slinkt.

    Als pinda’s in een silo worden aangeboden kan men met een gerust hart het gehele jaar door

    ‘apennoten’ schenken.  Vogels kunnen door het gaas van de silo namelijk alleen kleine stukjes pinda eruit halen. Pinda’s in netjes zijn ook niet geschikt; de vogeltjes kunnen met hun pootjes of tongetje vast in het netje komen te zitten.

    Best koop je vogelvoer bij een dierenspeciaalzaak waar je zeker bent dat de producten goed zijn voor de gezondheid van je tuinbezoekers.

    Even belangrijk is de hygiëne. Maak daarom geregeld alle voedersystemen, voedertafels en waterschalen goed schoon. Best maak je hierbij gebruik van biologisch afbreekbare, desinfecterende middelen. Zorg er ook voor dat je na het reinigen met voldoende water de voederapparaten en waterschalen afspoelt.

     

    Wie lust wat?

     

    ·         Merel, kramsvogel, koperwiek, zanglijster, spreeuw:

    Broodkruimels, geweekte rozijnen en krenten, kaasrestjes zonder korst, fruit, bessen, schillen en klokhuizen, gekookte rijst, gekookte aardappelen zonder zout

    ·         Koolmees, pimpelmees, zwarte mees, staartmees, kuifmees, matkop:

    Vetbollen, slingers ongebrande en ongezouten pindanootjes, hazel- en okkernoten, graanzaadmengeling, zonnebloempitten, halve kokosnoot

    ·         Grote bonte specht, boomklever, boomkruiper:

    Spekzwoerd, ongezouten pinda’s en noten, vetbollen, zonnebloempitten, kaasrestjes zonder korst

    ·         Huismus, ringmus, vink, keep, sijs, groenling, putter:

    Bruine broodkruimels, graanmix (gemengd onkruid- en strooizaad), zonnebloempitten, etensresten zonder zout,

    ·         Winterkoning, heggenmus, roodborst:

    Broodkruimels, bessen, maden en larven, meelwormen, ongekookte havermoutvlokjes

     

    Self-made voedercake

     

    Smelt 250g rundervet, voeg hierbij fijngemalen pinda-, okker- en hazelnoten. Vul aan met wat rozijnen, gebroken granen (maïs, tarwe), muesli en fijngemalen broodkruim. Met wat gepelde zonnebloempitten maak je de voederbol speciaal. Roer alles om tot een nog vloeibare massa, giet dit vervolgens in een recipiënt (bv. melkbrik) waar je een touw of gevlochten draad hebt ingebracht (om deze te kunnen ophangen). Nog even wachten tot alles voldoende is gestold en dan kan je je tuinvogels op een eigen voedercake trakteren.











    12-11-2017 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    06-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evolutie is nog steeds aan de gang  

     

    Geraadpleegde bronnen: De Standaard [Pieter Van Dooren]

     

    Wij Vlamingen gaan meteen grijnzen als we het woord ‘vogelen’ horen: het is een synoniem voor het waarnemen en fotograferen van wilde vogels. Maar hoe vogelminnend de Nederlanders, ook zijn ze worden verre overtroffen door de Britten. Bij hen is ‘bird watching’ zowat een nationale sport.

    En hobby nummer één bij Britten met een tuin … is vogels voederen.

    Ze geven er dubbel zo veel aan uit als de rest van Europa. Dat gebeurt vaak met een voedersilo, een soort omgekeerde fles met onderaan een kleine opening voor de vogelsnavel. En dan biedt een lange snavel voordeel.

     

    Onderzoekers volgen al 70 jaar een populatie koolmezen nabij Oxford. Daaruit blijkt dat de snavels van de vogels sinds de jaren 70 langer zijn geworden. In nog geen 50 generaties dus. Voor een erfelijk kenmerk is dat bijzonder snel. Een ruwe vuistregel onder biologen zegt dat een diersoort zo’n 1000 generaties nodig heeft om een nieuw kenmerk algemeen te laten worden.

    Nu elektronica steeds kleiner en lichter wordt, is het mogelijk geworden om zelfs kleine vogeltjes van een zendertje of een datalogger te voorzien. Daaruit leerden de Britse vorsers dat de meesjes met de langste snaveltjes het vaakst bij de voedersilo’s te vinden waren.

     

    De Darwin-vinken, die op ieder eiland van de Galapagos-archipel weer anders zijn, zijn een iconisch voorbeeld van aanpassing aan de omstandigheden. Ze specialiseerden zich elk in het vergaren van ander voedsel en ontwikkelden er de bijpassende snavel bij.  

    Het verschil in voederpraktijk tussen de Britten en het continent lijkt een zinnige verklaring.

     

    Met meesjes valt grof geld te verdienen

     

    Geraadpleegde bron: Knack [Dirk Draulans]

     

    De Vlaamse overheid beheert een fonds om schade te vergoeden die wordt veroorzaakt door dieren. Een analyse van de cijfers leidt tot de verrassende conclusie dat niet ganzen of everzwijnen de voornaamste schadeposten zijn, maar wel soorten zoals steenmarters en mezen.

     

    Voor veel Vlamingen zijn dieren niets minder dan lastposten. Intrigerend in de cijfers is de post ‘schade aan gewassen’ door zangvogels.

    Onze tuinvogels werden sinds kort door het Agentscha Natuur & Bos (ANB) als een schadepost in de fruitteelt beschouwd.

    Dat is een beetje vreemd want in het broedseizoen wordt de aanwezigheid van mezen net gewaardeerd, omdat ze massaal rupsen van bladeren plukken om hun jongen te voederen. Maar tijdens het fruitseizoen verpoppen ze zich blijkbaar tot een vijand: ze pikken aan peren en appels, waardoor die geïnfecteerd kunnen geraken met schimmels en bacteriën en rottingsplekken krijgen.

     

    Het probleem is in Nederland ‘populair’ geworden. Daar wordt jaarlijks voor minstens 500 000 euro aan vergoedingen uitbetaald voor schade aan fruit, die is veroorzaakt door mezen.

    De bedragen zijn de laatste 10 jaar fors gestegen. Dat kan niet te maken hebben met een grote toename van het mezenbestand. Het lijkt evenmin evident dat de diertjes pas in het voorbije decennium de appel en de peer hebben ontdekt als voedsel.

    Het is waarschijnlijker dat de fruittelers erin geslaagd zijn mezen als de schadepost te laten erkennen en er nu geld uit puren.

    Het valt te vrezen dat Vlaamse fruittelers de mees ook gaan beschouwen als een bron van schadevergoedingen. Het Agentschap Natuur & Bos moet over de omvang van de schade waken en beslissen minder snel tot schadevergoeding over te gaan. Want op de duur kan elk dier dat in een veld of een boomgaard passeert als een bron van inkomen worden aanzien.











    06-11-2017 om 16:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    29-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kneu

    De kneu, een kleine, levendige en sociale vink, is een echte bewoner van open cultuurlandschappen en komt bij ons vooral voor in open terrein met lage bosjes en struwelen nabij kruidenrijke vegetaties, zoals dat in landelijke dorpen, tuinsteden, boomgaarden en bij spoorbeddingen te vinden is.

    De soort is vooral zeer talrijk in open duingebieden en in de wilgenopslag van nieuwe polders.

    Vanwege zijn muzikaal liedje werd hij vroeger veel als volièrevogel gehouden. Zijn fraaie robijnrode kleuren raakt het dier in gevangenschap wel snel kwijt.

    Oude namen voor deze soort zijn ‘vlasvink’ en ‘hennepvink’ omdat men vroeger dacht de kneu zich enkel met vlas- en hennepzaden voedde. Zijn menu bestaat echter uit een grote verscheidenheid van vooral kleine zaden. De kneu heeft graag braakliggend land met veel zaaddragende planten en struiken of heggen om in te nestelen.

     

    Het mannetje in zomerkleed vertoont een lichtgrijze kop, karmijnrood voorhoofd en karmijnrode borst; de rug is roestbruin, de zwarte slagpennen en de gevorkte staartpennen hebben witte randen. De snavel is donkergrijs.

    De lichaamslengte wisselt tussen 12.5 en 14cm; de spanwijdte varieert tussen 21 en 25cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 15 en 20g.

    De kneu vliegt in hechte, golvende, zeer gecoördineerd bewegende zwermen.

    De kwetterende zang wordt gewoonlijk op een uitstekende twijg van een struik ten gehore gebracht en soms zingt een aantal mannetjes in koor. De kneu is gesteld op laag struikgewas en lage uitkijkposten.

     

    Om te broeden kiest het vrouwtje voor de open heide, langs de randen van hoogvenen, in agrarische gebieden met rommelige heggen en hoog in het voorgebergte van Alpen en Pyreneeën waar lage heggen groene bloemenrijke weilanden doorsnijden.

    ’s Winters zijn kneuen vaak in groepen te vinden in open agrarische gebieden, op kwelders en met onkruid begroeide kiezelvlaktes, alsook rond zoetwatermoerassen met zaadplanten langs de randen van vennetjes en greppels.

    Ze zijn minder behendig dan barmsijzen en fraters, die zaden eten terwijl ze aan planten hangen.

    De kneu foerageert gewoonlijk vanaf de grond en pikt zaden uit overhangende planten of van de grond eronder.

    Op het menu staan wilde soorten maar ook cultuurgewassen, zoals koolzaad, mosterdzaad en lijnzaad. Vroeg in de lente zijn vogelmuur, veldkers, vroegeling en varkensgras belangrijke voedselbronnen, later ook paardenbloem, brandnetel, distel en kaardenbol. Ook de nestjongen eten uitsluitend zaden.

    Mannetjes zingen vaak vanuit de toppen van liefst doornige struiken, zelfs in groepen op het einde van de winter. Het klein territorium wordt afgebakend door te zingen; een vrij stille, muzikale, snelle, herhaalde medley van gefluit met een riedel, getjilp en trillers. De roep is een typisch vinkachtig gekwetter, die metalig, snel, droog en lichter weerklinkt dan de harde tonen van een barmsijs.

     

    De kneu broedt vanaf half april, vaak in kleine, losse kolonies.

    Het wijfje bouwt een fraai komvormig nest van twijgen en wortels, gevoerd met wol en haar bij voorkeur laag in een struik, zoals in een duindoorn bv.

    Ze broedt de 4 tot 6 eitjes in 10 tot 14 dagen uit. Er kunnen 2 tot 3 legsels voorkomen tijdens de periode april – juli. Het mannetje helpt bij het voeren van de jongen.

    Vaak zitten kneuen in groep bij elkaar in struiktoppen en kwetteren vrolijk in koor voordat ze zich voor de nacht verplaatsen naar een gemeenschappelijke slaapplaats.

    In onze streken broedende kneuen trekken via Zuidwest- Frankrijk weg naar Spanje en Marokko. Men treft ook doortrekkers aan vanuit Groot-Brittannië en de Scandinavische landen.











    29-10-2017 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    22-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zanglijster

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2013_2

     

    De zanglijster doet zijn naam alle eer aan. Zijn lied duurt 5 minuten of langer en bestaat uit een rijke opeenvolging van luide, muzikale strofen, waarvan sommige vele malen worden herhaald. Meestal zingt de zanglijster op een hoge post, zoals een boomtop en is vrijwel het gehele jaar door op mooie dagen te beluisteren.

     

    De volwassen vogel heeft effen donkerbruine bovendelen met blekere uiteinden aan de veren.

    De vaalgele onderkant en de witte buik vertonen minder en kleinere bruinzwarte pijlpuntvlekken dan bij de grote lijster. De onder-vleugel is zacht oranjebeige. Er is een vale ring rond het oog; de poten zijn bleek en roze-achtig.

    De lichaamslengte varieert tussen 21 en 23 cm; de spanwijdte wisselt van 33 tot 36 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 70 en 90g.

     

    Het wijfje bouwt een nest van gras en twijgen, gevoerd met modder of houtpulp en legt gewoonlijk 4 tot 6 lichtblauwe, gespikkelde eieren.

    De binnenkant van het nest is wel opmerkelijk. Voordat de houtmolm wordt aangebracht, wordt die met de snavel fijn gebeten en met speeksel of water doorweekt. Door met de borst op de geknede bestanddelen van de binnenlaag te duwen, brengt de zanglijster het lemen pleisterwerk op de vereiste dikte en wordt de diepe nestkom gepolijst. De zanglijster baadt zich tijdens de nestbouw geregeld in plasjes om de binnenlaag optimaal te kunnen gladstrijken. In plaats van leem wordt soms ook paardenmest gebruikt. De aanleg van de lemen binnenkant vereist droog weer. De voordelen van leembekleding: het nest is stevig en kan later opnieuw worden gebruikt; de leembekleding beperkt vermoedelijk ook het aantal nestparasieten.

    Het wijfje broedt het legsel in ca 2 weken uit en het mannetje helpt bij het voeren van de jongen gedurende de 12 tot 16 dagen dat deze in het nest verblijven.

     

    In het zuidwesten van Frankrijk worden jaarlijks nog vele tienduizenden zanglijsters tot paté verwerkt. Hetzelfde gebeurt met leeuweriken, roodborsten en ortolanen.

    In de omgeving van de Mont Ventoux verkoopt men als specialiteit lijsterpaté met truffels. Deze ‘Paté de grive’ wordt in de restaurants als een delicatesse aanbevolen.

    In Noord- en Midden-Italië worden tussen juli en oktober op vele plaatsen grote vogelfeesten georganiseerd, dit alles ter ere van de vogeljacht en -vangst. Vuurwapens worden gezegend, er worden missen opgedragen en op de markt verkoopt men allerlei benodigdheden voor de vogelvangst.

    In ‘Notes sur les forêts’, la chasse et la pêche en Belgique’ uit 1897 lezen we dat men het jaar ervoor op 5 marktdagen (3 in Brussel, 1 voor Antwerpen en 1 voor Verviers) in de openbare hallen ongeveer 380 000 lijsterachtigen heeft verhandeld.

    Daaronder bevonden zich allicht ook veel koperwieken. Deze vogels werden gevangen in België, Nederland en Frankrijk.

    De auteur Iserbyt (Ieper 1906) zei het volgende over de lijstervangst: “En moest men de vangst verbieden of te veel inkorten, ’t ware ’t land in rep en roer stellen, vooral de Ardense gewesten, waar jong en oud, rijk en arm, lijsters vangt en eet”.

    Pas via een Koninklijk Besluit in 1967 werd de lijstervangst met behulp van strikken bij wet verboden.

     

    Zanglijsters komen vooral voor in de gematigde streken van Europa en zijn veel te zien in oude tuinen, villawijken, parken en loofbossen.

    Hoewel de Vlaamse populatie stabiel lijkt te zijn, spelen vermoedelijk toch een aantal processen een rol. Mogelijk heeft het bodemtype in combinatie met de zure regen een impact op de populatie.

    Zo zou verzuring in verschillende grote bosgebieden in Nederland hebben geleid tot een afname van lokale populaties met soms 75%, terwijl zanglijsters op kalkarme bodems (minder huisslakken) van nature in lagere aantallen voorkomen.

    In tegenstelling tot zanglijsters in bosgebieden hebben hun soortgenoten in uitgestrekte landbouwgebieden andere problemen.

    In Groot-Brittannië nam het bestand sinds halfweg de jaren ’70 sterk af. De afname werd vooral vastgesteld in het agrarische landschap. In de bosgebieden deed de soort het ook slecht, al bleven de verliezen eerder beperkt.

    Vooral de hoge sterfte bij jonge vogels in hun eerste levensjaar zou verantwoordelijk zijn voor de afname van het zanglijsterbestand, terwijl ook intensivering van de landbouw met de vinger wordt gewezen. Vooral in de intensief bewerkte akkergebieden zou voedselgebrek een groot probleem vormen wanneer op het einde van de zomer regenwormen door de droogte veel moeilijker te vinden zijn dan in de relatief vochtige graslanden en bossen.

    De Britse situatie kan echter niet zomaar worden geprojecteerd op Vlaanderen.

    De vastgestelde toenames in zowel Zuid-West-Vlaanderen als in het zuidwesten van Oost-Vlaanderen – nochtans ook gedeeltelijk gelegen in intensief bewerkt akkerbouwgebied – tonen dat aan.

    Het open landschap wordt er in belangrijke mate doorsneden door de typisch Vlaamse lintbebouwing waar de zanglijsters alternatieve voedselbronnen vinden in de goed onderhouden, vochtige privé-tuinen. Daar hebben ze bovendien extra nestgelegenheid ter beschikking als gevolg van het ouder worden van aanplantingen.

     

    De zanglijster heeft op haar menukaart zowel dierlijk voedsel (insecten en hun larven, regenwormen, spinnen, duizendpoten, pissebedden, huisjes- en kleine naaktslakjes) als een aanzienlijke hoeveelheid soorten bessen (vogelkers, aalbes, vlier, meidoorn, hulst, zuurbes, klimop) staan. Het is algemeen geweten dat lijsters graag huisjesslakken eten en dat ze – om zich van de harde delen te ontdoen – deze op stenen, rotsen, tuinpaadjes en harde boomwortels stukslaan. Geregeld zal een zanglijster naar deze ‘lijstersmidse’ terugkeren, zodat na verloop van tijd hoopjes verbrijzelde slakkenhuisjes haar aanwezigheid verraden. Vermits de weekdieren een aanzienlijk bestanddeel van het zomervoedsel uitmaken worden de specifieke leefgebieden van deze slakken opgespoord: humusrijke, min of meer vochtige bossen met veel kruiden en/of onderhout, waterloopjes en poelen. Ook grote kevers worden geregeld op dikke takken, blootliggende boomwortels of stenen stukgeslagen.

     

    Onze zanglijsters zijn trekvogels die onze streken in de winter verruilen voor delen in Frankrijk en Groot-Brittannië. In het najaar trekken zowel overdag als ’s nachts grote aantallen door uit het noorden en oosten. De najaarstrek loopt gewoonlijk van september tot begin december. In het voorjaar verloopt de trek vanaf midden februari tot in mei.











    22-10-2017 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    15-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boomkruiper, een onopvallende boombewoner  

    De boomkruiper leeft aan bosranden, in parklandschappen, in hagen, tuinen, boomgaarden en oude lanen.

    Het is een kleine vogel, die wat weg heeft van een kleine, bruine muis die met schokjes langs de ruwe boomschors naar omhoog klautert, op zoek naar insecten en spinnen.

    De boomkruiper tref je voornamelijk aan in bossen, (kasteel)parken, grote tuinen en (oude) boomgaarden met een voorkeur voor oude loofbossen, waaronder de eik, omwille van de ruwe stam.

     

    Het nest wordt meestal gemaakt achter loshangende stukken boomschors, in spleten of houtstapels. Soms wordt het nest ook in dichte vegetatie (klimop) gemaakt. Ongeveer 20% van de paartjes broedt 2 keer per jaar. Beide broedsels overlappen vaak; het mannetje bouwt een 2de nest waarin het wijfje eieren legt, terwijl de jongen van het eerste nest nog niet zijn uitgevlogen.

     

    De boombewoner is best onopvallend. Door zijn bruinige verenkleed is hij prima gecamoufleerd wanneer hij tegen een boomstam naar omhoog klautert. Ook de zang en de roep stellen niet veel voor en vergen een getraind oor om het te herkennen.

     

    Boomkruipers hebben een speciale staart. Het dozijn staartveren zijn stug, stijf een puntig; ideaal als steun bij het klimmen. Doordat de staartveren almaar over de schors slepen, slijten die snel. Alle zangvogels ruien eerst de centrale staartveren. Enkel de boomkruipers en de spechten, die beide de steun van vooral de middelste staartveren nodig hebben bij het klimmen, ruien de centrale staartveren als laatste, nadat alle andere staartveren zijn vervangen.

    Omdat de boomkruiper zijn staart als steun moet gebruiken, is hij niet in staat om onderste boven te kruipen, wat een boomklever daarentegen wél kan. Daarom zie je een boomkruiper steeds weer naar een lager gelegen nieuw stuk stam vliegen en vervolgens weer in spiraalvorm naar omhoog kruipen op zoek naar wat lekkers (eitjes, larfjes, torretjes, spinnetjes).

     

    Boomkruipers slapen achter een loshangend stuk schors of hakken een slaaphol uit in het halfvergane hout van dode bomen of in de zachte, levende schorslaag van coniferen.

    Vooral ’s winters slapen ze vaak in groep; door dicht tegen elkaar te gaan aanzitten, verliezen ze minder energie.

    De boomkruiper gaat tijdens de winter op zoek naar insecten, die in holtes en spleten overwinteren, waardoor hij heel het jaar rond hier kan verblijven.

     

    De boomkruiper is een stuk minder opvallend dan zijn bijna-naamgenoot, de boomklever. In dit kort filmfragment van Kees Vanger kan je het minutenlang gadeslaan.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=srFdzvcJW8E

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief de gewenste bijdrage opdiepen.

     

    06/04/2013      De boomkruiper











    15-10-2017 om 11:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boomklever, ook wel ‘blauwspecht’ genoemd

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2006_2

     

    Spechten en boomkruipers gebruiken hun stugge staartveren om zich af te zetten tegen de stam en gaan met kleine sprongetjes omhoog. De boomklever gebruikt zijn staart niet maar haakt zijn klauwen één voor één in de schors en dit onder een schuine hoek om zijn evenwicht te bewaren. Op die manier wandelt hij evengoed naar onder als naar boven.

     

    De boomklever heeft zijn naam niet enkel verdiend door aan de boom te ‘plakken’. Hij is ook een buitenbeentje onder de holenbroeders doordat hij zijn nestopening verkleint met modder. De lange spechtachtige snavel, die hij gebruikt om insecten te zoeken en soms wat schors los te peuteren, dient niet om nestholten uit te hakken. De modder wordt in laagjes aangebracht en met de snavel aangedrukt. Het geheel droogt op tot een onneembare vesting. Zo beveiligt de boomklever zijn nest tegen concurrenten als spreeuw en spechten en meer recent de halsbandparkiet.

     

    Boomklevers vind je zowat overal waar een flink aantal grote oude loofbomen staan. Doorgaans heeft een boomklever een territorium van 2 tot 3 ha nodig. Oude eiken hebben de voorkeur, maar ook in oude beukenbossen komt hij aan zijn trekken.

     

    In de zomer leeft hij van insecten en spinnen die hij tussen de schors vindt; in de winter zijn hazel- en beukennoten een belangrijke aanvulling. De boomklever is een echte standvogel die zijn leefgebied zelden of nooit verlaat. De meeste omzwervingen maakt hij – net als vele andere vogels trouwens – in zijn eerste levensjaar. Vooral in de periode augustus – september kan je soms zwervende jonge vogels aantreffen op plaatsen waar je de soort anders nooit ziet.

     

    Eenmaal de juvenielen zich hebben gevestigd, blijven ze vaak levenslang in hetzelfde territorium en met dezelfde partner. Heel het jaar door zie je ze voedsel zoeken in paartjes; zie je één boomklever, dan is er meestal een tweede in de buurt. Ze houden tijdens het foerageren contact met fijne roepjes en mengen zich ook vaak met mezen, boomkruipers en goudhaantjes.   

     

    In zijn woongebied is de boomklever niet de meest talrijke, maar wel één van de levendigste vogels. Zijn staccato-roepjes hoor je het hele jaar door, soms minuten aan een stuk als hij wordt verstoord of vijanden probeert te verjagen.

    Op voedertafels in de buurt van bossen of parken is hij ook een graag geziene gast. In kleine schermutselingen haalt hij het gemakkelijk van de iets kleinere mezen. Vanaf januari hoor je overal zijn luide maar eenvoudige fluittonen, die soms doen denken aan een spreeuw.

    Het mannetje zingt dan vaak in de buurt van het nesthol, waar het vrouwtje aan het metselen is.

     

    Het broedseizoen van de boomklever is vrij kort; eind mei tot half juni vliegen de jongen uit en vervolglegsels zijn uiterst zeldzaam. Mogelijk is het belangrijk voor de boomklever om zijn jongen op tijd de wereld in te sturen, zodat ze de concurrentie voor vrije territoria kunnen aangaan. Heel wat jonge vogels zijn al in juni gepaard en territoriaal, terwijl sommige andere nog enkele maanden een zwervend bestaan leiden.

     

    De groene halsbandparkiet is wel degelijk een geduchte concurrent voor nestholten.

    Deze agressieve indringer verkiest ook oude spechtenholten. De parkiet neemt bovendien zijn nesten erg vroeg op het jaar in, waardoor de boomklever niet de tijd heeft om zich met metselwerk te verdedigen. Uit recente tellingen blijkt dat in bossen en parken waar veel parkieten broeden, in verhouding minder paartjes boomklever nestelen.

    Een opdringerig volkje om in de gaten te houden.











    07-10-2017 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    01-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Duivenkot van 1 miljoen


    Geraadpleegde bron: De Standaard: Duivenmelker Ulrich Lemmens (30) bouwt luxueuze duivenranch

     

    Liedesnestjes voor de beste kweekparen, zelfreinigende hokjes en een state of the art broeikas voor de eieren: bij de heer Lemmens krijgen sportduiven een VIP-behandeling.

    Zeg niet zomaar duivenkot tegen het nieuwe complex van Ulrich Lemmens. Zelf noemt hij zijn stek in Balen een ranch, waar topduiven in de allerbeste omstandigheden kunnen kweken, recupereren na wedstrijden. En dat mocht wat kosten; er werd haast één miljoen euro aan de bouw gespendeerd. Binnen de duivensport is dit ‘top of the bill’.

     

    Dit bedrijf wordt hoogtechnologisch gerund.

     

    In de vlieghokken houden infraroodlichten de temperatuur ideaal voor herstel na lange races. Andere lampen bootsen daglicht na, waardoor de duiven altijd het gevoel hebben dat ze buiten zitten en zo hun conditie verbetert. Er hangen ook camera’ zodat je overal ter wereld de aankomst van de duiven kan volgen. Iedere dag worden de hokken automatisch gereinigd, de favoriete gadget omdat het vernuft systeem uren poetswerk bespaart.

    In de duivenranch verblijven tussen de 300 en 400 prijsbeesten, ook uit het buitenland.

    The very important ‘pigeons’ krijgen zelfs eigen suites; de 30 beste kweekexemplaren worden per twee afgezonderd van de andere duiven om de genen intact te houden. Duiven zijn immers niet de trouwste partners. Als een topvrouwtje door het verkeerde mannetje wordt gedekt, kan dat een zwak nageslacht opleveren. Daarom blijven ze gescheiden. Ze hebben zelfs een eigen badje.

    Volgens de heer Lemmens heeft – de voor sommigen overdreven luxe – een enorme impact op de kwaliteit van de eieren. Voor die eieren liet hij een hypermoderne broeikas installeren. Het hele complex is beveiligd met een peperdure alarminstallatie. Dat moet wel daar de totaalwaarde van deze wedstrijdduiven tot miljoenen euro’s oploopt.

     

    De heer Lemmens was op zijn twintigste de jongste professionele duivenmelker ter wereld. In 2014 werd hij Belgisch kampioen en vandaag geldt hij autoriteit in de internationale duivensport. Als speler en makelaar verkocht hij zijn duurste duif voor 100 000 euro. België telt amper 3 of 4 professionals. Duivensport zit in zijn bloed: ook grootvader Gust was een topspeler.

     

    De foto’s bij dit artikel zijn geen wedstrijdduiven maar holenduiven die vrij in de natuur een graantje komen meepikken op een foerageerplaats en worden geschoten door telelenzen.











    01-10-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    26-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het waterhoentje, een schuw watervogeltje

     

    Het waterhoentje, familie van de rallen, is kleiner dan de meerkoet, heeft een gezet lijf en relatief korte vleugels. Behalve de rode snavelwortel met geel uiteinde zijn de witte onder-staartdekveren en de flankstreep langs het lichaam de voornaamste kenmerken.

     

    Het waterhoentje heeft een duidelijke schuitvorm, vliegt watertrappend op. Het steltlopertje is zeer verstandig en weet van alle omstandigheden gebruik te maken om te overleven.

    Als mindere vlieger verplaatst het zich enkel ’s nachts om niet door roofvogels te worden geslagen. In de vrije natuur hebben ze veel te lijden van snoeken, de gewone waterrat en van roofvogels.

    Op het land vallen de lange groenige tenen op. Voor het opvliegen rent de waterhoen net als de meerkoet een stukje over het water. Immers die lange tenen verdelen het lichaamsgewicht over een groot oppervlak, waardoor hij zich probleemloos op drijvende waterplanten kan verplaatsen.

    Ze liggen hoog op het water, het achterlijf het hoogst en bij iedere roeibeweging van de slanke poten, zonder zwemvliezen, maakt de fijne hals en het sierlijk kopje een pittig schokje bij wijze van reactie-beweging.

    Waterhoentjes zijn schuw en begeven zich meestal in de dichte aan de oever gelegen vegetatie. Drijvende plantengroei biedt bescherming aan de ondergedoken vogel die enige tijd onder water kan blijven ademhalen door zijn snavel net boven het wateroppervlak uit te steken.

    De drijvende vegetatie in het plantenrijk water wordt graag opgesmuld, net als de insecten, waterdiertjes en kikkervisjes die er zich tussen bevinden.

    Jonge waterhoentjes hebben een onopvallend grijsgrauw verenkleed wanneer ze achter de ouders aanzwemmen, gelokt door de helderwitte staartveren.

     

    Ofschoon meerkoet en waterhoen beide op het water voorkomen en beide hun nesten tussen het riet of soms zelfs open en bloot op het water bouwen, zijn hun levensgewoonten heel verschillend.

    Het waterhoentje gedraagt zich als een ralachtige, wat sluiperig tussen de begroeiing langs de waterkant en is van nature uit meer een vogel van moerasachtige omgevingen, die niet graag zwemmend grote waterplassen oversteekt. Daarnaast leven waterhoentjes wél dicht bij de bewoonde wereld in slootjes bij boerderijen of in vijvers van parken, soms middenin een drukke stad, maar ook langs singels en kanalen die wat begroeiing van waterplanten aan de kanten hebben.

    Bij ons broedende waterhoentjes zijn voornamelijk standvogel en overwinteren grotendeels in eigen land of net ten zuiden ervan.

     

    In onderstaand filmpje ‘Herken de waterhoen’ van Kees Vanger kan je de waterhoen een tijdje van dichtbij gadeslaan en jongen in versneld tempo zien opgroeien.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=GWIvLHB23UY

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage opvissen

     

    09/10/2010      Het waterhoentje











    26-09-2017 om 15:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ijsvogel vanuit de fotohut


    Geraadpleegde bron: Glenn Vermeersch

     

    Je kan op diverse manieren vogels fotograferen, maar de mooiste beelden maak je vrijwel altijd vanuit een vaste schuilhut. De voorbije jaren bouwde (én verbouwde) Glenn Vermeersch een 10-tal hutten die hij te huur aanbiedt aan natuurfotografen.

    Alle vogelkijkhutten zijn gelegen in Kalmthout in de Antwerpse Kempen. Ze zijn allen voorzien van comfortabele stoelen en/of zitbank en in de meeste is in de winter elektrische verwarming aanwezig.

    Je fotografeert er standaard door spiegelend glas waardoor je een prachtig zicht hebt op je onderwerp en snel kan inspelen op de kansen die zich doorheen de dag voordoen.

    Voor het eerst vergezelde ik onze thuisfotograaf  Wim Dekelver  op een foto-shoot.

    Hut 1 – een veel-soorten-hut – is in alle opzichten bijzonder in zijn opzet. Vanuit één hut kan je immers ongezien 3 verschillende foto-luiken bereiken, elk met hun eigen typische biotoop en soorten.

     

    Invalshoek 1: voor dit luik van de hut werd een klein zoetwatermoeras aangelegd met een beperkte hoeveelheid open water. De biotoop is nu nog in volle ontwikkeling, maar je maakt er kans op allerlei drinkende vogels, maar naargelang van het jaargetijde ook: blauwborst, kleine karekiet, waterhoen, wilde eend, blauwe reiger, mandarijn-eend, waterral, watersnip, porseleinhoen, witgatje, …

     

    Invalshoek 2: voor dit luik strekt zich een visvijver uit van zo’n 70 m lengte. De door de ochtendzon beschenen westoever van de plas werd natuurlijk ingericht met een gordel moerasvegetatie en een slikrand. Bovendien werd een ijsvogelwand aangelegd en bestaat jaarlijks de kans op een broedgeval ter plaatse. De vijver zelf wordt geregeld aangevuld met kleine vissoorten zodat visetende vogelsoorten zoals ijsvogel, blauwe reiger en ’s winters mogelijk ook roerdomp en grote zilverreiger altijd voldoende voedsel vinden. De plas is te klein en te ondiep (max 2 m) voor duikeenden, maar soorten als Canadese gans, Nijlgans, wilde eend, mandarijneend, wintertaling, krakeend, meerkoet en waterhoen kan je wel af en toe fotograferen, soms ook met jongen. Nieuw is de duik-setting voor ijsvogels.

     

    Invalshoek 3: voor dit luik werd gekozen voor de klassieke opzet van een boshut. Hier strekt zich op ooghoogte voor de hut een ondiep plasje waar allerlei vogelsoorten hun dorst kunnen komen laven. Tevens werd er een ruigte nog in aangroei aangelegd met riet, kaardebol en distelsoorten. Talrijke soorten middelgrote vogels tot kleine zangvogels kunnen hier worden waargenomen.  

    De hut is in gebruik sinds 26/05/2014 en de teller van het aantal vanuit deze hut gefotografeerde soorten staat momenteel al op 111.

     

    Al maakte ik ook wel foto’s van de ijsvogel, toch verkoos ik de leermeester zijn beelden te gebruiken om niet uit de toon te vallen.

     

    Wie eerder verschenen artikels van de ijsvogel wenst te raadplegen kan met de zoekrobot in het archief de bijdragen opvissen:

     

    08/10/2015       De ijsvogel, de slingerbeekbewoner

    25/07/2011       De ijsvogel, de vissende mijnwerker

    02/03/2009     De ijsvogel











    17-09-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    08-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boerenzwaluwentrek  

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2009_4 [Bennie van den Brink]

     

    Op het platteland vliegen boerenzwaluwen laag over velden en plassen, jagend op insecten.

    Terwijl de oudervogels van de boerenzwaluw druk bezig zijn met het grootbrengen van een tweede broedsel hebben de meeste andere vogelsoorten hun broedseizoen al achter de rug.

    Sommige soorten, zoals bonte vliegenvanger en gierzwaluw, zijn zelfs al onderweg naar hun overwinteringsgebieden in Afrika. Andere soorten zoals kleine karekiet en rietzanger gebruiken de maand augustus om extra vet op te slaan om met een volle brandstoftank de lange reis naar het zuiden aan te vatten.

    Boerenzwaluwen echter benutten de zomer ten volle en laten hun vervolglegsel eind juli, begin augustus uitvliegen. Een enkel dapper broedpaar start in augustus zelfs met een derde legsel.

    Dat resulteert in jongen voeren tot in september. Op zich is dat geen probleem omdat er dan nog volop voedsel voor handen is. Elke avond verzamelen zowel de uitgevlogen jongen als de oudervogels die hun broedtaak hebben volbracht op een gezamenlijke slaapplaats. Bij voorkeur is dat een rietveld langs een plas of rivier. Op de slaapplaatsen overnachten soms duizenden vogels die hiermee veiligheid en gezelligheid combineren.

     

    In september maken de boerenzwaluwen zich klaar om te vertrekken. De laatste jongen vliegen uit. Logischerwijze zou je verwachten dat deze septemberjongen weinig overlevingskansen hebben. Nog maar pas uit het nest en ze moeten al aan die grote reis naar Afrika beginnen. De jonge zwaluwen die in mei en juni uitvlogen, hebben qua vliegervaring en kracht echter een grote voorsprong. Ze hebben voldoende tijd gehad om kennis te maken met de grote wereld. Toch zijn ze niet kansloos die late geelbekjes.

    In september vullen de slaapplaatsen zich tot het maximum. Tienduizenden vogels uit de wijde omgeving zoeken elkaar op en fladderen in de ondergaande zon boven het riet. Als de zon een kwartier onder is, duiken ze naar beneden en zoeken ze een rietstengel voor de nacht.

    Vanaf half september stroomt Europa leeg. Via Frankrijk en Spanje vliegen ze naar het Afrikaanse continent. Ze doen het kalmpjes aan, elke dag een stukje. ’s Avonds zoeken ze een geschikte slaapplaats om de nacht door te brengen.

     

    Afrika verwelkomt de boerenzwaluw in oktober. In vele landen in zuidelijk Afrika wordt deze langeafstandstrekker met vreugde begroet omdat hij het begin van de regentijd aankondigt. Mens en dier verlangen naar regen en groen, naar de Afrikaanse lente. Een rijke planten- en insectenwereld komt tot leven. In tegenstelling tot de mens zijn alle insectenetende trekvogels opgetogen over de weelde en variatie aan insecten die tijdens ons winterseizoen in Afrika voorkomen. Net als in Europa zoeken de boerenzwaluwen rietvelden op om te overnachten.

    Die zijn niet overal aanwezig, zeker niet in droge of bosrijke gebieden. Op het Afrikaanse platteland zijn in het droge seizoen de oevers van rivieren en meren door het vee ontdaan van de rietvegetatie. De weinig geschikte slaapplaatsen worden daardoor vaak door miljoenen boerenzwaluwen gebruikt. Soms ook tijdelijk door vogels die nog meer zuidelijk willen overwinteren.

     

    In november hebben de boerenzwaluwen een geschikt overwinteringsgebied met voedsel en een slaapplaats gevonden. Een goede plek met voldoende insecten is immers van levensbelang. In vergelijking met de rest van Afrika is het voor de boerenzwaluw in Zambia niet zo moeilijk om een prima verblijfplaats te vinden. Er zijn namelijk veel moerasgebieden met vaak ontoegankelijke rietvelden. De meest boeren hebben dammen aangelegd om water op te slaan voor droge periodes.

    Een groot deel van die spaarbekkens raakt in een ondiepe hoek begroeid met riet waar de boerenzwaluwen kunnen slapen. In dergelijke gebieden zijn de slaapplaatsen meestal klein en meer verspreid, zodat de boerenzwaluwen niet allemaal opeengeperst zitten. Eenmaal een geschikt gebied gevonden, blijven ze daar tot de vertrektijd aanbreekt.

    Het is een overweldigende sensatie om middenin zo’n slaapplaats te staan terwijl de zwermen zwaluwen omlaag suizen. Als je stil staat, strijken ze al kwetterend vlak naast je neer en kijken ze je vanaf een doorgebogen rietstengel nieuwsgierig aan.

     

    Natuurlijk dreigen er gevaren. In Nigeria bij het dorpje Ebakken, niet ver van de grens met Kameroen, is een immense grote slaapplaats van boerenzwaluwen. Daar slapen enkele miljoenen vogels op berghellingen, die begroeid zijn met 5 m hoog olifantengras.

    De dorpelingen houden zich tegen de avond schuil in het hoge gras. Met een ragebol van lijmstokjes zwaaien ze in de schemering en vangen de zwaluwen uit de lucht wanneer die neerdalen voor de nacht. De volgende dag worden ze boven een vuurtje geroosterd en op een bananenblad opgediend, slechts ontdaan van vleugeltjes en veren.

     

    Ook een deel van de Afrikaanse jeugd vindt het vangen van zwaluwen een leuke ‘sport’. Als de mieren en termieten gaan zwermen en de vette koninginnen met honderdduizenden tegelijk met hun fragiele flapvleugeltjes uit de aarde omhoog fladderen, zijn niet alleen de vogels er als de kippen bij.

    De kinderen haken een uitgevlogen termiet aan een dun draadje en laten die in de lucht zweven. Een argeloze boerenzwaluw die denkt een gemakkelijke en smakelijke hap te kunnen pakken, eindigt zijn leven aan een haakje.

     

    Gelukkig staan niet overal in Afrika kleine vogels op het menu. In de landen zuidelijk van de regenwoudgordel eet men liever grotere dieren. Daar worden kleine vogels met rust gelaten, tenzij ze een bedreiging vormen voor de oogst. Dan deinzen Afrikanen nergens voor terug. Miljoenen zaad-etende roodbekwevers, die neerstrijken op gierstakkers worden letterlijk met alle mogelijke middelen bestreden. Met vlammenwerpers, dynamiet en sproeivliegtuigen met gif worden broedkolonies en slaapplaatsen van deze vogels vernietigd. Helaas slapen roodbekwevers net zoals boerenzwaluwen vaak in het riet met alle gevolgen van dien …

    Daarnaast worden zwaluwen die boven akkers op zoek zijn naar insecten op zoek zijn vaak aanzien voor vijandelijke troepen. Het is daarom belangrijk om de Afrikaanse jeugd te onderrichten over het nut en gedrag van verschillende vogelsoorten die in hun streek voorkomen. Hen bijbrengen dat er naast ‘schadelijke’ vogelsoorten ook nuttige soorten zijn die muggen en steekvliegen vangen en insecten eten die schade aanrichten aan de oogst.

     

    Behalve het ontsnappen aan de Europese winter heeft hun verblijf in Afrika nog een ander doel: de zwaluwen ruien daar. Alle oude, vale en versleten veren worden vervangen door een nieuw, glanzende, blauwe outfit. Daar is veel energie voor nodig waardoor het belang van de keuze van een goede overwinteringsplek nogmaals wordt onderstreept. Met veel voedsel kan je goede en sterke veren aanmaken. Dat geldt nog meer voor de mannetjes want zwaluwvrouwtjes vallen op mannetjes met lange en symmetrische staarten. Die zijn een weerspiegeling van een gezonde en sterke vader met goede genen voor zijn nakomelingen.

    Ze zien er vaak niet uit die ruiende zwaluwen. Vooral de jonge vogels met hun grauwe en vale veren lijken op vliegende voddenbaaltjes als de rui begint en hun kledij gaat loszitten.

    Maar tussen die oude pluimen verschijnen steeds meer blauwe spiegeltjes van nieuwe veertjes. Het duurt lang voor een boerenzwaluw een volledig nieuw pak heeft; vooral het wisselen van de slagpennen neemt veel tijd in beslag. Zwaluwen komen vliegend aan de kost en kunnen zich niet veroorloven veel vleugelpennen tegelijk te verliezen. Watervogels als eenden en ganzen daarentegen ruien hun hel vleugel bijna in één keer en zijn dan tijdelijk niet vliegvlug. Ze verschuilen zich tijdens die periode in dichte vegetatie.

    Boerenzwaluwen ruien hun slapennen één voor één. Als er een pen is uitgevallen, groeit in een tijdspanne van 2 weken een geheel nieuwe veer. Dan pas wordt de volgende afgeworpen. Op die manier blijft het vliegvermogen optimaal maar duurt het wel meer dan 3 maanden vooraleer ze er terug op hun best uitzien. Bij ruiende boerenzwaluwen is in de vlucht vaak heel mooi het patroon te zien van oude en nieuwe vleugelveren. Wanneer het nieuwe verenpak is gevormd, is het tijd om aan broeden te denken.

     

    In maart begint dan de trek naar het noorden. Sommige mannetjes, vroeg klaar met de rui, kunnen niet wachten en vertrekken eerder, gedreven om een goede nestplaats te bezetten. Ze hebben haast en arriveren reeds eind maart in België en Nederland. Een in Zuid-Afrika geringde boerenzwaluw werd na 28 dagen al terug gevangen in Engeland. Ze legde een afstand af van meer dan 9 000 km. Het blijft een uitdaging en een belevenis om in Afrika de geheimen van de boerenzwaluwen te onthullen.

     

    De knappe en originele foto’s zijn van Miek Koopmans











    08-09-2017 om 23:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwarte mees, klein maar dapper  


    Naaldwouden, met name sparrenbossen en ook wel pijnbomen, vormen de favoriete biotoop van de zwarte mees.

    In sommige streken komt hij echter ook in gemengde bossen en buiten het broedseizoen zelfs in boomgaarden en tuinen voor.

     

    De witte langwerpige nekvlek op de zwarte glanzende kruin kenmerkt de zwarte mees.

    Het vederpak bestaat uit blauw-grijsachtige bovendelen met een dubbele witte vleugelstreep op de donkere vleugels en grauwe bruin-witte onderdelen. Karakteristiek ook zijn de witte wangen gescheiden door een zwarte bef. Jonge dieren hebben gele kopvlekken en onderdelen. Ze onderscheiden zich van jonge koolmezen door hun nekvlek en het ontbreken van de brede zwarte middenstreep op de buik.

    De lichaamslengte reikt tussen 11 en 12cm; de spanwijdte varieert tussen 17 en 21cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 8 en 10g.

    Zwarte mezen hebben een klein kuifje (niet zo uitgesproken als bij de kuifmees) op het achterhoofd. Vooral wanneer ze opgewonden zijn, kunnen ze dit kuifje opzetten.

     

    De zwarte mees, onze kleinste inheemse mees – nauwelijks groter dan het goudhaantje – voedt zich met kevers, gaasvliegen, nachtvlinders, waterjuffers, krekels, mieren en bladluizen – zowel in volwassen vorm, als hun eieren of larven – en spinnen. De ranke pootjes en de slanke snavel zijn perfect aangepast voor het doorzoeken van de dicht opeengepakte, lange naalden naar lekkere hapjes.

    Ook neemt hij plantaardig voedsel, zoals onkruid- en sparrenzaden, tot zich en verder alles wat de voedertafel ’s winters te bieden heeft. Behalve in de broedtijd foerageren zwarte mezen dikwijls is groepen, soms vermengd met andere mezensoorten.

    Zwarte mezen houden er een aantal eigenaardige voedselgewoontes op na. Zo hebben ze, net als kool- en pimpelmezen, geleerd om de dunne folie van de karnemelkflessen te doorprikken en zich te goed te doen aan de room. In Noord- Europa kunnen zwarte mezen pas aan de zaden in de fijnsparkegels vanaf oktober, wanneer de kegels open gaan, bij droog en zonnig weer. Om toch al eerder aan deze favoriete lekkernij te geraken, volgen ze eekhoorns op de plekken waar die sparrenkegels met hun sterke tanden openbreken om daar een zaadje te kunnen meepikken.

     

    Het nest bevindt zich vrijwel altijd in een holte in een boom. Bij gebrek aan geschikte holtes maakt ze haar nest ook in grondholen tussen boomwortels, onder stenen of zelf in oude muizenholletjes. Mannetje en wijfje bouwen samen het nest van mos en bekleden dit dik met haar en vaak ook met veertjes, zodat een fraaie kom ontstaat.

    Het mannetje voert het wijfje op het nest gedurende de 14-16 dagen dat ze de 7-9 eieren uitbroedt. De jongen verlaten na 16-19 dagen het nest. Al snel zijn het net zulke acrobaten als hun ouders en na nog eens 2 weken zijn ze zelfstandig. Hun roep is een ijl, hoog ‘tsie’ of een enigszins klagend ‘tsu-ie’.

    Doorgaans is de zwarte mees een standvogel maar het gebeurt dat delen van de noordelijke populaties in de herfst naar het zuiden trekken, soms in grote aantallen.

     

    Met vetbollen, een halve kokosnoot, geplette hazel- en okkernoten, vogelzaad en zonnebloempitten maak je een goede kans op een zwarte mees op jouw voederplank.

    De foto’s zijn van  Robin Bruneel

     

    Herken de zwarte mees – een knap filmfragment van Kees Vanger, die het onderscheid tussen kool- en zwarte mees even toelicht.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=1hjIfXlU2TY











    01-09-2017 om 16:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    27-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlinders geregeld waarnemen en registreren  

     

    Geraadpleegde bronnen: Dagvlinders in Vlaanderen & studiedienst Natuurpunt

     

    Het klein koolwitje was de meest gespotte vlindersoort tijdens het Grote Vlindertelweekend van Natuurpunt, begin augustus.

    De atalanta kwam op de tweede plaats, gevolgd door het groot koolwitje.  

    Natuurpunt vroeg de deelnemers ook naar de kenmerken van hun tuin.

    Daaruit bleek dat in tuinen met veel variatie en natuurlijke elementen tot 5 keer meer vlinders worden gezien dan in tuinen met enkel een kale gazon. Ook in kleine tuinen zorgt het nemen van vlindervriendelijke maatregelen (zoals het voorzien van veel variatie en bloemenaanbod en laten staan van hoekjes met distels en brandnetels) tot meer vlinders en meer diverse

    vlindersoorten.

    Wegens de slechte weersomstandigheden tijdens het telweekend lagen de aantallen aanzienlijk lager dan de voorbije jaren. Gemiddeld werden per tuin slechts 6 exemplaren van 4 soorten gemeld. Het is daarmee het op 2 na zwakste resultaat in 11 jaar tijd.

    Andere opvallende waarnemingen: de kolibrievlinder werd dit jaar relatief vaak waargenomen en ook minder algemene soorten zoals de glasvleugelpijlstaart, de keizersmantel en het kaasjeskruiddikkopje. Het vlindertelweekend blijft een momentopname. Om de vlinderpopulaties doorheen het hele jaar op te volgen hanteert Natuurpunt ook een systeem van regelmatige vlindertellingen. Wie dat wil, kan al zijn waarnemingen van vlinders (en andere soorten) melden via www.waarnemingen.be

     

    Enkele minder voorkomende blikvangers

     

    De argusvlinder komt voor in open graslanden met een korte vegetatie. De soort heeft 3 generaties waarvan de eerste vliegt van begin april tot eind juni met een piek tussen 8 mei en 2 juni.

    De tweede van eind juni tot begin september met een piek tussen 25 juli en 17 augustus.

    Een derde van begin september tot eind oktober met een piek tussen 14 september en 5 oktober.

    De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van de argusvlinder is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 met 2-4 dagen naar voor geschoven, terwijl die van de zomergeneratie nu 7-10 dagen later ligt dan in de periode 1981-2000. Dit kan wijzen op een steeds grotere en langere derde generatie in recente jaren.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de stengels of aan de toppen van bladeren van allerlei grassen waaronder boskortsteel, kropaar, bochtige smele, gestreepte witbol en struisgras.

    Wijfjes leggen vaak eitjes aan de rand van graspollen of op grassen in een open vegetatie tegen muurtjes, afrasteringen of onder een haag. De rupsen voeden zich aanvankelijk voornamelijk ’s nachts. De half volgroeide rups overwintert tussen de strooisellaag. De verpopping gebeurt onderin een graspol. Vaak gebruikte nectarplanten zijn vlinderstruik, braam, rode klaver, akkerdistel en knoopkruid.

    De vlinders zijn mobiel. De argusvlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als hooibeestje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, oranje zandoogje en zwartsprietdikkopje.

     

    Al kwam de argusvlinder vrij algemeen voor tot in de jaren ’80, toch neemt sindsdien de soort sterk af. Vooral op zandgronden is de soort de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Enkel op kleigronden in de buurt van de kustduinen, polders en getijdengebieden lijkt de argusvlinder stand te houden.

    Aangezien men de oorzaak van de snelle achteruitgang van de argusvlinder nog niet kent, is het niet gemakkelijk om gerichte beheersmaatregelen voor deze soort te geven.

    Gunstige maatregelen zijn het creëren of behouden van vrij schrale, maar bloemrijke graslanden met een gevarieerde vegetatiestructuur met beschutte plekken (geschikte eiafzetplekken) en voldoende open plekken (voor het opwarmen of als territorium).

    Ook het tegengaan van verstruweling op dergelijke percelen is een goede maatregel.

    Dit kan worden gerealiseerd door gefaseerd te maaien (op bermen) of door extensieve begrazing (in grotere gebieden).

     

    Het bruin zandoogje komt voor in open graslanden en ruigten op beschutte plekken met een voldoende groot nectaraanbod. De soort heeft 1 generatie van begin juni tot midden september met een piek tussen 25 juni en 6 augustus. De vliegtijd van het bruin zandoogje is in vergelijking met de periode 1981-2000 met 3-8 dagen naar voren geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming nu 3 dagen later ligt dan in de periode 1981-2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat het bruin zandoogje zijn vliegtijd niet alleen vervroegd, maar ook heeft verlengd.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af smalbladige grassen, zoals grote vossenstaart, gewoon reukgras, kropaar, ruwe smele, rood zwenkgras en Engels raaigras. Het komt ook voor dat het wijfje het eitje gewoon in de vegetatie laat vallen. In het najaar voeden de rupsen zich overdag. De overwintering gebeurt als half volgroeide rups tussen grasstengels en de rupsen blijven eten op warme winterdagen. In het voorjaar voeden zich ze zich voornamelijk ’s nachts.

    De verpopping vindt plaats tussen grasstengels of tussen de strooisellaag. Vaak gebruikte nectarplanten zijn distel, vlinderstruik en knoopkruid. De vlinders zijn mobiel. Het bruin zandoogje komt vaak in dezelfde gebieden voor als groot dikkopje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, koevinkje, oranje zandoogje en zwartsprietdikkopje. De verspreiding van het bruin zandoogje is in Vlaanderen sinds 1980 vrij stabiel gebleven.

    Een gunstige maatregel is het behouden of het creëren van structuurrijke graslanden met smalbladige grassen op beschutte plekken, zoals bosranden. Daarnaast is ook een voldoende groot nectaraanbod in de zomermaanden belangrijk.

     

    Het Icarusblauwtje komt voor in matig voedselrijke graslanden. De soort heeft 2-3 generaties, waarvan de eerste vliegt van eind april tot begin juli met een piek tussen 19 mei tot 17 juni en de tweede en derde van begin juli tot begin september met een piek tussen 23 juli en 5 september. De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van het Icarusblauwtje is in vergelijking met de periode 1981-2000 met 1-2 dagen naar voren geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming in de zomergeneraties nu bijna 10 dagen later wordt gedaan dan in de periode 1981-2000. Dit zou kunnen wijzen op een steeds vaker optredende derde generatie.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de bovenkant en aan de basis van jonge bladeren aan de top van voornamelijk gewone rolklaver, maar ook op andere vlinderbloemigen, zoals moerasrolklaver, hopklaver, kruipend stalkruid, witte klaver en kleine klaver.

    Meestal staan de planten die de voorkeur genieten samen in een korte vegetatie. In de eerste generatie wordt voornamelijk kleine klaver bezocht, terwijl de tweede en derde generatie een voorkeur lijken te hebben voor gewone rolklaver. De half volgroeide rupsen overwinteren op de lagere delen van de stengels of in de strooisellaag. Sommige rupsen van de eerste generatie komen pas het volgende voorjaar uit. De rupsen worden soms bezocht door mieren, maar zijn er niet afhankelijk van voor het voltooien van hun levenscyclus. De poppen daarentegen worden af en toe door de mieren mee in de nesten genomen.

    Vaak gebruikte nectarplanten zijn gewone rolklaver, klaver en luzerne. De mannetjes zijn territoriaal en patrouilleren op zoek naar wijfjes. De vlinders zijn mobiel. Het Icarusblauwtje komt vaak in dezelfde gebieden voor als argusvlinder, bruin zandoogje, groot dikkopje, hooibeestje, kleine vuurvlinder en zwartsprietdikkopje. De verspreiding van het Icarusblauwtje blijft opvallend stabiel sinds het begin van de vorige eeuw.











    27-08-2017 om 20:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlindersoorten redden

    Geraadpleegde bron: ‘Dagvlinders in Vlaanderen’ [Bedreigde dagvlinders in industriegebied. Wat nu? – Pieter Cox  & Toon Jansen]

     

    In Lommel werd een aantal jaren geleden een terrein van 500 ha omgezet in industriegebied. In dit heidegebied, de ‘Balimgronden’ genaamd, bleken echter heel belangrijke natuurwaarden aanwezig te zijn. Naast een heel grote populatie heivlinder, bezit dit gebied ook een van de weinige populaties van de kommavlinder in Vlaanderen. Daarnaast zijn andere soorten van schrale biotopen, zoals hooibeestje en kleine parelmoervlinder er algemeen.

     

    Niet alleen met betrekking tot vlinders is dit gebied bijzonder. Ook de mogelijk grootste populatie ter wereld van de lentevuurspin bevindt zich hier en de veldleeuwerik is er met 110 zangposten zeer sterk vertegenwoordigd.

    In 2012 werden tijdens een grootschalige telling door de regionale vlinderwerkgroep Hesperia in het noordoostelijk deel alleen al meer dan 800 heivlinders geteld. Ongetwijfeld zijn de Balimgronden dus het belangrijkste bolwerk voor deze soort in de wijde omgeving, waarvan ook omliggende, kleinere populaties afhankelijk zijn.

    Indien de populatie van de Balimgronden door industriële activiteiten zou verdwijnen, zal de populatiegrootte en de uitwisseling van genetisch materiaal sterk dalen en staat de toekomst van de heivlinder in Lommel op het spel.

     

    Ook ‘Meysterbergen’, ongeveer 1.5 km ten oosten van de Balimgronden, herbergt populaties van kommavlinder en heivlinder. De aantallen zijn er kleiner maar daarom niet onbelangrijk. Dit gebied staat echter eveneens deels ingekleurd als industriegebied, terwijl het andere gedeelte parkgebied is zonder enige bescherming. Bovendien zijn er plannen om een verbindingsweg door dit gebied te trekken.

     

    Tot slot dient de ‘Maatheide’ te worden vermeld. Het bestaat uit een grote zandvlakte met schrale begroeiing, waar in snel tempo zand wordt ontgonnen. Maatheide is niet alleen een belangrijke pleisterplaats voor trekvogels die een voorkeur hebben voor open ruimten, zoals de duinpieper en de morinelplevier, maar kent ook een belangrijke heidevlinderpopulatie.

     

    Ook hier liggen de aantallen lager dan op de Balimgronden, maar nationaal beschouwd mag het belang niet worden onderschat. De hier opgesomde gebieden kunnen, indien ze volledig worden ontgonnen en de vlinderpopulaties helemaal verdwijnen, ook een nieuwe en wellicht sterke barrière vormen tussen de heidegebieden van centraal Limburg en die van de regio Mol-Postel.

    Grootschalige industriële ontwikkelingen zijn vaak van openbaar belang, waardoor men de plannen niet zomaar kan stopzetten. Om belangrijke populaties van Rode Lijst-soorten, al dan niet tijdelijk, te behouden op terreinen die geen groene bestemmingen hebben op het gewestplan, is overleg nodig tussen verschillende actoren: gemeenten, bedrijven en natuurorganisaties (Natuurpunt Noord-Limburg, Natuurpunt vzw, de lokale actiegroep Levend Zand en het Agentschap Natuur en Bos).  Alleen constructief overleg kan de mogelijke verliezen aan biodiversiteit verminderen en tegelijkertijd aan de betrokken bedrijven rechtszekerheid bieden.

    Zo werden in de Antwerpse haven bv. goede afspraken gemaakt tussen natuurverenigingen, overheden en industrie waarbij ruimte voor (tijdelijke) natuur werd gecreëerd. Alleen een dergelijk sector-overschrijdend overleg kan de aanwezige dagvlinders en andere bedreigde soorten  van de lijst van uitgestorven soorten In Lommel houden.

     

    De heivlinder komt voor in droge heiden, duinen en droge, voedselarme graslanden. De soort heeft één generatie van begin juli tot eind september met een piek tussen 24 juli en 21 augustus. De piek van de vliegtijd van de heivlinder is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 niet beduidend veranderd, maar de gemiddelde laatste waarneming ligt nu meer dan 7 dagen later dan in de periode 1981 – 2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat de heivlinder zijn vliegtijd heeft verlengd. Het wijfje legt eitjes op of nabij in de volle zon staand fijn schapengras, rood zwenkgras, struisgras, vroege haver, bochtige smele of helm.

    Ze kiest hierbij vooral planten die omgeven zijn door open grond of een heel lage vegetatie.

    De rupsen eten ’s nachts. De overwintering grijpt plaats als half volgroeide rups in een graspol. De verpopping vindt plaats in een kleine holte net onder de grond. De mannetjes verdedigen een territorium vanaf een struik, een boomstam of een open zandplek. Bij bijzonder warm weer zoeken heivlinders vaak een bosrand of een groep struiken op voor afkoeling.

    Vaak gebruikte nectarplanten zijn akkerdistel, braam en struikhei in het binnenland en blauwe zeedistel en lamsoor aan de kust. De vlinders zijn mobiel (waarnemingen tot op 15 km van populaties zijn bekend). De heivlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als boomblauwtje, bont dikkopje, bruin zandoogje, groentje, groot dikkopje, heideblauwtje, hooibeestje en oranje zandoogje.

    De heivlinder was in de jaren ’90 vrij zeldzaam en is dat nog steeds (69 atlashokken – 252 kilometerhokken). De heivlinder kwam vroeger voor in de kustduinen, in de Kempen, maar ook op voedselarme graslanden elders in Vlaanderen (tussen Brussel, Mechelen en Diest).

    De huidige verspreiding is echter beperkt tot de kustduinen en de Kempen, waar een scheiding lijkt te ontstaan tussen de noordwestelijke en de oostelijke populaties.

    De heivlinder vertoonde een gestage achteruitgang tot 1985, bleef relatief stabiel tussen 1985 en 2000, maar gaat sindsdien opnieuw licht achteruit.

    Volgens de verspreidingsmodellen zijn 710 kilometerhokken geschikt voor de heivlinder.

    In 213 van deze kilometerhokken werd de heivlinder ook feitelijk waargenomen in de periode 2001 – 2010 (30%). Van de 497 geschikte kilometerhokken, waarin de heivlinder niet werd waargenomen, zijn er 426 in principe bereikbaar (86%).

    Het behouden van grote en goed verbonden gebieden met een actief beheer waardoor wordt vermeden dat dat heiden en kustduinen volledig dichtgroeien, is de meest gunstige maatregel voor de heivlinder. Op warme dagen zoeken heivlinders vaak beschutting op in bosranden of struwelen en het is dan ook wenselijk om hier en daar bomen en struiken te behouden. Extensieve begrazing, plaggen en/of gefaseerd maaien zijn geschikte maatregelen voor het verkrijgen of behouden van een gevarieerd leefgebied. Vermossing door het niet-inheems grijs kronkelsteentje zou de heide voor de heivlinder minder geschikt kunnen maken.

     

    Het hooibeestje komt voor in structuurrijke en matig voedselarme graslanden met een lage vegetatie. De soort heeft 2 generaties waarvan de eerste vliegt van midden april tot begin juli met een piek tussen 16 mei en 21 juni en de tweede van begin juli tot midden oktober met een piek tussen 26 juli en 1 september. De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van het hooibeestje is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 met 2/4 dagen naar achter geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming in de zomergeneraties nu 7 dagen later ligt dan in de periode 1981 – 2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat er recent een langere tweede generatie optreedt.

    De wijfjes zetten de eitjes af op smalbladige grassen, zoals reukgras, zwenkgras, beemdgras en struisgras. Jonge rupsen eten aanvankelijk enkel de bladeren, maar later worden ook de bloemhoofdjes gegeten. In tegenstelling tot de meeste andere rupsen van zandoogjes eten de rupsen van het hooibeestje ook overdag. De snel groeiende rupsen zorgen voor een tweede generatie in hetzelfde jaar, de traag groeiende overwinteren. De overwintering gebeurt als half volgroeide rups. Afhankelijk van de temperatuur verdedigen mannetjes een territorium vanaf een boom of struik of patrouilleren ze op zoek naar wijfjes. Vaak gebruikte nectarplanten zijn: distel, duizendblad, klaver en struikhei. De vlinders zijn weinig mobiel. Het hooibeestje komt vaak in dezelfde gebieden voor als argusvlinder, bruin zandoogje, groot dikkopje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder en zwartsprietdikkopje.

    Op veel plaatsen verspreid over Vlaanderen is het hooibeestje verdwenen en lijkt het daarmee enigszins dezelfde weg op te gaan als de argusvlinder, al is de trend minder uitgesproken.

    In 1990 was de verspreiding van het hooibeestje vrij stabiel, maar sindsdien ging de soort, vermoedelijk vanwege enkel natte voorjaren, duidelijk achteruit om opnieuw te stabiliseren tussen 2000 en  2010.

    Het behouden of creëren van relatief schrale, maar structuurrijke graslanden met een korte vegetatie en hier en daar open plekken zijn gunstige maatregelen. Daarnaast is een voldoende groot nectaraanbod tijdens het vliegseizoen eveneens belangrijk.

     

    De kommavlinder komt voor op voedselarme droge graslanden en droge heiden met een heel lage vegetatie en hier en daar open plekken. De soort heeft één generatie van eind juli tot midden september met een piek tussen 9 en 29 augustus. De wijfjes zetten de eitjes  afzonderlijk af aan de basis van blaadjes van kleine jonge plantjes, voornamelijk fijn schapengras. Bij voorkeur staan deze plantjes in een heel korte vegetatie (1 – 4 cm) en/of zijn ze omringd door naakte bodem. In zeer warme jaren kiezen de wijfjes er echter voor om de eitjes af te zetten in iets hogere vegetatie. De overwintering gebeurt als ei. De rupsen voeden zich na de winter in een gesponnen zijden netje. De verpopping gebeurt nabij de grond in kleine pollen omringd door een gesponnen cocon waarin soms meerdere rupsen samen zitten. Vaak gebruikte nectarplanten zijn: struikhei, Jacobskruiskruid, boerenwormkruid, koninginnenkruid, watermunt, slangenkruid en knoopkruid.

    De vlinders zijn weinig mobiel. De kommavlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als bont dikkopje, eikenpage, gentiaanblauwtje, groentje, groot dikkopje, heideblauwtje, heivlinder, hooibeestje en koevinkje.

    De kommavlinder die reeds zeldzaam was in de jaren ’90 is dat nu nog meer. Al vanaf het begin van de vorige eeuw vertoont de verspreiding van de kommavlinder een achteruitgang en sinds ongeveer 1980 is de verspreiding zo goed als beperkt tot de Limburgse Kempen.

    Volgens de verspreidingsmodellen zijn 193 kilometerhokken geschikt voor de kommavlinder. In 27 van deze kilometerhokken werd de soort ook feitelijk waargenomen in de periode 2001 – 2010. Van de geschikte kilometerhokken waarin de kommavlinder niet werd waargenomen, zijn er 51 in principe bereikbaar.

    Aangezien de kommavlinder een soort is die houdt van zeer warm microklimaat, is het behouden en creëren van schrale graslanden en droge heiden met lage en snel opwarmende vegetatie belangrijk. Kleinschalig plaggen om open grond te creëren in de buurt van de waardplanten kan het aantal geschikte ei-afzetplanten aanzienlijk verhogen. Voor een voldoende groot nectaraanbod in augustus kan worden gezorgd door het vermijden van overbegrazing in deze periode en/of door het laat maaien van bloemrijke ruigten in de buurt van bestaande populaties.











    13-08-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    06-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ken de vlinders in je tuin

     

    Geraadpleegde bron: Dagvlinders in Vlaanderen (INBO / Natuurpunt)

     

    Dit weekend kan je de ‘burgerwetenschap’ vooruithelpen door vlinders te tellen.

    Kies een zonnig of warm moment met liefst niet teveel wind – niet gemakkelijk tijdens de voorspelde wisselvallige weersomstandigheden.

     

    Recent schafte ik mij de rijke gids ‘Dagvlinders in Vlaanderen’ aan, een boek dat de constructieve samenwerking tussen vrijwilligers, organisaties, wetenschappers en overheden illustreert. Het toont hoe vele partijen een cruciale rol spelen in het behoud van dagvlinders en reikt ideeën en acties aan waarmee iedereen kan bijdragen tot het behoud van deze prachtige insecten in Vlaanderen, België en Europa.

     

    Merkwaardige vlindersoorten

     

    De grote vuurvlinder is een uiterst zeldzame standvlinder die voornamelijk voorkomt in uitgestrekte laagveenmoerassen. De mannetjes bezetten territoria op de warmste plekken in kommen in het vegetatiedek van veenmosrietlanden. Nectarplantjes zijn belangrijk voor de vrouwtjes, die meer eitjes kunnen afzetten als er meer voedsel beschikbaar is.

    De eitjes worden afgezet op de enige waardplant, ‘waterzuring’.

    De jonge rups eet eerst van de onderkant van het blad en veroorzaakt zo karakteristieke raampjes in het blad; later wordt het hele blad verorberd. De overwintering vindt plaats als halfvolwassen rups tussen dorre bladeren aan de voet van de waardplant. 

    De spanwijdte bedraagt tussen de 27 en 32 mm. Van de mannelijke vlinder zijn de vleugels bijna geheel oranjerood met een enkel zwart vlekje. De voorvleugels van de vrouwtjes zijn eveneens oranjerood maar zwart gevlekt en de achtervleugels zijn grotendeels zwart.

    De vlinder komt voor op matig voedselrijk grasland. In de meeste gebieden heeft de soort jaarlijks 2 generaties met een vliegtijd van mei tot en met augustus.

     

    De bosparelmoervlinder is een soort van kruidenrijke open plekken in loofbossen.

    De soort heeft één generatie van midden juni tot juli.

    De waardplanten zijn ‘hengel’ en ‘smalle wegbree’.

    De bosparelmoervlinder had vroeger populaties in de Dijle-Zenne-vallei (omgeving van Mechelen tot 1912), in het Zoniënwoud (Sint-Genesius-Rode, Tervuren en Ukkel tot 1924), het Torfbroek (Berg-Kampenhout tot 1928), het Walenbos (Tielt-Winge tot 1948), het Jagersbos (Maaseik en Neeroeteren tot 1949) en de Schijnvallei (Schilde, Oelegem, Wijnegem en Zoersel tot 1968).

    In 2011 werd een afgevlogen exemplaar van de bosparelmoervlinder in het natuurgebied Bospolder in Antwerpen waargenomen. De aanwezigheid van veel internationaal transport in de onmiddellijke omgeving doet vermoeden dat het om een accidenteel meegelift individu ging.

    In Wallonië is de bosparelmoervlinder kwetsbaar, in Nederland is de soort ernstig bedreigd, maar in Europa is ze momenteel niet in gevaar.

    Ondanks het feit dat volgens de voorspellingsmodellen het klimaat in België tegen 2050 veel geschikter zou worden voor de bosparelmoervlinder, lijken de kansen op een spontane her-kolonisatie in Vlaanderen klein.

    Het gebrek aan open plekken in voldoende grote bossen, het niet meer toepassen van hakhoutbeheer en het feit dat het een vrij honkvaste soort is, sluiten een her-kolonisatie zo goed als uit. De dichtstbijzijnde populaties liggen in Wallonië (Fagne-Famenne-Calestienne en Ardennen) en in Duitsland (Eifel).

     

    De zilveren maan komt voor in vochtige voedselarme graslanden.

    De soort heeft 2 generaties waarvan de eerste vliegt van midden mei tot midden juni en de tweede van midden juli tot midden augustus. De eitjes worden afzonderlijk afgezet op de waardplanten of op strooisel in de buurt van de waardplant, het ‘moerasviooltje’.

    De overwintering vindt plaats als half volgroeide rups in de strooisellaag. Ze verpopt in de vegetatie. Een vaak gebruikte nectarplant is de ‘echte koekoeksbloem’. De vlinders zijn vrij mobiel.

    De zilveren maan kwam vroeger verspreid voor in de oostelijke helft van Vlaanderen.

    Al sinds 1940 is er een gestage afname in de verspreiding van de soort. De laatste waarneming dateert uit 1995 (A-beekvallei – Grote-Brogel).

    Vanwege de geringe kans op her-kolonisatie is de herstelprioriteit laag. Volgens de voorspellingsmodellen zou het klimaat in België ook voor de zilveren maan in 2050 geschikt zijn.

    De dichtstbijzijnde populaties van de zilveren maan liggen in Nederland (ten zuiden van Amsterdam) en in Wallonië (ten oosten van de Voerstreek), maar ook daar gaat de soort achteruit. Spontane her-kolonisatie lijkt dan ook uitgesloten en door het ontbreken van voldoende grote geschikte biotopen en de hoge stikstofdepositie in Vlaanderen is herintroductie geen optie.











    06-08-2017 om 08:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tel de vlinders in je tuin!

     

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt: Het Grote Vlindertelweekend [11de editie]

     

    Hoe is het gesteld met de vlinders in de Vlaamse tuinen deze zomer?

    Dat wil Natuurpunt graag te weten komen.

    Daarom nodigt de natuurvereniging iedereen uit om op 5 en 6 augustus de vlinders in je tuin te tellen en de resultaten door te geven.

     

    Loop een kwartiertje in de tuin en identificeer de vlinders die je opmerkt.

    Kies een zonnig moment, want dan fladderen de meeste vlinders in je tuin.

    Kijk hoeveel vlinders van een bepaalde soort je tegelijkertijd ziet en noteer de aantallen.

    Om 10.00 u telde je bv. 2 grote koolwitjes en om 11.00 u zag je er 3. Vul dan op het telformulier 3 in bij groot koolwitje.

     

    Op de website www.vlinderweekend.be vind je heel wat nuttige informatie om de telling goed voor te bereiden.

    Om je te helpen een atalanta van een oranje zandoogje te onderscheiden, zijn er verschillende hulpmiddeltjes, namelijk een zoekkaart, een poster met een overzicht van de meest voorkomende tuinbezoekers en het uitwisselingsplatform waarnemingen.

     

    Om je eigen vlindervriendelijke tuin te maken somt natuurpunt 10 tips op.

    Je kan ook gratis een vlindergids aanvragen.

     

    De koninginnepage is de grootste inheemse dagvlinder van Vlaanderen.

    Volwassen vlinders eten meestal nectar van bloemen. Er zijn ook vlinders die de zoete afscheidingen van bladluizen oplikken of smullen van rottend fruit. De rupsen van vlinders eten van een of enkele plantensoorten; dat noemen we hun waardplanten.  

    De meeste vlinders leven enkele dagen tot enkele weken. Soorten die als volwassen vlinder de winter doorbrengen leven langer en kunnen maanden leven. De citroenvlinder leeft het langst van alle inheemse dagvlinders en kan bijna een jaar oud worden.

    Vlinders overwinteren afhankelijk van de soort als eitje, rups, pop of volwassen vlinder. Elke soort heeft zijn vaste overwinteringsgewoonte en plekjes. Eitjes kan je vinden op waardplanten, rupsen en poppen tussen planten of dorre bladeren. Volwassen vlinders verstoppen zich tussen takken en bladeren en kunnen zelfs binnen overwinteren.

    In Vlaanderen leven nog 48 soorten dagvlinders; dat waren er vroeger 67. Bijna 1/3 van onze inheemse vlinders is dus al uitgestorven.

     

    Wil je een les of een activiteit organiseren over vlinders?

     

    Dat kan! Er zijn 10 lespakketten rond verschillende thema’s voor de diverse leeftijdsgroepen. Telkens is er een intra- of extra-muros les uitgewerkt.

    Elk pakket bestaat uit een module voor de lesgever en werkbladen voor de kinderen.

    De lespakketten werden ontwikkeld door de Nederlandse Vlinderstichting en bewerkt door de vlinderexperts van Natuurpunt.

    Deze zijn gratis te downloaden, enkel in digitale vorm. Op deze pagina van de website vind je ook het telformulier.

     

    Al maakt Wim Dekelver  doorgaans enkel foto’s van vogels, toch krijgen in de buurt fladderende blikvangers ook wel zijn aandacht. Kan je ze herkennen? Oefen alvast!











    01-08-2017 om 18:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Big brother is watching de gekleurmerkte bruine kiekendieven (vervolg art. 22/07)

     

    Geraadpleegde bron: Instituut Natuur- en Bosonderzoek (INBO) LifeWatch-Project ‘gezenderde vogels’

     

    Sinds 2011 coördineert het INBO een studie in Vlaanderen en Zeeland naar de ecologie van de bruine kiekendief.

    Het onderzoek leert ons meer over de relatie tussen landschapsgebruik, prooiaanbod en broedsucces. Het vormt een basis voor overleg en samenwerking met de landbouwsector. Naast het behoud van grasrijke landschapselementen is de boodschap het duurzaam garanderen van voldoende prooiaanbod door het optimaliseren van teeltkeuzes en het stimuleren van innovatieve systemen zoals ‘vogelakkers’ die inpasbaar zijn in moderne landbouw.

     

    De belangrijkste onderzoeksvragen van het bruine kiekendiefmerkenproject concentreren zich rond dispersie en habitattrouw. Sinds de start van dir deelproject in 2011 heeft men hierover al heel wat interessante en bruikbare gegevens kunnen verzamelen. Maar er is nog een vraag die ons al jaren bezighoudt en die gaat over de overwintering van ‘onze’ bruine kiekendieven.

     

    Plaatselijke waarnemingen, ringterugmeldingen en zendergegevens tonen aan dat Noord- en Noordwestelijke Europese populaties van bruine kiekendieven voornamelijk overwinteren in Westelijk Afrika, terwijl de zuidelijkere en zuidoostelijke eerder sedentair zijn of toch binnen Europa of in Noord-Afrika overwinteren.

     

    Elk jaar worden er echter ook in onze contreien tijdens de winter bruine kiekendieven waargenomen en enkele lokale concentraties bij (soms tijdelijke) slaapplaatsen opgemerkt.

    Ze herbergen echter zelden meer dan een 10-tal vogels. Een uitzondering hierop is de traditionele slaapplaats in het Verdronken Land van Saeftinghe, aan de Westerschelde in Zeeland. Die wordt sinds 1985 jaarlijks tijdens de wintermaanden geteld door de werkgroep Roofvogels Zeeland in samenwerking met de vogelwerkgroep van de Stelkluut.

    De aantallen wisselen maar de laatste 10 jaar worden geregeld maxima van meer dan 100 vogels geteld. 

    Dit is de meest noordelijk gelegen slaapplaats in Europa maar over de afkomst van de er overwinterende bruine kiekendieven was helemaal niets gekend. Het overgrote deel van de vogels heeft een eerstejaars- of wijfjeskleed.

    Zijn het verzwakte of laat uitgevlogen vogels uit noordelijke broedgebieden, die niet verder trekken of jongen van broedgebieden uit de omgeving?

    Bij de eerste wintertellingen in Saeftinghe leek het erop dat na een goed broedseizoen er ook meer bruine kiekendieven op deze winterslaapplaats aanwezig waren. Er werd dus voorzichtig geopperd dat dit misschien wel vooral plaatselijke vogels zouden zijn die in hun eerste winter gewoon in de omgeving van hun geboorteplaats blijven ‘hangen’.

     

    Inmiddels na winters vol spanning heeft men de bevestiging gekregen dat jonge vogels in onze regio blijven overwinteren. 

     

    Tot nu toe (juni 2016) heeft men al terugmeldingen van 30 verschillende gekleurmerkte kiekendieven. Daarvan zijn er 14 ‘nieuwe’ vogels, die men dus sinds ze als juveniel werden getagd, nog nooit als volwassen vogel heeft teruggezien. Er zijn nu ook al enkele 6de kalenderjaar vogels (getagd in 2011, het 1ste onderzoekjaar) die zijn teruggekomen. Men krijgt nog geregeld nieuwe meldingen van pleisterende of broedverdachte vogels. Zeker nu de meeste broedterritoria zijn ingenomen, is het belangrijk extra op te letten of er bij de broedende paren geen gekleurmerkte vogels zijn, want men probeert ook zoveel mogelijk  2de generatie jongen te kleurmerken. Dit kan immers op lange termijn nog meer inzicht geven in de dispersie van de soort.

    Het kleurenproject is er eentje van lange adem, maar jaar na jaar nemen de gegevens toe en leert men meer over de plaats- en habitattrouw van bruine kiekendieven.

    Men kan steeds meer adulte broedende vogels individueel opvolgen en zo een veel beter beeld krijgen van het paarvormingsgedrag in het vroege voorjaar. Men kan nagaan in hoeverre vroege paarbanden al dan niet behouden blijven.












    29-07-2017 om 18:27 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bruine kiekendief blijft het zorgenkind van het Linker-Schelde-oevergebied


    Geraadpleegde bron: Beestenboel: De bruine kiekendief [Dirk Draulans]

     

    De bruine kiekendief is een prachtige roofvogel, maar een zorgenkind van het natuurbehoud: zijn bestand neemt sterk af.

     

    Als je naar een meeuwenkolonie kijkt in een omgeving met bruine kiekendieven, weet je meteen dat er zo’n roofvogel passeert: alle meeuwen gaan krijsend de lucht in en de jongen duiken ogenblikkelijk in beschermende vegetatie.

    Toch is de kiekendief geen echte vogelvanger. Hij eet vooral muizen, ratten en konijnen.

    Zijn naam zegt meer over hoe de doorsneemens tegen roofvogels aankijkt dan over zijn gedrag.

     

    De bruine kiekendief is een zorgenkind.

    Tot de jaren 1970 broedden er in Vlaanderen jaarlijks amper een 20-tal koppels. Meedogenloze verdelging en schadelijke effecten van pesticiden dreven de dieren in de vernieling.

    Nadat beide problemen door diervriendelijke wetgeving onder controle waren gebracht, steeg de broedpopulatie naar ongeveer 150 koppels. De soort broedt in riet- of graanvelden.

    De vrouwtjes zijn donkerbruin met crèmekleurige vleugelranden en kop, mogelijk om niet op te vallen als ze op hun nest zitten. De mannetjes zijn gevarieerder van kleur, wellicht om indruk te maken op de vrouwtjes. Als ze een prooi hebben gevangen, geven ze die boven de nestplaats met een spectaculaire buiteling door aan hun eega.

     

    Sinds het begin van de jaren 2000 is het aantal broedkoppels van de kiekendief weer gehalveerd, hoewel andere roofvogels het goed doen. Dat is zorgwekkend.

    Oorspronkelijke broedgebieden in de Kempen tellen amper nog enkele exemplaren.

    De soort komt nog overwegend in poldergebieden in Oost- en West-Vlaanderen voor.

    Zelfs in regio’s die geschikt lijken voor kiekendieven, nemen de aantallen af.

    Om na te gaan of er kan worden ingegrepen, is er onder impuls van biologe  Anny Anselin  van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek [INBO] een studie opgezet.

    Elk jaar worden tientallen jonge kiekendieven met goed zichtbare vlaggetjes gemerkt.

    Dat bevordert het onderzoek naar hun verspreiding.

    In Nederland zijn er kiekendieven met dataloggers uitgerust: apparaten die registreren waar ze geweest zijn en de gegevens automatisch doorzenden aan registratietoestellen opgesteld in hun broedgebied.  Zo hoopt men inzicht te krijgen in waar het fout gaat.

    Mogelijk schuilt het probleem in een gebrekkig aanbod van geschikte voedselgronden in de broedgebieden. Hoe verder een vogel moet vliegen om te jagen, hoe minder jongen hij kan grootbrengen. Nederlandse gegevens wijzen uit dat kiekendieven graag jagen langs sloten en akkerranden.

    In ons geïndustrialiseerd  landbouwbestel zijn die meestal omgeploegd of bespoten, zodat er amper begroeiing is waarin kiekendieven prooien kunnen vinden.

    Vandaar dat er onder meer in de Waaslandpolders wordt gewerkt aan kiekendiefvriendelijke landbouw met bloemrijke akkerranden en gewassen als grasklaver en luzerne.

     

    De stromannen van de Boerenbond in het Vlaamse parlement waren er als de kippen bij om te eisen dat boeren voor die inspanningen dienen vergoed. Zo gaat dat met de meeste boeren: ze moeten worden betaald om een beetje natuurvriendelijk het land te bewerken. De ironie wil dat een van de bevlagde kiekendieven in Sierra Leone terechtkwam. Daar werd hij gevangen door een boer die uit de vangst een slaatje wilde slaan met de dood van de roofvogel tot gevolg.

    Immers, een deel van onze kiekendieven overwintert in West-Afrika; een klein deel probeert onze winters te doorstaan. De kiekendief is dus niet alleen bij ons slachtoffer van de boerende medemens.  

     

    De bruine kiekendief heeft een duidelijke voorkeur voor moerasgebieden.

    In Vlaanderen wordt vooral gebroed in rietvelden, langsheen kreken, sloten of kanalen.

    Door lage waterstanden en het uitblijven van een goed maaibeheer, raken steeds meer rietvelden echter overwoekerd door ruigtekruiden en struiken als vlier en wilg. Slecht nieuws voor de bruine kiekendief die een deel van zijn favoriete broedhabitat verloren ziet gaan.

    Een deel van de Nederlandse en vermoedelijke ook Belgische broedvogels overwintert in de estuaria van de Ebro en de Taag in Spanje, maar veel vogels steken via Gibraltar over naar Marokko om er te overwinteren in West-Afrika (Senegal, Guinea-Bissau, Sierra Leone, Ghana).

     

    Half maart, begin april keren de bruine kiekendieven terug naar de broedgebieden.

    Zodra beide partners aanwezig zijn, begint de balts. Die is echt spectaculair. Beide vogels voeren daarbij een acrobatisch luchtballet uit, draaiend rond elkaar; een adembenemend schouwspel. Enkele dagen erna wordt de nestbouw aangevat. De bruine kiekendief maakt een grondnest waarin tot 6 eieren kunnen worden gelegd.

     

    In 2011 werd een onderzoek opgestart om meer inzicht te verkrijgen in het broedsucces, de invloeden van habitatkeuze (moerassen of graanvelden) en het omgevend landschap, plaatstrouw en interacties tussen de populaties. Het project wou ook achterhalen waar de jonge kiekendieven vandaan komen die elk jaar in behoorlijk aantal in Zeeland – de noordelijkste overwinteringsplaats van de soort in Europa – overwinteren.

    Zijn dat vogels van bij ons?

    Trekt een gedeelte van de jonge vogels dan toch niet weg naar het zuiden?

     

    Het project bestudeert niet enkel de Vlaamse populatie: ook de nabijgelegen populaties in Zeeland en Noord-Frankrijk worden mee in het project betrokken. Het INBO coördineert het Vlaamse luik en doet hiervoor beroep op een aantal veldornithologen, die de broedplaatsen lokaliseren en de legsels opvolgen.

    In 2011 werd een aantal jonge vogels voorzien van vleugelmerken, de zogenaamde wintags.

    Dit zijn zachte, plastic rechthoekjes in verschillende kleuren, elk met een specifieke code.

    Elke vogel kan aan de hand van die unieke wintagcombinatie individueel worden herkend.

    Op deze manier kunnen de gevleugelmerkte bruine kiekendieven worden gevolgd en hoopt het INBO een aantal onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. In totaal werden in het kader van dit project (in Vlaanderen en Zeeland samen) al 92 exemplaren van vleugelmerken voorzien.

     

    De bruine kiekendief kent een sterk dalende trend sinds het begin van de monitoring.

    Ook internationaal deed de roofvogel het niet goed. De daling in de Waaslandhaven is echter sterker dan de internationale trend. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken worden aangewezen.

    Enerzijds werden een aantal gebieden waar de soort broedde intussen ingenomen voor havenactiviteiten.

    Anderzijds raakte ook het resterend havengebied meer en meer versnipperd en daalden zowel het aantal kwalitatieve broedplaatsen als de oppervlakte beschikbaar foerageergebied.

     

    Wie eerder verschenen artikels en foto’s over de bruine kiekendief wenst te raadplegen, kan in het archief via de zoekrobot de volgende bijdragen opsnorren:

     

    11/06/2016       De bruine kiekendief

    27/08/2011       Een gracieuze zwever (bruine kiekendief)

    30/08/2011       Schatten van nesten (kiekendieven nestelen en broeden op de grond)











    22-07-2017 om 18:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    16-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slangenarend

     

    De slangenarend is een grote imposante vogel die soms van naderbij kan worden gezien, als hij op een hoge paal op boomtop zit.

    In grote delen van zuidelijk Europa is dit één van de opvallendste roofvogels: een grote arend die veel tijd in de lucht doorbrengt. Het is een magnifiek zicht waarbij de lichte onderzijde prachtig het zonlicht reflecteert als hij tegen een helderblauwe lucht zijn zweefrondjes draait.

    Van dichtbij – wat vaker voorkomt dan bij andere grote arenden – toont de bandering van de onderzijde helder en strak, terwijl de grote, ronde gele ogen hem een doordringende, intelligente uitdrukking geven. De staart heeft 3 tot 4 brede donkere banden.

     

    Deze slangen etende arend is de Europese vertegenwoordiger van een groep die in Afrika gevarieerder is. Ze worden gekenmerkt door een grote uilachtige kop, die doorgaans bruin is alsof die een bivakmuts draagt, gele ogen en krachtige, naakte poten. De lichaamslengte varieert tussen 62 en 68 cm; de spanwijdte reikt tussen 160  en 180 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 1.5 en 2.5 kg.

     

    De jachtvluchten zijn lange en hoge patrouilletochten boven open ruimtes en warme met struiken begroeide hellingen, onderbroken door frequente periodes waarbij de slangenarend al biddend de omgeving afspeurt. De arend staart intens naar de grond, met de kop in de wind. Met gespreide, naar beneden wijzende staart en gespreide vleugels of slaand in een bijna verende actie – afhankelijk van de heersende wind – fixeert hij een slang of hagedis, of soms bij slecht of nat weer een klein zoogdier (ratten, muizen). Daarna laat hij zich als het ware op zijn prooi vallen. Soms stort hij zich van grote hoogte met uitgestoken poten, borst naar voren en kop teruggetrokken in een duikvlucht op zijn prooi.

    Op andere momenten jaagt hij vanaf een zitpost, vaak een hoogspanningsmast. Tot zijn prooien behoren gladde slangen, ringslangen en minder vaak adders, die hij kenmerkend achter de kop grijpt en naar een zitpost draagt om hem te doden.

     

    Net als andere arenden en buizerds baltst de slangenarend door diep golvend over zijn broedgebied te vliegen. Paren vliegen vaak samen, met gesloten staart, kop naar voren en vleugels vlak en recht uitgestrekt om een duidelijk kruis te vormen. De diverse roepen doen denken aan de schelle kreten van meeuwen.

     

    In het voorjaar keren de arenden terug naar dezelfde locatie en vormen een paar voor het leven.

    Samen bouwen ze een nest van takken in een hoge boom, zoals een eik. Er wordt slechts één ei uitgebroed, grotendeels door het vrouwtje gedurende 45 – 47 dagen. Het jong vliegt na 10 weken uit. Het is geslachtsrijp na 3 tot 4 jaar.

    In de herfst trekken alle Europese slangenarenden naar Midden-Afrika, met een geconcentreerde trek bij Gibraltar en de Bosphorus in augustus en september. De adulte vogels keren terug in maart of april.

     

    De slangenarend vertoont enige gelijkenis met de visarend, maar deze laatste heeft meer hoekige vleugels, een afgetekende donkere polsvlek en een donkerdere bovenzijde.

     

    Wim Dekelver kon in het Groot Schietveld in Brecht een 4-tal slangenarenden zien ronddwalen. Dat is geen toeval; het is namelijk één van de weinige plekken in Vlaanderen waar nog adders zitten. Lang blijven de roofvogels niet hangen in ons land. Vooral tijdens de zomermaanden komen jonge slangenarenden op bezoek. Wanneer in de herfst slangen en andere prooidieren zich klaarmaken voor een winterslaap, trekt de slangenarend terug naar het zuiden om er te overwinteren. Zonder voedsel maakt de slangenarend dan ook geen kans om te overleven. Broeden doet de slangenarend in de zuidwestelijke helft van Frankrijk en Spanje (waar wellicht de ‘onzen’ vandaan komen) en Noordwest-Afrika, in de Balkan over Turkije tot Iran en noordwaarts tot in het meest westelijke deel van Rusland ter hoogte van Estland. In onze streken zijn dan ook vooral jonge exemplaren terug te vinden. Om te broeden is het voedselaanbod hier te beperkt, maar voor jeugdige uitstapjes is het best oké. Meestal worden de roofvogels hier gespot in hun tweede levensjaar. De kans dat een jonge slangenarend het jaar nadien naar ons land terugkeert, is dus eerder klein.











    16-07-2017 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    09-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nuttige insecten leren waarderen

    Geraadpleegde bron: Trouw: Professor Dave Goulson: Als we de insecten kwijtraken, ontstaat er echt chaos [Paul de Vries]

     

    Professor Dave Goulson zet zich in voor het behoud van insecten, met name voor bijen, wespen en hommels.

     

    De hoogleraar biologie aan de universiteit van Sussex is in Nederland om bekendheid te geven aan zijn jongste boek ‘De vlucht van de hommel’.

    Hij probeerde ooit vogelaar te worden, maar hij had geen goed oor voor vogelzang. Vlinders waren zijn eerste liefde, omdat ze zo mooi zijn tot hij zich realiseerde dat ze best saai zijn en een beetje dom ook. Niet te vergelijken met bijen en hun sociale organisatie, leefwijze en gedrag.

    Weet je dat bijen een bloem overslaan als ze ruiken dat die net bezocht is door een andere bij?

    Dan is er namelijk niets meer te halen.

     

    Er bevindt zich een hele wereld onder onze neus waarvan we vrijwel niets weten. Al die beestjes die gewoon hun leven leiden in onze tuinen en huizen, terwijl de meeste mensen er totaal geen erg in hebben. Er zijn ongeveer 10 miljoen diersoorten op aarde en de meeste daarvan zijn insecten.

    De meeste daarvan hebben we nog niet eens een naam gegeven, laat staan dat we weten wat ze doen. We hebben nog zó veel te ontdekken.

    Inmiddels weet wel iedereen dat hommels en bijen nuttig zijn voor ons. Driekwart van onze gewassen heeft bestuiving nodig. Anders hebben we geen frambozen, aardbeien, tomaten, koffie.

     

    Dave Goulson gebruikt bijen als vertrekpunt om uit te leggen hoe belangrijk insecten zijn voor ecosystemen. Ze recycleren mest, maken de grond vruchtbaar, ruimen dode dieren op. Maar nuttig of niet, ook bijen gaan in aantal schrikbarend achteruit.

    Het is treurig vast te stellen dat we zelfs voor insecten geen ruimte over laten. We nemen zoveel landschap in beslag. Onze steden zijn niet vriendelijk voor insecten en onze industriële landbouw met al die pesticiden en monocultuur van gewassen evenmin.

     

    Er wordt gedacht aan drones om gewassen te bestuiven …

    “Robotbijen, volslagen krankzinnig!”, meent Goulson.

    De gedachtegang lijkt te zijn: het gaat niet goed met bijen; we maken een robot om ze te vervangen, mochten ze toch ooit helemaal verdwijnen.

    Dan kunnen we ondertussen doorgaan met al die chemicaliën in de landbouw. Maar zo’n robot maken kost geld en materiaal en ze zullen lang niet zo goed werken als bijen.

    Bestuiven dat doen bijen al zo’n 120 miljoen jaar, dus ze zijn inmiddels behoorlijk gespecialiseerd.

    En ze doen het nog gratis ook! Dit kan moeilijk als een serieus alternatief worden bestempeld.

     

    Insecten zijn belangrijk en interessant

     

    Je kan mensen wijzen op de gave kanten van insecten, je kan ze dingen uitleggen, maar eigenlijk wil de hoogleraar iedereen aansporen om naar buiten te gaan en gewoon te gaan zitten in het veld, in een bos of in de tuin. Ga het zelf ervaren in plaats van er boeken over te lezen.

    Dave Goulson wordt nog veel gevraagd voor ‘bug hunts’.

    Dan trekt hij met een groep kinderen met potten en netjes de natuur in om sprinkhanen en oorwormen te vangen. Pret verzekerd! Vijfjarigen zijn dol op insecten. Maar tieners vinden er niets aan. Ze vinden ze vies en eng en willen vooral alles doodtrappen. Ergens is het dan misgegaan.

    Lekker op ontdekking gaan in het bos, in bomen klimmen, ravotten en vuil worden, het gebeurt almaar minder. Vandaag de dag wonen de meeste mensen in steden en komen ze nog nauwelijks in contact met de natuur. Men vindt het al snel onveilig of onhygiënisch. Je kan tegenwoordig gel kopen om je handen te wassen zodra je een dier hebt aangeraakt. We zijn daarin wel een beetje paranoïde geworden.

     

    Om insecten te helpen moeten we vooral dingen laten. Niet meer zo vaak maaien, niet zo veel gif gebruiken, stukjes land even met rust laten. Wonderbaarlijk hoe snel de natuur dan opveert en de biodiversiteit op zo’n plek toeneemt.

    Zelf bijen houden in de stad is ook trendy geworden. Maar een groot probleem voor de bijen is dat er nog maar zo weinig bloemen voor ze zijn. Als iedereen bijen gaat houden, hebben we straks een grote populatie ondervoede en kwetsbare bijen.

    Plant liever bloemen, daar help je de bijen echt mee. Al is het een enkele bloempot op je balkon op vier hoog, bijen weten die wel te vinden.

     

    Bij bedreigde dieren denken we altijd aan olifanten, tijgers, ijsberen. Als de reuzenpanda zou uitsterven, zou dat vreselijk zijn, maar de bossen van China zouden het overleven.

    Maar als we insecten kwijtraken – bijen, hommels, mieren, vele andere soorten – ontstaat er echt chaos. Dat realiseren we ons niet. We maken ons alleen zorgen over de economie. Maar zonder bestuiving en vruchtbare grond heb je geen economie meer. It’s the little things that run the world.











    09-07-2017 om 18:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    04-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tinnen jubileum van de blog

     

    Een terugblik naar het prille begin, onthult dat het aanlokkelijk aspect van de educatieve blog niet meteen denderend was.

    De gekozen thema’s misten verhelderende beelden en kwamen bij de verkennende lezer allicht nogal saai over.

     

    Voorheen had ik gedurende 3 jaar bij de bewoners van de Kille Meutel de aandacht voor huismussen en populaire tuinvogels met geïllustreerde nieuwsbrieven wat aangezwengeld.

    Onder de geïnteresseerde omwonenden ontstond een kern, die zich naast de observatie van bekende gevederde tuinbezoekers, na alarmerende berichten over de spectaculaire daling van huismussenpopulaties, ook ontfermde over het (nood)lot van onze trouwe cultuurvolger.

     

    Deze vrijwillig samengestelde huismussenwerkgroep heeft in de luchthavengemeente in samenwerking met verscheidene partners al veelvuldige acties ondernomen om de bestaande huismussenpopulaties mee te helpen in stand houden.

    Je kan de initiatieven van de Kille Meutel Vogelvrienden rond de actie; ‘Red de Zaventemse Straatket!’ terugvinden via de zoekrobot. Je hoeft maar ‘huismus’ in te tikken om alle artikels, opgenomen in het archief, op te snorren.

     

    Daar waar het eertijds volstond jaarlijks een 4-tal nieuwsbrieven te verdelen, legde ik mij vanaf 04/07/2007 de discipline op geregeld een artikel te posten en vanaf 2009 minstens wekelijks een bijdrage te leveren. Uiteraard was het geen optie om enkel over de huismus te rapporteren, daar we tijdens onze kernmeetings al eerder hadden ondervonden dat je de belangstelling niet louter kan scherp stellen op onze trouwe mensenvriend.

    Toch gaan de bijdragen hoofdzakelijk over vogels, maar ook over andere vliegende dieren, zoals vleermuizen, vlinders, libellen, bijen, hommels, zelfs vliegende vissen, … Andere thema’s die aan bod komen, zijn: nestgelegenheid, gedragspatronen, vliegtechnieken, milieuzorg, evolutieleer, bedreigde of nieuwe natuurgebieden, milieuvriendelijke projecten, de historische afkomst van de benaming ‘Kille Meutel’, limericks, haiku’s, quizwedstrijden en nog meer.

    Op die manier lukte het langzamerhand om ieder weekend met ‘wat nieuws’ uit te pakken, ook omdat ik vanaf toen kon rekenen op het knappe beeldmateriaal van goede vriend en natuurfotograaf, Wim Dekelver. De kwalitatieve blikvangers zorgden vrij snel voor een gevoelige toename van het aantal bezoekers.

     

    Het is fijn dat in de loop der jaren het aantal lezers exponentieel is toegenomen en een schare trouwe bezoekers geregeld hun waardering uiten.

    Momenteel hebben meer dan 100 000 natuurfans en vogelliefhebbers de blog bezocht, die inmiddels 570 artikels en 2 780 foto’s telt.

    Voor de statistici onder jullie, kan ik nog verklappen dat de bezoekers uit Nederland (47.2%), België (46.7%), Verenigde Staten, Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Israël, Italië, Spanje en Zweden (top 10) komen. Doorgaans raadplegen ze op zondag en maandag tussen 13.00 en 19.00 u het vaakst de gepubliceerde artikels.

    Het is niet altijd evident een pakkende of uitnodigende titel te bedenken, maar dan maken de fascinerende beelden dat weer goed. Ik ben dan ook de gulle schenkers van prachtig en vaak uniek fotomateriaal bijzonder dankbaar.

     

    Toen ik ook Facebook en Twitter inschakelde om mijn volgers attent te maken op pas verschenen publicaties kreeg de blog nog meer aandacht en vandaag ben ik trots te mogen vermelden dat Birdyfans heel frequent in de top 20 staat van de meer dan 6 000 bestaande educatieve blogs op www.bloggen.be

    Leuk ook is als je de lezer via een weblink naar een wetenschappelijk rapport of aanvullend filmfragment (YouTube) kan loodsen. Het educatieve concept van mijn blog is wellicht nog voor verbetering vatbaar, want de perfectie haal je nooit. Je kan altijd via ‘Laatste commentaren’ of via ‘Voeg berichtje toe’ reageren en suggesties formuleren.











    04-07-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    02-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De magie van Harry Potter is een vloek voor de uilen


    Geraadpleegde bron: De Standaard [Lotte Alsteens]

     

    ‘Hedwig’ was bij momenten niet meer dan een veredelde postduif. Toch inspireerde het personage heel wat Harry Potter-fans tot een impulsaankoop: een uil als huisdier.

     

    Al in 2010 rapporteerden wetenschappers dat de wilde uilenpopulaties in India onder druk staan door het succes van de boeken en de films. Schrijfster J.K. Rowling voelde zich genoodzaakt een verklaring af te leggen:

     

    “Als het waar is dat mensen door het lezen van mijn boeken denken dat een uil gelukkig is wanneer hij opgesloten zit in een kleine kooi, in een huis, dan wil ik bij deze graag zeggen, zo krachtig als ik kan: Doe het niet alsjeblieft!” 

     

    Ook bij ons hadden de Harry Potter-films een stevig impact.

    “Het hoogtepunt is wellicht voorbij, maar we spreken vandaag nog steeds van een ‘Harry Potter-effect’”, zegt Inge Buntinx van Vogelbescherming Vlaanderen.

    Daarmee bedoelen we, in de brede zin, het effect op kinderen wanneer roofvogels worden getoond in een publieke context, op de arm van mensen of terwijl ze kunstjes uitvoeren. Het wekt de indruk dat deze vogels geschikte gezelschapsdieren zijn en maakt dat kinderen aan hun ouders vragen om een roofvogel te houden.

     

    ‘Alleen uilen kopen echte uilen’, ging de slogan die Vogelbescherming Vlaanderen enkele jaren geleden lanceerde. Hoeveel uilen er vandaag in gevangenschap worden gehouden, is niet bekend, omdat er veel niet via de officiële weg worden verhandeld. Maar wat we wel kunnen vaststellen, is dat het aantal evenementen met roofvogels blijft toenemen. Roofvogelshows, het aanvliegen van ringen op een huwelijksfeest, het poseren voor foto’s als attractie op bedrijfsfeesten, … je kan het zo gek niet bedenken, het bestaat!

     

    “Wij zouden willen dat dit ophoudt; dat er strengere regels komen; dat gemeenten de evenementen tegenhouden. Roofvogels, waaronder uilen, zijn enkel thuis in het wild.”

     

    Inge Buntinx wijst erop dat gedomesticeerde roofvogels volledig uit hun ecologisch verband zijn gerukt. De sneeuwuil – ‘Hedwig’ van Harry Potter – is ook hier te koop, terwijl het om een Scandinavische soort gaat die lagere temperaturen gewoon is. Maar dat is lang niet het enige probleem. Vele Harry Potter-fans namen genoegen met een kerkuil, die wel thuis is in België en toch redelijk op de sneeuwuil lijkt. De opvallende kerkuil, met zijn hartvormig gezicht en gitzwarte ogen is bovendien een kleine soort die als gemakkelijke ‘beginnersvogel’ geldt. Maar ook kerkuilen zijn niet gelukkig als huisdier.

    Ze worden overdag actief gehouden, terwijl het nachtdieren zijn. Hun hormoonhuishouding wordt daardoor in de war gestuurd en zo ook hun levenswijze.

    Bovendien worden ook bij ons uilen in het wild gevangen.

    Af en toe wordt melding gemaakt van opengebroken nestkasten, waaruit de jongen van de kerkuil zijn verdwenen. Niet dat ze de dieven veel geld opleveren, want ze zijn voor een prijsje te vinden op tweedehandssites. Een roofvogel is vaak een impulsaankoop, die mensen snel beu geraken.

     

    Visie van Vogelbescherming Vlaanderen op het houden van roofvogels in gevangenschap

     

    Uilen en roofvogels horen in het wild, niet in gevangenschap. Ze vervullen een belangrijke taak in de natuur. Daarom horen ze niet thuis in een kooi of vastgeketend aan een blok. Roofvogels zijn geen schoothondjes die je kunstjes laat uitvoeren. Roofvogels en uilen in gevangenschap houden, veroorzaakt heel wat dierenleed:

     

    ·         roofvogels stellen hoge eisen aan hun leefomgeving, dit door hun opmerkelijke bouw en levenswijze. Zelfs al zijn roofvogels in gevangenschap geboren, ze wennen nooit aan het leven in een kooi of huiskamer;

    ·         vandaag willen mensen nog steeds zo’n prachtige roofvogel in huis halen. Hierdoor zijn ze mede verantwoordelijk voor heel wat dierenleed en illegale praktijken. Handelaars, die het niet nauw nemen met de wet, roven eieren of jonge roofvogels uit het nest. Sommige mensen doen alles om geld te verdienen op de kap van dieren.

    ·         roofvogels benutten elke kans om te ontsnappen, … op weg naar de vrijheid en een leven waarin ze hun vleugels kunnen uitslaan. Helaas hebben ze niet geleerd hoe een muis te verschalken. Vaak raken ze met de riempjes om hun poten verstrikt in een boom. In beide gevallen sterven ze langzaam van de honger.

     

    Deze wantoestanden kunnen we niet langer dulden!

     

    De foto’s van de kerkuil zijn van  Tim White











    02-07-2017 om 17:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    26-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gezocht: Vlaams Boerenhart voor de akkervogel

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard [Inge Ghijs]

     

    Steeds meer Nederlandse boeren tonen hun hart voor vogels en leveren inspanningen om ze te beschermen. Een andere aanpak dringt zich ook in Vlaanderen op.

    ‘Het geluid van de veldleeuwerik zou in het DNA van de Vlaamse boer moeten zitten.’

     

    De Nederlandse boer Henk Pelleboer heeft een weiland van 54 ha als een soort mozaïek.

    Op een deel grazen zijn 175 koeien, een ander deel ligt er kortgeschoren bij, daartussenin bevinden zich stroken land met hoog grasland vol bloemen.

    Het contrast met zijn buurman is groot; alle weiland is er even kort geschoren.

     

    “Ja, zo kan het ook natuurlijk, 3 uur werk en klaar! Maar het is niet goed voor het bodemleven en er blijft geen vogelnest meer over”, zegt Pelleboer.

    Toch verkiest hij dit natuurinclusief boeren, want het geeft hem meer voldoening en het is beter voor de mensen en de natuur.

    Boeren met aandacht voor de natuur, zodat je de biodiversiteit in stand houdt, de bodem gezond en de negatieve effecten van landbouw op het milieu verkleint.

    Toen Pelleboer op zijn 35ste de melkveehouderij van zijn ouders overnam, koos hij voor bio, maar hij had ook een hart voor vogels. Als hij zijn grasland maaide en hij vond een vogelnest, dan maaide hij eromheen. Maar hij wilde meer doen en zocht contact met Vogelbescherming Nederland.

     

    Sindsdien staat zijn weidebeheer volledig in het teken van de grutto’s, tureluurs, wulpen en kieviten. Hij begint laat in het voorjaar te maaien. Vrijwilligers helpen hem om de nesten op te sporen, zodat hij weet waar hij wel en niet kan maaien.

    Hier en daar ligt een plas dras: een lager gelegen stuk dat van april tot augustus onder water staat, zodat vogels worden aangetrokken en er vlakbij kunnen broeden en voedsel zoeken.

    Eén derde van zijn grasland maait hij extreem laat, pas na 15 juni. Immers, het is niet alleen belangrijk dat er eieren worden uitgebroed, de jongen moeten ook groot genoeg zijn om te kunnen uitvliegen. Opdat jonge vogels voldoende voedsel zouden kunnen vinden, is 1/3 van zijn weiland kruiden- en bloemenrijk grasland.

     

    Die manier van werken is arbeidsintensief en kost dus geld. Ook kan Pelleboer minder vaak maaien. Een gemiddelde boer doet dat 5 keer per seizoen, om hooi te maken voor zijn koeien in de winter, hij 4 keer. Maar omdat hij inspanningen doet om de bedreigde weidevogels te beschermen, krijgt hij een vergoeding van de overheid.

    Eén derde van zijn grasland bestaat uit kruidig grasland. Met de melk die de koeien, die daarop grazen, leveren, produceert een kaasmakerij vlakbij weidekaas. Eén euro per verkochte kilo kaas gaat naar een apart fonds, waar Vogelbescherming Nederland extra investeringen mee doet in de uitbreiding van het weidevogelgebied bij Pelleboer. Omdat hij een bioboer is, krijgt hij meer voor zijn biomelk.

     

    De resultaten van zijn inspanningen mogen er best wezen. In 2009 telde Pelleboer nog 22 weidevogelnesten, nu zijn er 85.

    Ondertussen zijn er in Nederland naast Pelleboer nog zo’n 100 weidevogelboeren.

    Zijn ervaring is dat boeren zich verantwoordelijker voelen voor de natuur en elkaar daar ook over aanspreken. Als de boeren hun plek in de samenleving willen behouden, moeten ze inspanningen leveren en daar hoort weidevogelbeheer of natuurbeheer bij, als er tenminste financiële middelen tegenover staan.

    Besprekingen op verscheidene niveaus over het nieuwe toekomstige Europese landbouwbeleid gaan daar ook over. De platte hectaresteun (subsidies afhankelijk van hoeveel hectare je als boer in je bezit hebt) zou niet meer van deze tijd zijn. Landbouwers zouden, behalve voor de productie van voedsel ook moeten worden vergoed voor zorg voor de natuur en voor vogels.

     

    Uit het jongste rapport van Birdlife International blijkt dat 1/3 van alle Belgische broedvogels op Europese schaal bedreigd zijn. Vooral weide- en akkervogels zijn er slecht aan toe. Door de intensivering van de landbouw verliezen ze broedgebied en voedsel. Europa heeft jaren geleden al beslist dat Nederland een inspanning moet leveren om de weidevogels in stand te houden en Vlaanderen de akkervogels.

    Ook in Vlaanderen kunnen landbouwers in ruil voor Europese subsidies hun steentje bijdragen om de akkervogels te beschermen met kruidengrasstroken aan akkerranden en door later te maaien. Maar voorlopig blijft het succes uit!

     

    De afgelopen 7 jaar waren er 14% minder veldleeuweriken, 20% minder kieviten en 23% minder patrijzen, terwijl die vogelbestanden al sterk waren achteruitgegaan.

    Zo is ook de grauwe gors bijna uitgestorven; er zijn nog amper 82 broedparen in heel Vlaanderen.

    Natuurpunt vreest dat de uitbreiding van het aardappelareaal, zoals die nu bezig is, de doodsteek voor de veldleeuwerik zal worden. Hij vindt er in tegenstelling tot graanakkers geen voedsel.

     

    Ook in Nederland lukken niet alle maatregelen, maar het agrarische natuurbeheer is er beter onderbouwd. In Vlaanderen weet men dat het zo niet verder kan maar de staving met cijfermateriaal ontbreekt en er is een gebrek aan begeleiding.

    Het is ook een stuk cultureel bepaald. De grutto is een algemeen bekende vogel en zijn geluid zit in het DNA van de Nederlandse boer.

    Geldt hetzelfde voor de Vlaamse boer? Zit het geluid van de veldleeuwerik zijn DNA?

     

    Als zij verdwijnen is het een teken dat ons ecosysteem verstoord is. Terwijl een gezond ecosysteem belangrijk is voor de voedselproductie. De vogels hebben ook een niet te onderschatten invloed op ons welzijn.

    Wie de bedreiging dat vogelsoorten uitsterven niet ernstig neemt, is vergeten wat de kanarie in de mijnen overkwam wanneer de luchtkwaliteit in de schachten plots verontreinigd was.

    De weide- en akkervogels zijn de geluidsband op het platteland.

    Helaas realiseren we ons dat pas als het doodstil is op de akkers en velden.











    26-06-2017 om 20:35 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waterralkuikens zijn geen rasechte nestvlieders  


    Bij het waarnemen van 3 tot 4 dagen oude kuikens van de waterral valt op dat de kuikens niet rechtop staan of rondlopen in het nest. Ze liggen dicht tegen elkaar aan met de pootjes onder de buik, de hals enigszins gestrekt in het nest. Wanneer je dicht bij het nest komt, weerklinkt doorgaans een felle en heftige alarmroep van de adulte rallen. Dan werken de kuikens zich zo vlug mogelijk met krabbende en strekkende bewegingen binnen enkele seconden naar de rand van het nest en tuimelen er vervolgens vaak overheen. Er is dan immers levensgevaar.

    Ze vluchten dus niet lopend uit het nest.

    Toch ontbreekt het hun niet aan spierkracht, want de lichaampjes worden door de als hefbomen werkende pootjes, waarbij de nageltjes van de tenen op verscheidene plaatsen in het nestmateriaal vasthaken, uit het nest geduwd.

    Al hebben waterralkuikens, als ze uit het ei komen, een compleet nestdonskleed, toch lijken ze de eerste 4 tot 5 dagen op het nest te verblijven met een adulte ral alvorens het te verlaten.

    Het poetsen van het donskleed vangt aan vanaf de 4de dag, waarbij de kuikens evenwel vaak het evenwicht verliezen, evenals bij het krabben.

    Vanaf de 5de dag zijn de juvenielen in staat te hurken en te staan.

     

    Het nest ligt meestal goed verscholen tussen of op de vegetatie. De slordige kom is gemaakt van droge riethalmen en verdorde bladeren van oeverplanten. Het nest wordt gecamoufleerd door de omliggende rietstengels omlaag te trekken. De 6 tot 12 eieren worden door beide ouders in 3 weken uitgebroed. De kuikens zijn zwart, zoals bij de meeste rallen. Vaak wordt ook nog een tweede broedsel uitgebroed in juli.

     

    Zoals eerder beschreven werken bij enig onraad de kuikens zich meteen uit het nest over de rand. Vallen ze in het water, dan kunnen ze blijkbaar meteen drijven en wegzwemmen en zich vervolgens verstoppen. Staat er geen water rond het nest, dan liggen zij eerst hulpeloos tussen de vegetatie of op de grond te spartelen om zich vervolgens, zo vlug als mogelijk, onder plantenmateriaal te verbergen. Als de omgeving weer veilig is, worden de kuikens door de ouders op het gehoor, door uitwisseling van geluid, teruggevonden. Vervolgens beetgepakt met de snavel en in het nest gelegd. De ouders pakken namelijk het kuiken achter de kop bij het nekvel vast en dragen het ergens naartoe.

     

    Vooral nertsen zijn een gevreesde vijand, omdat die eieren en jongen stelen. Maar ook katten en grotere vogels, zoals de roerdomp, de oehoe, de velduil, de bosuil, de torenvalk of de blauwe reiger zijn geduchte rovers.

    Toch is het verlies aan nesten en eieren vrij gering. Enerzijds is dat te wijten aan het feit dat de broedende waterral niet goed zichtbaar is, anderzijds doordat de dreigende predator zeer gewiekst wordt afgeleid. Immers de waterral trekt alle aandacht naar zich toe door zich opdringerig, luidruchtig en zichtbaar te gedragen tegen de indringer. Op die manier wordt de vijand van het nest weggelokt.

     

    Het bewijst nog maar eens hoe lovend de inspanningen zijn van onze senior huisfotograaf, die geen enkele moeite ontziet om mij en de talrijke vogelliefhebber op prachtige foto’s te trakteren.

    Binnenkort zullen 100 000 bezoekers deze blog hebben geraadpleegd en dat is dan ook in grote mate de verdienste van Wim Dekelver

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen opsnorren:

     

    14/01/2011        De waterral

     

    17/10/2016       De schichtige waterral











    18-06-2017 om 18:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boerenzwaluwen helpen

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2009 – 2

     Jenny De Laet

     

    Op het ogenblik dat de mens overstapte van een jagersbestaan naar een gevestigd landbouwerbestaan, evolueerde de boerenzwaluw van een grottenbroeder naar een broedvogel van het platteland met een voorliefde voor veestallen.

    Tot de jaren ’70 werd een doorsnee boerderij gekenmerkt door donkere en vrij lage stallingen met ruwhouten balken die een goede aanhechting boden voor zwaluwnesten; dit in tegenstelling tot de huidige metalen constructies.

    De stallen waren omringd door open terrein dat de boerenzwaluw de mogelijkheid bood om voedsel en nestmateriaal, zoals modder of klei met mest of strootjes te verzamelen.

    De mestvaalt lag meestal ook in de onmiddellijke omgeving van de stallen. Kleinschalige kruidenrijke graslanden met grazend vee zorgden voor een rijk en gevarieerd insectenaanbod om er de jongen mee groot te brengen. Dat alles bezorgde de boerenzwaluw de primaire voorwaarden tot broeden.

     

    De moderne landbouwbedrijven raken echter in toenemende mate ongeschikt voor zwaluwen. De boerenzwaluw mag dan wel als een cultuurvogel bij uitstek gelden, de drastische veranderingen binnen de landbouwwereld volgen elkaar zo snel op dat dit dappere acrobaatje het allemaal niet meer kan volgen. De huidige landbouwbedrijven zijn te groot, te veel verlicht, te netjes, te giftig en ontoegankelijk.

    Door monotone graslanden, ontwatering en vee dat meer en meer – tot zelfs permanent – op stal moet blijven, ontstaan slechtere foerageeromstandigheden in de omgeving van de nestplaats.

    Boerenzwaluwen die ondervinden dat er te weinig voedsel is om hun jongen groot te brengen, stappen over op broedreductie en laten de kleinste of zwakste jongen gewoon doodgaan.

     

    Gerichte acties zoals het spannen van draden, waarop de zwaluwen post kunnen vatten, het aanleggen van modderpoeltjes, het plaatsen van kunstnesten, zijn absoluut noodzakelijk als beschermingsmaatregelen.

    Maar deze kunnen slechts optimaal werken indien ook de primaire voorwaarden niet uit het oog worden verloren. Heel wat stallingen vertonen tegenwoordig sporen van een verdwenen broedkolonie.

    Traditioneel werkende boerderijen, hobbyboerderijen, maneges, … bieden nog steeds belangrijke potentiële broedplaatsen voor zwaluwen. Omdat de boerenzwaluw liefst binnen broedt, moet de broedruimte vanaf begin april de hele dag toegankelijk zijn. Laat bv. de deur van garage, paardenstal of schuur openstaan. Een raampje openzetten kan ook of maak juist onder de dakgoot een zogenaamd vlieggat. Bij een houten schuur volstaat een luikje van 15 cm hoog en 13 cm breed. Het uitgezaagde plankje kan je terugzetten zodra de zwaluwen in september terug naar Afrika zijn vertrokken.

     

    De boerenzwaluw moet ook nestmateriaal vinden om een oud nest te renoveren of een nieuw te maken. Giet op een modderige plaats op het erf (tijdens een droge lente) nu en dan water zodat in het vroege voorjaar steeds nestmateriaal aanwezig is. Je kan ook wat modderige klei verzamelen in een ondiepe bak, schaal of vuilniszak en deze wat ingraven.

     

    Maar de moeilijkste primaire factor is en blijft natuurlijk voedsel in de vorm van vliegende insecten. Grazend vee, een gediversifieerd weidelandschap of bloemrijke akker- of grasranden en een gevarieerde haagkant zijn stuk voor stuk elementen die insecten aantrekken en voldoende voedsel verzekeren voor onze broedende zwaluwen.

     

    Kleinere, gemengde familiebedrijven verdwijnen de laatste jaren aan een razendsnel tempo en worden vervangen door grote, industriële landbouwbedrijven met grote ligboxstallen en loopstallen.

    Het overmatig pesticiden-gebruik heeft natuurlijk ook een belangrijke negatieve impact.

    Een nest met 5 jongen heeft dagelijks ongeveer 6 000 insecten nodig. Per week verslindt een boerenzwaluw maar liefst 50 000 insecten. Er is dus geen enkele spuitbus die daar tegen op kan.

     

    Grote bedrijfstallen (ligbox- en loopstallen) met een metalen geraamte hebben het nadeel dat de balken geen goede aanhechtingsplaats vormen voor de kleinesten van de boerenzwaluw.

    Bij wisselende temperaturen krimpt en rekt het ijzer zodat de nesten kunnen loskomen en afvallen.

    Uit onderzoek bleek dat dit vooral gebeurde tijdens de jongerenfase wanneer de ouders aan het nest hangen om te voeren en de jongen zich over de nestrand strekken.

    Open loopstallen zijn ook beter bereikbaar voor predators, zoals ekster, steenuil en kerkuil.

    Hoe meer boerenzwaluwenkoppels in een stal hoe efficiënter ze een predator kunnen verjagen door hun typische ‘mobbinggedrag’ waarbij ze in groep de predator verjagen.

    Nesten in open loopstallen zijn tenslotte meer onderhevig aan temperatuurschommelingen en tocht. Vooral jonge boerenzwaluwen ondervinden een sterke afkoeling wanneer een koude luchtstroom langs het dak scheert.

     

    Jonge vogels die uitvliegen, staan voor de gevaarlijkste periode in hun leven en dat geldt evenzeer voor jonge boerenzwaluwen. In juli en vooral augustus ondernemen ze ongeoriënteerde vliegbewegingen. In 10 dagen kunnen ze zich op die manier al verplaatsen over een afstand van 25 tot 30 km. Ook volwassen vogels kunnen zich reeds in augustus in beweging zetten. Hun verplaatsingen hangen meestal samen met het opzoeken van een gekende, gunstige slaapplaats, die tot 40 km van de broedplaats kan liggen.

     

    Aangezien jonge vogels vrijwel nooit terugkeren naar hun geboorteplaats, zouden zij deze zwerfperiode kunnen benutten om uit te kijken naar potentiële plaatsen waar ze later zelf kunnen broeden. Daarom spreekt men ook wel over ‘ontdekkingsdispersie’. Toch dekt deze term de lading niet volledig omdat ook een aantal oudervogels een zwerfperiode onderneemt.

    Pas in september neemt de treksnelheid toe en gaan de zwaluwen zich gericht verplaatsen.

     

    Boerenzwaluwen leven van insecten die ze in de lucht vangen. Naarmate het kouder wordt, laten vliegende insecten het afweten en worden onze zwaluwen verplicht om naar het zuiden te trekken. Al insecten happend trekken zowel ouders als jongen over Europa richting zuiden. Stuk voor stuk zijn onze zwaluwen gestroomlijnde acrobaten die enorme afstanden afleggen. Al dat heen en weer gereis is echter niet zonder gevaren. Van elke 5 zwaluwen die vertrekken, komt er slechts één terug en gemiddeld worden ze slechts 4 jaar oud.

     

    Trekkende zwaluwen staan bloot aan twee soorten gevaren.

    Enerzijds hebben we de vogels die verhongeren of ten prooi vallen aan predators.

    Een specialist onder die predators is de Eleonora’s valk die zijn broedseizoen heeft aangepast aan de trekperiode van de zangvogels. De kusten van de Middellandse Zee vormen zijn rijk gevulde tafel. Ook de boomvalk bevindt zich dikwijls in het gezelschap van boerenzwaluwen, reist vaak met hen mee en vormt zo ook een geduchte vijand.

    Anderzijds verdwalen er ook vele miljoenen trekvogels omdat ze uit koers worden gedreven door slechte weersomstandigheden of navigatiefouten.

    Alsof al deze natuurlijke gevaren, inherent aan de vogeltrek, nog niet voldoende zijn, vallen miljoenen vogels in handen van jagende mensen, ook in hun overwinteringsgebied.

     

    Onze boerenzwaluwen overwinteren vooral in het bekken van de Niger (Mali) en de Zaïre (Congo) alsook in het kustgebied van westelijk tropisch Afrika.

    In tegenstelling tot de huiszwaluw vertonen boerenzwaluwen in hun wintergebied een even grote belangstelling voor de mens, zijn gebouwen en veestapels als in hun broedgebied.

    Naast de teloorgang van haar broedplaatsen heeft de boerenzwaluw ook te kampen met de aantasting van haar winterverblijfplaatsen. In de Afrikaanse overwinteringsgebieden nemen de bedreigingen zelfs toe.

    De kleine fragiele vogeltjes moeten de Sahara oversteken: een tocht van 2 000 km waar de temperatuur kan oplopen tot ver boven de 40°C.

    Voor de mens is het al moeilijk, maar hoe kan een vogeltje van amper 20 g dit overleven?

    De oases en de voedselrijke ‘wetlands’ aan de rand van de Sahara zijn dus van levensbelang, niet alleen voor de boerenzwaluw maar ook voor honderdduizenden trekvogels.

    De woestijn rukt echter steeds verder op.

     

    Boerenzwaluwen slapen bij voorkeur op gezamenlijke slaapplaatsen in moerasgebieden met rietvelden. Precies deze gebieden komen door de bevolkingstoename steeds mee onder druk te staan en worden drooggelegd voor landbouwdoeleinden. Het droogleggen van moerassen en het kappen van bomen en struiken voor brandhout zorgen voor een verarming van de voedselgebieden voor de zwaluwen.

    Ook jacht en vervolging door de plaatselijke bevolking bedreigen de boerenzwaluw in Afrika.

     

    Landbouwers kunnen stallen aantrekkelijker maken door latjes, broedplankjes of kunstnesten aan te brengen op plaatsen waar marters of katten niet bij kunnen. Bij voorkeur plaats je het kunstnest, waar ze verder kunnen op bouwen in een permanent geopende schuur, loods of plaatsen waar de boerenzwaluw zich thuis voelt. In de maanden april en mei hebben ze behoefte aan een modderpoel, maar een nat karrenspoor volstaat daarvoor al.

    De fotoreeks is van  Robin Bruneel

     

    Wie eerder verschenen artikels over de boerenzwaluw wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdragen opdiepen:

     

    19/12/2008       Vogel van het jaar: de boerenzwaluw

    08/04/2012      Boerenzwaluwkolonie bedreigd

    17/03/2013       De lente komt eraan

    26/10/2014       Help de boerenzwaluw

     











    10-06-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koekoek, een koele killer  


    Geraadpleegde bronnen: Natuurpunt, Vogelbescherming Nederland

     

    De koekoek legt zijn ei in het nest van een andere vogel en roept zijn eigen naam.

    De eigenaardige gewoonten van de parasiterende koekoeken, zoals het gebrek aan kinderliefde bij het vrouwtje en het feit dat hij andere vogels overheerst, wekten altijd al de nieuwsgierigheid van natuuronderzoekers.

     

    De koekoek eet bijna uitsluitend insecten. Vooral harige of fel gekleurde rupsen, die door andere vogels worden gemeden, staan op het menu. De harige rupsen zijn giftig, maar de koekoek heeft geen last van het mierenzuur dankzij de dikke, beschermende laag op de maagwand. Van de haren maakt hij een braakbal. Het rupsendieet wordt aangevuld met kevers, krekels, sprinkhanen, oorwormen en libellen.

     

    De koekoek komt vooral voor in bossen, heide en moerasgebieden. Relatief open terreinen met enkele hoge uitkijkposten – vanwaar ze speuren naar nesten van waardvogels – genieten de voorkeur.

    De koekoek legt zijn ei in het nest van een waardvogel, die het ei uitbroedt.

    Elk koekoeksvrouwtje is gespecialiseerd in het nabootsen van de eieren van één specifieke soort(groep). Er zijn dus heggenmuskoekoeken, karekietkoekoeken, kwikstaartkoekoeken, … Per broedseizoen legt een koekoekswijfje 1 tot 25 eieren, maar in elk nest wordt normaal slechts één ei gedropt.

    Voor het vrouwtje haar ei legt, eet ze doorgaans één of twee eieren van de waardvogel op.

    De ontwikkeling van de jonge koekoek in het ei verloopt snel. In 12 dagen en enkele uren – een tijdsduur die korter is dan voor de meeste andere vogels, waar het uitbroeden 13 tot 14 dagen duurt. Zo heeft de jonge koekoek kans eerder ter wereld te komen dan zijn nestgenoten.

    In het begin is hij vrij kalm. Daarna beweegt hij zich onrustig ten gevolge van irritatie van zijn huid (vooral in de flanken en op de rug). Daarbij werpt hij de andere jongen of de nog niet uitgekomen eieren uit het nest, een gruweldaad jegens de kroost van het moedertje dat hem uitvoerig voert. Als er 2 koekoekseieren in één nest zijn gelegd, moet de zwakste eraan geloven. Ook die wordt koelbloedig uit de weg geruimd.

     

    De koekoek verraadt zijn aanwezigheid steeds door zijn verdragende zang. Hij zit bij het roepen vaak op een opvallende plek. Speur dus zeker weidepaaltjes, prikkeldraden, uitstekende takken van dode bomen, struik- en boomtoppen af. De koekoek reageert ook vrij goed op zijn nagebootst gezang, waardoor deze vogel zich redelijk gemakkelijk laat lokken.

     

    Aparte weetjes

     

    De voornaamste waardvogels in België zijn heggenmus, kleine karekiet, bosrietzanger, roodborst, gele kwikstaart en rietzanger. In totaal zijn er in Europa 45 soorten waardvogelsoorten bekend die succesvol zijn in het grootbrengen van  een jonge koekoek. Toch wordt in 10 tot 30% van de gevallen een geparasiteerd nest door de waardvogel opgegeven.

     

    De koekoek is een uitstekende vlieger. Hij kan zeer lange afstanden afleggen. Tijdens het broedseizoen van 2011 werden in Engeland 5 koekoeksmannetjes voorzien van een satellietzender. Hierdoor konden hun vliegbewegingen zeer gedetailleerd worden opgevolgd. Eén van de meest intrigerende bevindingen was dat koekoeken ongekend vroeg de broedplaatsen verlieten. Een 1ste koekoek begon de trekroute richting zuid al begin juni.

    Eind juni verbleven 3 van de 5 met zenders uitgeruste vogels al in Zuid-Europa, op weg naar Afrika.  Alle 5 volgden totaal verschillende vliegroutes; 2 vlogen via Spanje en West-Afrika; 3 kozen om via Italië Centraal-Afrika te bereiken. Uiteindelijk overwinterden ze allemaal niet zo gek ver van elkaar in de woudgordel in Congo, terwijl ze onderweg tot 3600 km van elkaar waren gescheiden.

     

    Vroeger werd gedacht dat de koekoek na het broedseizoen veranderde in een sperwer – waarmee die inderdaad gelijkenissen vertoont – om dan later weer als een koekoek te verschijnen. Met die aanname probeerde men te verklaren waarom de koekoek in ons land enkel in het broedseizoen werd gezien. Dat de soort in werkelijkheid vanaf augustus wegtrok om de winter bezuiden de evenaar door te brengen, werd pas veel later ontdekt.

    De koekoek lijkt door zijn dwarsgestreepte borst behoorlijk goed op de sperwer. Door die gelijkenis kan een koekoek makkelijker zijn nesten vinden. Aan de intensiteit van de paniekreacties bij mogelijke waardvogels – die denken dat er een voor hen gevaarlijke sperwer aan komt vliegen, wanneer ze een sterk op de sperwer gelijkende koekoek zien – kan de koekoek afleiden hoe dicht hij bij het nest van een potentiële waardvogel (waarin hij zijn ei wil leggen) is.

     

    De koekoek heeft het moeilijk. In heel West-Europa zijn we in enkele tientallen jaren misschien wel de helft van de koekoeken kwijtgeraakt. De oorzaken zijn nog onduidelijk. Daarom werd 2017 door Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek uitgeroepen tot het jaar van de koekoek.

    Zo hoopt men aandacht te genereren voor de bescherming van de koekoek en extra kennis te vergaren over het waarom van de achteruitgang.

    Wat men alvast weet is dat waar het met de waardvogels slecht gaat, de koekoek in aantal afneemt. Ook de afname van veel vlindersoorten is nadelig voor de soort. Over de problemen in de winterkwartieren is nog weinig bekend.

     

    De fotoreeks is van  Robin Bruneel

     

    In dit filmfragment ‘Herken de koekoek’ van Kees Vanger zie je de kleine moordenaar aan het werk; zijn machiavellistisch overlevingsinstinct

     

    https://www.youtube.com/watch?v=RGwPV3pykJA

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage opsnorren:

     

    02/09/2011       De koekoek, een zonderling











    03-06-2017 om 17:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    28-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijen zijn slimmer (en kwetsbaarder) dan u denkt

     

    Geraadpleegde bron: Knack mei 2017 – Dirk Draulans

     

    Nieuw wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat bijen en hommels nog inventiever zijn dan we al dachten. Maar ze krijgen het kwaad, vooral door de pesticiden en het verlies van wilde bloemen.

     

    Eén van de eerste nobelprijzen voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek ging in 1973 naar de Oostenrijkse bijenexpert Karl von Frisch.

    Hij ontdekte onder meer de complexe dansjes waarmee honingbijen elkaar in een kolonie de weg naar interessante voedselbronnen wijzen.

     

    Vandaag hebben wetenschappers de principes van de bijendans zo goed in de vingers dat ze hem kunnen decoderen en ermee bepalen waar de diertjes geschikte bloemen vonden.

    Hoewel er al lang intens naar honingbijen wordt gekeken, komen er nog altijd nieuwe inzichten bij. Ook de naar schatting 20 000 wilde bijensoorten (hommels inbegrepen) leveren boeiende verhalen op.  Ze illustreren hoe slim en flexibel de diertjes zijn.

     

    Zo meldde het vakblad Science dat het mogelijk is hommels in experimentele omstandigheden te leren hoe ze een balletje in een mini-goal moeten rollen. Een volslagen onnatuurlijk gedrag, maar het bewijst dat insecten vrij makkelijk complexe gedragingen machtig kunnen worden.

    Hommels kunnen ook leren van andere individuen en kunnen wat ze leren verfijnen door te oefenen. Dat bleek uit experimenten waarin hommels aan een touwtje moesten trekken om aan voedsel te komen. Sommige geniale hommels slaagden er zelfs in dat trucje te leren zonder dat ze het andere diertjes zagen doen; ze dokterden het zelf uit!

     

    Een studie in Scientific Reports toonde aan dat hommels aan een bloem kunnen ruiken of ze er recent al eens passeerden. Ze pikken ook de geur van nestgenoten of vreemdelingen op.

    Aan de hand van deze informatie bepalen ze hoe lang ze op een bloem zullen blijven zitten, want als er te veel volk is gepasseerd, dreigt de nectarvoorraad waar ze voor gekomen zijn, uitgeput te zijn.

     

    Andere wetenschappers legden uit dat hommels zelfs in staat zijn planten te selecteren waarvan het stuifmeel rijk is aan voedingsstoffen; immers stuifmeel is een belangrijke bron van eiwitten en vetten voor de bezoekers. Het zijn dus niet uitsluitend de zichtbare en geurende kenmerken van een bloem die bepalen waar een hommel landt.

     

    Het is evenmin uitgesloten dat bijen soms profiteren van de inzichten van immigranten.

    Een studie toonde aan dat bijen af en toe bijen uit een andere nestkast in hun korf tolereren. Vooral als bijenkasten dicht bij elkaar staan, verzeilen diertjes al eens in een fout nest. Een nest wordt in principe bewaakt door jonge bijen, die controleren wie er binnen wil en beslissen wie er binnen mag. Ongeveer 1/3 van de migranten wordt toegelaten, vooral als er veel eten in het nest is. Dan worden de grenzen soms zelfs opengezet, zonder bewaking.

    Of een kolonie hieruit voordeel haalt, is vooralsnog niet duidelijk.

     

    Ideale beharing

     

    Bijen zijn belangrijke bestuivers van landbouwgewassen. Wereldwijd zijn ze goed voor een opbrengst aan groenten en fruit ter waarde van 280 miljard euro.

    Europa produceert elk jaar 250 000 ton commerciële honing. Alleen China doet beter.

    Het aantal imkers in Europa daalt gestaag, maar het aantal bijenkasten blijft licht stijgen.

    De imkers die overblijven, hebben dus een groter aantal bijenkasten.

     

    Veel kunnen landbouwers en imkers niet doen om bestuiving te bevorderen. Dat doen de bijen zelf wel. Onderzoek wees uit dat de haartjes op de poten van bijen, waaraan het stuifmeel plakt, dat ze tijdens hun zwerftochten van de ene plant naar de andere verplaatsen, net op de juiste afstand van elkaar staan om optimale hoeveelheden stuifmeel te kunnen dragen.

    Een bij kan tot een 1/3 van haar gewicht aan stuifmeel meezeulen; een hommel zelfs 2/3.

    De vochtigheid van de wand van de stuifmeelkorrels is zelfs van die aard dat ze gemakkelijker aan de haartjes blijven kleven. Bijen en bloemen zijn in de loop der tijden op elkaar ingespeeld geraakt.

     

    Bijen gaan al meer dan 100 miljoen jaar mee in de evolutie van het leven. Ze hebben dus tijd gehad om zich aan te passen aan een cohabitatie met planten. Maar ook individuele afmetingen kunnen een rol spelen in de capaciteit tot bevruchting.

    Volgens een studie in Ecology and Evolution is de juiste bij voor de juiste bloem een beestje dat perfect in de bloemenkelk past, als een sleutel op een slot.  Te groot of te klein zijn, verkleint de kansen op succesvolle bevruchting.

    Een diertje raakt ook het best zowel de mannelijke als de vrouwelijke delen van een plant. Vreemd stuifmeel afzetten op de stempel van de vrouwelijke stamper en stuifmeel op de helmknoppen van de mannelijke meeldraden meenemen.

     

    Wereldwijd wordt er geklaagd over een tekort aan bijen om landbouwgewassen te bestuiven. De commerciële honingbijpopulaties hebben inderdaad al vaak klappen gekregen. Ze kregen vooral in het winterseizoen zware sterftes van bijenvolkjes te verduren – een probleem dat de naam colony collapse disorder meekreeg.

    Die bijensterfte is toe te schrijven aan verschillende factoren, waaronder een hogere vatbaarheid voor parasieten, zoals mijten die onder meer kunnen woekeren omdat gekweekte bijen in het domesticatieproces een deel van hun natuurlijke weerstand hebben verloren.

     

    Maar ook de wilde bijenpopulaties delen in de klappen, zeker omdat er in ons overgereguleerde landschap te weinig bloemen overblijven.

    Een recente studie in Nature toont aan dat hommelnesten in geschikte landschappen met bloemenrijke zones meer dochterkoninginnen produceren die de winter overleven om zelf een nest te beginnen.

    In ons land komen ongeveer 380 soorten bijen voor (waarvan een 20-tal hommels).

    Meer dan de ½ van de appelbomen in de Benelux zou door wilde bijen worden bevrucht.

    Een bij of hommel kan per trip, die een uur of twee kan duren, honderden bloemen bezoeken.

     

    Je hoort weleens dat een stadsmilieu met zijn parken en tuintjes gunstig is voor bijen.

    Er wordt ook meer gepleit voor het behoud van bijen in een stad of dorp dan op het platteland. Het is uiteraard geweldig dat bijen in een stadsomgeving overleven, maar een studie in The Journal of Urban Ecology stelt toch dat als de diertjes kunnen kiezen, ze duidelijk een voorkeur hebben voor het platteland. Ze blijken niet zozeer oog te hebben voor een veelzijdig aanbod aan planten, wel voor grote plekken met hun favoriete bloemen en daarvoor moet je de boerenbuiten op, als je de kans hebt. Het bloemenaanbod betreft dan dikwijls niet de landbouwgewassen zelf, wel de bloemen langs de rand van akkers, weilanden en beken.

     

    Ecologische valkuil

     

    Bloemenrijke akkerranden lijken de hemel op aarde, maar ze kunnen een vergiftigd geschenk zijn, letterlijk. Ze zijn aantrekkelijk voor bijen door hun bloemenweelde, maar tegelijk kunnen ze hoge concentratie pesticiden bevatten die op akkers worden gespoten, waardoor ze schadelijk zijn. Het wordt steeds duidelijker dat zelfs de laatste lichting pesticiden (de neonicotinoïden) een dramatische invloed heeft op het leven van bijen.

    Beleidslui aarzelen nog om ze op grote schaal te verbieden, want de landbouwlobby’s gaan in de tegenaanval, maar het bewijs voor nefaste neveneffecten van hun gebruik stapelt zich op.

     

    Vorige maand verscheen een studie in Scientific Reports die besloot dat een algemeen gebruikt neonicotinoïde een negatief effect heeft  op de vliegcapaciteit van bijen, waardoor ze makkelijker de weg verliezen op de terugweg naar de kolonie en minder bloemen bezoeken en dus bestuiven. Afgelegde afstand, duur en vliegsnelheid werden beïnvloed. Het pesticide is dus niet rechtstreeks dodelijk voor bijen, maar indirect kan het een belangrijk effect hebben.

    Een vergelijkbare vaststelling was dat de intensiteit van het trillen van hommels in een bloemkelk (waardoor ze meer stuifmeel opslaan, zoals tomaten, waarvan de meeldraden moeilijk bereikbaar zijn) vermindert als de diertjes aan neonicotinoïden zijn blootgesteld.

    Dat heeft dus ook een effect op de voortplantingscapaciteit van gewassen.

     

    Vorig jaar toonde een studie aan dat pesticiden de bloemkeuze van hommels wijzigen, mogelijk omdat ze een effect hebben op de werking van de hersenen. Er zijn zelfs aanwijzingen dat de diertjes zonder dat ze het beseffen verslaafd kunnen raken aan nectar die rijk is aan neonicotinoïden, op dezelfde manier als rokers verslaafd raken aan tabak – zowel in sigaretten als in pesticiden zit de verslavende stof nicotine.

    Zelf in de honing en de was die de honingbijen in de raten bewaren, zitten pesticiden.

    Wetenschappers onderzochten 120 bijenkolonies rond appelboomgaarden die zelf niet werden besproeid en ontdekten in 17% van de kolonies ontstellend hoge pesticidegehaltes.

    Driekwart van de kolonies had chronisch met pesticiden te maken, waarschijnlijk relicten van stoffen die op de akkers in de buurt van de boomgaarden werden gesproeid.

    Europese wetenschappers hebben meer dan 57 verschillende pesticiden bij onze bijen aangetroffen. Het gaat dus om meer dan alleen de neonicotinoïden, die ondertussen 1/3 van de wereldmarkt van pesticiden uitmaken.

     

    Daarenboven hebben commercieel geïnspireerde imkers de neiging om hun korven met antibiotica te behandelen, in een poging de larven te behoeden voor bacteriële infecties.

    Die strategie blijkt als een boemerang terug te komen. Bijen in korven die met antibiotica worden behandeld, blijken minder lang te leven dan in normale omstandigheden.

    Blijkbaar hebben de antibiotica een effect op de bacteriën in de darm van bijen die, net als bij de mens, essentieel zijn voor hun overleving. Als bijen minder lang leven, moeten er steeds jongere dieren het veld in om voedsel te zoeken, wat ten koste gaat van de kwaliteit van de voedselvoorziening. Te jong het zware werk moeten doen, is zelden gunstig.

     

    De dwingende vraag is hoe het verder moet

     

    De Europese commissie vaardigde in 2013 in afwachting van verdere studies een tijdelijk moratorium (opschorting) uit op het gebruik van 3 algemene neonicotinoïden en dat moratorium is verlengd.

    Zoals bij dit soort discussies de regel is, worden regulerende autoriteiten gebombardeerd met studies die elkaar tegenspreken.

    De neonicotinoïden zijn net een commercieel succes geworden omdat ze werden geacht weinig of geen effecten te hebben op natuurlijke insectenpopulaties. De studies die aantoonden dat die effecten er wel zijn, vooral op wilde bijen en hommels, sijpelden pas door toen het gebruik van de middelen al stevig was ingeburgerd.

    Het blad New Scientist opperde enkele weken gelden op basis van gelekte informatie dat Europa nog dit jaar een totaalverbod op het gebruik van neonicotinoïden zal uitvaardigen, behalve in serres.

    De vraag is dan wat boeren moeten doen om de mee-eters op hun gewassen te bestrijden. Teruggrijpen naar de vorige generaties pesticiden is geen optie, want die hadden ook al een zwaar effect op bijenpopulaties. Veel schadelijke insecten hebben er trouwens weerstand tegen opgebouwd.

    Er zal inventiviteit nodig zijn om de strijd tegen een vermindering van de landbouwopbrengst te blijven voeren.

    Als boeren al zouden stoppen met preventief pesticidegebruik (sproeien nog voor een plaaginsect zich heeft aangediend) is een deel van het probleem opgelost.

    Ecologen pleiten ervoor dat landbouwers meer van de natuur zouden gebruik maken om plagen te bestrijden, zoals de aanwezigheid van natuurlijke vijanden stimuleren: lieveheersbeestjes in de strijd tegen de bladluizen, bv.

     

    Een chemisch bombardement met pesticiden kan worden bewaard voor als het echt niet anders kan. Maar je kan raden wat de reactie van de doorsneeboer op dat voorstel zal zijn: njet!

    Samenwerken met de natuur is voor de meerderheid van de boeren niet aan de orde. Bestrijden van de natuur, dat is de core-business.

     

    Foto’s zijn van Andre Matthys en onbekenden

     

     

    Wie eerder verschenen artikels hieromtrent wenst te raadplegen kan een kijkje nemen in het archief en met de zoekrobot de hierna volgende bijdragen nalezen

     

    13/08/2010       De mysterieuze verdwijnziekte (bijenexpert Frans Jacob)

    04/11/2012       Bang van de natuur (imker)

    12/05/2013       Levensnoodzakelijke bestuivers

    21/04/2014       Red de bestuivers! (honingbij – hommel)

    03/08/2014      Bijenkasten

    28/09/2014      Desastreuze afname van bijenkoloniën

    29/03/2015      Godendrank gezocht

    14/08/2016      Bijen oogsten meeste pesticiden van wilde planten











    28-05-2017 om 18:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kolibrievlinder, bijnaam de ‘onrust(ige)’ vlinder

     

    De kolibrievlinder is een trekvlinder uit het zuiden die ’s zomers prominent aanwezig is in Vlaanderen. Zoals zijn naam doet vermoeden heeft de vlinder veel weg van een kolibrie en dan vooral op vlak van grootte en vliegwijze.

     

    Een mogelijke verklaring voor de fluctuerende aantallen is de klimaatopwarming. Wanneer de lente en zomer in Frankrijk gevoelig warmer zijn, maken de hogere temperaturen het voor de vlinders makkelijker om over grotere afstanden te migreren.

     

    De vlinder zweeft voor de bloem zoals een kolibrie, waarbij de razendsnel slaande vleugels hem op zijn plaats houden en een 3 cm lange roltong hem helpen tot bij de nectar te geraken.

    De soort is te herkennen aan de grijze tot bruine voorvleugels met 2 van elkaar af gelegen donkerbruine dunne en grillige strepen aan de bovenzijde; de oranjegekleurde achter-vleugels zorgen voor het kenmerkend detail. De spanwijdte is ongeveer 4 tot 6cm.

    Aan de staart zitten zwarte en witte plukken haar.

    De vlinder heeft een lange oprolbare zuigtong en twee voelsprieten op zijn kop boven de ogen.

    Hij produceert een hoorbaar zoemgeluid.

     

    De kolibrievlinder overwintert in Zuid-Europa en vliegt tijdens de zomermaanden naar noordelijker oorden, waarbij hij met gemak 10-tallen km per dag aflegt. In onze streken verblijft de vlinder tot de eerste zware nachtvorst.

     

    In tegenstelling tot wat de indeling bij de nachtvlinders doet vermoeden, vliegt de kolibrievlinder meestal overdag, voornamelijk bij zonnig weer, maar ook bij bewolking en lichte regenval. Hierdoor is de vlinder één van de weinige dag-actieve soorten onder de pijlstaarten, die één van onze meest spectaculaire nachtvlinderfamilies zijn.

     

    Op een gemiddelde dag bezoekt het insect 500 bloemen, wat behoorlijk wat energie kost door zijn zenuwachtige foerageerwijze. De vlinder slaat namelijk 70 tot 80 keer / sec met zijn vleugels, waardoor 100 keer meer energie wordt verbruikt dan in rusthouding.

    Het foerageren gebeurt vooral op plaatsen waar veel nectarplanten staan, zoals in tuinen met bv. lavendel, ijzerhard, vlinderstruik, rode spoorbloem, slangenkruid, kamperfoelie, vlijtig liesje, zeepkruid.

    Vooral soorten met buisvormige bloemen zijn voordelig voor de kolibrievlinder, omdat hij door zijn lange roltong de concurrentie van andere soorten niet moet vrezen.

     

    De tot 5cm lange rups, die het vaakst in augustus wordt waargenomen, maakt duidelijk waarom de kolibrievlinder tot de familie van de pijlstaarten behoort:  de rups vertoont een opvallende stekel achteraan. Over het doorgaans groen lijf lopen meestal 2 opvallende witte of gele lengtestrepen. De rups leeft op walstrosoorten, vooral op geel walstro; ook op meekrap. De rups verpopt zich in een losse cocon, die dicht bij de grond of tussen de bladeren van de waardplant wordt gesponnen.

     

    Let wel dat je hem niet verwart met de glasvleugelpijlstaart, die vooral in de oostelijke helft van Vlaanderen ook vaak in tuinen opduikt. Die is even groot als een kolibrievlinder, vertoont eenzelfde gedrag, maar heeft deels doorschijnende voorvleugels en geen oranje achter-vleugels.

    Het beeldmateriaal is van  Ivan Bruneel

     

    In onderstaand kort filmpje kan je de kolibrievlinder in actie zien tijdens het bloemenbezoek

     

    https://www.youtube.com/watch?v=iIS1MpC1doo

     

    In het 2de highspeed-filmfragmentje zie je de opnames in slow motion, wat spectaculaire beelden oplevert

     

    https://www.youtube.com/watch?v=s7oK3pNQ6yA











    20-05-2017 om 19:02 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gaai, de schuwe bosbewoner

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2009 – 1

     

    De gaai is ongeveer zo groot als een Turkse tortel en wordt beschouwd als een van de mooiste vogels van onze Vlaamse bossen.

    Zijn verenkleed is grijsachtig, wijnrood van kleur maar het zijn vooral de opvallend, wit, blauw en zwart gestreepte veertjes op de vleugelbocht die kenmerkend zijn voor de soort.

    Verder heeft hij forse, zwarte snorstrepen, een bleke keel en een grote witte stuit die in de vlucht erg goed zichtbaar is.

    Zijn kruinveren, die hij bij opwinding of irritatie kan oprichten tot een heuse kuif, zijn witachtig van kleur en bevatten fijne, zwarte lengtestreepjes.

     

    De gaai is zeer algemeen verspreid in Europa. Hij is enkel afwezig in het noorden van IJsland, Noord-Schotland en in Scandinavië boven de noordpoolcirkel. In het zuiden ontbreekt hij enkele op de Balearen.

    Als meest uitgesproken bosvogel onder de kraaiachtigen is het niet verwonderlijk dat de gaai in sterk beboste gebieden in hoge dichtheden voorkomt en schaarser wordt naarmate het landschap een meer open karakter krijgt.

    Als habitat verkiest hij vooral loofbossen, in het bijzonder die met eikenbestanden.

    De soort was oorspronkelijk een echte bosvogel die nu echter in een brede waaier van bosrijke biotopen voorkomt en in meer verstedelijkte streken broedt (grote tuinen, stadsparken, …)

     

    In Vlaanderen wordt de gaai als juridisch ‘vogelvrije soort’ plaatselijk sterk vervolgd omwille van zogenaamde hoge predatieschade aan klein jachtwild. De huidige Vlaamse regelgeving inzake vogelbescherming beschermt de gaai slechts voorwaardelijk. Dit betekent dat hij, evenals zijn jongen en eieren, onder bepaalde voorwaarden bestreden, verjaagd, gevangen en kan worden gedood.

    Dit kan het hele jaar door op akkers en in bossen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen en ter bescherming van de fauna.

     

    De gaai is een alleseter. Als bosvogel is hij meer dan de andere kraaiachtigen aangewezen op plantaardig voedsel: eikels, beuken-, wal- en hazelnoten, kastanjes, bessen en vruchten, bloemknoppen, erwten en allerlei zaden en knollen.

    In het najaar vertoeven gaaien graag in eikenbossen omwille van de voedselrijkdom.

    Vanaf eind september tot midden november plukt de gaai eikels van de bomen die hij met 2 tot 3 in de keelzak overbrengt naar humusrijke plekken in het bos.

    Daar worden ze één voor één in holletjes en spleten gestopt en met bladeren bedekt. Nauwkeurige observatie bracht aan het licht dat 35 gaaien in staat zijn om dagelijks ongeveer 21 000 eikels te verbergen. Verschillende weken en zelfs maanden nadien werden op die plaatsen opnieuw gaaien waargenomen die de verstopte eikels zonder moeite konden terugvinden.

    Dit kan wijzen op intuïtie of intelligentie, maar het geeft zeker blijk van een indrukwekkend geheugen.

    De natuurlijke opslag van jonge eikjes op plaatsen waar de eik niet voorkomt, kunnen we dus aan de gaai toeschrijven.

     

    Maar we zouden de gaai geen omnivoor noemen, als hij geen dierlijk voedsel zou nuttigen. Vooral de jongen in het nest (meestal 5 tot 7) hebben dierlijke eiwitten nodig.

    In het begin krijgen ze rupsen, spinnen en kleine insecten toegestopt. Later staan ook amfibieën en reptielen, kleine zoogdieren, eieren en kleine vogels op het menu.

    In het voorjaar kunnen zijn borstveren stijf staan van het gemorste eiwit.

    Pas uitgevlogen jongen van andere zangvogels worden zolang achtervolgd tot ze uitgeput zijn en een gemakkelijke prooi vormen.

    Als zijn eigen jongen zelfstandig zijn geworden, worden nesten van andere vogels niet meer stelselmatig opgezocht. Gaaien hebben maar één broedsel per jaar zodat vanaf midden juni 2de of 3de legsels van andere vogels niets meer van hem te vrezen hebben.

     

    De foto’s hieronder zijn van Patrick – Dutch Nature Art Photography

     

    Wie eerder verschenen bijdragen wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende artikels opsnorren:

     

    11/07/09          De Vlaamse gaai

    31/07/11           De Vlaamse gaai, een verdienstelijke bosbouwer











    13-05-2017 om 18:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    07-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bont dikkopje

     

    De habitat van deze zeldzame stand-vlinder bestaat uit vochtige, grazige vegetaties langs bosranden en bospaden. Het is een vrij zeldzame en kwetsbare soort in onze kontreien.

    Zijn waardplanten zijn vooral het pijpenstrootje en het hennegras, ook wel kropaar en duinriet.

     

    De voorvleugellengte is circa 22 tot 28mm

    De bovenkant van de vleugels is donkerbruin met oranje-gele vlekken; de onderzijde van de geelbruine vleugels vertoont witgele ringen.

    Vaak zijn de populaties klein. De mannetjes zitten graag op hoge ruigtekruiden of takken van bloeiende braamstruwelen.

    Het zijn snelle vliegers die territoriaal gedrag vertonen vanaf een tak of een hoge grasspriet.

    De vlinder voedt zich met nectar van onder andere braam en echte koekoeksbloem.

    Per dag besteedt de vlinder zo’n 23% van de tijd aan het absorberen van de zoetstof.

     

    De levenscyclus verloopt als volgt.

    Het vrouwtje legt de eitjes een voor een op de onderzijde van grassprieten van diverse breedbladige  grassoorten. Half mei, half juni verschijnt de rups. Voordien overwintert de soort als volgroeide rups tussen samen gesponnen grasbladeren (grastuitjes).

    De rups is groen met een zwarte kop en een zwarte vlek op het achterlijf.

    Het kenmerkende vraatspoor van de rups bestaat uit twee schuin tegenover elkaar liggende halfronde gaten aan weerszijden van een grasspriet, vanaf de bladrand naar de middennerf toe. In het voorjaar vindt na een zonnebad van een dag of 10, de verpopping plaats.

    De vliegtijd vindt plaats in de maanden mei, juni en juli.

     

    Anderhalf jaar geleden lanceerde Natuurpunt ‘Markvallei’ een nieuw streekproduct.

    De natuurvereniging had met de ‘Wortelse Tongklever’ al een jenever op de markt, maar nu hebben ze ook het ‘Bont Dikkopje’. Een graanjenever van 35° die genoemd is naar de gekende vlinder in de streek. In de fles zit een pijpenstrootje, een plant die veel voorkomt in de regio en belangrijks is voor het vlindertje. De drank is verkrijgbaar bij het bezoekerscentrum ‘De Klapekster’ in Wortel-kolonie.


     













    07-05-2017 om 18:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    03-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dagtrip Staden – Koksijde op zaterdag 29/04

     

    Natuurgids, Ivan Bruneel verzorgde onderstaand commentaar tijdens de exploratietocht in Staden

    Frank Laleman en Eddy Vandenbouhede boeiden ons met hun toelichting over het bouwen van nestkasten en daarna vernamen we tijdens een verkenningstocht met Eddy waar de nesten al voor broedsucces hebben gezorgd.

     

    Het was zaterdagochtend omstreeks 7.00u nog frisjes toen we op het marktplein verzamelden om onze dagtrip naar Staden en Koksijde aan te vangen.

    Toen iedereen op de deelnemerslijst was aangevinkt, wisten we dat de 38 ingeschreven leden van de wandelclub De Parkvrienden en de Kille Meutel Vogelvrienden op post waren.

    Rond 7.30 u zetten we koers naar de kust in de hoop de door Frank en Sabine beloofde opklaringen in het West-Vlaamse landschap te ontwaren.

     

    Ivan Bruneel, beëdigd ringer en voorzitter van Natuurpunt Staden stond ons op te wachten aan de Sint-Elligius-kerk gelegen op de Vijfwegen. We reden nog wat verder tot aan het vertrekpunt van het wandelparcours in de bocht van de Ontmijnersstraat.

    Na een kort verwelkomingswoord vlakbij het bouwkundig relict, het voormalig spoorwegstation van Westrozebeke, trokken we met gids Ivan op pad.

     

    In de Kampstraat hielden we halt bij een recent ruw bewerkt terrein, waar een nietsvermoedende boer twee weken geleden een kweekvijver had dichtgegooid.

    Het loopt wel vaker mis met het bewaren of respecteren van natuurlijke rijkdommen, zelfs in een landelijke omgeving waar je zou verwachten dat de mensen er waarde aan hechten en er respect voor betonen.

    Een 100-tal kikkers die door vrijwilligers de voorbije maanden waren overgezet, om hen een veilig onderkomen te geven op de Vijfwegen, stierven door een bijzonder lomp manoeuvre. Een onwetende landbouwer, die het landgoed had geërfd en wou effenen, gooide de poel dicht en begroef hiermee alle leven in die kleine vijver, middenin de paartijd. Van de eerste kikkerdril en paddensnoeren was geen spoor meer. Onvoorstelbaar, maar ecologisch onherstelbaar.

    De man, die zich van geen kwaad bewust was, stelde voor wat verderop een nieuw vijvertje aan te leggen, maar zo werkt het niet. Kikkers blijven jaar na jaar terugkeren naar de paaiplaats waar ze zelf geboren zijn. Er zijn aan de bosrand in de buurt wel twee andere vijvertjes, maar daar zitten vissen en gedijen de amfibieën minder goed.

    Opmerkelijk is dat de Stadense Milieuraad samen met Natuurpunt 2 jaar geleden nog alles in het werk stelde om een geplande aardgasleiding van Fluxys om het vijvertje heen te laten leggen. Na veel lobbywerk slaagde men ook in dit opzet!

    Maar nu zijn de inspanningen van de paddenoverzetters, die gedurende 10 jaar duizenden amfibieën hielpen in standhouden met de graafkraan levend bedolven.

    De tijd dat de ‘belangen’ van landbouwers en natuurverenigingen onverzoenbaar waren, is voorbij. We moeten onze geschillen opzijschuiven. Alleen samenwerking en communicatie kunnen ervoor zorgen dat dergelijke betreurenswaardige incidenten worden vermeden.

    Als we van de plannen op de hoogte waren geweest, dan was dit helemaal niet gebeurd.

    Waakzaamheid blijft dus geboden!

     

    Verderop wandelden we langs tien van oorsprong militaire woningen, beter gekend als ‘De 10 Geboden’.

     

    Wat verder bereikten we de rand van het bos. Vroeger was de streek rond Staden een bosrijk gebied, waarvan het Vrijbos in Houthulst nog een overblijver van is. Dit is een ongerept natuurgebied waar zonnedauw, hei (vegetatie vooral bestaand uit dwergstruiken die welig tieren op de moeilijk doordringbare fijne zand- en kleilaag, waaronder zich een stuwwatertafel vormt), orchideeën en tal van andere zeldzame planten nog voorkomen, die hun stempel drukken op dit groen kleinood op de Vijfwegenroute.

    Het domein is publiek niet toegankelijk en dat is enerzijds wel spijtig omdat al die natuurpracht verborgen blijft voor de echte natuurminnende wandelaars, anderzijds is dat de garantie dat dit juweeltje ongeschonden blijft.

    Men treft hier salamanders aan, de levendbarende hagedis, maar ook tal van bosvogels, zoals boompieper en wielewaal, die je wel vaker kan spotten tijdens de wandeling.

     

    Ook op de toegangsweg naar het militair domein, geplaveid met betonnen platen, had Ivan zijn bedenkingen over de ernst van geldende regels over natuurbehoud. Waar vroeger de treinsporen lagen, is er nu een mooie bloemenweide.

    Margrieten, knoopkruid, maar ook duizend guldenkruid, reukgras en andere grassoorten groeien hier weelderig.

    Toch wordt ook dit pareltje van de natuur permanent met stort- en grondwerken bedreigd, wat je ook weer niet voor mogelijk houdt, als je de pracht en praal van deze landelijke en weidse omgeving erkent en waardeert.

     

    Wat later naderde de nieuwsgierige veldwachter ons met zijn Landrover Defender. Na een vrolijk klinkende babbel met Ivan leek de opzichter gerustgesteld over de invasie van de Zaventemse bende in de rustige streek.

     

    Voor we een landwegje links opdraaiden, zagen we een tweetal obussen liggen. Niet verwonderlijk, hier.

    DOVO, de ontmijningsdienst van het leger, haalt nog dagelijks munitie op: niet ontplofte bommen en granaten die her en der nog worden opgedolven en ontmanteld.

    Landbouwers die hun land omploegen, halen geregeld munitie op en stapelen die aan een elektriciteitspaal of vlakbij de toegangsweg naar het militair domein.

    Zij verwittigen de politie die op haar beurt contact opneemt met DOVO om er de springtuigen op te halen.

     

    Wat verderop had Ivan in een poel 2 fuiken gelegd in een weiland waar een horde koeien het welig groeiend frisgroene gras kwamen afgrazen. Deze mooie open ruimte met wijde graslanden en akkers en met het bos van Houthulst in de directe nabijheid is een gebied waar bergeenden broeden, maar ook patrijzen en gele kwikstaarten.

     

    Het krioelde van het leven toen we in een aquarium de buit uit één van de fuiken zagen rondzwemmen. De kleine watersalamander, de bruine en vinpootsalamander, alsook de geel gerande watertor, een vraatzuchtige waterroofkever, die ook wel eens de ‘watertijger’ wordt genoemd, werden voorzichtig uit het water geplukt en met passende uitleg tentoon gespreid.

     

    We liepen verder langs de smalle landweg en bereikten de Schaapbaliedreef waar we de installaties van de ontmijningsdienst aantroffen.

     

    Geregeld hoorde men in de wijde omtrek rond 11.30u gecontroleerde ontploffingen van oude bommen. Voorafgaand weerklonk dan een sirene als verwittiging. Vroeger was dit dagelijks het geval en betekende het sein voor de omwonenden dat het tijd was om de ‘patatten op het vuur’ te zetten.

     

    Iets verder in de Kattestraat passeerden we het ‘Zwijnhof’ waar Ivan elk jaar de boerenzwaluw gaat ringen. Het gros van de boerenzwaluwen zoeken broednesten binnenshuis in de stallingen, waarmee ze hun naam alle eer aandoen. Maar met het uitdoven of verdwijnen van de traditionele kleinere familiebedrijven komt ook hun lot in onzekere handen. Om de populatie in stand te helpen houden, wordt net als voor de huismussen gezocht naar nieuwe geschikte nestelplaatsen.

     

    Iets verder rechts, ontdekten we de oudste boom van de Vijfwegen, een oude populier die binnenin hol is en tijdens de oorlog dienst deed als uitkijkpost. Er zit nog een ijzeren ladder in en er steekt ergens een bajonet in de boom.

    Een mooie anekdote over deze boom: een tijd geleden was, na een hevig onweer, de bliksem in de populier ingeslagen, waardoor de kruin afbrak.

    ’s Morgens kwam er nog wat rook uit de onthoofde boom. Een voorbijganger die dit had opgemerkt, belde de brandweer met de melding dat er een boom in brand stond aan DOVO.

    De dienst 112 zal allicht enkel ‘brand aan DOVO’ hebben verstaan, want in geen tijd stonden de brandweerkorpsen van Staden, Poelkapelle en Langemark er met hun groot blusmateriaal. Maar … het was vals alarm!

     

    Langs de oude treinroute (vroegere spoorwegbedding) of fietsroute van het Vrijbos konden we de kazerne van de militairen zien op de Langemarkstraat – pal op de grens van Staden en Langemark – waar er 2 kolonies huiszwaluwen wonen, de enigste in Staden, overigens.

    Al zijn de zwaluwen heel nuttige vogels, die per nest elke zomer zowat 30kg muggen, vliegen en andere insecten verorberen, is niet iedereen opgezet met de zwaluwnesten onder de dakgoot omwille van de vogelpoep.

    Ook hier deed de plaatselijke afdeling van Natuurpunt een inspanning om de bewoners te ‘ontlasten’. Vrijwilligers hingen met de hulp van een hoogtewerker mestplankjes onder de zwaluwnesten om de drek op te vangen. Binnenkort wordt er aan de Vrije Basisschool ‘De Vijfwegen’ nog een aantal gloednieuwe kunstnesten opgehangen, in de hoop ook daar straks broedende zwaluwen te mogen verwelkomen.

     

    Na een eindje wandelen langs de fietsroute bereikten we opnieuw ons vertrekpunt, het treinstation aangelegd op de spoorlijn Torhout – Ieper in 1873, later sinds 1950 beperkt tot goederenverkeer en sporadisch gebruikt voor de militaire kazerne in het Houthulstbos.

     

    Tijdens de busreis werd het programma nog eens overlopen en de indeling in wandelgroepen volgens eigen voorkeur vastgelegd.

     

    Bij onze aankomst in Koksijde splitsten de groepen zich op en verzamelden een dozijn vogelliefhebbers in de tuin van Eddy Vandenbouhede en diens echtgenote Conny, een plek waar het leuk toeven is, een vogelparadijs voor onze gevederde tuinbezoekers.

    Tijdens de korte verwelkomings- en kennismakingsronde bleek al gauw dat het enthousiasme om vogels ter wille te zijn, alom aanwezig was.

     

    Men maakte even tijd om een stand van zaken op te maken over de deelnemende scholen aan het XperiBIRD-Project, een digitaal opvolgingssysteem dat via een ingebouwde camera in nestkasten toelaat de handel en wandel van pimpel- en koolmezen van nabij te observeren.

    Mark Mortier, leerkracht in het 6de leerjaar van de gemeenteschool Oostduinkerke getuigde hoe na een hoopvol broedsucces van een koolmezenpaartje abrupt een einde kwam aan het leven van 10 nakomelingen.

    Waren het de vrieskou-nachten, een kat of een sperwer die de ouders het leven kostten?

    Inmiddels is er terug hoop, want na het reinigen van de nestkast heeft een koppeltje opnieuw interesse betoond voor de nestelplaats.

    Ook bij Frank Laleman of meester ‘Frank’ van het 4de leerjaar in de Vrije Basisschool De Panne kunnen de kinderen genieten van het ontluikend leven in de met een camera uitgeruste mezennestkast. Hier hebben mama en papa pimpelmees voor een 13-koppige kroost gezorgd en nu hopen de leerlingen dat er zoveel mogelijk jongen gezond zullen opgroeien en de vleugeltjes zullen kunnen open slaan na een 3-tal weken aansterken.

     

    Frank Laleman, tevens kernverantwoordelijke van de natuurwerkgroep De Kerkuil, zorgde nadien voor een knappe en uitvoerige uiteenzetting over de nestkasten van kerk- en steenuil en over de levenswijze van beide roofvogels.

     

    Voor de identiteitskaarten van beide vogels kan je via de zoekrobot terecht in het archief om eerder verschenen artikels op te snorren.

     

    27/09/2009     De kerkuil

    16/06/2013       De steenuil

    19/06/2013       Het steenuiltje in the picture

     

    Kerkuilen maken zelf geen nest. Zij maken vaak gebruik van een platte ondergrond waar ze hun eieren tussen de braakballen leggen. Doorgaans leggen de nestkastbouwers een turflaag op de bodemplaat van het nest.

    De kast wordt bij voorkeur opgehangen binnen een schuur, stal, zolder op een donkere, rustige plek hoog onder het dak.

    De nestkast zelf, een balk van 100 x 60 x 60cm is behoorlijk groot. Binnenin staat er een scheidingswand (zitplank) die het inkomgedeelte van het broedgedeelte afscheidt.

    Het vlieggat is een vierkant met 15cm zijde, links of rechts tegen de bovenkant (deksel) van de nestelplaats.

    Een steenuilenkast is ook weer een balk met als afmetingen 60 x 20 x 20cm.

    Binnenin zijn hier vlak na het aanvliegplatform (10 cm breed) 2 verticale wanden met een tussenruimte van 10 cm die de broedruimte afschermen. Beide tussenschotten zijn iets minder hoog zodat een spleet bovenaan voor de nodige ventilatie zorgt.

    De cirkelvormige vlieggaten met een diameter van 6.5cm worden bv rechts aan de voorkant en links in het tussenschot geboord. Immers de gaten moeten ten opzichte van elkaar verspringen zodat het donker is in het achterste gedeelte van de nestkast en ongewenste rovers (bv. boommarter) worden ontmoedigd om de nestelplaats te ‘kraken’ en de pulli te roven.

     

    Eddy Vandenbouhede had al zijn nestkastmodellen uitgestald en somde de kenmerken op die de constructies typeren om de vogels tot nestelen te verleiden. Er is een diversiteit aan prototypes omdat elke vogel zijn voorkeuren heeft en omgevingsvereisten.

    Zo blijft het een zoektocht om in gevarieerde biotopen de geschikte plek te vinden waar je huismussen naartoe kan lokken.

    Inmiddels is duidelijk dat je door veelvuldige observaties en dank zij een groeiend netwerk aan waarnemers heel wat waardevolle informatie kan vergaren, wat je stapsgewijs dichter bij het verwezenlijken van je doelstellingen brengt.

     

    Daarom komen we met Zaventemse schooldirecties en/of leerkrachten die op de campus een huismussenhotel hebben hangen op 02/06 samen.

     

    In de uitnodiging stond de volgende boodschap:

     

    Wij blijven ijveren om de huismus het leven zo aangenaam mogelijk te maken.

    Niet omdat we van de ‘straatket’ een luiwammes willen maken, neen.

    We wensen onze trouwe cultuurvolger alleen dezelfde gastvrijheid te bieden, die hij eerder genoot.

    Een warme verwelkomende leefomgeving waar de huismus zich nog altijd thuis mag voelen.

    Een knusse nestelplek met een veilige groene omgeving en een voederplek in de nabije buurt.

    Ooit moest de huismus niet zo ver zoeken om dit gunstig biotoopje te vinden.

    Nu komen de drie levensbelangrijke troeven almaar zeldzamer voor en is de straatket wat op de dool.

    Jullie waren bereid een huismussenhotel op te hangen en dat is al een mooi en waardevol gebaar.

    Huismussen zijn gewoontedieren, ook wat nieuwsgierig, maar met der tijd wat wantrouwig geworden.

    We moeten hen de tijd geven om te wennen aan die onverwachte luxe aan nestelplaatsen, plots 5 appartementjes op een rij.

     

    Het groepje vogelliefhebbers maakte met Eddy nog een korte wandeling in de directe omgeving, waar bevriende omwonenden zijn nestkastmodellen mee helpen uittesten.

    Aan het einde van de dag maakten we enkele afspraken over onze verdere gezamenlijke plannen die in de volgende activiteitenkalender een tijdstip en plaats zullen krijgen.

    Toen ook alle wandelaars de bus rond 16.00u weer opstapten, konden we terugblikken op een geslaagde uitstap.











    03-05-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    22-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De draaihals

     

    De draaihals is een wat afwijkende specht en lijkt soms meer op een grote zangvogel of op een kleine slanke lijster.

    Het is een verborgen levende en geheimzinnige vogel met een verenkleedpatroon als van een nachtzwaluw.

    Draaihalzen zijn schaarse maar jaarlijkse doortrekkers in de vroeg herfst in grote delen van N-W-Europa, waaronder Nederland en België, vooral in de omgeving van duinen en struiken langs de kust.

     

    De draaihals dankt zijn wonderlijke naam aan het feit dat hij bij schrik zijn hals draait en kronkelt.

    Hij beweegt zich over de grond, schiet omhoog in een struik of boom of sluipt door het gebladerte. Hij klimt ook rond op dikke takken en tegen boomstammen, hoewel hij meestal plat op takken gaat liggen in plaats van rechtop te gaan zitten, zoals de meer algemene spechtensoorten.

     

    Hoewel de draaihals tot de familie van de spechten behoort, wijkt het uitzicht en het gedrag van de vogel af van de meeste verwante soorten.

    De meeste spechtachtigen zijn fel gekleurd, maar de draaihals heeft een fijn grijsbruin gevlekt verenpak, met helder goudgele kleurlinten. Hij heeft een lichtgrijze kruin, een lange donkere oogstreep en een korte, slanke en puntige snavel. De rug vertoont een zwartbruine streep middenin en de keel fijne geribbelde okerkleurige reepjes. De ingewikkelde boomschorstekening (perfecte camouflage) gelijkt op de schutkleur van de kleinere boomkruiper.

     

    De vlucht is langzamer, wat aarzelend en minder golvend dan deze van de specht. De staart vertoont opvallende en afgetekende dwarsbanden.

    De lichaamslengte wisselt tussen 16 en 17cm; de spanwijdte varieert tussen 25 en 27cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 30 en 45g.

    De draaihals vangt met snelle bewegingen van zijn lange tong insecten op de boomschors of op de grond, waar hij hoofdzakelijk mieren en larven (mierenpoppen) zoekt. Op het menu staan diverse andere insecten, spinnen, pissebedden en sommige bessen.

    De voedselbiotoop omvat schrale vegetaties langs zandpaden, heidevegetaties, buntgras (dichte plukken blauwgroene grassprieten aangepast aan droge omstandigheden), schapenzuring (met spiesvormige kleine bladeren) en kaal zand.

    Cruciaal is een hoge dichtheid van zwarte wegmieren en van andere bruingele gras- en rode knoopmieren, die met de lange kleverige tong uit de gangen van de mierenhoop worden gehaald. Tijdens de zoektocht naar voedsel hipt hij met opgerichte staart rond.

     

    Bij de balts zitten het mannetje en het wijfje tegenover elkaar en gooien hun kop achterover op en neer, terwijl ze met hun hals draaien; ook laten ze hun kop soms hangen alsof hun nek is gebroken.

    De draaihals broedt op akkerland met bomen, heggen en uitgestrekt naald- of gemengd bos.

    Tijdens het broedseizoen, dat in mei begint, bewonen draaihalzen boomgaarden, loofbossen, parken en tuinen. Ze broeden in natuurlijke holten in oude bomen (vooral berken), die zijzelf niet uithakken, in gaten van wallen en muren, maar ook wel in nestkasten.

    In het ongevoerde hol worden 7 tot 10 doffe witte eieren gelegd. Hoofdzakelijk broedt het wijfje, af en toe geholpen door het mannetje. De broedduur bedraagt ca 10 tot 12 dagen. Op een leeftijd van ca 3 weken verlaten de jongen het nest.

     

    De draaihals is een lange afstandstrekker terwijl de overige soorten hoofdzakelijk standvogels zijn. De soort overwintert in tropisch Afrika, ten zuiden van de Sahara.

    Draaihalzen hebben te maken met een verslechterd voedselaanbod. De mieren die ze eten, verdwijnen of worden onbereikbaar voor deze vogel door vergrassing en bebossing van schrale pioniersvegetaties op zanderige bodems. Vermindering van stikstof in de lucht (door intensieve landbouw/verkeersdrukte) is noodzakelijk om de situatie te verbeteren.

    Gebrek aan nestbomen – berken – is ook een probleem en natte zomers (klimaatwijzigingen) zijn ook ongunstig voor het voedselaanbod.

    De illustraties bij dit artikel zijn van Robin Bruneel, zoon van ringer Ivan Bruneel, die een draaihals in zijn mistnetten aantrof.

     

    Een leuk filmpje toont heel even hoe fotografen en filmmakers de goede positie zoeken om een draaihals mooi in beeld te brengen.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=MM8PSkqy9-A












    22-04-2017 om 11:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goed geringd

     

    Geraadpleegde bron: EOS-maanblad [Rhé Slootmaekers]

     

    Van pimpelmees tot ooievaar: allemaal worden ze geringd voor wetenschappelijk onderzoek. Ringen biedt op een eenvoudige manier inzicht in het leven van vogels.

    Eigenlijk is het ringen voortgekomen uit vogels vangen voor consumptie of voor volières.

     

    Joris Elst, werkt aan de universiteit Antwerpen als expert in kool- en pimpelmezen en in zijn vrije tijd reist hij de wereld rond op zoek naar zeldzame vogels.

    Hij is al 19 jaar actief als ringer.

     

    Begin 20ste eeuw ontstonden de eerste organisaties die zich bezighielden met ringen voor wetenschappelijk onderzoek. In het begin wou men vooral inzicht krijgen in de trekpatronen van vogels.

    Zo werd ontdekt dat de noordse stern de langste vliegroute aflegt.

    Een jong dier, geringd in Groot-Brittannië werd enkele maanden later al opgemerkt in Australië. In rechte lijn is dat 22 000km ver.

    Later onderzoek met geolocatie wees uit dat de sternen jaarlijks soms wel 90 000km weten te overbruggen.

    Van vogels met een ring weet je ook hoe oud ze zijn. Een van de oudste bekende vogels was een noordse pijlstormvogel, in de jaren 50 geringd en op 55-jarige leeftijd opnieuw gevangen.

     

    Tegenwoordig wordt ringwerk vooral nog voortgezet om meer te weten te komen over overleving, broedsucces en het uitzwermen van de jongen.

    Om vogels te vangen zetten experts vaak mistnetten in. Tegen de juiste achtergrond worden die zo goed als onzichtbaar. Meestal zet men de mistnetten op vlak voor zonsopgang, zodat de vogels er bij het eerste licht in vliegen. De netten worden constant gecontroleerd zodat de vogels niet te lang vastzitten. Als een vogel eenmaal gevangen is, is het zaak zoveel mogelijk gegevens te verzamelen.

     

    Van elke vogel noteert men de soort, leeftijd en het geslacht. Als er tijd genoeg is, kijkt men ook naar vleugellengte, gewicht, de hoeveelheid vet, de rui, de staart- en snavellengte.

    Het welzijn van de vogels komt op de eerste plaats. Daarom moeten de ringers hun vak perfect kennen.

    Immers, een ringvergunning krijg je niet zomaar. Na 2 jaar stage bij een vaste leraar-ringer, kan je een eerste examen afleggen en krijg je een beperkte vergunning.

    Je mag dan enkel jonge vogels in nestkasten ringen.

    Na nog eens minstens 2 jaar ervaring mag je het eindexamen afleggen. Dan pas kan je jezelf een volwaardig ringer noemen.

     

    Vogels ondervinden sowieso stress tijdens het ringen, maar die hinder moet zo veel mogelijk beperkt blijven. De vogels mogen zeker niet te lang gevangen zitten en het weer moet meevallen. Regen en sneeuw zijn lastige omstandigheden voor vogels; ze dan vangen is vragen om moeilijkheden.

     

    De metalen wetenschappelijk ring wordt het meest gebruikt. Op elke ring staat een unieke identificatiecode en het adres van de ringcentrale, die de ring uitvaardigde. De ringen zijn zo ontworpen dat ze de vogel niet hinderen.

     

    Wie zich afvraagt of de ring niet wat voorbijgestreefd is nu men vogels kan uitrusten met een satellietzendertje, moet weten dat het ouderwets ringen belangrijke voordelen blijft hebben. Zenders leveren veel uitgebreidere data, maar hebben ook beperkingen. Ze zijn zwaarder en kunnen dus enkel bij grote vogelsoorten worden gebruikt. De levensduur van de batterij is ook beperkt.  Zenders worden enkel gebruikt om specifieke vragen te beantwoorden.

     

    De meest geringde soorten in België zijn de kleine karekiet en de zwartkop. Gelukkig vang je af en toe iets onverwachts tijdens het ringen en soms diverse soorten die heel zeldzaam zijn: de witkeelgors, de zanggors, de Perzische roodborst.

     

    Het strafste verhaal van Joris Elst is dat van een fitis, een vogeltje van 8g, die 4 jaar lang telkens terugkwam naar dezelfde broedplaats. Na een reis naar het zuidelijke Afrika zat hij weer precies in dezelfde struik op de Kalmthoutse Heide.

     

    Op zaterdag 29 april trekken we met de Kille Meutel Vogelvrienden en de Parkvrienden naar Staden, waar we met beëdigd ringer, Ivan Bruneel een exploratietocht zullen maken in de buurt van zijn woning. Daar verricht hij geregeld ringwerk voor het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Dit wordt alvast een leerrijke natuurwandeling.

     

    De foto’s zijn van zoon Robin Bruneel.

     

    Wie graag eerder verschenen artikels raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdragen opsnorren:

     

     

    02/09/2011       De koekoek, een zonderling

    29/11/2016       Het ringen van vogels [havik]









    16-04-2017 om 16:16 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    09-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gieren, verguisd en gevreesd, maar onmisbaar

     

    Geraadpleegde bron: National Geographic [Elisabeth Royte] – januari 2016

     

    Als er een karkas moet worden opgeruimd, zijn gieren snel ter plekke. Nu er steeds minder zijn, wordt duidelijk dat we ze niet meer kunnen missen.

    De gier is misschien wel de meest verguisde vogel ter wereld, een levend symbool van bloeddorst en hebzucht.

    Charles Darwin schreef in 1835 op zijn reis met de Beagle in zijn dagboek over ‘walgelijke’ vogels met een kale kop die gemaakt is om in rottend vlees rond te vroeten.

     

    Gieren hebben nochtans veel positieve kanten. Ze doden zelden een ander dier, delen als ouders de zorg voor hun kuikens en luieren en badderen gezellig in groepsverband.

    Gieren zijn vechtersbazen maar ook ‘tortelduifjes’. Koppels blijven waarschijnlijk hun leven lang samen – in het wild zo’n 30 jaar – en zijn zorgzaam en attent.

    Vooral oorgieren zijn bijzonder aanhankelijk. Maar als ze zich rond een karkas verdringen, gaat het hard tegen hard, zowel onderling als tegen andere soorten.

     

    Maar hun voornaamste pluspunt is dat ze een ondergewaardeerd maar in de natuur cruciale karwei opknappen: het efficiënt opruimen en recycleren van dode dieren.

    In het ecosysteem van de Serengeti maken gieren tijdens hun jaarlijkse migratie – wanneer er 1.3 miljoen blauwe gnoes heen en weer trekken tussen Kenia en Tanzania – naar schatting meer vlees soldaat dan alle vleesetende zoogdieren bij elkaar. En dat doen ze razendsnel.

    Een gier kan een kilo vlees per min verorberen en een groep gieren verslindt binnen een half uur een hele zebra.

    Zonder gieren liggen karkassen veel langer te rotten, zijn er veel meer insecten en kunnen allerlei ziekten om zich heen grijpen.

     

    Maar deze gang van zaken lijkt zijn beste tijd te hebben gehad.

    In Afrika is één van de 11 gierensoorten, de monniksgier, inmiddels uitgestorven; 7 anderen gelden als ‘bedreigd’ of ‘ernstig bedreigd’. Sommige gieren zoals de oorgier, komen vrijwel alleen nog voor in reservaten en ook de aasgier en de lammergier staan sterk onder druk.

    Ten noorden van het Masai Mara reservaat vormen kleine domeinen een aaneengesloten gebied zonder omheining.

    Intussen worden de gnoes en andere hoefdieren in Masai Mara bedreigd door stroperij, droogte en het afkalven van de savanne door landbouwactiviteiten en oprukkende bebouwing.

     

    Dat is kwalijk voor de gieren, maar is lang niet het grootste gevaar.

    De kudden van de herders worden doorgaans ’s nachts door leeuwen aangevallen wanneer ze in een met doornstruiken afgeschermde kraal uitrusten. Als de leeuwen beginnen te brullen, breken de dieren in paniek door het hek en rennen ze alle kanten uit.

    De herders nemen dan wraak door het gedode beest op te zoeken en er een goedkoop snelwerkend bestrijdingsmiddel, ’carbofuraan’ over heen te strooien dat in Kenia overal onderhands verkrijgbaar is.

    Wanneer de leeuw later terugkomt om de rest van zijn buit op te eten, meestal met het hele gezin, is de troep ten dode opgeschreven.

    In Kenia sterven zo naar schatting 100 leeuwen per jaar.

    Op een zeker moment komen de gieren af op het gevelde prooidier of de vergiftigde leeuwen. En ook de vogels leggen het loodje, soms met wel tientallen tegelijk.

    Het is moeilijk voorstelbaar dat een paar korreltjes van een middel tegen wormen dodelijk kunnen zijn voor een vogel met maagsappen, die agressief genoeg zijn om hondsdolheid, cholera en miltvuur onschadelijk te maken.

    Natuurbeschermers en wetenschappers kwamen na een grondige analyse erachter dat in heel Afrika liefst 61% van de gieren sterft door vergiftiging. De gevolgen zijn des te ernstiger vanwege de trage voortplanting van de gier. De vogels worden pas na 5 tot 7 jaar geslachtsrijp, brengen maar eens in de 2 jaar een kuiken voort en van die schaarse jongen is maar 10% na een jaar nog in leven.

     

    Hoe slecht het in Afrika ook gesteld is, elders hebben de gieren het nog zwaarder.

    In India slonken de populaties van de meest voorkomende soorten – de Bengaalse gier, de Indische gier en de dunsnavelgier – in 10 jaar tijd met zo’n 96%!

    De sterfte werd veroorzaakt door het eten van kadavers van runderen die waren behandeld met de ontstekingsremmer ‘diclofenac’.

    De gierensterfte in India kreeg veel aandacht vanwege de kettingreactie die deze op gang bracht. Hoewel de meeste Indiërs geen rundvlees eten, heeft het land een van de grootste runderpopulaties ter wereld. Na de dood van miljoenen gieren stapelden de runderkarkassen zich op. Daarop steeg het aantal aasetende honden, die geen concurrentie meer hadden van gieren, in 11 jaar met 7 tot 29 miljoen. Daardoor nam ook het aantal hondenbeten toe.

    Ook kwamen er ineens veel meer ratten. De sterfte door hondsdolheid steeg aanzienlijk, wat de Indiase samenleving miljarden euro’s kostte aan doktersrekeningen en inkomstenderving.

    Toen eenmaal onomstotelijk vaststond dat diclofenac de boosdoener was, werd het middel verboden voor dieren in India, Pakistan en Nepal.

     

    Natuurbeschermers hebben er weinig vertrouwen in dat de gierencrisis in Afrika even voortvarend wordt bestreden als in India.

    Het ontbreekt aan politieke wil om het gebruik van carbofuraan terug te dringen.

    Het grootste gevaar voor de Afrikaanse gieren is dat vergif zo makkelijk te krijgen is. Landbouw is in Kenia de op een na grootste sector en van oudsher is gif het remedie tegen ziekten en plagen.

    De landbouwers zien het bestrijdingsmiddel als een goedkoop, effectief en risicoloos middel om een roofdier te doden, minder riskant in elk geval dan de jacht met speer.

    En de Keniaanse justitie heeft nog nooit iemand vervolgd wegens het vergiftigen van gieren. Het vergiftigen van dieren (van insecten tot luipaarden en zelfs vissen en eenden voor consumptie), hoort nu eenmaal bij de cultuur.

     

    Zonder gieren duurt het bijna 3 keer zo lang voordat een dood beest is vergaan, komen er 3 maal zoveel zoogdieren op af en blijven ze 3 keer zo lang bij het kadaver hangen.

    Hoe langer jakhalzen, luipaarden, leeuwen, hyena’s, genetkatten, mangoesten en honden in elkaars buurt vertoeven rondom een karkas, hoe groter de kans is dat ze ziektekiemen – die in de maag van gieren dood zouden gaan – overbrengen op andere dieren, zowel wilde dieren als vee.

    Doordat gieren de placenta van de gnoe opeten, voorkomen ze bovendien dat het vee besmet raakt met blauwtong, een vaak dodelijke virusziekte.

    En doordat ze een karkas binnen een paar uur tot op het bot kaalvreten, beperken ze het aantal insecten die in verband worden gebracht met oogziekten bij mensen en dieren.

     

    Sinds eind 2013 staat op het doden van een bedreigd dier in Kenia een stevige boete.

    Ook campagnes moeten ervoor zorgen dat het imago van de gier verbetert. Maar volgens natuurbeschermers redden de vogels het niet zonder verscherpte controle en betere handhaving van het verbod op gifgebruik.

     

    Wie graag een eerder verschenen artikel raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdragen opsnorren.

     

    17/11/2007       Dolende gieren of toeristen

    12/07/2015       De vale gier









    09-04-2017 om 20:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    02-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het huismussentelweekend van Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Het is altijd weer spannend om jaarlijks te vergelijken hoeveel huismussen opdagen in je tuin, zeker als je samen met de omwonende Vogelvrienden er alles aan doet om de Kille Meutel zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de ‘Straatket’.

    Met aantrekkelijk wordt dan in de eerste plaats gedacht aan het scheppen van de ideale omstandigheden om deze sympathieke en trouwe cultuurvolger een ‘thuis’-gevoel te geven, de goesting om in deze biotoop en nabije omgeving een gelukkig leventje te slijten.

    We weten al een tijdje wat we onze vrolijke rakker moeten aanbieden om hem te paaien en te verwennen. Huismussen stellen wel degelijk eisen aan hun biotoop, namelijk ruim voldoende nestgelegenheid, permanent voedsel beschikbaar in de directe omgeving, voldoende inheems groen als leverancier van insecten voor de jongen, dichte hagen en struiken of gevelbegroeiing voor dekking, fijn zand voor een zandbad en water.

     

    Lange tijd – veel te lang overigens – schonk men onterecht geen aandacht aan deze ordinaire schelm. Men zag of hoorde het straatketje overal en er was zelfs geen interesse om het vogeltje te ringen. Men is daar pas in 2004 mee begonnen!

    En ja, al blijft na het Grote Vogeltelweekend van Natuurpunt de huismus van alle gevederde tuinbezoekers nog steeds als de meest voorkomende soort gevierd, toch is de populatie ferm teruggelopen, al lijkt – voorzichtig geformuleerd – enkele jaren de daling zich niet verder door te zetten. Toch dienen we er ons van te vergewissen dat de huismus van ons afhankelijk is geworden. Hulp van de mens is onontbeerlijk voor het voortbestaan van de huismus.

    Immers, de achteruitgang van diersoorten als de huismus is een indicatie van de kwaliteit van ons leefmilieu en daar kunnen wij best rekening mee houden.

     

    De dino-stamboom [Lucas Brouwers]

     

    Sinds 1888 werden dinosauriërs in 2 groepen ingedeeld: ‘reptiel-heupigen’ en ‘vogel-heupigen’.  

    Drie Britse paleontologen (Universiteit Cambridge) komen met een radicale nieuwe indeling. De indeling in 2 hoofdgroepen, die al 130 jaar bestaat, gaat overboord. In de klassieke stamboom zitten langnekdino’s in dezelfde hoofdgroep als vleeseters, zoals de Tyrannosaurus Rex.

    Voortaan worden de langnekken een zelfstandige hoofdgroep.

     

    “Provocatief”, “een breuk met de gevestigde opvattingen”, een “mijlpaal”. Die woorden kiezen collega-paleontologen om de hypothese van de Britten te beschrijven.

    Als dit klopt moeten niet alleen de handboeken worden herschreven, maar ook alle kinderboeken!

    Aan de taxonomische indeling van dino’s is sinds 1888 niet meer getornd. De Britse paleontoloog Harry Seeley stelde toen voor om de dino’s in 2 groepen in te delen, op basis van de vorm van hun heupen.

    Seeley onderscheidde de Saurischia (‘reptielheupigen’) en de Ornithischia. Dit laatste betekent  letterlijk ‘vogelheupigen’, al zijn zij – verwarrend genoeg – juist niet de voorouders van de vogels.

     

    Alle dinosauriërs zijn sindsdien in één van beide categorieën ingedeeld. Planteneters met pantsers, stekels, hoorns of eendebekken zijn Ornitischia. Langnekken, tweepotige vleeseters en vogels zijn Saurischia.  Die laatste groep valt vervolgens weer uiteen in enerzijds de langnekken (sauropoden) en de T-rex-achtige vleeseters en vogels (theropoden).

     

    Toen de Brit Matt Baron aan zijn promotie-onderzoek begon, stuitte hij op inconsequenties.

    Drie jaar was de wetenschapper bezig met het verzamelen van anatomische gegevens en het opmeten van botten. Welke botten zijn met elkaar vergroeid? Welke hebben ribbeltjes en groefjes en welke niet? Uiteindelijk reconstrueerde Baron een stamboom op basis van 457 anatomische eigenschappen van 74 dino’s.

     

    Bij een nieuwe stamboom horen nieuwe namen. Theropoden en Ornithischia heten de Ornithoscelida (de ‘vogelachterpotigen’). De vogels horen daar ook bij.

    De naam Saurischia blijft bestaan, maar daarmee worden voortaan alleen langnekken en hun vroege verwanten bedoeld.

    De nieuwe stamboom plaatst de oorsprong van dinosauriërs verder terug in de tijd. De eerste dinosauriërs verschenen eerder dan tot nu toe werd gedacht: niet 230, maar 247 miljoen jaar geleden. En waarschijnlijk leefde deze oerdino op het noordelijke supercontinent Laurazië en niet op het zuidelijke Gondwana.

     

    Inmiddels groeien de discussies over deze nieuwe indeling. Het debat kan nog jaren duren want een dogma uit de 19de eeuw wordt niet na één publicatie bij het oud vuil gezet.

     

    De Britse paleontologen kozen voor de 3 belangrijkste dinogroepen elk een ‘ijksoort’.

    Als vertegenwoordiger van de Ornitischia kozen ze voor de Triceratops, de bekende dino met hoorns en nekkraag.

    De afgevaardigde van de Sauropoden (langnekken) is de Diplodocus, waarvan het indrukwekkende skelet in veel musea te bewonderen is.

    Maar als vertegenwoordiger van de groep dino’s die bestaat uit vogels en vleeseters kozen ze niet voor de Tyrannosaurus Rex, maar voor de Passer Domesticus, ja … de huismus

     

    Waarom? Het vogeltje is bekend en ‘diep genesteld’ in de stamboom











    02-04-2017 om 20:34 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    26-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kanoet

     

    Zelfs onder de steltlopers – een groep met veel langeafstandstrekkers – is de plompe strandloper met korte nek en stevige poten een opmerkelijke globetrotter, die ieder voor- en najaar enorme afstanden aflegt.

     

    Kanoeten uit het extreme noorden van Canada en Groenland overwinteren in West-Europa.

    De vogels uit Midden-Siberië trekken door Europa naar West- en Zuid-Afrika, terwijl kanoeten verder oostwaarts naar Australië en Nieuw-Zeeland vliegen.

    Het is een sterke vlieger met lange vleugels, goed uitgerust voor de trek over lange afstanden. Toch kunnen ze tijdens deze lange tochten tot 80% van hun lichaamsgewicht [onderhuids vet als brandstofvoorraad] verliezen.

     

    De kanoet is een hoog-arctische broedvogel wiens leefgebied zich situeert in hooggelegen toendra met steenrichels, op natte hoogvlakten met wilgen en in drassige gebieden aan de voet van heuvels en op morenen [landvorm door een gletsjer gevormd] met water in de buurt.

     

    Kanoeten foerageren in opeengepakte groepen op kwelders [ondiepe getijdengebieden].

    Ze bewegen zich voort als één samenhangende grijze massa. Al zijn er maar een paar honderd, toch lopen ze schouder aan schouder. Wanneer ze worden verstoord of bij hoge waterstand naar hun hoogwaterslaapplaats vliegen, lijken ze zich wel in slingerende rookkolommen voort te bewegen.

     

    Veel steltlopers vormen samen dichte drommen als ze bij hoog water rusten, maar weinige zijn op alle momenten zo sociaal als de kanoet.

    De kanoet vormt reusachtige groepen, soms met honderdduizenden soortgenoten. Zo’n zwerm over een riviermonding zien vliegen, op weg naar een nieuw voedselgebied of opgeschrikt tijdens het rusten, behoort tot de spectaculairste aanblikken voor een vogelliefhebber.

    Een solitaire kanoet is doorgaans één van de trekvogels, die soms bij vijvers landinwaarts opduiken. In de herfst zijn dit vaak jongen, die uitzonderlijk mak zijn en misschien wel nooit eerder een mens hebben gezien.

     

    Er is een groot verschil in zomer- en winterkleed.

    Het verenpak is in de zomer roestrood, gespikkeld zwart en oranjegeel op de rug; de kop is licht koperkleurig tot oranje, evenals de onderkant. De poten zijn groenig.

    Tijdens de winter vertoont het verenkleed een leigrijze rug, een vaalwitte buik, een lichte wenkbrauwstreep, een korte rechte zwarte snavel en korte grijzige poten.

     

    De lichaamslengte varieert tussen 23 en 27cm; de spanwijdte wisselt van 47 tot 54cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 125 en 215g.    

    Het geluid dat de kanoet voorbrengt, is nogal zacht en kort, af en toe een helder fluitende toon; geen uitgesproken vluchtgeluid.

     

    In het hoge noorden foerageren kanoeten op insecten, spinnen, kreeftachtigen, slakken en wormen, zaden en knoppen.

    Langs kusten buiten het broedseizoen geven ze de voorkeur aan modderige, soms zand- en kiezelstranden, waar ze schelpdiertjes [vooral twee-kleppigen, zoals kokkels] oppikken. Nonnetjes [schelpdieren] zijn ideale prooidieren voor de kanoet; ze komen in onuitputtelijke hoeveelheden voor. Ze zijn niet al te groot, hebben een schaal die relatief gemakkelijk te kraken is en vanwege een hoog eiwitgehalte zijn ze erg voedselrijk.

    Het enige probleem is hoe de nonnetjes op te sporen. Ze zitten namelijk verstopt in het sediment; dus de strandloper kan ze niet zien. Om de nonnetjes op te sporen maakt de kanoet gebruik van zijn snavel. In de loop van de evolutie is dat een extreem gevoelig instrument geworden, waarmee hij kan ‘peilen’ waar de lekkernijen verborgen zitten.

     

    Veel kanoeten keren al gepaard terug naar hun broedgebied.

    Andere mannetjes en vrouwtjes komen alleen toe, maar zijn meteen klaar om te baltsen en een territorium op te eisen, zodra de grond dooit onder de zomerzon.

    Het mannetje vliegt laag over het territorium, cirkelend op snel bewegende vleugels.

    Daarna glijdt hij naar beneden op vleugels die strak in een V-vorm worden gehouden.

    Dan trekt de vogel zich recht op zijn vlakke vleugels en stijgt weer op met trillende vleugels.

    Tijdens de balts zingt hij ‘wip-poe-mie’. De rest van het jaar is de gebruikelijke roep een lage, schorre noot, vaak te horen bij een foeragerende groep, waardoor een verward, amuzikaal koor ontstaat.

     

    De 3 tot 4 eieren worden van mei tot juli op de grond gelegd in een ondiep kuiltje met een zeer dunne voering van bladeren, stengels en korstmossen. Ze komen na 21 tot 22 dagen uit en de jongen gaan al snel zelf foerageren langs water in de buurt.

    Ze vliegen na 18 tot 20 dagen uit.

     

    We beklemtoonden reeds dat de kanoet ieder jaar een imposante reis aflegt: duizenden km van het broedgebied bij de noordpool naar Afrika, om er te overwinteren.

     

    De klimaatverandering dreigt daar een eind aan te maken; de vogel wordt er dubbel getroffen, blijkt uit een Nederlands onderzoek gepubliceerd in Science.

     

    De vogel blijkt op beide plekken namelijk voedsel mis te lopen. In het poolgebied lopen kanoeten een piek in insecten mis door de klimaatwijzigingen; in Afrika krijgen ze vervolgens niet genoeg schaaldieren binnen. Het aantal vogels is daardoor sinds de jaren ’80 gehalveerd.

     

    De ellende begint in het poolgebied. Door de opwarming van de aarde smelt daar de sneeuw eerder dan voorheen en verschijnen insecten ook vroeger in het jaar. Jonge kanoeten, die op de gebruikelijke tijd uit het ei komen, lopen daardoor het voedsel mis dat ze nodig hebben voor de lange reis.

    Doordat de dieren wegens het voedseltekort zo’n 15% kleiner zijn, lopen ze in Afrika nog meer voedsel mis. Omdat ze een kleinere snavel hebben, komen ze niet meer tot bij de ingegraven schaaldieren onder het zand en bezwijken.

    Het viel een onderzoeker in Afrika op dat de vogels zeegras aten. Het bleek dat de kanoeten noodgedwongen vegetariër waren geworden, doordat de planten beter te bereiken waren dan de dieper gelegen schelpen.

    Er blijkt een direct verband te bestaan tussen de grootte van de vogels en hun snavel én hun overlevingskansen; kleinere vogels halen vaak de terugreis niet.

     

    Een knap filmfragment illustreert de handel en wandel van deze bedreigde strandloper.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=G6Wz-GNZP4Q











    26-03-2017 om 18:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    19-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het steenuiltje, de ambassadeur van het kleinschalig agrarisch cultuurlandschap

     

    Geraadpleegde bron: Natuurblad: Sofie Versweyveld

     

    Dat landschap, waarin het steenuiltje graag vertoeft, bestaat uit erven, weilanden begraasd door paarden of schapen afgewisseld met bosjes, hoogstamboomgaarden, heggen, vrijstaande bomen, stallen, …

     

    Philippe Smets is de gewestelijke coördinator van de ‘Steenuilenwerkgroep’ van Natuurpunt en al meer dan 20 jaar actief rond steenuiltjes. Die hele tijd heeft hij de aanwezigheid van de steenuiltjes geïnventariseerd, nestkastbezetting opgevolgd, aan prooionderzoek, biotoopstudies en talrijke veldobservaties gedaan.

     

    Ervaringen en bevindingen krijgen extra waarde wanneer die met elkaar worden uitgewisseld. De steenuilenwerkgroep wil dan ook mensen met interesse voor de kleinste uil verenigen.

    De werkgroep verstrekt advies voor het verbeteren van de biotoop, geeft raad over types van nestkasten die succesvol zijn en hoe en waar die op te hangen.

    Ook voor inventarisatiemethoden kan je bij de werkgroep terecht.

     

    De steenuilenwerkgroep bundelt de krachten van 260 vrijwilligers. Zij inventariseren de steenuilen, beschermen bestaande broedplaatsen en creëren er nieuwe. Ervaren ringers controleren en ringen de steenuilen. Alles uit liefde voor het kleinste Vlaamse uiltje.

     

    De steenuil is klein en gezet met een lichaamslengte van 21 tot 23cm, een beetje groter dan een spreeuw. Hij heeft een ronde kop met felgele ogen en witte wenkbrauwen. Het verenkleed is bruin-wit gespikkeld.

     

    Door het verdwijnen van geschikte nestplaatsen, zoals een holte in een knotwilg heeft de steenuil het moeilijk in Vlaanderen. Hiervoor plaatst de steenuilenwerkgroep nestkasten, waarvan steenuiltjes graag gebruik maken niet alleen om te broeden, maar ook om te slapen.

     

    Philippe Smets controleert 60 nestkasten op zijn ronde langsheen het Vlaamse landschap.

    Hij kijkt na of de nestkasten nog in goede staat verkeren en of er steenuiltjes in broeden.

    In één van de nestkasten vindt Philippe 2 steenuiltjes; ze dragen allebei al een ring.

    Bij controle blijkt hier hetzelfde koppeltje steenuilen te wonen als vorig jaar.

    Zo een vaststelling geeft dit inventariseringswerk een gouden randje. Philippe noteert in welke nestkast welke uitjes hij heeft aangetroffen. De steenuil is een standvogel die broedt en overwintert in hetzelfde gebied.

    Als er steenuiltjes worden gevonden zonder een ring dan worden die meteen geringd. Zo kan de werkgroep opvolgen hoe het met de populatie is gesteld. Ook de bedreigingen kunnen zo in kaart worden gebracht.

    Voor het voortbestaan van de steenuil spelen knotwilgen een grote rol. Het roofvogeltje nestelt graag in de holten van de knotwilg, maar als de bomen niet geregeld worden gesnoeid, breken de takken af en beginnen ze te rotten.  

     

    Wie graag eerder verschenen bijdragen raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief de volgende artikels opdiepen:

     

    16/06/2013       De steenuil

    19/06/2013       Het steenuiltje in the picture











    19-03-2017 om 19:03 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    10-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Film- & voordrachtavond over de huismus

     

    Georganiseerd door de Kille Meutel Vogelvrienden in samenwerking met de Milieudienst op 9 maart 2017

     

    Een 30-tal toeschouwers daagden op en genoten van de boeiende en leerrijke uiteenzetting van ornitholoog Didier Vangeluwe.

    Zowat een jaar geleden ontmoette ik de sympathieke vogeldeskundige, werkzaam in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, op een film- & voordrachtavond over de huismus in Sint-Gillis.

    Eerder had Kille Meutel Vogelvriend Robert Podevijn mij erop gewezen dat het natuurprogramma op de Franstalige televisiezender RTBF, ‘Le Jardin Extraordinaire’ een knappe film over ‘Les moineaux, meilleurs amis de l’homme’ had vertoond.

    De filmreportage ‘De huismussen, de beste vrienden van de mens’ is inderdaad een merkwaardige film over onze geliefde ‘Straatket’, waarvan de heer Didier Vangeluwe een ingekorte versie gebruikt tijdens zijn lezingen.

     

    De oorspronkelijke titel van deze buitengewoon knappe film, gemaakt door Kurt Mayer is ‘Sparrow Planet’[2013], waarvan ik de volledige versie enkel met Oekraïense commentaar van het internet kon plukken.

    De schitterende beelden spreken voor zich en het loont zéker de moeite de 50 minuten durende documentaire te bekijken. Geniet ervan zolang hij beschikbaar is op het internet.

     

    De camera volgt de huismus op een wereldreis die aanvangt in de steegjes van Caïro en verder in het verkeersdrukke New York, in Beijing, waar we de ringmus tussen andere vogelkooien zien rondhangen, opgesloten en weer vrij gelaten zien worden, dan in het barkoude stadscentrum van Moskou, in een parklandschap en een paardenstal in Londen om te eindigen in de buurt van Notre Dame in Parijs.


    De wondermooie beelden en prachtige slow-motions geven ons een knap overzicht van het dagelijkse intieme leven van onze trouwste cultuurvolger.


    Hopelijk lukt het mij kortelings de Engelse versie van de film op de kop te tikken.

     

    Voor de aandachtspunten, die de heer Vangeluwe in zijn presentatie opsomde, verwijs ik graag naar het eerder verschenen artikel op:

     

    28/02/2016      Promotie huismussennestkasten – rubriek: ‘De huismus, eminent lid van ons

    patrimonium’

     

    Zij die gisteren de korte versie zagen, zullen vandaag nog meer genieten!

     

    https://www.youtube.com/watch?v=_LNs2ZLsl2I

    10-03-2017 om 18:58 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    05-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pestvogel, een rotnaam voor een prachtvogel

     

    Geraadpleegde bronnen: Natuurpunt: ‘Pestvogels zakken massaal af naar Vlaanderen’ - Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2011 – 1

     

    Het is opvallend dat pestvogels het laatste decennium elk jaar in redelijke aantallen in ons land worden waargenomen. Voorheen kwamen ze hier maar eens in de zoveel jaar op bezoek. Pestvogels kunnen in onze streken op de meest uiteenlopende plaatsen worden aangetroffen, zelf midden in dorpen of steden. Besdragende struiken van uiteenlopende soorten oefenen op pestvogels een grote aantrekkingskracht uit. Vooral plaatsen waar veel van deze struiken staan, kunnen langdurig worden bezocht.

    In ons land is de pestvogel wat men noemt een ‘invasiegast’. Een vogel is in een bepaald gebied een invasiegast als hij niet in dat gebied broedt en er slechts onregelmatig voorkomt, maar dan wel in aanzienlijke aantallen. De vogel verlaat door extreme omstandigheden, zoals ijskoude temperaturen, droogte of voedselgebrek zijn natuurlijke habitat.

     

    Invasies hebben geen vast patroon zoals we bij normale trekbewegingen zien en het is niet bekend of de vogels trachten te navigeren in een bepaalde richting zoals gewone trekvogels dat doen. Ze koersen zuidwaarts in allerlei richtingen en kunnen in opeenvolgende winters ver uiteen worden gevonden.

    Het is mogelijk dat sommige pestvogels die hier in Vlaanderen terechtkomen nooit eerder een mens hebben ontmoet. Ze zijn allesbehalve schuw en daardoor gemakkelijk te benaderen. Voor natuur- en vogelfotografen zijn deze wintergasten daarom een dankbaar onderwerp.

    De keerzijde van de medaille is dat deze vogels vaak door vogelvangers worden gestrikt en uiteindelijk terechtkomen in het illegale handelscircuit.











    05-03-2017 om 19:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huisfotograaf Wim Dekelver, die voor deze mooie beeldreportage zorgde, aan het woord  


    Ik keek er al lang naar uit om deze prachtvogels eens in de natuur te zien en te fotograferen uiteraard.

    De pestvogels hadden het blijkbaar zeer naar hun zin in Wondelgem, want ze verbleven er al meer dan 3 weken ter plekke, wat toch wel uitzonderlijk is.

    Als ze al eens afzakken tot in ons Belgenlandje verblijven ze meestal maar enkele dagen op dezelfde plaats tot de voorraad is uitgeput.

    Waarschijnlijk zullen de talrijke bessenstruiken ertoe hebben bijgedragen en zeker ook de kleine zoete appeltjes in een voortuin dat ze langer ter plaatse bleven. Ze waren er duidelijk verlekkerd op.

    Ik ben beginnen fotograferen rond 9.00 u en hield het voor bekeken rond 14.00 u.

    Het aantal opgekomen fotografen varieerde die dag van 8 tot 12. Er heerste een zeer gemoedelijke sfeer onder de vogelliefhebbers, ook al was er – zoals altijd – weer een trofeejager bij die dan toch eigenzinnig té dicht bij de vogels wil komen en ze domweg verjaagt.

    Gelukkig bleven de pestvogels in de buurt van de rijke voedselbron en moesten we niet lang zoeken om ze terug in het vizier te krijgen. 

    Er waren fotografen op af gekomen van aan de kust tot ver in Wallonië, alsook enkele Nederlanders. Velen waren er al voor de tweede of zelfs derde keer bij.

    Maar na de eerste meldingen op 'waarnemingen' was het daar wel een overrompeling en ging het er naar verluid niet steeds even hoffelijk aan toe.

    Voor sommigen blijft het een wedstrijd om met de 'beste' foto uit te pakken, in plaats van te genieten van de handelingen en gedragingen van deze prachtvogels tijdens hun kleurrijk feestmaal. Gelukkig blijven zulke niets ontziende driftkikkers uitzonderingen.

    Wat het aantal beelden betreft: eens je vogels in de vlucht begint te fotograferen, worden er wel heel veel beelden na elkaar geschoten. Immers, de vogels zijn dan in volle beweging en om dan een scherp beeld van die actie vast te leggen, wordt er continu (in seriemodus) gefotografeerd.

    Met mijn Nikon D500-toestel is dat dan aan 10 beelden per seconde. Dan loopt het totaal aantal foto’s wel heel snel op. Van zo'n reeks van 30 tot 40 foto’s hou je er vaak maar eentje over en kan je de rest wissen. Met de huidige digitale camera's is dit natuurlijk allemaal mogelijk en betaalbaar ... met filmrolletjes was dit wel anders.











    05-03-2017 om 19:47 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pestvogel, een natuurpareltje

     

    De pestvogel is een pluizig dikzakje, opvallend kleurrijk, rozig bruin met een forse kuif, een dievenmaskertje, een zwarte bef en heeft helderrode wasachtige aanhangseltjes aan de vleugels. De zijdeachtige staart heeft een citroengele eindband en de mannetjes hebben ook een felgele vleugelstreep.

    Met hun kuif geven pestvogels hun humeur aan. Geïrriteerde vogels zetten zowel kuif als veren op, maar wanneer ze lekker in hun veren zitten en zich in groepsverband te goed doen aan een heerlijke bessenovervloed, wil alleen het kuifje wel eens rechtop staan.

    Opvallend bij de vogelsoort zijn de rode perkamentachtige schildjes die de witte toppen van de armpennen sieren. Ze lijken zo goed op spatjes zegellak dat de pestvogel ook nog namen kreeg als ‘waxwing’ of ‘lakvogel’.

    In het oude Griekenland sprak men van ‘vonkenvogel’ omdat deze rode vleugelpuntjes brand zouden stichten.

    Zijn wetenschappelijke naam ‘bombicylla’ wijst op zijn sierlijk verenkleed zo fijn en zo zacht als de stof die door de rups van de zijdevlinder (‘bombyx mori’) wordt gesponnen. In onze streken wordt hij ook nog ‘zijdestaart’ genoemd en elders op de Britse eilanden luidde het ‘sliktail’. In Zweden noemt men hem ‘sidensvans’ en in Duitsland ‘seidenschwanz’.

     

    Een Boheems schilderij uit circa 1360 toont Madonna en het kindje Jezus met een pestvogel in de hand. Kort daarvoor werd de streek geteisterd door de pest en mogelijk is toen de naam ‘pestvogel’ ontstaan. Het schilderij symboliseerde de menselijke onmacht tegen de ziekte.

     

    De pestvogel bewoont de dichte taiga in Noord-Rusland en bosrijke gebieden van Scandinavië. Als in die gebieden tijdens de winter te weinig bessen te vinden zijn, zakt de pestvogel af naar zuidelijkere gebieden en komt zo wel eens vaker in onze streken terecht. Hun voorkeur gaat ut naar lijsterbes, liguster, duindoorn, meidoorn, sleedoorn, vuurdoorn, egelantier, hondsroos, Gelderse roos en tal van gecultiveerde heesters, zoals sierappels en cotoneaster (dwergmispel).

    Pestvogels houden er geen uitgesproken eigen territorium op na. Toch verdedigen ze, indien noodzakelijk, wel hun nest. Veelal paren meerdere koppels in elkaars nabijheid.

    Mannetjes in broedconditie zetten bij de balts de veren van het onderste deel van de rug en de stuit op, waardoor een grote opvallende bult ontstaat. Ook de veren van de kuif alsook die van de buik worden tijdens de balts opgericht. De staart wijst tijdens dit baltsgedrag naar beneden. Bij dit alles wordt de kop enigszins van het popje afgewend. Als een vrouwtje, de avances van het mannetje ‘wel ziet zitten’, zal ook zij deze houding aannemen. Vervolgens biedt het mannetje met de punt van de snavel iets lekkers aan (besje of insect) dat door het vrouwtje wordt geaccepteerd.

     

    Wie een eerder verschenen bijdrage wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot het artikel in het archief opvissen:

     

    03/01/2013       De pestvogel











    05-03-2017 om 19:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    26-02-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De rietgors, de casanova onder de rietvogels

     

    Rietgorzen bewonen een waaier van landschappen, van moerassen tot kwelders en boerenland met door riet omzoomde sloten en kanaaltjes. De soort is het talrijkst in de natste regio’s en moerasrijke streken. In hoger gelegen streken is het voorkomen meer beperkt tot beekdalen, hoogveengebieden en natte heide.

     

    De rietgors is een jaarlijkse broedvogel in de Latemse Meersen. Vroeger broedde hij in de ruigere percelen verspreid in het reservaat, maar de laatste jaren is het aantal rietgorzen beperkt tot één of twee koppeltjes in het rietveld in de Baarle Frankrijkstraat.

    In het voorjaar kun je ze daar dan ook horen zingen en zijn de mannetjes in hun prachtige broedkleed vrij gemakkelijk te zien. Spectaculair is de winterslaapplaats in het rietveld aldaar. Van oktober tot april komen daar tientallen, soms wel meer dan 150 rietgorzen bijeen om te slapen.

    Wil je dit natuurfenomeen zien, kom dan ’s avonds drie kwartier voor zonsondergang naar het rietveld. Een hoge fluittoon kondigt hun komst aan. De vogels landen dan in een steile duikvlucht en duiken op het laatste moment met een scherpe hoek het riet binnen.

    ’s Ochtends verspreiden ze zich in de Leievallei op zoek naar onkruidzaden in ruigere hoekjes en op de akkers die een tijdje onbewerkt bleven. Eigen ringonderzoek toont aan dat de vogels niet noodzakelijk elke nacht op dezelfde slaapplaats terechtkomen. De meeste vogels broeden trouwens in noordelijkere regionen.

    In het Latemse rietveld heeft men al vogels waargenomen die afkomstig waren uit Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen.

    Vaak krijgen rietgorzen het gezelschap van waterpiepers. Zij maken een geluid met een trillertje in, zijn wat groter en gaan eerst rond het rietveld cirkelen voor ze hun slaapplaats opzoeken.

     

    Man en pop zijn in het broedseizoen gemakkelijk uit elkaar te houden; alleen het mannetje heeft dan de zwarte kop en de felle witte halskraag (‘sjaal’).

    De pop is het hele jaar gehuld in veel betere camouflagekleuren, vooral grijs en bruin.

    In de winter is ook het mannetje wat minder opvallend gekleurd en veel mensen zien rietgorzen dan aan voor huismussen.

     

    Het voedsel bestaat voor een groot deel uit zaden van de diverse moerasplanten waar ze in leven. Daarnaast eten ze allerlei insecten, vooral in de broedtijd. Ze zijn meesters in het vangen van muggen in de vlucht. Ze maken razendsnelle vluchten door en over het riet, waarna ze vaak 5 tot 10 muggen tegelijk in hun snavel hebben. Ook eten ze kleine kruipende insecten op de grond.

     

    Speciaal in het voorjaar is de zang van de mannetjes luid en duidelijk hoorbaar aan waterkanten met riet. De mannetjes zingen zo hard en mooi mogelijk om een vrouwtje te verleiden. Zodra een paar is gevormd, beginnen de vogels aan een nestje. Het mannetje helpt hier wel bij maar is nog niet klaar met zijn versieractiviteiten. Hij zingt ongegeneerd nog weken door om zo nog meer popjes te verleiden. Onderzoek heeft aangetoond dat in 8 van de 10 nestjes jonge rietgorzen liggen van verschillende vaders. Op een of andere manier hebben de mannetjes door als er jongen van een nadere man in het nest liggen. Ze voeren de jongen dan minder, zodat de pop meer haar best moet doen om de jongen groot te brengen. Misschien nog wel vreemder; de jongen die ‘buitenechtelijk’ zijn verwekt, zijn vaak sterker dan de eigen jongen en hebben meer kans om volwassen te worden.

     

    Wie een eerder verschenen bijdrage wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot terecht in het archief

     

    10/02/2013       De fiere rietgors

    24/09/2010      De rietgors

    18/10/2009      Rietvogels (rietgors, rietzanger, kleine karekiet, blauwborst)











    26-02-2017 om 20:27 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (6 Stemmen)
    19-02-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De roodborsttapuit als broedvogel nauw opvolgen

     

    Het prachtig gekleurd klein vogeltje met zwarte kop en staart, roodoranje onderdelen, brede witte halsband en donkere dekveren staat erom bekend fel het nest te verdedigen. Kom je naar zijn zin te dichtbij, dan kan je flink wat getetter naar je hoofd krijgen.

     

    De roodborsttapuit is een trekvogel die onze streken verlaat eind september, begin oktober om laat in februari of maart terug te keren uit Zuidwest-Europa of Noord-Afrika. Het gebeurt wel eens dat er eentje overwintert maar dit is toch zeldzaam.

     

    De ideale habitat van dit frêle vogeltje is een wei met een brede sloot waarin weinig water staat en die vol ligt met een dik tapijt van eendenkroos. De slootkanten zijn niet gemaaid en het gras en alle andere kruidenvegetatie tiert er welig.

    Het verspreidingsgebied van deze elegante vogel strekt zich uit van Europa, Azië tot Afrika en is daarmee erg groot. Door deze grote verspreiding ziet men veel geografische ondersoorten ontstaan. Minieme kleurverschillen geven aan waar de vogels hun oorsprong hebben.

    Men komt de roodborsttapuit ook veel tegen op open heidevlakten met hier en daar een vliegden of eenzame struik, waar hij op het hoogste takje zijn uitkijkpost heeft.

    Toch verkiest hij lage boompjes en (braam)struiken. Vaak treft men hem aan op prikkeldraad of de afrasteringpaaltjes die de randen van de weilanden afbakenen. Als hij onraad bespeurt, vliegt hij op een 10-tal meters verder weer op de draad post te vatten. Vanaf de fiets of te voet laat de vogel zich niet bespieden. Hij blijft permanent heel erg waakzaam. De beste en eenvoudigste manier om zijn natuurlijke gedrag goed te kunnen bestuderen, is vanuit een stilstaande auto. Hierin ziet de roodborsttapuit na een tijdje geen gevaar meer en hervat hij zijn gewone doen. Hij zit dan trots rechtop met de ranke pootjes die de dunne draad omklemmen.

     

    Het nest is uitermate moeilijk te vinden. In een slootrand, vaak onder afhangende grashalmen, bouwt hij zijn halfronde koepelvormig open nest. De roodborsttapuit kan erg productief zijn;

    2 legsels van ieder 4 tot 6 eieren zijn zeker geen uitzondering. Of de vogel zich nog aan een 3de broedsel waagt, hangt sterk af van de weersomstandigheden. Gezien er de laatste jaren een verhoging is van de gemiddelde temperatuur, stelt men wel vaker vast dat er 3 succesvolle legsels zijn. Het nest wordt alleen door het vrouwtje gebouwd, maar zodra de jongen zijn uitgekomen, na een broedperiode van 13 tot 14 dagen, helpt het mannetje mee met het grootbrengen van zijn kroost.

     

    De afdeling Natuurpunt Noord-Limburg, meer bepaald vogelkenner M. Emmers, bestudeerde de broedparen in Lommel gedurende 14 jaar en kwam tot een aantal aanbevelingen voor het behoud van de broedparen.

     

    We moeten vooral het agrarisch gebied de ‘Maai’ goed beheren en samen met de eigenaars en bevoegde instanties er voor zorgen dat er geen houtwallen en struweel meer verdwijnen en dat de zandwegen met sloten en ruigtes behouden blijven. De goede samenwerking met de herder, bevoegde instanties en Natuurpunt moet worden volgehouden daar het begrazen van de heidegebieden door schapen een gunstige invloed heeft op het insectenbestand.

    In de Vloeiweide – eigendom van Natuurpunt – hielpen de aanplanting van een dijk met struiken en de weilanden die enkele jaren niet meer werden gehooid of begraasd, broedpaartjes aan te trekken.

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan het via de zoekrobot in het archief opsnorren:

     

    08/05/2011       De roodborsttapuit











    19-02-2017 om 19:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    10-02-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wilde eend is de stamouder van de gedomesticeerde (tamme) eend

    De wilde eend is een algemeen voorkomende watervogel, die veel te vinden is in parken en vijvers. De woerd is te herkennen aan de opvallende groene kop en witte nekband. Ook heeft hij als enige eenden-soort gekrulde zwarte staartveren. Veel eenden in parken zijn mengvormen van wilde eenden met allerlei gedomesticeerde eenden.

     

    Het vrouwtje heeft een meer gecamoufleerd, hoofdzakelijk bruin gekleurd verenkleed. Gedurende de winter worden koppeltjes gevormd, waarbij het er soms heftig aan toe gaat; niet zelden proberen de vogels elkaar te verdrinken om zo rivalen te elimineren.

     

    Tijdens de wintermaanden is het gedrag dat hoort bij ‘verliefd, verloofd en getrouwd’ goed te volgen. Het begint met bijeenkomsten van mannetjeseenden op het water. Ze proberen indruk op elkaar te maken door allerlei dansjes op te voeren en door veelvuldig met hun snavel te wijzen naar hun fraai gekleurde spiegel. De vrouwtjes volgen dit pronken en stoer doen nauwlettend op. Als een woerd voor een bepaald vrouwtje valt, maakt hij zijn avances duidelijk door geregeld met zijn snavel druppels water in de richting van zijn uitverkoren vrouwtje te gooien. Wanneer ze eenmaal verkering hebben, wijst het vrouwtje met haar snavel de mannetjes aan die door haar geliefde moeten worden verjaagd. Nadat het huwelijk is gesloten, wordt er dagelijks op het water gepaard. Zonder water is er geen paring. Na een paring zwemt het mannetje een rondje om zijn vrouwtje en vervolgens nemen ze een bad. In maart maken ze verkenningsvluchten om een geschikte broedplek te vinden. Het mannetje beslist uiteindelijk waar het nest komt. Het vrouwtje zorgt voor de inrichting van het nest en legt een 10-tal eieren. Dit legsel wordt uitsluitend door het vrouwtje bebroed omdat zij in tegenstelling tot har partner goede schutkleuren heeft. Aanvankelijk blijft de woerd nog in de buurt van het nest. Vaak vergezelt hij zijn vrouwtje als zij het nest even verlaat voor haar ontbijt en avondmaal. Na een week houdt het mannetje het voor bekeken en verlaat hij voorgoed zijn partner. Een woerd ziet dus nooit zijn eigen jonkies.

     

    De meeste (gekweekte) eenden-rassen stammen af van de wilde eend.

    De oorsprong van het domesticatieproces ligt vrijwel zeker in het oude China van een paar duizend jaar geleden. Men heeft zich daar echter meer geconcentreerd op het kweken van een eend die wat meer rechtop loopt, de loopeend en Pekingeend. Deze eenden zijn heel goede ei-legsters.

    Vandaar dat zeelieden in de 18de en 19de eeuw naar onze contreien wat van deze eenden-soorten meebrachten om ze er te kruisen met lokale tamme eenden-rassen. Uit die kruisingen ontstonden onder andere eenden die veel eieren legden en eenden die wat zwaarder waren, zodat ze een goede slachtwaarde hadden. Al die kruisingsvormen hadden tot gevolg dat er spontaan allerlei kleurvarianten ontstonden, waarmee men dan ook weer verder kweekte, omdat men die gekleurde eenden mooi vond.

     

    De jacht op wilde eend is open van 15 augustus tot en met 31 januari.

    Bijzondere jacht is de jacht die wordt uitgeoefend binnen een afgebakende periode [van 15/07 tot en met 14/08] en onder voorwaarden die daartoe worden vastgesteld door de Vlaamse regering. Meer bepaald in gevallen waarbij dat noodzakelijk is ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, weiden of eigendommen voor het natuurbeheer of voor de veiligheid van het luchtverkeer.

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen kan die via de zoekrobot in het archief opdiepen:

     

    28/06/2014      Momentopname van de wilde eend in Saint-Firmin

    28/02/2010      De wilde eend











    10-02-2017 om 18:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    05-02-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De witgat schudt zijn gat

     

    Het witgatje, behorend tot de familie van de strandlopers, is een middelgrote, aan de bovenzijde zeer donkere steltloper van het binnenland, die bij het wegvliegen altijd goed de opvallende witte stuit en staartbasis laat zien. Hij wordt wel vaker verward met de oeverloper of bosruiter.

    In zomerkleed zijn de vogels bovenaan fijn wit gespikkeld. Merkwaardig zijn de witte wenkbrauw vóór het oog en de opvallende oogring. Groepen groter dan een 10-tal zijn betrekkelijk zeldzaam.

     

    Het witgatje broedt hoofdzakelijk in de taigazone in Scandinavië en Noord-Oost-Europa.

    De territoriale en monogame steltloper broedt al eens in het oud nest van een lijster of houtduif, eigenlijk een rare gewoonte daar de meeste steltlopers hun kroost op de grond grootbrengen. De witgat verkiest dan natte bossen, hoogvenen en moerassen als leefomgeving.

    Buiten het broedseizoen treft men hem aan langs oevers van rivieren, slootjes, beken, kleine plasjes, zoals drinkpoelen voor vee.

     

    De vogels overwinteren langs de Middellandse Zee en trekken op hun tocht daarheen ook zeer frequent door ons land. Enkele exemplaren vinden het hier ook wel okay en vertikken het om verder te vliegen. Het lijkt er overigens op dat steeds meer trekvogels niet meer van die grote afstanden afleggen, wat wordt veroorzaakt door de mildere winters in onze contreien. Daardoor blijft een voldoend voedselaanbod beschikbaar en als die voorraad dan plots toch slinkt, worden de vleugels gespreid en de reis naar het zuiden hervat.

     

    Op het menu staan hoofdzakelijk water- en landinsecten (libellenlarven, mieren, waterwantsen, rupsen, kevers, vliegen, muggen en schietmotten), wormen, bloedzuigers, kleine kreeftachtigen, spinnen; kleine visjes en ook wel zaden. Tijdens het foerageren pikt hij vooral naar wat lekkers, maar prikt en boort ook wel in de zachte sliklaag.

     

    Witgatjes zijn lastige vogels om van dichtbij te fotograferen. Ze zijn erg schuw en bij de geringste verdachte beweging of vreemd geluid, gaan ze er vandoor. Het voordeel is dat ze al roepend aankomen vliegen en je daardoor de vermoedelijke landingsplaats kan inschatten.

    Als ze eenmaal geland zijn, wordt het pas echt spannend. Een witgatje is een vogel die eerst langdurig de omgeving afspeurt en deze in zich opneemt. Het is dus geduldig afwachten tot de vogel helemaal op zijn gemak is en begint te foerageren of poetsen.

    Als de seinen op veilig staan, is er weinig wat het witgatje nog bang maakt, zolang je maar geen grote onverwachte bewegingen maakt. Het geklik van de camera is dan helemaal geen probleem meer.

    Witgatjes lijken in doen en laten een beetje op watersnippen. De watersnip is echter een kampioen in stilstaan en het witgatje is wat dat betreft het tegenovergestelde.

    Zodra een vogel zijn verenpak begint te poetsen, weet je helemaal zeker dat hij zich op zijn gemak voelt.

     

    In dit onderstaand filmfragmentje waadt de steltloper in ondiep water op zoek naar voedsel

    https://www.youtube.com/watch?v=V_5j_LDMiBs

    Wie een eerder verschenen bijdrage in het archief wenst te raadplegen, kan dat via de zoekrobot:

    15/09/2012       Het witgatje











    05-02-2017 om 18:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    29-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De witte kwikstaart, het ‘ploegdievertje’

     

    Kwikstaarten merk je op langs groen bemoste klinkertjes, een berm met klaproos, weegbree, vossenstaart, boterbloemen en margrieten, mooie idyllische en stille natuurhoekjes. Witte kwikstaarten horen bij gezellige plekjes vol ouderwetse kruiden en bloemen.

     

    Geen toeval, want waar bloemen weelderig bloeien, leven talrijke insecten, die bovenaan het voorkeurmenu prijken. Hun hele manier van voortbewegen is daaraan aangepast; fladderend en beweeglijk, wendbaar en flitsend.

    Soms jagen deze fraaie plattelandsvogels net als vliegenvangertjes die de onnavolgbare vlucht van een vlinder trachten bij te houden. Dan weer leggen ze trippelend en springend hele afstanden af, naar alles pikkend wat er zoemt tussen hoge halmen.

    Op de grond zoekend, lopen ze voorzichtig en dan doen ze hun kop bij iedere stap naar beneden. Daarbij houden ze hun staart in horizontale, iets omhooggerichte stand en tegelijkertijd bewegen ze de sierlijke staart rusteloos op en neer, vandaar ook de naam.

     

    Ze vliegen heel snel en gemakkelijk. Vele van deze vogels leggen grote afstanden af en bereiken dan landen waar ze niet thuishoren. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat kwikstaarten in vele streken worden aangetroffen. Kwikstaarten leven bij voorkeur in streken waar veel water is. Vele van deze vogels verwijderen zich alleen maar van het water gedurende hun grote trek. Ook al zoeken ze hun voedsel dan misschien vaak in droge streken, ze keren toch altijd terug naar de streken waar ze gemakkelijk water kunnen vinden.

     

    Ook volgen ze de vers geploegde voren van een akker op zoek naar kleine slakjes en wormpjes. Ze zijn waar het leven goed is, kleinschalig, eenvoudig en vredig.

    Daar ook vinden ze de plekjes om hun slordige nesten in te verbergen. Je vindt hun nestplaatsen in de vreemdste hoekjes en gaatjes terug en dit meestal in menselijke omgevingen.  Alles wat op een holletje lijkt is goed.

    Witte kwikstaarten zijn heel vindingrijk in het benutten van allerhande rommelhoekjes.

    Ze nestelen in een vervallen schuurtje, in een verroest motorblok van een versleten tractor, in een vergeten strooien hoed of tussen uitgerangeerde landbouwwerktuigen.

     

    Toch zijn ze niet alleen thuis in de landelijke landschappen. Er zijn ook echte stadspieten bij, die best gelukkig zijn in een schilderachtig oud wijkje, waar bouwvallige woningen, loodsen, werkplaatsen staan en nestgelegenheid bieden onder dakpannen, in nissen en holtes.

     

    Dagelijks tegen de avond aan, verzamelen groepen kwikstaarten om in een rietveld in de omgeving gezamenlijk de nacht door te brengen.

    Witte kwikstaarten behoren evenals de roodborst, tot de weinige soorten die, ook als ze niet broeden, hun voedselterritorium verdedigen.

    De kwikstaart houdt van gezelschap, maar is een echte ruziemaker. Bij voorkeur maakt hij ruzie met vinken en leeuweriken en nog vaker met roofvogels.

    De moed van dit diertje is bewonderenswaardig en het is de moeite waard zo’n aanval van een vlucht kwikstaarten te zien. Wanneer ze er eindelijk in slagen de grote roofvogel op de vlucht te jagen, beginnen ze luid een lied te zingen om uitdrukking te geven aan hun vreugdevolle overwinning.

     

    Een leuk filmfragment van Kees Vanger: ‘Herken de witte kwikstaart’

     

    https://www.youtube.com/watch?v=W32DGCRQaso

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen kan via de zoekrobot uit het archief de bijdragen opdiepen:

      

    18/09/2010      Juvenielen op de gevoelige plaat (de witte kwikstaart)

    22/05/2010      De witte kwikstaart











    29-01-2017 om 19:26 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    27-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Grote Vogelweekend 2017 – Help mee tellen!  


    Geraadpleegde bron: Natuurpunt

     

    Zaterdag 28 en zondag 29 januari is het zover: bekijk en tel de vogels in je tuin gedurende een half uurtje en weet dat je hiermee deelneemt aan het grootste vogelonderzoek in Vlaanderen.

     

    Het telformulier komt op zaterdag online, waarop je jouw telling kan ingeven.

     

    Inmiddels kennen vele vogelliefhebbers de meeste voorkomende tuinvogels: huismus – ringmus – heggenmus – vink – distelvink – appelvink – groenling – pimpelmees – koolmees – zwarte mees – kuifmees – staartmees – zwartkop – roodborst – winterkoninkje – goudhaantje – boomklever – boomkruiper – zanglijster – grote lijster – sijs – keep – merel – zwarte kraai – kauw – ekster – gaai – sperwer – houtduif – Turkse tortel – spreeuw – grote bonte specht – groene specht – tjiftjaf – fitis – boerenzwaluw – groene halsbandparkiet – bonte vliegenvanger – koperwiek – kramsvogel …

     

    Onderstaand filmpje ‘Zo doe je mee’ legt glashelder uit wat van jou tijdens dit weekend wordt verwacht.

     

    http://vogelweekend.natuurpunt.be/hoe-tel-je-vogels/

     

    Vorig jaar namen ruim 13 000 mensen aan de telling deel. Na meer dan 300 000 getelde vogels was het duidelijk dat de huismus voor het 3de jaar op rij de meest getelde vogel was in de Vlaamse tuinen.

    De zachte winter bracht opvallend weinig wintervogels als vinken, kepen en koperwieken op de been.

    Zal de staartmees, die na een dieptepunt in 2015 in dubbel zoveel tuinen voorkwam (16%), de tred aanhouden?

    Hoeveel vogels zullen gemiddeld per tuin opdagen?

    Ter vergelijking waren er dat in 2014 (28), 2015 (36) en vorig jaar, 2016 (32). 

    De merel blijft de best verspreide tuinvogel: de soort was in 91% van de getelde tuinen te zien, zij het in lagere aantallen per tuin.

     

    Met ‘Het Grote Vogelweekend’ wil Natuurpunt wetenschappelijke gegevens verzamelen over de toestand van onze tuinvogels. Met enkel professionele biologen zou het onmogelijk zijn om de honderdduizenden gegevens te verzamelen. Tegelijkertijd wil de natuurvereniging mensen de schoonheid van de natuur in hun eigen tuin laten ontdekken, hen aanmoedigen om vogels te voederen gedurende de wintermaanden en hen te stimuleren om hun tuin vogelvriendelijk aan te leggen.

     

    Vogels zoeken je tuin op voor veiligheid, voedsel en een plek om te broeden en dat kan je ze geven. Zelfs in de kleinste tuin kan je de perfecte gastheer/vrouw worden.

    Download het gratis e-boek en richt je tuin vogelvriendelijk in met deze tips!

     

    https://www.natuurpunt.be/pagina/hang-nestkastjes-op#gratistuingids











    27-01-2017 om 18:47 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (4 Stemmen)
    22-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Buizerds in alle kleuren

     

    De buizerd is een middelgrote roofvogel met een gedrongen lichaamsbouw, die meestal zittend op een paaltje, of laag in een boom, in of bij open landschap wordt opgemerkt.

    Vaak zie je hem hoog in de lucht spiraalvormig rondcirkelen. De buizerd heeft een licht- tot donkerbruin bovenkleed; het onderkleed kan enorm in kleur variëren: van wit tot donkerbruin. Doorgaans is op zijn borst een duidelijke V-tekening te zien.

     

    Je ziet de roofvogel meer in de winter dan in de zomer en vaak zijn dat de lichter gekleurde buizerds. Dit komt doordat vele buizerds uit Zuid-Zweden en Denemarken, waar in het algemeen veel meer lichtere exemplaren voorkomen, in de winter naar ons land afzakken om er te overwinteren.

    Tienduizenden buizerds bivakkeren dan overal in ons land. Immers in de winter kan de buizerd zich veel vrijer bewegen, daar hij niet aan een broedplaats is gebonden. Wel is het zo dat het ene gebied meer buizerds aantrekt dan het andere. Dat hangt vooral van het voedselaanbod af en ook of die prooidieren zonder al teveel inspanning kunnen worden opgemerkt en gegrepen.

    De buizerd lijkt nogal passief als je hem op een weidepaal ziet zitten, zeker in de winter, wanneer hij zijn krachten extra moet sparen. De roofvogel gaat zuinig om met zijn energie; intussen blijft hij wel alert en wacht hij geduldig zijn tijd af.

     

    In de lucht rondcirkelend kun je een buizerd herkennen aan zijn grote, ronde vleugels en zijn korte staart. Vooral wanneer ze met meer zijn en boven een dal of de boomtoppen zweven, is de vlucht van een buizerd een boeiende show.

    Je zou deze roofvogel een stijlvlieger mogen noemen. Hij beheerst alle kneepjes van het vak. Zwevend, cirkelend, glijdend, de vleugels met de iets opgekrulde vleugelpunten wijd en de staart waaiervormig gespreid, neemt hij de allure van een arend aan.

    Soms gaat hij zo hoog dat je hem haast niet meer kan onderscheiden.

    Hij kan ook  adembenemende duikvluchten maken, een hele reeks na elkaar.

    Soms duikt hij tijdens een glijvlucht 20 tot 30m steil naar beneden, de vleugels strak langs het lichaam, om ze plotseling weer te spreiden en in één moeite door op te stijgen.

    Al in de wintermaanden zijn de buizerds met deze eerste demonstratie/baltsvluchten bezig, die de komende broedperiode aankondigen.

    Met deze vliegkunsten willen buizerds indruk maken op soortgenoten of andere roofvogels die hun territorium binnendringen. Een indrukwekkend manoeuvre en bovendien fantastisch zicht is de zogeheten stuitervlucht van de mannetjesbuizerd, waarbij de vogel ‘stuiterend’ in min of meer op en neergaande bewegingen afdaalt. Waarschijnlijk is hier sprake van geritualiseerde agressie om mogelijke vijanden te imponeren.











    22-01-2017 om 19:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De buizerd heeft diverse jachtmethoden

     

    De buizerd is een veelzijdige jager die allerlei zowel – levende als dode – prooien weet te bemachtigen. Hiervoor hanteert de sluwe roofvogel verschillende soorten jachttechnieken. Muizen en konijnen worden dikwijls vanop een uitkijkpost (weidepaal) bespiedt, waarna de buizerd er bovenop duikt.

    Onervaren jonge of door ziekte verzwakte vogels worden via een achtervolgingsvlucht buitgemaakt.

    Als er zich veel muizen in het weiland bevinden, die de buizerd ‘al biddend’ vanuit de hoogte (20 tot 40m) heeft opgemerkt, stort hij zich op de meute neer en zal al lopend en springend deze knaagdiertjes met zijn grote klauwen trachten te pakken krijgen.

    Buizerds jagen ook vaak in de buurt van snelwegen waar ze doodgereden dieren oppeuzelen, maar vaak zelf ook een verkeersslachtoffer worden.

    Het is weliswaar niet zo’n flitsende rover als de slechtvalk, havik en sperwer.

    Een gevecht tussen twee dominante buizerds lijkt erger dan het eigenlijk is. Ze gedragen zich volgens een vast ritueel, waarbij ze de klauwen ineen haken en elkaar diep in de ogen kijken. De kopveren worden opgezet zodat de kop groter lijkt dan normaal. Af en toe fladderen ze met de vleugels. Diegene die zijn kop het eerst afwendt, is de verliezer. De winnaar verdient het verse kadaver, vaak de aanleiding tot zo’n gevecht.

     

    Nesten van buizerds kunnen op de meest onverwachte plaatsen zitten.

    De grote bakken (balkvormige nestkasten) in loofbossen of lariksen vallen onmiddellijk op, maar zelfgebouwde nesten zijn klein en onopvallend. Bezette buizerdsnesten zijn te herkennen, doordat de buizerd verse twijgen op de nestrand legt.

     

    Het kleine witte donskuiken begint na ongeveer een week in het nest rond te kruipen.

    In de 2de week wisselt het dons voor een nieuwe donslaag.

    Na ongeveer 3 weken begint de echte veergroei. De jongen kunnen nu ook al in het nest staan en lopen. Ook beginnen ze zelf aan prooien en resten te knabbelen.

    Ronde de 5de week zijn ze zelf al in staat om een muis geheel zelfstandig te verorberen.

    Na geruime tijd in het nest vliegoefeningen te hebben gedaan, vliegen de jongen voor het eerst uit na ca 8 weken. Hoewel ze het nest al kunnen verlaten, blijven ze nog afhankelijk van de ouders inzake voedselvoorziening.

    Een maand of twee na het uitvliegen, worden ze steeds minder gevoerd door de ouders, zodat ze worden gedwongen zelf op jacht te gaan.

    Na het 1ste jaar zijn de jongen geslachtsrijp, maar pas na 3 jaar zijn ze echt broedrijp.

    Een buizerd kan tot 25 jaar oud worden.

     

    Een knap filmpje van Kees Vanger

     

    https://www.youtube.com/watch?v=H_zlwKS0_f4

     

    Wie een eerder verschenen bijdrage wenst te raadplegen kan in het archief via de zoekrobot een artikel opsnorren:

     

    27/06/2009     De buizerd











    22-01-2017 om 19:08 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    14-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De regenwulp, neef van de wulp

     

    De regenwulp is de kleinere en noordelijkere tegenhanger van de wulp. Hij broedt niet in ons land, maar is een doortrekker in voor- en najaar. Tijdens het voorjaar wordt hij meer in het binnenland waargenomen; in het najaar is de kust de beste pleisterplek.

    In Europa is hij een vogel van de grond en de waterkant, maar ’s winters in de Afrikaanse overwinteringsgebieden (de kust van Mauretanië tot Angola) zit hij vaak in de bomen.

     

    De steltloper, familie van strandlopers en snippen, hoor je vaak eerder dan dat je hem ziet; de zang is een karakteristieke lang aangehouden en ver dragende triller.

    Al wordt de regenwulp vaak alleen aan zijn geluid herkend, toch is zijn compacte, donkere, gedrongen vorm heel anders dan die van de slankere en grotere wulp.

    Net als bij andere gestreepte bruine vogels ziet men pas van dichtbij hun fraaie tekening van dunne lijntjes, banden en vlekjes.

     

    De regenwulp heeft een markant getekende kop met een smalle lichte kruinstreep, donkere oogstreep en opvallende oogring. Verder wordt zijn silhouet gekenmerkt door de aan het uiteinde licht gebogen snavel, de korte grijze poten, de donkere diepe borst, de witte buik, de gebandeerde staart, de lange witte V op de rug en de effen donkere bovenvleugels.

    De lichaamslengte varieert van 40 tot 46cm; de spanwijdte wisselt tussen 71 en 81 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 270 en 450g.

     

    De waadvogel broedt op grond in noordelijke gebieden van IJsland, Scandinavië tot Siberië, in de taiga en de toendra, boven de boomgrens. Het nest is niet meer dan een kuiltje, spaarzaam bekleed met plantenmateriaal, meestal op een verhoging.

    Het broedsel omvat doorgaans 4 eieren; de legtijd is in mei tot half juni.

    De broedduur telt 22 tot 28 dagen. Als de ene ouder broedt, houdt de andere de wacht; beide ouders verzorgen de jongen.

    De jongen zijn nestvlieders met erg grote poten onder het kleine donzig lijfje. Ze zijn zeer goed gecamoufleerd. Immers ze moeten al heel snel hun eigen voedsel zoeken en hebben de lange poten daarbij hard nodig.

    Na 35 tot 40 dagen zijn de jongen zelfstandig en vliegvlug.

     

    Op doortrek vertoeft de regenwulp vooral in het voorjaar op graslanden, wetlands en in getijdengebieden (vaak langs dijken). Hij overnacht in gezamenlijke slaapplaatsen in ondiep water, onder andere in hoogvenen met vennen.

     

    De regenwulp voedt zich met insecten en hun larven (kevers, sprinkhanen, emelten), spinnen, duizendpoten, regenwormen, slakken en naaktslakken. Tijdens de broedperiode eet hij bessen.

    In zoetwatergebieden staan krabben, kreeftjes, garnalen en mollusken, zeepieren, soms vis, reptielen en kleine vogels op het menu.











    14-01-2017 om 18:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De regenwulp op trektocht

     

    Op goede dagen registreren trektellers langs de kust soms vele honderden regenwulpen onderweg van West-Afrika naar Noord-Europa. Op topdagen worden door de telposten meer dan 800 exemplaren geteld. In het binnenland gaat het om lagere aantallen, maar door het midden van het land trekt nog een flinke stroom regenwulpen door: enkele honderden.

    Regenwulpen passeren ons land in het voorjaar tussen begin april en half mei.

    De afgelopen decennia lijkt het aantal doortrekkers in het voorjaar afgenomen althans op basis van trektellingen. Het is een lastige vogelsoort voor monitoring, omdat de doortrekt sterk piekt, maar de timing doorgaans varieert.

    In West-Afrika moeten regenwulpen in het voorjaar vet opslaan voor hun vlucht naar West-Europa. Regenwulpen eten dan vooral wenkkrabben, die in gangen in de wadplaten leven en bij laag water naar buiten komen om voedsel te zoeken. Wenkkrabben komen ’s winters weinig uit hun gangen, maar in maart verschijnen ze vaker en massaler, met een piek in april en dan vooral rond volle maan.

    Als volle maan valt vóór 1 april, kunnen de regenwulpen zich vetmesten en rond 22 april vertrekken naar West-Europa.

    De datum waarop de volle maan schijnt, varieert van jaar tot jaar. Men stelde vast dat de vertrekdatum met maximaal 1 week wordt uitgesteld in jaren dat de volle maan pas na 1 april aan het firmament verschijnt.

    Regenwulpen op trektocht benutten gemeenschappelijke slaapplaatsen.

    In de jaren ’70 van de vorige eeuw werden bij simultaantellingen tot 30 000 regenwulpen geturfd. Waarschijnlijk door toegenomen onrust (havik, buizerd, sperwer, vos) verplaatsten de concentraties naar noordelijkere regionen, waar nog slechts enkele duizenden regenwulpen worden geteld.











    14-01-2017 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    07-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Torenvalk in nesten

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens&Vogel 2009-1

     

    Jaarlijks worden in de Vlaamse Opvangcentra (VOC) voor vogels en wilde dieren meer dan 100 noodlijdende torenvalken binnengebracht en verzorgd. Het gaat heel vaak om vogels met breuken en wonden als gevolg van het wegverkeer, hoogspanningskabels en andere onnatuurlijke obstakels.

    Het leeuwendeel echter betreft jonge vogels, vaak op de sukkel nadat ze te vroeg het nest verlieten.

     

    Torenvalken komen in Vlaanderen voor in een grote diversiteit aan halfopen tot open landschappen met een voorkeur voor kleinschaligheid en met een afwisseling van landbouwgebieden met grasland en diverse akkerbouwteelten, veldbosjes en bomenrijen.

    Zeer open gebieden worden bezet zodra er nestgelegenheid beschikbaar is.

    De laatste decennia treft men steeds vaker jagende torenvalken aan in de buurt van bewoning en langs drukke wegen.

    Vooral grazige bermen van autosnelwegen zijn in trek als jachtgebied.

    Ze voeden zich in hoofdzaak met muizen (vooral veldmuis) en in muizenarme jaren ook met vogels, reptielen en kevers.

    Torenvalken hergebruiken oude nesten van andere vogels (vaak kraaien, soms eksters) om te broeden maar bezetten ook graag halfopen, houten nestkasten, zelfs als die opzichtig op een hoge paal in een open landschap worden geplaatst.

    In heel wat nestkasthandleidingen vinden we praktische bouwplannen terug voor het maken van een torenvalkennestkast.

    Het komt er meestal op aan een grote rechthoekige bak te maken met afmetingen die bij voorkeur strikt worden gerespecteerd. Doorgaans gaat het over een houten kast van 42 cm breed, 37 cm diep en 30cm hoog. De vliegopening (frontale plank) dient 39 cm breed en 17cm hoog te zijn.

     

    Metalen koker als nestkast

     

    Een niet vliegvlugge torenvalk van ongeveer 4 à 5 weken oud huppelde hulpeloos rond op de parking van een transportbedrijf. Zijn moeder werd af en toe vliegend maar ook zittend op het  dak van het bedrijf waargenomen met een prooi tussen de klauwen.

    De directie was er niet gerust in en contacteerde het VOC. Een interventieploeg begaf zich onmiddellijk ter plaatse en ging op zoek naar de rest van de familie. Na lang speurwerk en dank zij de alarmerende kreten van de rondvliegende moeder werd het kroostrijke gezin gevonden in iets wat helemaal niet op een nestkast leek.

    Volgens de literatuur worden naast houten nestkasten vaak ook gaten in de muren van oude, hoge gebouwen als kastelen, abdijen, kerken of fabrieken gebruikt, vooral als die gebouwen verlaten of bouwvallig zijn.

    De nestplaats was niet meer dan een geoxideerde, metalen buis met een diameter van 30 cm die op een hoogte van ongeveer 3 m uit een muurtje stak. De pijp was ongeveer 1 m diepen daarin bevonden zich nog 3 gezonde torenvalkjongen.

    Het individu dat de broedplaats om onverklaarbare redenen vroegtijdig had verlaten, bleek de ukkepuk van de familie te zijn. Toen het jong tot tegen de vliegopening werd opgetild, huppelde het gewillig naar zijn broers en zussen, alsof er niets gebeurd was.

     

    Wie zo’n houten nestkast bestemd voor torenvalken wenst te zien kan in het archief via de zoekrobot de volgende artikels opsnorren

     

    28/06/2015      Torenvalkjes gespot in luchthavengebied (houten nestkasten)

    06/06/2010      Gevleugelde Cyprioten (reeks 3) – de torenvalk

    10/05/2009      Drie valkachtigen – de ‘biddende’ torenvalk











    07-01-2017 om 19:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    02-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.35 jaar oude scholekster  


    Geraadpleegde bron: Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)

     

    Een team ornithologen van het KBIN hebben een 35 jaar oude scholekster gevonden.

    Mogelijk is deze oudste geringde wilde vogel in België ook één van de vijf oudste scholeksters ter wereld, merkt ornitholoog en afdelingshoofd van de sectie ringen en biologische evaluaties, Didier Vangeluwe, op.

    Gemiddeld worden scholeksters niet ouder dan 2 jaar. In het 1ste levensjaar overleeft maar één op vijf. Als ze jong zijn kennen ze de werking van de getijden nog niet, wat belangrijk is om voedsel te vinden. Bovendien vallen ze vaak ten prooi aan slechtvalken.

    Opvallend is dat hij geen oude knar is, want hij zorgt geregeld nog voor het nageslacht.

    De vondst van een bejaarde vogel is nogal uitzonderlijk. Over het algemeen leven grote vogels langer dan kleine vogels. Vooral vogels in de nestfase sterven snel aan ondervoeding, onderkoeling en predatie.

     

    De vogel is aangetroffen in een natuurgebied aan de IJzermonding, dichtbij Nieuwpoort.

    Waar zout en zoet water elkaar ontmoeten, ontwikkelde zich een bijzondere biotoop met slikken, schorren, duinen, strand en polders. Een vogelobservatiehut, twee vogelkijkwanden en een natuureducatieve getijdenpoel met amfitheater laten je van de eerste rij kennismaken met al dit prachtige leven in zilte kreken en slikken.

     

    Een aantal ornithologen waren vogels aan het ringen en vonden een exemplaar met een ring uit 1 november 1982.

    Vanaf 2013 werd het scholekstermannetje verschillende keren in de regio Gent waargenomen, waar hij ook nestelde.

    Dat de vogel naar het natuurgebied terugkeert, onderstreept het belang van de site en van het oprichten en beheren van beschermde zones voor fauna en flora. Tot 1999 was het 130 ha grote gebied aan het IJzer-estuarium een basis van de Belgische Defensie.

    Nadien werd het gebied eigendom van het Vlaams gewest en kwam het onder het beheer van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Dankzij een ambitieus programma dat de natuurlijke biotoop deed terugkeren, verblijven er vandaag duizenden vogels, voornamelijk steltlopers, meeuwen, eenden en aalscholvers en kun je er zelfs zeehonden spotten.

     

    Het ringen van wilde vogels in België wordt al sinds 1927 georganiseerd door het Belgisch Ringwerk (BeBirds) van het KBIN. Dat wetenschappelijke programma gecoördineerd op Europees niveau laat toe op lange termijn migratiepatronen en veranderingen in vogelpopulaties te bestuderen.

    Dat wordt steeds belangrijker in tijden van habitatverlies, vervuiling, verstedelijking en klimaatverandering. Ook epidemieën vormen een bedreiging.

    De voorbije weken zijn de ornithologen van het KBIN en tientallen vrijwillige medewerkers-ringers druk in de weer geweest om het vogelgriepvirus te helpen monitoren bij wilde vogels. Het virus H5N8 woedt sinds midden oktober hevig in Europa. In de buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland werden meerdere nieuwe uitbraken bij pluimvee en ook nieuwe besmettingen bij wilde vogels vastgesteld, soms dichtbij de Belgische grens.

    Het virus is eveneens opgedoken in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden, Finland, Polen, Oostenrijk, Zwitserland, Hongarije, Kroatië, Roemenië, Bulgarije en de Balkanlanden of heeft zich daar verder verspreid onder pluimvee en wilde vogels. Dit duidt erop dat dit virus nog altijd of zelfs meer dan voordien in wilde vogelpopulaties en pluimvee circuleert.

    Het is tijdens dat controlewerk dat de 35-jarige scholekster is ontdekt.

     

    Wie een eerder verschenen artikel via de zoekrobot in het archief wenst te raadplegen, kan de volgende bijdrage opsnorren:

     

    23/10/2010       De scholekster









    02-01-2017 om 20:34 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaarswensen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Onze blauwgroene planeet kent geen rust meer, de wereldvrede wordt verscheurd door oorlog en terreur, het respect voor mensenrechten kwijnt weg en de ongelijkheden nemen almaar toe

    Moge 2017 een jaar worden waarin we met z’n allen streven naar een duurzame vrede en respect betonen voor onze eigen leefomgeving en voor het milieu wereldwijd

    Vrede behouden is een werk van alledag; immers elk moment kan ze worden bedreigd

    We moeten snel het tij keren met vereende krachten van mensen van goede wil want een creatieve open geest helpt begrip en oplossingen te vinden waar anderen enkel problemen zien … en creëert doorbraken waar muren zijn opgeworpen

    Laten we weer het optimisme zegevieren en genieten van de gewone alledaagse dingen des levens

    Vrede moet eerst binnenin zitten, om haar daarna te delen met anderen in een sfeer van solidariteit, samenwerking en wederzijds respect in het belang van iedereen.

    Een voorspoedig en vrolijk nieuw jaar met een stralende gezondheid en genegenheid voor elkaar

                                                                (Bron: Boodschappen 4 peace)

     

    02-01-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing
  • Paul en Betty, het eerste koppel zeearenden in België
  • De fuut als voorbeeld van wat een ‘perfect koppel’ kan zijn
  • Succesvolle drietenen gaan voor garnaal

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    winelabeltheekserge
    www.bloggen.be/winelab
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs