Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Onder leiding van Oswaldwerden nieuwe huismussenspotters van de wandelvereniging De Parkvrienden langsheen een door hem uitgestippeld parcours gegidst.
Opzet van dit initiatief was tijdens het Huismussentelweekend georganiseerd door Vogelbescherming Vlaanderen de loktroeven, die huismussen kunnen overhalen te nestelen, te veraanschouwelijken.
Geregeld werd tijdens de verkenningstocht halt gehouden op strategische infopunten, al dan niet in de buurt van groene zones, waar telkens de aandacht werd toegespitst op de 4 bepalende basisbehoeften en succesfactoren van een mogelijke habitat: voedsel, beschutting, water en ruimte.
Een voedselrijke tuin is van cruciaal belang, want tijdens een winterdag brengt een pimpelmees 85% van de tijd door met voedsel zoeken en s zomers moet een paar volwassen pimpelmezen voor hun opgroeiend legsel dagelijks 1 000 rupsen inzamelen.
Ook water is essentieel voor vogels om te drinken en te baden. Vooral zaadeters moeten veel water drinken, omdat dit in hun voedsel ontbreekt. Waterpartijen (vijvertje, komvormige schalen of kuipjes, waar regenwater in blijft staan) aanleggen of vogelbadjes voorzien, is aangeraden.
Alle vogels hebben bescherming nodig en op natuurlijke wijze kan dat op diverse manieren; bomen met een gesloten takkenstructuur, doornige vogelveilige struiken, dichte hagen en heggen.
Met het project huismussennestkasten tracht Vogelbescherming Vlaanderen in samenwerking met Vivara de muren tot leven te brengen met ingemetselde neststenen. Deze van houtbeton vervaardigde neststenen bieden alle soorten holenbroeders, die gebouwen opzoeken, veilige en beschermde broedplaatsen.
Met de Kille Meutel Vogelvrienden trachten we ons pluimpje bij te dragen tot het welzijn van onze trouwste cultuurvogel. De wandeltocht werd in beeld gebracht door Arletteen Robert
Geraadpleegde bron: de Standaard - De varroamijt
slaat nergens zo hard toe als in ons land en moordt de bijenkolonies een voor
een uit.
Het is de tijd van het jaar waarop de imkers hun bijenkasten voor het
eerst openen en zien hoeveel bijenvolken de winters hebben overleefd.
Imker Filip Wouters had 20 bijenkasten, één volk per kast; 12 volken
hebben deze winter overleefd. De andere 8 zijn uitgestorven, door de varroamijt
en een windhoos eind vorig jaar.
Voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond, Chris Dauwe meent dat
het nog te vroeg is om conclusies te trekken. De verschillen zijn immers groot;
de ene imker heeft geen enkele kast verloren, de andere is alles kwijtgeraakt.
De jongste berichten wijzen er op dat het deze winter met de
bijensterfte al bij al nog meevalt.
De parasiterende mijt vermenigvuldigt zich via het broed van de
honingbij
Toch blijft de varroamijt, die de bijen verzwakt en de grootste
boosdoener is van de grote bijensterfte, zorgen baren.
De mijt zet zich vast op de bij, zuigt bloedt en maakt een opening in
het schild van de bij. Daardoor raakt ze verzwakt en minder weerbaar tegen
allerlei virussen.
Een Europees onderzoek zette het probleem recent nog eens op scherp.
Van alle 32.000 door imkers gehouden kolonies, die in opdracht van de
Europese Commissie over 17 EU-landen werden onderzocht, bleken in de winter van
2012-2013 nergens zoveel bijen gestorven als in ons land.
Zonder bijen is er geen bestuiving van de meeste gewassen en fruitbomen
en komt de biodiversiteit en de voedselproductie in gevaar.
Al teistert de varroamijt bijenkolonies in heel Europa, toch valt best
te verklaren waarom in België de bijensterfte zoveel hoger is.
Het voedselaanbod voor honingbijen wordt steeds schraler. Een bij zoekt
voedsel in een actieradius van 3 km, maar als in die gebieden alleen tarwe,
maïs en aardappelen worden geteeld, dan komt ze niet aan haar trekken.
Bloemen in bermen bestempelen wij eerder als onkruid die moet worden
bestreden, maar voor bijen is het noodzakelijk voedsel.
In Frankrijk zijn er grote velden met zonnebloemen en koolzaad.
In Nederland heb je minder lintbebouwing en een beter groen beheer.
In Duitsland vind je in elk dorp linde- en kastanjebomen, een
belangrijke bron van nectar voor honingbijen.
Doordachte en doeltreffende
bestrijdingsstrategie
Een bijenvolk heeft per seizoen 40 tot 50 kg pollen nodig om te kunnen
overleven en zijn larven te kunnen voeden. Dan kom je er niet met één boom.
Het gebrek aan voedsel voor bijen is een groter probleem dan de
pesticiden. Als een bij geen voedsel vindt, gaat ze verzwakt de winter in. Als
daarbovenop de varroamijt toeslaat, is de kans dat ze de winter overleeft,
klein.
De varroamijt valt te behandelen, maar dat moet via een gecoördineerde
systeemaanpak gebeuren, zowel in de zomer (om de larven te beschermen) als in
de winter (wanneer de mijt op de volwassen bijen zit), wat al te zelden het
geval is. Liefst worden de juiste bestrijdingsmiddelen aangewend ook, maar daar
ontbreekt het vaak aan.
Leveranciers doen niet eens de moeite om hun product in ons land bij het
federaal voedselagentschap te registreren, omdat ze vinden dat de markt te
klein is.
De zomerbehandeling tegen de varroamijt is cruciaal, omdat dan de
winterbijen worden geboren. Bijen leven normaal 6 weken. Winterbijen leven
echter 6 maanden, omdat ze geen larven hoeven te voeden, maar dan moeten ze wel
gewapend zijn om de winter door te komen.
Om de varroamijt geen kans te geven, moet de behandeling in de zomer
daarom 6 weken duren, met het product timol of oxaalzuur.
Het probleem is dat imkers vaak te laat met de behandeling beginnen,
omdat ze willen dat de bijen zolang mogelijk honing produceren om te verkopen.
Gelukkig staat er een jonge generatie op die in de eerste plaats denkt
aan het welzijn van de bijen.
De bestrijdingsbehandelingen op elkaar afstemmen is van het grootste
belang.
Immers bijen kunnen uitvliegen en vooral darren vliegen makkelijk van
de ene bijenkast naar de andere. Bijen verdedigen hun nest, maar een vreemde
bij kan zich in een nest binnen bedelen als hij nectar bij zich heeft.
Als de dar drager is van de mijt, kan hij een schone kast weer
besmetten.
Bijenhotels zijn hot
Overal in Vlaanderen duiken ze op, zowel in de tuinen van burgers als
bij bedrijven.
Je kan zon bijenhuis kopen of het gewoon zelf maken. Met een bundel
riet, bamboe of andere holle stengels waarin de bijen kunnen nestelen. Hout of
steen waarin gaten geboord zijn, kunnen ook.
De wilde (of solitaire) bij laat er haar eitje en wat stuifmeel in achter.
De nakomeling ziet dan een jaar later het levenslicht.
Een bijenhotel plaatsen is een prima idee, maar het is maar één
element. Belangrijk is dat er in de buurt voldoende planten groeien waar de
bijen voedsel vinden.
Ongeveer een derde van de solitaire bijen zoekt onderdak in zon hotel.
Andere graven zich bv een plekje in de grond en bang hoef je ook al niet te
zijn, want wilde bijen steken niet gauw.
Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan in het archief
de volgende bijdragen via de zoekrobot opsnorren:
18/08/10De
mysterieuze verdwijnziekte
23/10/10Aanpassen of
opkrassen
04/11/12Bang van de
natuur
01/09/13Wespen,
muggen en vliegen in beweging
12/06/13Levensnoodzakelijke
bestuivers
De fotos zijn van natuurfotograaf Paula Sperberdie recent een website heeft opgebouwd, die je in de 2de
favorietenreeks op dit blog kan raadplegen zéker doen!
Recentelijk trok
Vogelbescherming Vlaanderen aan de alarmbel toen bleek dat de vaste stek van de
laatste grote Vlaamse kolonie van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw dreigde op
de schop te gaan.
De nestmogelijkheden van
maar liefst 6 500 broedparen staan hiermee op het spel, alsook een mogelijke
escalatie van het aantal dakbroedende meeuwen in de Vlaamse kustgemeenten met
een toename aan overlastmeldingen tot gevolg. Om die reden verzocht
Vogelbescherming Vlaanderen de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brugge via een
eenzijdig verzoekschrift de reeds opgestarte werken stil te leggen. De
rechtbank willigde op 20/03/14 het verzoek in en liet het vonnis onmiddellijk
door een gerechtsdeurwaarder betekenen aan de tegenpartij die hiertoe werd
verplicht de werken in uitvoering te schorsen. Concreet gaat het om de bouw van
2 loodsen, elk 20 790 m² groot en 2 parkings, respectievelijk met een
oppervlakte van 20 790 m² en 12 651 m².
Voor de havenuitbreiding
is zowel een stedenbouwkundige als een milieuvergunning nodig. De vergunning
van stedenbouw werd eind vorig jaar verleend, maar de milieuvergunning werd nog
niet goedgekeurd. De werken betreffende de eerstgenoemde vergunning mogen echter
niet worden uitgevoerd als de milieuvergunning nog niet definitief werd
verleend. De Firma Verbrugge Terminals vatte, ondanks een waarschuwing van de
Brugse bouwcontrole, de werken toch aan.
Een milieuvergunning is
nodig aangezien het bedrijf op de site, naast zware machines en motoren, onder
meer duizenden tonnen aan oliën, brandstoffen, gassen, verven, detergenten en
andere voor het milieu gevaarlijke en schadelijke stoffen zal opslaan.
De bouwwerken vallen pal
in het broedseizoen van de twee lokaal broedende meeuwensoorten.
Zilvermeeuwen vormen
vanaf december koppels en kiezen dan ook al de plek waar ze gaan broeden.
Bij de kleine
mantelmeeuw wordt de keuze van nestplaats in maart gemaakt.
Meeuwen zijn honkvaste
vogels en keren jaarlijks naar exact dezelfde plaats binnen de broedkolonie
terug. Voor de reeds aanwezige vogels kunnen de bouwwerken niet slechter
vallen. Daarnaast verkiezen de meeuwen grote aaneengesloten percelen die aan
weinig verstoring onderhevig zijn. Het spreekt voor zich dat de resterende
terreinen, waar de meeuwen wel nog kunnen broeden, door zowel de verstoring van
rijdende machines en trucs als de versnippering niet langer aantrekkelijk
zullen zijn en de volledige kolonie na verloop van tijd vermoedelijk zal
verdwijnen. Bedoeling is om rond deze tijd met het bedrijf een tegensprekelijk
debat in kortgeding op te starten en later ook de zaak ten gronde verder aan te
vechten, zodat de kolonie gevrijwaard blijft.
Zowel de zilver- als de
kleine mantelmeeuw is beschermd via het Soortenbesluit van 15/05/09. Het
opzettelijk en betekenisvol verstoren van deze vogels, in het bijzonder tijdens
de periode van voortplanting en de afhankelijkheid van de jongen, is verboden.
Ook is het verboden de nesten van de meeuwen weg te nemen, te beschadigen of te
vernielen. Daaronder vallen ook de nesten die in aanbouw zijn.
De Rechtbank van Eerste
Aanleg te Brugge verklaarde het verzoek in een beschikking ontvankelijk en
gegrond. Als de betrokken firma het verbod met de voeten treedt, legt de
beschikking een dwangsom op van 50 000 euro per dag dat de werken worden
verdergezet.
Samenvattende
nabeschouwingen in Reyers Laat
Meeuwen worden aan de
kust steeds vaker aanzien als de ratten van de lucht.
Nu blokkeren deze vogels
ook nog eens de verdere uitbreiding van de haven van Zeebrugge.
Toch moeten we meeuwen
kunnen appreciëren om wat ze zijn, vindt Jan Rodts, directeur van
Vogelbescherming Vlaanderen.
De zilvermeeuw broedt op
de site reeds sedert 1995 en de kleine mantelmeeuw vestigde er zich 4 jaar
later. Jan Rodts verwijst naar de Europese instandhoudingsrichtlijnen en heel
specifiek naar de vogelrichtlijn, die de EU-lidstaten verplicht speciale
beschermingszones aan te wijzen voor een lijst vogels waarvan de staat van
instandhouding is bedreigd en voor trekvogels in het algemeen. Al begrijpt de
directeur dat economische belangen in een havengebied zich ook vertalen in het
uitbreiden van bedrijfsterreinen, toch zal men tot een nuchtere afweging moeten
komen.
Geert Noels meent dat
bij duurzame ontwikkeling al sprake is van een ideaal evenwicht tussen
ecologische, economische en sociale belangen. Hij ondervindt zelf steeds vaker
dat men meer dan vroeger bereid is te streven naar een evenwaardige
beoordeling van de effecten en daardoor sneller in staat is compromissen te
sluiten.
De haven van Zeebrugge
is al jarenlang een hotspot voor broedende meeuwen. Maar liefst 90% van de
volledige Vlaamse broedpopulatie kleine mantelmeeuwen broedt daar al sinds
1999. Voor de zilvermeeuw die er al sinds 1995 broedt, gaat het om 80%. De
meeuwen broeden op enkele braakliggende terreinen in de voorhaven, maar de
ruimte wordt straks ingepalmd door bedrijfsgebouwen. Vogelbescherming
Vlaanderenvraagt zich af waar de
meeuwen straks naartoe moeten eens ze aankomen vanuit hun winterkwartier.
De migratie van de
meeuwen naar de stad heeft alles te maken met de verstoring van de
biodiversiteit en het steeds schaarser worden van natuurlijke broedplaatsen.
Jan Rodts licht nog toe
dat op het moment dat je stukken van de biotoop gaat inpalmen, de meeuwen op de dool gaan om een alternatief te
zoeken en dan is het niet ondenkbaar dat het gros van de meeuwenkoppels
aansluiting zal vinden bij de zich reeds gevestigde dakbroedende meeuwen in de omliggende
kustgemeenten, met alle nefaste gevolgen van dien.
De meeuwen schreeuwen
permanent tijdens het broedseizoen, laten een spoor van vuil achter, waardoor
zelf nestmateriaal in de afvoerbuizen geraakt en gedragen zich almaar
agressiever wanneer ze in de kustgemeenten op zoek gaan naar voedsel. Daarbij wordt
al eens vaker een pakje friet of een ijsje weggegrist.
Maar dat valt eveneens
te verklaren door onze slordige omgang met afval. Hiermee nodigen wij de
meeuwen als het ware uit om naar de stad te komen. Ook de rondzwervende
voedselresten, achtergelaten door nonchalante toeristen vormen een rijke
voedselbron voor de meeuwen. Meeuwen kennen immers het verschil niet tussen
geven en stelen.
Als je dan toch op die
plek de bouwwerken wil aanvatten en op zoek moet naar een alternatieve biotoop,
dan zou die best 40 ha groot zijn en niet verder liggen dan in een straal van 4
à 5 km.
Als wij natuurlijke
gebieden blijven inpalmen dan krijgen we hoe langer hoe vaker dieren op bezoek
in onze achtertuin. Het zit immers in de genen dat de soort zich moet
reproduceren.
In dit verband meldt Hilde
dat er plannen zijn om atollen te creëren. Er is een ruimtelijke ordeningsplan
om op zee eilandjes met als eerste functie veiligheidszones (buffers) te voorzien,
maar deze zouden tevens een elegante uitwijkmogelijkheid kunnen bieden.
Bijkomend voordeel van die eilandjes is dat de meeuwen dan ook hun voedsel in
zee zoeken in plaats van in de kustgemeenten.
Een andere duurzame
oplossing voor onze badsteden is het aanleggen van groendaken in het
havengebied, net zoals in de haven van Hamburg wordt gedaan.
Aanpassingsmaatregelen
tegen overstromingen worden momenteel volop bij onze noorderburen uitgetest. De
zandmotor is een innovatieve manier van kustbescherming en kustonderhoud. Door
wind, golven en stroming verspreidt het zand zich langs de kust en vormt er
nieuw strand en duinen, die ons tegen de zeespiegelstijging beschermt en extra
ruimte biedt voor natuur en recreatie.
Bekijk de virtuele
maquette en ontdek alles over de zandmotor
Geraadpleegde
bron: EOS Maandblad voor wetenschap Arnold van den Burg
Het gaat niet goed met
de sperwers in onze contreien. Dat komt vooral door een tekort aan aminozuren
in het voedsel van de roofvogels.
Sperwers komen nagenoeg in
heel Europa voor, maar bij onszijn er
de laatste jaren steeds minder.
Dat blijkt uit een
onderzoek aan de Nederlandse Raboud universiteit, dat naast sperwers ook
haviken onder de loep nam.
Vooral in zanderige
gebieden en op de heide verdwijnen beide soorten in ijltempo.
Een opvallende
vaststelling, aangezien bij tellingen van het INBO (het Vlaams Instituut voor
Natuur- en Bosonderzoek) begin deze eeuw nog bleek dat sperwers en haviken
veelvuldig voorkomen in onze streken.
Toch neemt net als in
Nederland ook in Vlaanderen het aantal sperwers al een aantal jaar af; de havik
daarentegen blijft het voorlopig goed doen.
De dalende trend is
zij het onrechtstreeks aan de milieuvervuiling te wijten.
De roofvogels hebben
aminozuren nodig en die worden aangemaakt door bomen, zoals eiken. Echter, door
de verzuurde ondergrond en de vervuilde lucht kunnen de bomen niet langer de
juiste voedingsstoffen opnemen om die broodnodige aminozuren, die de bouwstenen
zijn van de eiwitten, te produceren. Op hun beurt zorgen de eiwitten ervoor dat
de dieren vitamines aanmaken en energie opnemen. Van de 20 bestaande aminozuren
halen roofvogels er de helft uit hun voedsel.
Twee oorzaken liggen aan
de basis van het tekort aan aminozuren. Allereerst zitten er vanwege
bodemverontreiniging te weinig mineralen in de grond.
Een mogelijke oplossing
is om de verarmde bodems met mineralen te bemesten, maar op die manier wordt
het oorspronkelijke karakter van de bodem aangetast.
Daarnaast zit er ook
teveel stikstof in de lucht, eveneens te wijten aan de welig tierende milieuvervuiling.
Die overtollige stikstof zetten bomen om in andere stoffen dan aminozuren. Deze
stoffen, die giftig zijn, belanden via rupsen en zangvogels de belangrijkste
prooien van sperwers en haviken in de maag van de roofvogels.
Het aantal haviken in
Nederland is daardoor sinds het jaar 2000 gehalveerd.
Het sperwerbestand is in
diezelfde periode zelfs met 2/3 afgenomen.
België kampt eveneens
met een aanzienlijke daling vooral in zand- en heidegebieden in Brabant en de
Kempen. In ons land beklemtoont men dat nog meer roofvogelsoorten gevaar lopen,
zoals de buizerd en de torenvalk.
Op zich is het geen ramp
voor de natuur dat er minder roofvogels zijn het ecosysteem zal niet
plotsklaps in elkaar storten maar het is wel een belangrijke indicator dat de
mens een grote, kwalijke invloed uitoefent op natuurgebieden.
Opvallend is dat één
bepaalde roofvogelsoort niet te lijden heeft onder het aminozuurprobleem: de
uil al is dat strikt genomen geen roofvogel past een alternatieve methode
toe om aminozuren aan te maken. Hij heeft bepaalde bacteriën in zijn blindedarm
zitten, die instaan voor de aanmaak van aminozuren.
Wie eerder verschenen
artikels van de sperwer in het archief wenst te raadplegen, kan de volgende
bijdragen via de zoekmachine opsnorren:
02/05/08:
De sperwer, the killer
11/12/10:
De sperwer
29/04/12:
Rover geeloog zaait paniek in de Kille
Meutel
Op dit blog verschenen
al vaker artikels waarmee werd beoogd vogelliefhebbers praktische informatie te
verschaffen, die ervoor zorgt de meest populaire gevederde tuinbezoekers te
lokken. Er zijn heel wat natuurfans die er alles aan doen om tuinvogels een
groen en warm thuisgevoel te geven en dat kunnen we alleen maar toejuichen.
Deze bijdrage van de
heer Kris Beerlandt is een erg waardevolle en opbouwende beschouwing, die mooi
samenvat welke elementen ertoe doen de nobele pogingen van vogelliefhebbers in
praktijk te brengen.
Tijdens de zomer is het
opvallend stil in de tuin. Het zoemen en gebrom van insecten overstemt de
vogelzang. Soms hoor je de stille alarmroep van de merel die haar jongen
verwittigt voor mogelijk gevaar.
De laatste decennia zijn
vaak braakliggende terreinen ontgonnen voor wegen, woningbouw en industrieterreinen.
Hierbij verloren vogels hun habitat (leefomgeving) en zijn zo voor hun voortbestaan
meer afhankelijk geworden van onze tuinen.
Voor de eigenaars is het
daarom van belang een tuin zo in te richten en te beplanten dat vogels er
voedsel, water, beschutting en broedgelegenheid vinden.
Hoe groot of klein een
tuin ook is, we lokken meer verschillende soorten vogels in de tuin wanneer
deze voldoet aan de eisen die vogels stellen aan hun territorium.
Hoe beter je tuin is
afgestemd op zijn omgeving, hoe groter de kans dat vogels er voedsel en
bescherming zoeken. De aanwezigheid van vogels in de tuin is een bron van
plezier, vooral als we ze van dichtbij kunnen bewonderen.
Vogelvriendelijk is geen verwildering
Vogelvriendelijk
tuinieren betekent niet dat we de planten hun gang laten gaan. Verwildering in
de tuin leidt naar eenvormigheid. Bepaalde planten zoals grassen en brandnetels
gaan dan alles overheersen. De soortenrijkdom van planten neemt af en hierdoor
vermindert ook het voedselaanbod.
Andersom een perfect
onderhouden tuin, netjes opgeruimd en zonder één enkel slordig hoekje heeft aan
vogels weinig te bieden. Het voortdurend schoffelen, weghalen van blad, takjes
en verdorde bloeiwijze leidt ertoe dat er nauwelijks nog insecten,
nestmateriaal, zaden en vruchten voor vogels te vinden is.
Uit onderzoek blijkt dat
een gebrek aan slakjes de oorzaak is van dunne en poreuze eierschalen bij de
koolmees. Het normale menu van meesjes bestaat uit rupsen en spinnen, maar
tijdens de legperiode hebben ze juist de kalk uit de slakkenhuizen nodig. De
natuurlijke aanwezigheid van slakken is voor de koolmees van groot belang.
De meeste vogels eten
zowel zaden als insecten. Het voedselaanbod voor zaadeters hangt af van de
plantkeuze die wij maken. Beplant de border met insectenlokkers als
boerenkrokus, boerenwormkruid, kaardenbol, koninginnenkruid, kattenstaart,
marjolein, hemelsleutel, Japanse anemoon en dergelijke. Hun bloeiwijze trekken
insecten aan en leveren bovendien interessante zaden.
Bessen en vruchten
Bes- of vruchtdragende
bomen en struiken staan in de vogeltoptien. Bij de besdragende bomen of
struiken moet zeker rekening worden gehouden met de kleur en de grootte van de
bessen of vruchten. Rood is voor vogels goed te zien en zwart reflecteert
ultraviolet licht dat wij niet zien, maar vogels wel.
Kleine bessen van de
vlier en de rode kornoelje zijn voor kleine vogels als mees en vink goed te
eten, maar de grotere bessen van meidoorn en klimop niet. De bessen van deze
laatste zijn dan weer voedsel voor merel
en koperwiek. Wij opteren bij onze keuze voor een nieuwe aanplant van een
struikengordel voor inheemse soorten. De vruchten van deze struiken vormen een
belangrijke voedselbron in de winter.
De siertuin netjes en
rigoureus onderhouden is een overblijfsel van het idee, dat mensen de natuur in
de tuin moeten beheersen en bedwingen. Beter is het de natuurlijke processen in
onze tuin mee te begeleiden.
Tijdens de herfst kan
een uitgebloeide border adembenemend mooi zijn: met een verscheidenheid aan
zaadvormen en de vele tinten grijs, beige, bruin en rood.
Ook de
tuin kan natuur zijn
Toch hoor je vaak dat de
tuin toch iets anders is dan een natuurdomein. In de natuur snoeit niemand wat en
daar stoort ook niemand zich aan.
Een tuin is een gewenste
en door ons samengestelde natuurhoek, wij selecteren en rangschikken, verder
nemen we er alles bij, groei, bloei en ook verval.
Meer natuur verhoogt de
belevingswaarde van je tuin: elk seizoen is anders en telkens valt er iets te
beleven.
In een vogeltuin is het
gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zéker niet verantwoord.
Je doodt immers het
voedsel voor vogels en hun jongen. Insectenplagen zijn niet plezierig, maar
vogels profiteren er juist van. Vele tuinvogels zijn trouwens insecteneters en
hebben deze nodig om er hun jongen mee groot te brengen. Een mezenpaar bv
nuttigt samen met hun kroost per jaar ongeveer70 000 rupsen en 20 miljoen insecten.
Enige insectenvraat
kunnen we dan maar beter aanvaarden. Als een plant elk jaar terug wordt
geteisterd door een insectenplaag, dan staat deze duidelijk niet op de juiste
plaats.
Verplanten is dan de
boodschap! Geregeld luizen met een harde straal water van de planten spuiten,
werkt meestal ook afdoende.
Schuilplaats
en nestgelegenheid
Vogels zoeken
schuilplaatsen en nestgelegenheid. Tot de natuurlijke vijanden van de kleinere
vogelsoorten behoren de ekster, de Vlaamse gaai en de sperwer. Ze halen
vogelnesten leeg.
Het leeghalen is echter
een natuurlijk en onvermijdelijk gedragspatroon dat overigens niet nadelig is
voor het totale vogelbestand.
We kunnen wel zorgen
voor dichte begroeiingen, die voor meer veiligheid zorgen.
Dichte doornstruiken
zijn de ideale vogelschuilplaatsen. Meidoorn is een perfecte vogelstruik, maar
ook berberis, sleedoorn en vuurdoorn zijn geschikt.
Struiken zonder doorns mogen
ook als ze maar een dichte takkenstructuur hebben: vlier, ribes, kardinaalsmuts
of wilde liguster.
Hulst, jeneverbes,
klimop en taxus blijven het hele jaar door groen. Hierin kunnen vogels zowel
tijdens de zomer als de winter helemaal verdwijnen.
We kunnen de vogels
helpen met geschikte nestkasten op te hangen die voor een plaatsvervangende
nestruimte zorgen. Belangrijk! De nestkast moet zo worden geplaatst dat de
voorkant uit regen, wind of zon hangt. De invliegopening dient idealiter naar
het zuidoosten gericht. Er is veel plezier te beleven aan een paartje vogels
met kroost.
Natuurlijke
nestgelegenheid blijft voor vogels de eerste keuze. Een stapel hout, een
tuinhok begroeid met kamperfoelie en klimop biedt kansen om nest te maken.
Water is
nodig
Vogels hebben water
nodig om te overleven, niet alleen om te drinken en te baden, maar ook om de
veren in goede conditie te houden. Door het badderen wordt de isolerende
werking van het verenkleed in stand gehouden. De lucht wordt vastgehouden en
dat beschermt ze zowel tegen warmte als tegen winterkou. Prima is een
eenvoudige drink- en wasgelegenheid in de vorm van een vogelbadje. Het beste is
een ondiepe schaal op een overzichtelijke plek, maar met de mogelijkheid om
zich bij bedreiging te verschuilen.
Een vogeltuin creëren,
vergt tijd en een aangepaste manier van denken over plantenkeuze en inrichting.
Pas aangeplante bomen en struiken bieden weinig dekking, voedsel en
nestgelegenheid. Planten worden mede gekozen vanwege hun geschiktheid voor
vogels als voedselbron, zangpost of beschutting. Je kan ze dat allemaal geven,
zelfs in de kleinste tuin
Geraadpleegde bronnen: Natuur.blad van Natuurpunt & Vogelbescherming Vlaanderen
Natuurpunt trok met de Grote Natuurenquête de baan op om te weten te komen wat de Vlamingen vinden van de natuur in de buurt en wat de volgende regering daaraan moet doen. Meer dan 15 000 Vlamingen vulden de enquête in en de resultaten zijn duidelijk: 84% van de Vlamingen maakt zich ernstig zorgen over de toestand van de Vlaamse natuur en vindt dat de politiek dringend actie moet ondernemen.
Vlaanderen is immers de meest natuurarme regio in Europa. Voor elke Vlaming is er maar 150 m² groen. Vooral in de steden snakken inwoners naar bossen en natuur om even te ontsnappen aan drukte en stress. Dat blijkt ook duidelijk uit de bevraging; immers 80% van de Vlamingen vindt dat er op minder dan 2 km van hun woning groene rust brengende zones moeten zijn.
Al in 1993 maakte Vlaanderen een langetermijnplanning waarbij elke Vlaming binnen een straal van 2 km rond zijn woning toegang zou hebben tot een natuurgebied van minstens 30 ha of 300.000 m².
Dat is nu nog lang niet zo: 30% van de Vlamingen kan niet gaan wandelen of fietsen in de natuur in zijn of haar buurt. Het is hoog tijd om die norm voor nabije bereikbare natuur te verankeren in wetgeving en werk te maken van een actieplan voor natuur in de buurt.
Na hevige debatten en discussies in de commissie Leefmilieu keurde het Vlaamse Parlement het huidige Natuurdecreet in 1997 goed. Jarenlang vormde dit het fundament voor natuurbescherming en natuurbeheer in Vlaanderen.
In de loop van de jaren zijn er tal van uitvoeringsbesluiten en aanpassingen aan toegevoegd, onder meer om het in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving, de Vogel- en Habitatrichtlijnen.
De voornaamste reden om de bestaande natuur- en bosdecreten aan te passen, is de uitvoering van de Europese instandhoudingsdoelstellingen.
Net als overal in Europa maakt ook Vlaanderen werk van Natura 2000, een Europees netwerk van gebieden, waarin waardevolle dier- en plantensoorten leven of bijzondere habitats aanwezig zijn. Voor elk van die Natura 2000-gebieden moeten er concrete natuurdoelen worden opgesteld. In Vlaanderen is 163.500 ha afgebakend in 62 speciale beschermingszones voor bedreigde dieren en habitats. Voor al die gebieden moeten concrete instandhoudingsdoelstellingen worden opgemaakt, maar ze geraken maar niet goedgekeurd.
Die hadden 3 jaar geleden aan de Europese Commissie al moeten worden opgeleverd; zo was ook beloofd in het regeerakkoord. De doelen zijn wel degelijk opgemaakt, maar ze geraken maar niet goedgekeurd.
Natuurpunt meent dat harde garanties dienen gegeven, zodat de gerealiseerde natuurgebieden ook daadwerkelijk en op lange termijn zorgen voor het voortbestaan van bedreigde planten en dieren. Bovendien moet de beloofde vereenvoudiging er ook effectief komen. Als de overheid rekent op de inzet van vrijwilligers voor het natuurbehoud, dan moet ze haar procedures daarop toespitsen. De huidige aanpak doet net het tegenovergestelde.
Niet alleen de huismus verdient groene muren
Voor het behoud van de gigantische klimophaag langs het Klein Begijnhof in hartje Leuven waarvoor in de loop van de voorbije week Vogelbescherming Vlaanderen opkwam, is voorlopig gered. De buurtbewoners gaan er nog minstens een hele zomer van kunnen genieten, tot in september.
Ondertussen vliegen alvast huismussen, heggenmussen, groenlingen, houtduiven, merels en Turkse tortels druk heen en weer met nestmateriaal ... alsof het positieve nieuws ook tot bij hen is geraakt.
De druk op het Leuvense stadsbestuur was blijkbaar te groot geworden, waardoor de aannemer werd verzocht de werken uit te stellen.
Vogelbescherming Vlaanderen is alvast blij met de voorlopige redding van dat unieke stukje stadsbiotoop en ook de buurtbewoners zijn dat. Meteen klapten ze een tafel open en werd iedereen uitgenodigd aan te schuiven voor een boterkoek en een kop koffie.
Wellicht zal het moeilijk worden om de klimop voor altijd te behouden, maar Vogelbescherming Vlaanderen wil wel graag met het stadsbestuur en de projectontwikkelaar rond de tafel gaan zitten om naar een oplossing te zoeken die voor iedereen aanvaardbaar is, ook voor de stadsfauna.
Klimop is niet alleen interessant voor vogels en insecten; ze zorgt ook voor een mooier straatbeeld, voor meer groen in de stad, voor een verbeterde luchtkwaliteit, voor afkoeling in de zomer, voor beschutting tegen stof,
Volgens de buurtbewoners is de klimophaag er al enkele tientallen jaren aanwezig. Ze zorgt voor extra leven in de wijk en ze brengt de bewoners op een gezellige manier bijeen. Het beste scenario voor de toekomst zou zijn dat de klimop behouden blijft en dat de projectontwikkelaar op een creatieve manier een alternatief uitwerkt voor het stadsontwikkelingsproject, waarmee hij bezig is.
Vogelbescherming Vlaanderen hecht heel veel belang aan de klimophaag. Voor dit gedeelte van Leuven is ze van onschatbare waarde voor onder meer de huismus, die het in de Vlaamse steden uitermate slecht doet. Door het gebrek aan voldoende groen in de stad is er ook een gebrek aan schuil- en nestgelegenheid, aan insecten en zaden.
Jarenlang onderzoek van Vogelbescherming Vlaanderen naar de verspreiding en de aanwezigheid van de huismus toont aan dat het aantal huismussen in Vlaanderen tijdens de periode 2002-2011 fel is afgenomen.
Daar waar er in 2002 nog gemiddeld 6 tot 10 (mannelijke) huismussen werden waargenomen, waren dit er in 2011 nog slechts 1 tot 5.
Vogelbescherming Vlaanderen steekt de hand uit naar het Leuvense stadsbestuur om samen naar een duurzame oplossing te zoeken.
Geraadpleegde bron: Wouter Vanreusel Celhoofd Netwerken en Data Dienst bij Natuurpunt
Als eind februari zelfs al de eerste terrasjes opdoken, dan hoeft het niet te verbazen dat nu ook de eerste vlinders in ons land aan het rondfladderen zijn.
De winter lijkt onze streken een jaartje over te slaan en dus schakelt de natuur al op verschillende plaatsen over in lentemodus.
Natuurpunt signaleerde al de eerste vlinders en bijen, maar dat is niet altijd een goede zaak.
Er is voor hen immers nog te weinig voedsel te vinden.
Vooral de diertjes die reageren op hogere temperaturen, ontwaken dit jaar sneller uit hun winterslaap, zoals de citroenvlinder, de dagpauwoog, de gehakkelde aurelia en de kleine vos.
De volwassen exemplaren overwinteren hier en fladderen uit zodra de temperaturen hoog genoeg zijn.
Ook de hommels zijn daarom dit jaar al uitgevlogen.
Toch is die vroege lenteactiviteit verre van risicoloos. Immers, die vlinders en hommels voeden zich met de nectar van ontluikende voorjaarbloeiers. Maar die bloeien pas als de dagen lang genoeg zijn. De bloemen reageren niet op de warmere temperaturen die we nu al mogen noteren, dus zoveel staan er nu nog niet in bloei. Als er nog meer vlinders en hommels op de schaars bloeiende madelieven en wilgen afkomen, dreigt er voedselschaarste. En mocht het straks toch nog vriezen, dan hebben de vlinders ook te weinig vet opgeslagen om een tweede winterslaap te overleven.
Al daalde de voorbije weken de temperatuur wel even om tijdens de nacht zelfs misschien even onder het vriespunt te zakken, toch is het kwik sindsdien niet meer onder de 10° C gegaan.
Ongewoon warme winter verstoort ook winterslaap van trekvogels
Ook overvliegende trekvogels werden nu al gesignaleerd.
Vorige week werden de eerste zwermen kraanvogels gemeld, zegt Wouter Vanreusel. Kraanvogels overwinteren op een groot stuwmeer in de Franse champagnestreek.
Normaal beginnen ze hun trek richting Rusland pas midden maart, maar dit jaar zijn ze nu al overgevlogen.
De Afrikaanse overwinteraars zoals de zwartkop en koekoek zijn voorlopig nog niet onderweg. In Afrika weten de vogels immers niet dat we hier zon warme winter hebben.
Onze padden voelen dat dan weer wel. Zij zijn vier weken vroeger dan normaal actief vanonder de takken en het strooi in de bossen gekropen om nu al in de poelen te komen kweken.
Jens DHaeseleer van Natuurpunt benadrukt dat de vroege lente niet altijd positief is. Veel bacteriën en schimmels hebben de milde winter overleefd. Het valt nog af te wachten in welke mate zij straks de gezondheid van planten en dieren zullen aantasten.
Geraadpleegde bronnen: EOS: Primus van het vogelrijk / Gerald Driessens Studiedienst Natuurpunt
Kraaien vertonen opvallend intelligente gedragspatronen. Ze onderhouden een intensieve communicatie en hanteren zelfs primitieve vormen van gereedschap om problemen op te lossen, iets dan men tot voor kort aan mensapen voorbehouden achtte.
Kraaien zijn tevens in staat om de locaties van diverse foerageerplaatsen te onthouden en ze passen hun sociale agenda aan naargelang hoe de overige vogels in de groep zich gedragen.
Deze gevederde primaten kunnen vliegensvlug denken en doorstaan moeiteloos geheugentests.
In het Kuifje-album De juwelen van Bianca Castafiore blijkt op het einde dat de kostbare sieraden waren gestolen door een ekster. Eksters en kraaiachtigen hebben al eeuwenlang een slechte reputatie.
Duitse neurobiologen van de universiteit van Tübingen hebben recent bewezen dat de vogels hyperintelligent zijn. De wetenschappers onderwierpen enkele kraaien aan een geheugentest. Eerst kregen de diertjes één basisfiguur te zien, die ze vervolgens met een snaveltik op een touchscreen moesten selecteren uit twee figuurtjes. Dat lukte moeiteloos, zelfs als de regels van het spel werden aangepast of er tijdens de test een andere basisfiguur werd ingelast.
Een en ander bewijst dat kraaien zich uitzonderlijk goed kunnen concentreren en over een grote mentale flexibiliteit beschikken. Het gaat zelfs om een niveau dat zelden wordt geëvenaard in de dierenwereld en dat zelfs inspanningen vraagt van de mens.
De hersenen van deze vogels vertonen verrassende overeenkomsten met die van mensen en apen. Dit laatste is interessant voor evolutionair onderzoek; immers vogels zijn rechtstreekse afstammelingen van dinosauriërs. Het is dus opvallend hoe het brein van kraaien en primaten zich onafhankelijk en toch deels op eenzelfde wijze hebben ontwikkeld.
Zoals men op het vlak van aerodynamica in staat is geweest om bruikbare conclusies te trekken uit de structuurverschillen in de vleugels van vogels en vleermuizen.
Door de verschillen en de gelijkenissen in de werking van de verschillende hersenzones in kaart te brengen, komt men tot interessante bevindingen over hoe de diverse types breinen echt werken.
Onderstaand verbluffend experiment via een video-opname onthult de probleemoplossende analyse en de vindingrijkheid van de werktuigfabrikant, die voedsel uit een cilinder probeert te halen. Aanvankelijk poogt die dat met een ijzerdraadje te doen. Als na enkele vergeefse pogingen dit niet blijkt te lukken, buigt hij op subtiele wijze het einde tot een haakje en vist dan feilloos de buit uit de buis. De intelligente reflex hierop volgend bestaat erin dat hij zijn gereedschap meeneemt om mogelijk soortgelijke opduikende voedselbronnen leeg te halen.
Deze zwaargebouwde eend is de grootste zaagbeksoort.
Het vrouwtje is overwegend grijsbruin met een roodbruine kop.
Het mannetje is grotendeels wit met een zalmkleurige tint en met een donkergroene kop, waardoor hij vanop afstand of in de vlucht gemakkelijk te herkennen is. De lichaamslengte varieert van 58 68 cm; de spanwijdte reikt tussen 82 98 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 1 000 1 600 g.
Het voedsel bestaat vrijwel alleen uit vis, doorgaans kleine forellen en jonge zalmen.
De structuur van de slanke rode snavel heel anders dan de typische eendensnavel verklapt meteen waartoe hij dient.
Zaagbekken hebben een unieke aanpassing, waardoor ze glibberige vissen de baas kunnen.
De snijranden van boven- en ondersnavel zijn bezet met naar achteren gerichte zaagtandjes. Hierdoor heeft de zaagbek een betere grip op zijn prooi, waardoor de vis minder kans krijgt weg te glippen, voordat de zaagbek deze kan doorslikken.
Bij het foerageren steekt de grote zaagbek de kop in het water om naar een prooi te speuren, die vervolgens al duikend wordt gegrepen.
De vlucht is snel en krachtig: de vleugelslagen brengen een fluitend geluid voort.
Opvallend zijn de lange hals en de slanke snavel.
Onder het wateroppervlak stuwt hij zich alleen voort met de van zwemvliezen voorziene poten, die achteraan het lichaam zijn geplaatst.
Het baltsgedrag van mannetjes lijkt sterk op dat van de middelste zaagbek, met zachte knorgeluiden. Verder is dit een vrij zwijgzame soort.
De grote zaagbek broedt langs rivieren en meren; overwintert op uitgestrekte wateroppervlakken, doorgaans met zoet water in IJsland, Scandinavië en in de noordelijke streken van Groot-Brittannië. De grote zaagbek overwinter in het zuiden tot de Balkan en Frankrijk, grotendeels ook in de buurt van zoete waters.
Doorgaans broedt de eend in holten; meestal in een holle boom, oever of in een rotsspleet. Binnen 2 à 3 dagen, na het uitkomen van de eieren, worden de jongen aangemoedigd het nest te verlaten.
Aangezien het nog 8 10 weken duurt voordat ze kunnen vliegen, maken de jongen een flinke val, die ze echter meestal ongedeerd overleven.
Het nest van bladeren is overvloedig gevoerd met dons, opdat het legsel van maximaal 15 roomwitte eieren warm blijft.
De woerd neemt noch aan het broeden, noch aan het grootbrengen van de jongen deel; in plaats daarvan verzamelen de woerden zich in de buurt van de broedplaatsen.
De geoorde fuut is iets
groter dan de dodaars en zowat even groot als de kuifduiker, maar ranker en met
een dunnere hals.
In de winter vertonen
beide soorten heel wat gelijkenissen, maar de geoorde fuut mist de witte
snavelpunt.
De geoorde fuut heeft een
gedrongen lichaam en doorgaans dat opvallend poederdons aan de achterflank, typerend
voor de dodaars.
Kenmerkend is het vrij
kleine opgewipte snaveltje en het rond kopje met het karakteristiek hoog
voorhoofd en de lichte haak op de donkere achterwangen.
Bij de kuifduiker is de
kop langwerpig.
In de winter tref je
beide vogels aan op dezelfde locaties, voornamelijk op uitgestrekte zoute en
brakke binnenwateren, ook wel in de buurt van de kust.
Tijdens de winter
verblijven de vogels niet in hun broedgebied.
Geoorde futen zoeken
vaak bescherming bij kokmeeuwkolonies. Op ondiepe vegetatierijke vennen, plassen,
duinmeren, vloeivelden en ondergelopen gebieden waar kokmeeuwen of ookwel zwarte sterns broeden, kan je de geoorde
futen waarnemen.
De geoorde fuut is
eerder zwijgzaam in tegenstelling tot de dodaars die met zijn roep zijn
aanwezigheid verraadt.
De juveniele geoorde
fuut heeft een donkergrijs met wit zwart gestreepte kop; de snavelbasis is
rood. Verder is het winterkleed in de keel- en halsstreek bruin, terwijl bij de
volwassen vogel deze wit zijn.
De geoorde fuut heeft
zich pas in de 20ste eeuw als broedvogel in onze streken gevestigd.
Dit is in verband
gebracht met het verdwijnen van de steppemeren in zuidelijk Rusland, voorheen
een belangrijk broedgebied.
Het beschermen van
geoorde futen is geen eenvoudige zaak, vanwege het sterk wisselend voorkomen,
zowel in aantal als wat de verspreidingsgebieden betreft.
Van belang is het
voorkomen van verstoring op de broedplaatsen en vooral het op peil houden van
de waterstand in (potentieel) belangrijke broedplaatsen.
Zo kan het plotseling
verdwijnen van de soort bij enkele vennen niet los worden gezien van de door
ontwatering veroorzaakte verdroging in een aantal regios, waar zij talrijk
vertoefden.
Bij het in gebruik nemen
van landbouwgronden zou het vaker laten onderlopen van grasland wellicht de
overweging verdienen.
Ook andere vogelsoorten
(stern, porseleinhoen) kunnen hiervan profiteren.
Een onnatuurlijke grote
dichtheid aan roofvissen kan leiden tot predatie van jonge geoorde futen. Het
uitzetten van roofvis dient dan ook sterk te worden gematigd.
Kick off project: Red de Zaventemse âStraatketâ!
Vandaag werd in de
heimat, t Hof Van Hamme, door het kernteam van de Kille Meutel-Vogelvrienden
in aanwezigheid van educatief en projectmedewerker van Vogelbescherming
Vlaanderen, Inge Buntinx het startschot gegeven van het project Huismussennestenkasten,
dat 3 jaar loopt.
Aan de hand van een
Prezi-presentatie werd door de Kille Meutel-Vogelvrienden in vogelvlucht
verhelderd hoe startend van een kleine groep vogelliefhebbers het
vriendenclubje aangroeide en grootschaliger werd door telkens nieuwe
initiatieven te nemen.
Met het mussentelproject
wenste Vogelbescherming Vlaanderen via een longitudinaal onderzoek (2002
2012) de evolutie van huismussenaantallen in Vlaanderen in kaart te brengen en
daar droegen de Birdyfans ook hun steentje toe bij.
Al gauw werden de
plaatselijke waarnemingen van de gevederde tuinvrienden verruimd tot een 16-tal
tellocaties, verspreid over Zaventem en haar deelgemeenten: Nossegem,
Sterrebeek en Sint-Stevens-Woluwe.
Vrijwillige tellers
hielpen, naast het jaarlijks weerkerend Huismussentelweekend, tijdens 3
afgebakende periodes [01/04 30/04 / 15/05 15/06 / 15/06 15/07] mee
gegevens te registreren bestemd voor de website van de mussenwerkgroep van
Vogelbescherming Vlaanderen.
Een wervingscampagne,
zowat een jaar geleden, trok naast de stichtende ledengroep huismussenspotters
nieuwe natuurliefhebbers en tuinvogeltellers aan.
Het kernteam had al
eerder het plan opgevat om aan de hand van stafkaarten (globaal overzicht van
de site), Google Streetview (woonomgeving) en Google Maps (plattegrond van de
gunstige biotoop) de spreiding van huismussenpopulaties, via waarnemingen
(geïllustreerd met beeldmateriaal) en aantekeningen in kaart te brengen.
De gebroeders Dan en
Filip Huylebroeck, die op deskundige wijze op de verschillende gekozen
locatieshuismussennestkasten aan de
meest geschikte gevel hoog en droog ophingen, werden voor de bewezen diensten
gepast door Inge Buntinx gelauwerd en toegejuicht.
Via een bondig
handleidinkje en voorbedrukte observatieformulieren met concreet
geformuleerdewaarnemingstaken werden de
bezitters van een 3-voudige set van diverse nestkasttypes, geïnformeerd over de
gewenste opvolgingsactie.
Een reeks nestkasten bestaat
uit 3 exemplaren van 3 verschillende types. Het verschil zit hem in de vorm van
de opening in de scheidingswand tussen het aanvliegplatformen de effectieve broedruimte. Een markering
op de onderzijde van de nestkast duidt aan over welk type het gaat.
Daar vogels
doorgaans s morgens het meest actief zijn, wordt bij voorkeur zo snel mogelijk
na zonsopgang geobserveerd. Bij regen, dikke mist of felle wind zijn vogels
vaak minder actief.
In dit
geval mag de waarneming worden uitgesteld totdat de weersomstandigheden
verbeteren.
Raadzaam
is binnen iedere opgegeven periode minstens één observatie van een 20-tal
minuten uit te voeren. Tijdens de waarneming de afstand zou groot mogelijk houden,
kan de eventuele verstoring vermijden.
De waarnemingstaken zijn
gespreid over de volgende observatieperiodes:
10/03
16/03
24/03
30/03
07/04
13/04
21/04
27/04
05/05
11/05
19/05
25/05
Bedoeling
is na 3 jaar observatie te achterhalen welk het populairste model is om dan een
ideale inbouwsteenversie te ontwerpen.
Naast
Gent, Leuven en Heusden-Zolder geniet de luchthavengemeente het privilege om
binnen de gemengde groep huismussenspotters, natuurliefhebbers en
tuinvogeltellers via 15 testlocaties actief deel te nemen aan dit proefproject.
Er werd
tijdens de vergadering meermaals verwezen naar het eerder gepromoot houten
huismussenappartement (kolonienestkast), opgedeeld in 3 hokjes, dat wegens te kleine
vlieggaten als intrek eerder in de smaak viel van kool- en pimpelmezen, zelfs van
hommels.
De
huidige abnormaal warme weersomstandigheden lijken het nestelgedrag te
bespoedigen. Het valt omwonende huismussenspotters trouwens op dat de gewoonte
om onder dakpannen te nestelen waar het bij hen nog kan niet afneemt omdat
er nu vlak in de buurt een set huismussennestkasten hangen.
Hoe de
huismussen op het nieuwe woonaanbod zullen reageren, blijft sowieso een
uitdagend onderzoek en daarom is het hartverwarmend vast te stellen dat zoveel
vogelliefhebbers zich het lot van de Straatket aantrekken.
Geraadpleegde
bron: maandblad EOS Masterproef van biologe Annelies Jacobs
In het voorjaar van 2011
woedde een enorme brand over het natuurgebied de Kalmthoutse Heide. Grootste
ecologische ramp ooit in Vlaanderen, kopten de kranten. Voor vele broedvogels
klopt dat niet, zo blijkt uit een recent onderzoek.
Bij de brand eind mei
2011 ging meer dan 400 ha heidegebied in de vlammen op, midden in het
broedseizoen. Verschillende vogelnesten met eieren of jongen gingen verloren in
het vuur. Vooral soorten die op de grond of laag in de begroeiing nestelen,
werden zwaar getroffen. Het gebied bleef achter als een troosteloze vlakte met
zwartgeblakerde bomen.
Velen vreesden
desastreuze gevolgen voor het vogelbestand in het natuurgebied op de
Belgisch-Nederlandse grens. Tegelijk leverde de heidebrand een unieke kans voor
wetenschappelijk onderzoek. Het landschap op de Kalmthoutse Heide kreeg een
totaal ander
uiterlijk.
Hieronder krijgen jullie
fotos te zien van de blauwborst graspieper rietgors roodborsttapuit
wulp.
Op verschillende
plaatsen verschenen open stukken zand met verkoolde restjes struikheide. Dat
gaf de mogelijkheid om na te gaan of verschillende soorten opnieuw tot
voortplanting zouden komen in het getroffen gebied. Vogels vormen een
interessante groep voor dergelijk onderzoek. Ze zijn immers erg mobiel en
kunnen daardoor makkelijk nieuw geschikt broedgebied bereiken.
Zingende mannetjes
De ene vogel is de andere
niet. Elke soort heeft haar eigen specifieke voorwaarden om tot broeden te
komen. Een goede broedbiotoop bevat onder meer voedsel, schuilplaatsen en
nestplaatsen. Daarbij is de structuur van de vegetatie erg belangrijk. De ene
soort maakt haar nest namelijk alleen in dicht struikgewas, terwijl de andere
soort net op kale grond met weinig begroeiing broedt.
Aan de Universiteit
Antwerpen selecteerden wetenschappers 13 vogelsoorten voor het onderzoek, die
typisch zijn voor de Kalmthoutse Heide: blauwborst, boomleeuwerik, boompieper, fitis,
gekraagde roodstaart, graspieper, kneu, nachtzwaluw, rietgors, roodborsttapuit,
sprinkhaanzanger, veldleeuwerik en wulp.
In het voorjaar 2012
één jaar na de brand telden ze hoeveel broedplaatsen of territoria er van
elke soort aanwezig waren in en rond het afgebrande gebied. Een
broedterritorium is een afgebakend gebiedje dat mannetjes tegen soortgenoten
verdedigen door op gezette tijden luidkeels te zingen.
Tijdens een
inventarisatieronde in het gebied duidden de onderzoekers alle zingende
mannetjes aan op een luchtfoto van de Kalmthoutse Heide. Na tientallen
inventarisatierondes kreeg men een overzichtelijk beeld van het aantal
broedterritoria binnen en buiten de afgebrande zone. Voor elke vogelsoort onderzochten
ze of er in 2012 meer of minder broedterritoria voorkwamen binnen de getroffen
zone dan in de jaren voorheen.
De resultaten van dat
onderzoek tonen duidelijke verschillen tussen de periode vóór en ná de grote
heidebrand van 2011.
Een aantal vogelsoorten
ondervond duidelijk negatieve gevolgen van de brand, zoals de roodborsttapuit.
Die nestelt graag in dichte struikheide. Door het verdwijnen van vegetatie door
de brand vonden de vogels in de getroffen zone geen geschikte broedbiotoop
meer.
Het aantal territoria
daalde zeer sterk binnen het afgebrand gebied, maar daarbuiten steeg het aantal
roodborsttapuiten spectaculair. De soort heeft haar territoria duidelijk
verplaatst naar de resterende stukjes struikheide op de Kalmthoutse Heide.
Leeuwerik doet voordeel
Is de heidebrand dan
daadwerkelijk een ramp geweest voor de broedvogels?
Toch niet! Een aantal
soorten reageerde zelfs heel positief op de effecten van de brand.
Dé soort bij uitstek die
profiteerde van het verdwijnen van de dichte vegetatie is de boomleeuwerik. Die
heeft een sterke voorkeur voor open, zandige gebieden. In die biotoop gaan de
vogels op zoek naar voedsel en maken ze hun nest.
Het aantal territoria
van de boomleeuwerik nam in 2012 heel sterk toe binnen de geteisterde zone in
vergelijking met voorgaande jaren. In de zone, die van het vuur gespaard bleef,
was het aantal territoria stabiel. De boomleeuwerik is een echte pionier: hij
koloniseert snel nieuw gecreëerd open landschap, zoals brand- en stormvlakten.
Ook gebieden waar recent bos werd gekapt, zijn erg geschikt.
Op de Kalmthoutse Heide
blijkt de pioniersbiotoop met open plekken gevormd door de heidebrand zeer
geschikt als nieuw broedgebied.
Beheer
Die resultaten zijn erg
interessant voor natuurbeheer op de Kalmthoutse Heide.
In de toekomst zal men enerzijds
moeten werken aan het behoud van open stukjes met weinig begroeiing, om soorten
zoals de boomleeuwerik te beschermen.
Anderzijds moet de
verdwenen dicht heidevegetatie worden hersteld om nieuwe kansen te bieden aan
soorten, zoals de roodborsttapuit.
Omdat struikheide traag
groeit, zal dat herstel ongetwijfeld veel tijd vragen.
Uit deze studie kan men
in ieder geval besluiten dat het doembeeld dat de media onmiddellijk na de
heidebrand ophingen, overtrokken was. Bepaalde vogelsoorten profiteerden zelfs
van de brand. Verstandig beheer kan de schade aan de heide herstellen en de
gunstige effecten van de brand versterken.
Geraadpleegde bronnen:
Herman Voet / INBO-Instituut
Brilduiker wordt nu
haast het hele jaar door in het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide
aangetroffen.
Rond het midden
van de vorige eeuw was de brilduiker nog een onregelmatige gast op de
heidevennen. Nadat eerst de aantallen overwinteraars toenamen, zijn vanaf 1982
bijna jaarlijks overzomerende vogels waargenomen.
Tegenwoordig
verblijven nagenoeg het hele jaar brilduikers in het Grenspark, het talrijkst
in februari-maart. In die periode liep in 2012 op het Putse Moer het aantal
vogels op tot 25, waarvan tot 14 exemplaren in groep baltsten.
Meestal zijn volwassen
mannetjes in overmaat (tot 50% of meer) aanwezig. Bij de vrouwtjes zijn jonge
vogels, in hun tweede kalenderjaar, dikwijls in de meerderheid. Zo werden op 10
jonge tegenover slechts 3 volwassen vrouwtjes waargenomen op 10/03/12.
Jonge mannetjes in hun 2de
kalenderjaar worden daarentegen weinig gezien en het is de vraag waar die zich
intussen ophouden.
Jonge vrouwtjes gaan pas vanaf
het 3de kalenderjaar tot broeden over. Toch nemen ze al deel aan het
groepsbaltsen en meerdere vormen een tijdje een paar met een volwassen
mannetje. De meeste immature vogels blijven echter bij elkaar in kleine
groepjes (5 tot 7 ongepaarde vogels) tot ver in het broedseizoen. Ook bij de
jonge vogels werden al herhaaldelijk vliegbeurten naar het aangrenzende bos
waargenomen, mogelijk verkenningsvluchten
voor geschikte
nestgelegenheid.
Toekomstperspectief
De vastgestelde
broedgevallen in Vlaanderen passen in een toenemende reeks van verspreide
broedgevallen en al dan niet tijdelijke populaties aan de zuidelijke rand van
het Europese areaal.
Populaties aan de
rand van het verspreidingsgebied zijn echter meestal onderhevig aan grote
schommelingen, zoals ook blijkt uit de evolutie in Nederland. De laatste vijf
jaar overzomeren telkens 5 tot 10 brilduikers op het Stappersven en brengen er
slagpenrui door, waardoor ze 3 tot 4 weken niet kunnen vliegen. Dit is een
hoogst uitzonderlijk gebeuren in een heidegebied. Ook brilduikers in hun 2de
kalenderjaar sluiten hierbij aan voor een eerste complete rui naar prachtkleed.
Het verblijf en het gedrag van zowel jonge als adulte brilduikers in het
Grenspark gedurende het hele broedseizoen, biedt hoop voor een mogelijk
langdurige vestiging als broedvogel.
Hoewel de brilduiker geen zaagbek is, lijkt hij in veel opzichten op
het veel schaarser voorkomend nonnetje. Brilduikers mengen zich s winters
doorgaans niet met andere eenden, zoals de kuifeend, maar vormen eigen
foerageer- en slaapgroepen.
Hoeveel brilduikers er werkelijk in een groep zitten, blijkt pas als ze
opvliegen.
Tenminste de helft van deze behendige duikers bevindt zich onder water.
Ze zijn gewoonlijk erg schuw en worden snel verstoord door mensen op de
kust of door boten en vliegen dan in dichte vluchten op met een luid fluitend
geluid veroorzaakt door hun snel klapwiekende vleugels.
Op het water ziet de woerd er hoofdzakelijk, getekend door enkele
zwarte strepen, helderwit uit; de zwarte kop met een hoog voorhoofd heeft een
groene weerschijn en op de wangen bevindt zich een witte vlek. Boven de korte
driehoekige donkere snavel priemt een heldergeel oog.
De lengte van het ronde lichaam varieert van 42 tot 50 cm, de
spanwijdte van de vrij korte vleugels wisselt tussen 65 en 80 cm en het gewicht
schommelt tussen 600 en 1200 g.
De brilduiker kiest zijn biotoop doorgaans op landgoederen met grote
vijverpartijen en weelderige bossen. Deze omgeving lijkt wel op het
oorspronkelijke broedbiotoop van de brilduiker, namelijk uitgestrekte meren
omzoomd door oude bossen.
Hoofdzakelijk broedt de brilduiker in de buurt van meren en rivieren in
de naaldhoutgebieden van het noordelijk halfrond. In onze streken is de
brilduiker van september tot mei een vrij talrijke doortrekker en wintergast.
Kenmerkend voor de vlucht is de snelle en krachtige vleugelslag, die
typerend is voor duikeenden. Hierbij vallen bij de brilduikers de grote
vierkante witte vleugelschilden op. Ook stijgen zij gemakkelijker op dan de meeste
andere duikeenden.
Tijdens het foerageren, waarbij op de bodem naar week-, schaaldieren en
insectenlarven wordt gezocht, duiken ze vaak allemaal tegelijk onder. Na een
goede maaltijd rusten brilduikers in groepen met hun kop tussen hun veren en
hun staart overeind.
Bij voorkeur broedt de brilduiker in holle bomen in de buurt van een
meer of rivier, maar hij maakt ook wel gebruik van konijnenholen en speciale
nestkasten.
Tijdens de balts werpt de woerd zijn kop achterover en trapt hij water
omhoog. Bij agressief gedrag wordt de hals horizontaal gestrekt.
De eieren worden op grijsachtig wit dons gedeponeerd. Doorgaans bestaat
een legsel uit 6 12 gladde, blauwgroene eieren. De kuikens laten zich uit het
nest naar beneden vallen, een hachelijk avontuur dat ze meestal ongedeerd
volbrengen. Na een 8-tal weken zijn hun slagpennen volledig ontwikkeld.
Vorig jaar telden zo'n 14.000 deelnemers meer dan 518.000
vogels in hun tuin. Een absoluut record! Per tuin kreeg je gemiddeld 10
verschillende soorten te zien, met de vink op nummer 1. Merels, kool-en
pimpelmezen blijven de klassieke tuinbezoekers. Ook de huismus is in veel
tuinen terug te vinden, maar gaat nog steeds achteruit door een gebrek aan
voedsel en nestgelegenheid.
Klaar met
tellen? Geef hier het hoogste aantal vogels per soort dat je tegelijkertijd
hebt gezien.
Tel de
aantallen van dezelfde soort niet bij elkaar op. Anders kan je dezelfde vogel
verschillende keren tellen. Overvliegende vogels tel je niet mee. En zelfs als
je geen enkele vogel ziet, mag je dat doorgeven. Ook dat is wetenschappelijk
waardevolle informatie.
Elke teller maakt trouwens kans op een verwenpakket voor mezen!
Lok de vogels
naar je tuin door hen op een vaste plek te voederen.
s Ochtends
hebben vogels de grootste honger en zijn ze het meest actief: het beste moment
om te voeren én tellen dus.
Kies tussen 1
en 2 februari 2014 een tijdstip om de vogels te beloeren in je tuin.
Hang de poster op met de meest voorkomende
tuinvogels en print het tellijstje af.
Houd pen en papier (of het handige tellijstje) bij de hand. Zorg eventueel
voor vogelgids en verrekijker.
Geraadpleegde
bron: KNACK Fauna op Galapagos-eilanden in gevaar Dirk Draulans
Zeeleeuwen zijn één van
de grote attracties van de Galapagos-eilanden: een groep ruige rotsformaties op
bijna 1 000 km van de kust van Ecuador, pal op de evenaar, de enige plaats ter
wereld waar je pinguïns kan zien.
De eilanden zijn zo ver
afgelegen dat ze één van de laatste plaatsen in de wereld zijn waar mensen
kwamen.
Ze doken vanaf zon 5
tot 6 miljoen jaar geleden één voor één uit de oceaan op als gevolg van
vulkanische activiteit en werden met mondjesmaat gekoloniseerd door dieren en
planten, die kwamen aanvliegen of aandrijven vanaf het Zuid-Amerikaanse
vasteland.
Omdat er bijna geen
rovers op de eilanden raakten, met uitzondering van de mens een kleine 500 jaar
geleden, zijn de dieren er uitzonderlijk tam. Ze hadden geen nood aan angst- en
vluchtreflexen, want er was niets of niemand waarvoor ze op de vlucht moesten.
De lokale aalscholvers kunnen er zelfs niet meer vliegen.
Vandaag kun je op de
stranden van de eilanden zonnen tussen zeeleeuwen, die zich niets van je
aanwezigheid aantrekken. In de dorpjes van de archipel liggen zeeleeuwen op de
banken met uitzicht op zee en zitten toeristen noodgedwongen op de rotsen,
waarop vroeger de zeeleeuwen zich neervlijden. Ook onder water kom je speelse
zeeleeuwen tegen.
Toch ondervinden de
dieren hinder van de menselijke bezoekers. Niet in de vorm van de nietsontziende
jacht, die eeuwenlang op hen is gevoerd, waardoor er ten tijde van de
legendarische doortocht van Charles Darwin de man die ons een sluitend mechanisme
voor de evolutie van het leven schonk op de eilanden véél minder zeeleeuwen
te zien waren dan nu.
Wel als gevolg van een
sluipende bedreiging die natuurbeschermers zorgen baart: de dieren krijgen last
van ziektes, die de mens en andere indringers in hun biotoop brengen.
Het vakblad Public Library of Science ONEpubliceerde een studie die aantoont dat het
afweersysteem van zeeleeuwen in contact met mensen in overdrive gaat,
waardoor ze minder energie overhouden voor andere activiteiten.
Wetenschappers
vergeleken de conditie van dieren op eilanden met en zonder permanente
menselijke bewoning. De dieren op de bewoonde eilanden hebben een dunnere
speklaag, waarschijnlijk omdat hun afweersysteem voortdurend in de weer moet om
ziektes te counteren die ze overnemen van de mens en zijn volgelingen, zoals
katten en geiten.
De kans dat een ziekte
waar de uitzonderlijke dieren van de Galapagos-eilanden geen ervaring mee
hebben een ravage zou aanrichten op de archipel is reëel.
Een groot deel van de
fauna van de Galapagos is endemisch, ze komt met andere woorden alleen daar
voor.
Het gaat de facto om
kleine aantallen, waardoor de soorten extra kwetsbaar zijn.
Het is overtrokken te
stellen dat Darwin tijdens zijn 5 weken lange verblijf op de eilanden in 1835
exact 300 jaar nadat ze per ongeluk werden ontdekt door een uit koers geslagen
scheepje het licht van de evolutietheorie zag, maar de Galapagos-eilanden
zijn wel het mooiste natuurlijke experiment waarin de concepten van Darwins
natuurlijke en seksuele selectie als evolutiemechanismen tot uiting komen. De
dieren en planten die er in de loop der tijden zijn aangekomen, pasten zich
vanzelf aan de specifieke omstandigheden van de verschillende eilanden aan.
Dodelijke
Vogelziektes
Maar of de darwiniaanse
aanpassingscapaciteit zal volstaan om ze allemaal voor ellende als gevolg van
menselijke activiteiten te behoeden, is zeer de vraag.
In de vele vliegtuigen
die met vooral toeristen aan boord op de eilanden landen, wordt onderweg
gesproeid tegen muggen en andere mogelijke ziekteoverdragers.
Er zijn controlesystemen
om te vermijden dat er niet-inheemse dieren en planten worden ingevoerd. Maar
die zijn niet sluitend en er is nog altijd illegale activiteit rond de
eilanden, onder meer op het vlak van immigratie en visserij.
Vooral schepen zouden
muggen aanvoeren, al was het maar omdat die onderweg door hun lichten worden
aangetrokken.
Een studie die in Proceedings of the Royal Society Bwerd gepubliceerd, toonde aan dat er geregeld
muggen op de eilanden aankomen die ziektes kunnen overdragen, zoals
vogelmalaria en westelijke nijlkoorts, beide potentieel erg schadelijk voor
vogelpopulaties.
Liefst 22 van de 29 landvogelsoorten
op de Galapagos-eilanden zijn endemisch daaronder de fameuze darwinvinken met
hun aan de specifieke eigenschappen van hun leefmilieu aangepaste snavels die
zon prachtig vb van natuurlijke selectie vormen.
Er is geen enkel
zoogdier dat op natuurlijke wijze de weg naar de Galapagos-eilanden heeft gevonden.
Vogels kunnen ernaartoe
vliegen en reptielen raken er ook.
De indrukwekkende zee-
en landleguanen, bv afstammelingen van voorlopers uit het regenwoud van het
vasteland die met drijfhout ter plekke kwamen ze kunnen namelijk maandenlang
zonder eten of drinken en zijn bestand tegen zowel hete dagtemperaturen als tegen
koude nachten.
Geen enkel zoogdier kan
dat, tenzij de mens, als hij goed is voorbereid.
Of als hij kan rekenen
op de voorzienigheid, zoals de Spaanse bisschop die in 1535 als eerste op de
eilanden terechtkwam.
Maar ondertussen wemelt
het er van de katten, ratten, honden en geiten, om maar die te noemen. Van één
rat nazaten van scheepsratten die zich aan een vegetarisch leven hebben
aangepast, wordt aangenomen dat ze een authentieke soort is geworden, maar de
rest van de zoogdiergemeenschap moet onder controle worden gehouden of worden
verdelgd.
Op sommige eilanden
hebben zoogdieren de unieke reuzenlandschildpadpopulatie in de vernieling
gewerkt door nesten te vernietigen en voedsel te plunderen.
Het vakblad Insect Conservation and Diversitypubliceerde onlangs solide aanwijzingen voor de
juistheid van de stelling dat invasieve diersoorten bijna niet worden
aangevallen door ziektes en parasieten van zelfs verwante lokale soorten.
Daardoor kunnen ze extra woekeren en finaal de originele soorten uit hun
woongebied bannen. Waarna ze eventueel wel kwetsbaar worden voor de parasieten,
maar dan is het voor de originele soorten te laat.
Darwins evolutietheorie
speelt op vele fronten.
Het probleem doet zich
ook onder water voor, want schepen brengen algen en vissen mee die het
onderwaterleven op zijn kop kunnen zetten en controle daarop is veel moeilijker
dan op het landleven.
Honden en katten worden
nu massaal gesteriliseerd op de Galapagoseilanden en geiten en varkens zijn op
de meeste eilanden geëlimineerd, ten koste van miljoenen euros.
Maar de ratten, dat is
een ander paar ander mouwen.
Het vakblad Naturebracht
in de zomer een analyse van de situatie, met grootschalige dure
vergiftigingsacties en de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan, zoals het
risico dat de Galapagosbuizerd ten onder gaat, omdat hij de vergiftigde ratten
eet.Nu worden de buizerds op voorhand
gevangen wat niet zo moeilijk is, want ook zij zijn tam en na de actie weer
in hun biotoop losgelaten.
Draken
van de zee
De vraag is natuurlijk
of het realistisch is te veronderstellen dat de eilanden rattenvrij kunnen
worden gemaakt.
Er wonen 35.000 mensen
op de Galapagos en er komen elk jaar ongeveer 180.000 bezoekers langs. De druk
is zo groot geworden dat de Unesco, die de eilanden in 1978 tot werelderfgoed
bombardeerde, er recent mee dreigde het label weg te nemen omdat de Ecuadoriaanse
autoriteiten te weinig zouden doen om het toerisme aan banden te leggen.
De Galapagos-eilanden
zijn een geweldige bron van inkomsten. Het is moeilijk balanceren op het slappe
koord tussen commerciële exploitatie en het beschermen van natuurlijke
rijkdommen.
Wetenschappers blijven
zich ondertussen verbazen over de aanpassingen van de dieren aan hun Galapagos leefmilieu.
Zelfs de prachtige
fregatvogels de draken van de zee zouden genetisch zo sterk van hun
soortgenoten langs de Amerikaanse kust verschillen dat ze als een aparte soort
moeten worden beschouwd, ondanks de veronderstelling van Darwin en velen met
hem dat zeevogels zulke grote afstanden afleggen dat aparte soortvorming
onwaarschijnlijk is.
De darwinvinken maken
het intussen ingewikkeld, want de soorten beginnen onderling te kruisen, zodat
er hybriden in het spel komen.
Daarenboven zouden
steeds meer vinken de neiging hebben om zich, zoals onze mussen, op menselijk
voeding te concentreren, waardoor op termijn het intrigerende verhaal van snavels
die zich aan specifieke voedingsomstandigheden aanpassen irrelevant zou kunnen
worden.
De verschillen tussen de
Galapagosspotvogels, waarin Darwin zon duidelijke verband met het vasteland
zag, zouden dan weer aan toeval te wijten zijn: aan het effect van kleine
startpopulaties die afwijkingen in een soort kunnen introduceren zonder dat er
een functie aan gekoppeld is niet alles in de genetica hoeft een logische
verklaring te hebben.
Ook de
zwaluwstaartmeeuwen passen hun voedingsgedrag aan. Ze hebben, volgens Public Library of Science ONE, op de
Galapagos een voor meeuwen uitzonderlijke jachttechniek ontwikkeld: ze vissen
s nachts. Ze duiken om vissen te vangen, maar omdat ze niet diep kunnen duiken
moeten ze s nachts vissen, want dan zitten de vissen dichter bij het
oppervlak. Als aanpassing daaraan hebben de meeuwen grotere ogen gekregen,
zodat ze beter s nachts kunnen zien.
Finaal hebben biologen,
volgens Journal of Animal Ecology,
vastgesteld dat zelfs de gigantische reuzenlandschildpadden, die tot 250 kg
kunnen wegen, grote verplaatsingen maken. Ze kunnen tot 10 km afleggen, op en
af de vulkaan van hun eiland, met een snelheid van maximaal 800 m per dag.
Daarbij fungeert de voorkant van hun schild als een soort scheermes om zich een
weg te banen door dichte begroeiing. Waarom ze die verplaatsingen maken, is
niet duidelijk.
Bijna 200 jaar na
Darwins doortocht hebben de eilanden hun geheimen nog niet allemaal
prijsgegeven.
Elk jaar opnieuw is het
een fascinerend schouwspel: de najaarstrek.
In één dag kan je ergens
tienduizenden vogels zien passeren.
Naargelang het broedgedrag van de vogelsoorten spreekt
men van:
·jaarvogels: die hier broeden en overwinteren,
zodat we ze het hele jaar kunnen opmerken, niettegenstaande er soorten zijn die
geheel of gedeeltelijk wegtrekken en worden vervangen door soortgenoten die uit
het noorden komen (zie verder de info bij de buizerd);
·zomervogels: zij broeden hier en trekken daarna
weg;
·jaargasten: dat zijn vogels, die als soort wel
het hele jaar voorkomen, maar hier normaal niet broeden;
·wintergasten: vogels die hier overwinteren, maar
niet of zelden broeden;
·doortrekkers: ze overvliegen ons grondgebied en
rusten mogelijk kortstondig even uit;
·onregelmatige gasten: dit zijn vogels die in een eeuw meer
dan 20 keer zijn waargenomen, maar niet jaarlijks te zien zijn;
·dwaalgasten: vogels die in de loop van de eeuw
niet meer dan 20 keer of helemaal niet meer zijn opgemerkt.
Volgens hun verplaatsing kan men de vogels in 3
groepen indelen:
·standvogels: zij blijven winter en zomer in de
onmiddellijke omgeving van hun broedgebied;
·trekvogels: zij verlaten elk jaar hun
broedgebied en trekken naar hun overwinteringsgebieden in het zuiden;
·zwerfvogels: die blijven na de broedperiode min
of meer in de omgeving (tot op enkele honderden km) zwerven; meestal houden ze
hierbij geen bepaalde richting aan.
De buizerds die bij ons
overwinteren zijn andere buizerds dan degene die hier broeden.
Soms kan je dat
duidelijk vaststellen als een afwijkend gekleurd exemplaar winter na winter op
dezelfde weidepaal komt zitten, maar in de zomer nergens te bespeuren valt.
Onze buizerds vliegen
hoofdzakelijk naar Frankrijk en worden vervangen door dieren uit Duitsland en
Skandinavië.
Helemaal interessant
wordt het als er gemerkte dieren rondvliegen. Begin oktober vorig jaar werd een
vogel met een vleugelvlag van een project in het Duitse Bielefeld in het
Steentjesbos te Kampenhout gezien, op 400 km van de plaats waar hij half juni
was geringd.
Het was de eerste keer
dat het dier gespot werd nadat het zijn nest had verlaten.
De ringer verbaasde zich
erover dat de vogel zo snel zon grote afstand had afgelegd.
Het dier is nadien niet
meer in het Steentjesbos verschenen, wat niet perse betekent dat het niet meer
in de buurt is.
Zulke projecten, die
steunen op de inbreng van een groot netwerk van amateurvogelkijkers, leveren
soms boeiende wetenschappelijke inzichten op.
Het onderzoek met de
buizerds in Bielefeld leidde tot een publicatie in het vakblad Molecular
Ecology, waarin wordt uitgelegd dat er een genetische basis is die bepaalt hoe
vroeg vogels uit hun broedterritorium vertrekken. Het is al lang bekend dat
trekvogels een soort interne klok hebben, die mee stuurt wanneer ze vertrekken,
maar de genetische basis daarvan in nog
niet helemaal opgehelderd. Van alle gemerkte buizerds hebben de onderzoekers
een bloedstaal, waarmee ze genetische analyses kunnen doen. Momenteel hebben ze
3 genen in het vizier die mee bepalen hoe snel een vogel zijn geboortegebied
verlaat en hoe ver hij vliegt.
Genen die een effect
hebben op de moleculaire klok via een sturing van boodschappermoleculen in de
hersenen, die het trekgedrag beïnvloeden.
De onderzoekers keken
ook na of er een effect is van de variatie in het verenkleed van de dieren.
Immers buizerds kunnen in kleur variëren van heel licht tot donker. Maar er
zijn nog geen verschillen in trekgedrag gevonden, wel in de mate van het
broedsucces, waarbij gemiddeld gekleurde buizerds het er beter afbrengen dan de
meer extreme varianten.
Opvallen het is niet
altijd een voordeel.
Wist je dat?
·steltlopers
non-stop 4 000 km afleggen met een snelheid van 70-80 km/u op een ½
pakje boter van hier naar Afrika;
·bij
Gibraltar kunnen in het najaar wel 200 000 roofvogels passeren;
·de
Noordse stern is de kampioenvlieger die vanaf de zeeën rond de Noordpool
18 000 km naar de Zuidpool aflegt. Datzelfde jaar vliegt hij in omgekeerde
richting. Op die manier legt hij jaarlijks afstanden af van tussen de
30 000 en 40 000 km. Van hem kun je zeggen dat hij eigenlijk niets
anders doet dan reizen en tussendoor nog even een nest jongen grootbrengt; de
oudste Noordse stern is 26 jaar geworden (voor zover bekend) en is de
recordhouder die in zijn leven meer dan 1 000 000 km heeft gevlogen;
·de
ooievaar 7 000 km aflegt, de grutto 4 000 tot 5 000 km en de
kwartelkoning 4 000 tot 10 000 km;
·Indische
ganzen die de Himalaya moeten oversteken, hoogten bereiken van 9 000 m; andere
hoogvliegers: wilde zwanen (8 000 m), wilde eenden (6 400 m), rosse
gruttos (6 000 m), ooievaars (4 800 m), kieviten (3 900 m),
gierzwaluwen (2 000 m).
Vogelatlas:
Atlasproject Sovon
Het Atlasproject, dat op
01/12/12 is gestart, gaat waardevolle informatie opleveren over de landelijke
veranderingen in de vogelstand in de afgelopen 40 jaar.
De ambitie is tot eind
2015 kundige vrijwilligers (duizenden vogelaars) de vogels te laten tellen in
elk van de 1685 atlasblokken (5 x 5 km) tijdens één winter- en één broedseizoen
om zo alle vogelpopulaties in kaart te brengen.
Al is er in Nederland al
relatief veel bekend over aantallen, verspreiding en voorkomen van
vogelsoorten, toch is dit landelijk atlasproject geen overbodige luxe.
Integendeel, want veranderingen in vogelpopulaties gaan ongekend snel. Door
klimaatveranderingen zie je ook duidelijke verschuivingen in het trekgedrag van
vogels.
Vogeltelgegevens spelen
op allerlei gebieden een rol: bij natuurbeleid, in beschermingskwesties, bij
terreinbeheer of de planning van infrastructurele projecten.
Om rekening te kunnen
houden met vogels is gedetailleerde informatie nodig over verspreiding en
aantallen.
Tellingen voor de
Vogelatlas zijn niet alleen zinvol maar ook leuk.
Vogelwerkgroepen dragen
niet alleen hun steentje bij tot het globaal overzicht, maar brengen
op
deze manier het vedervolkje in hun eigen werkgebied in kaart.
Beoogde
doelstellingen:
·vastleggen
van de actuele verspreiding van alle broed- en wintervogels op een zo
gedetailleerd mogelijke schaal;
·bepalen
van de actuele populatieomvang van alle broedvogelsoorten en zoveel mogelijk
wintervogelsoorten;
·vastleggen
van veranderingen in verspreiding en (voor broedvogels) ook in dichtheden ten
opzichte van eerder landelijke atlassen;
·ijking
van de bestaande meetnetten van Sovon: hoe representatief zijn ze?
·instroom
van nieuwe vogeltellers stimuleren, ter continuering van de bestaande
vogelmeetnetten.
Wie de hele handleiding
Veldwerk Vogelatlas wenst door te nemen, kan onderstaand document raadplegen.
Welke plaats moeten niet-menselijke zoogdieren krijgen op onze morele ranglijst?
Geraadpleegde
bron: EOS maandblad wetenschappen Column: Michael Shermer
Onze hogere
intelligentie, ons taalvermogen en ons zelfbewustzijn geven ons het recht om
andere dieren te gebruiken voor ons voedsel, voor onze kleding en ons
amusement.
Als de meest ontwikkelde
wezens overtroeven we nu eenmaal minder ontwikkelde soorten.
Een krachtig
tegenargument biedt de film Speciesism: The Movie, van Mark Devries, waarvan
de columnist in september de première bijwoonde.
De
dierenrechtenactivisten die de bioscoopzaal in Los Angeles vulden, juichten
ethicus Peter Singers luidkeels toe.
In de film betogen
Singer en Devries dat sommige dieren mentaal de bovenhand halen op bepaalde mensen,
zoals babys, mensen in coma en zwaar gehandicapten. En dus houdt het argument
van onze morele superioriteit geen steek meer.
De veronderstelling dat
de belangen van dieren minder belangrijk zijn dan die van de mens kan wel eens
niet meer dan een vooroordeel zijn.
Naar analogie met
vooroordelen tegen bepaalde groepen mensen, wat we racisme noemen, kunnen we
dit speciesisme noemen. Daarom bekent de columnschrijver een speciesist te
zijn.
Michael Shermer geniet
geregeld van een stukje vlees. Hij draagt graag leder en kan geweldig lachen om
de grap van de landbouwer die zijn paarden castreert met twee bakstenen,
waarbij de vraag wordt gesteld of dat geen pijn doet: niet als je je duimen uit
de weg houdt.
En al is het wat ver
gezocht het grondplan van industriële landbouwbedrijven te vergelijken met de
gevangenenbarakken in concentratiekampen, toch kan de columnist de
dierenactivisten niet helemaal ongelijk geven.
Toen hij in 1987 als
student in een labo voor experimentele dierenpsychologie werkte, moest hij de
ratten opruimen die de experimenten hadden overleefd. Er was hem opgedragen de
dieren te doden met chloroform en hij aarzelde.
Liever wilde hij ze
meenemen naar een heuvel in de buurt en ze daar vrijlaten. Gedood worden door
een roofdier of de hongerdood sterven, leek hem beter dan het dier te
vergassen.
Maar testdieren
vrijlaten was illegaal, dus toch maar uitroeien, al was het een vreselijke
ervaring.
bekeek, dat wordt
beschreven als het droevigste beeldmateriaal uit een slachthuis ooit.
Het filmpje toont een
stier die in de rij staat om te worden geslacht. Hij hoort zijn soortgenoten
vóór hem gedood worden, probeert te ontsnappen door achteruit te lopen en draait
zijn kop naar alle kanten op zoek naar een uitweg. Hij ziet er bang uit.
Een arbeider geeft hem
een elektrische schok met een veeprikker, waardoor de stier angstig naar voor
schuifelt, uiteindelijk toch wordt geslacht en dood neervalt.
Een slachthuisarbeider
vertelde onlangs aan een undercovergezondheidsinspecteur, die vragen stelde
over de stank van ontlasting in het slachthuis, dat de dieren bang zijn om de
dood te worden ingejaagd.
Zoogdieren zijn levende
wezens met gevoelens; ze willen leven en zijn bevreesd om te sterven.
Door de evolutie werden
we allemaal voorzien van instincten om te overleven en ons voort te planten.
Onze genealogische verbondenheid, die wordt aangetoond door de evolutionaire
biologie, levert een wetenschappelijke basis om niet alleen alle mensen
dezelfde rechten te geven wat na 2 eeuwen revolutie min of meer lukte maar
ook alle niet-menselijke wezens met gevoelens.
Wie tijd heeft om de
film te bekijken The human superior?, moet even een uur en een kwart tijd
uitrekken
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.