Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Hij begon zijn loopbaan
als troetelduif ergens in het groot Turkse Rijk van weleer.
Het verhaal gaat dat hij
vanuit Iran werd geïmporteerd om de harems van de Ottomaanse vorsten op te
luisteren. De tortelende vogels in hun kooitjes moesten het goede voorbeeld
geven aan de haremdames. De Pasjas droomden bij hun gekoer weg in hun
weelderige paleizen en vergaten het land te regeren.
Het rijk raakte in
verval.
Wegen en handelsroutes
werden niet langer beveiligd en werden het domein struikrovers.
De economie stortte
ineen en ten slotte werden de vadsige vorsten het slachtoffer van hun eigen
slapheid.
Ze werden verdreven en
hun serails werden verwoest, inclusief de kooien van de tortels. Hoewel vrij om
te vliegen, waar ze wilden, zochten die een goed heenkomen bij de mensen.
Overal waar ze eengraantje van de
akkerskonden meepikken, doken ze op.
Overal vertederden ze de
harten. Hun Turkse koosnaam Koemroe is nog steeds een toverwoord.
Maar het zachtaardige
dier nam geen genoegen met de verovering van Klein-Azië.
Het stak de Bosporus
over en zette poot aan land in Europa.
Vanaf 1930 begon hij van
daaruit zijn gevederde opmars naar het westen.
Zo luidt althans het
verhaal, maar of het in werkelijkheid ook echt zo gegaan is, blijft de vraag.
Wel is het een feit dat
de Turkse tortel zich overal in Europa heeft gevestigd en er is nog geen einde
gekomen aan zijn veroveringsdrift. Het geheim van hun succes zit hem in het
gebrek aan trekdrang, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Als aan de mens
gehechte vogels hebben ze geen enkele behoefte s winters weg te trekken.
Ontwaken
Papillon
Terwijl
de wereld stil een gelaten rust vermag verwelkomt de natuur de nieuwe dag
in goudomrande structuren.
Vogels
zweven bij de opgaande zon met kleuren zo glansrijk en teer toen het
eerste blauw begon schilderden zonnestralen meer dan een prachtig
lijnenspel.
Met
dauw als parels die bloemen omkransen toont het ontwaken in alle glorie
een dag vol nieuwe kansen het milieu ademt en bruist naakte schoonheid.
De
dieren zoeken in alle rust hun weg zij malen niet om geluk of pech een
nieuwe dag is geboren alle groen en het dierenrijk ze gelijken één geheel
niets gaat hierin verloren.
De
mens in eigen tijdperk completeert het andere deel onze wereld als
scheppingswerk laat ons voelen wat het geeft de bron voor het bestaan... de kracht die alles in zich heeft.
Een knap
gedicht met een mooie boodschap: een ode aan de natuur en meteen een passende
verjaardagattentie nu dit blog vandaag haar 7de levensjaar mag
vieren.
Mannetjeseenden zijn
aangewezen op hun uiterlijk om zichzelf aan te prijzen. Bij de balts tonen zij
hun mooiste kenmerken en met name hun spiegel.
De woerd wijst zijn
spiegel tijdens het schijnpoetsen van zijn verenpak ook telkens heel
nadrukkelijk aan om de er de aandacht op te vestigen. In november vormen zich
koppeltjes, al wagen ze zich in ongegeneerd
ook nog aan bijslaapjes. De vrouwtjes zoeken hun partner uit op uiterlijk, maar
ook op het excentriek vertoon. Vrouwtjeseenden zien ook graag in hun vaste
partner dat hij zich als haar beschermheer opwerpt. Een vrouwtje laat duidelijk
merken wie de uitverkoren partner is. Dan houdt ze haar kopje eigenaardig laag,
in de richting wijzend van de woerd die de hare is. Ook aan het zwemgedrag kan
je merken welk paartje een koppel vormt.
Als de eendenpaartjes
zijn gevormd, wordt er dagelijks op het water gepaard. De woerden richten zich
gedurende het paringsritueel op, waarbij ze als het ware schommelend met hun
staart in het water hangen en dan naar voor kantelen met de borst in het water.
Parallel daarbij voeren zij kop- en nekbewegingen waarbij beurtelings de snavel
neer- en opwaarts wordt gericht.
Dan steekt de woerd zijn
snavel loodrecht in het water en verheft zich dan zonder de positie van zijn
kop te wijzigen. Hij kromt sterk zijn hals en lanceert in deze houding een
scherp gefluit, gevolgd door een soort gegrom. Het voorspel van kop- en
staartschudden krijgt een vervolg met gespetter van water naar het vrouwtje
toe.
Als het vrouwtje na deze
hofmakerij bereid is tot paren, legt zij haar kopje laag op het wateroppervlak,
de uitnodiging voor de woerd om haar te bestijgen. De woerd bestijgt het
vrouwtje en klemt zich met de snavel tijdens het paren vast aan haar nekveren.
Na de paringsdaad zwemt het mannetje een rondje rond zijn levenspartner en
vervolgens nemen beiden een bad.
Als de eendenparen
eenmaal hun territorium hebben uitgekozen, gaan ze dit afbakenen door
voortdurend de wacht te houden en indringers te verjagen. Doorgaans beperkt dit
verworven leefgebied zich tot de broedplaats, waar eieren en nakomelingen
worden beschermd.
Bij dreigend gevaar
probeert moedereend de aandacht van het roofdier af te leiden naar zichzelf.
Zij simuleert alsof zij een makkelijkere prooi is dan de juvenielen door bv.
vleugel-lam-zijn te spelen. Als het roofdier zich laat misleiden, zijn de
pullen gered.
De overlevingskansen van
de jongen stijgen wel heel erg wanneer ze de leeftijd van 3 weken hebben
gehaald.
De algemene wilde eend, één
van de grootste eenden met een luik gekwaak, toont soms kenmerken en de
gevarieerde kleurpatronen van tamme eenden, maar heeft altijd een blauwe
spiegel.
De
wilde eend komt vooral voor in de buurt van stilstaand of langzaam stromend
water en bouwt het nest in de dichte begroeiing langs de waterkant.
Er zijn op alle park- en
stadsvijvers wilde eenden te vinden, hoewel veel daarvan kleurpatronen vertonen,
die in het wild niet voorkomen. Donkerbruine met een blauwe bef, kakikleurige
vogels met een bruine kop en witte met gele snavel verraden allemaal de
eeuwenlange domesticatie van de wilde eend.
Bij
de wilde eend is het mannetje tijdens het voortplantingsseizoen in tegenstelling
tot het vrouwtje erg opvallend gekleurd. De kop van de mannetjeseend is
glanzend groen (veroorzaakt door lichtbreking via de bijzondere veerstructuur)
en de witte halsring vormt als het ware de scheidingslijn met de grijsbruine
rug en de donkerbruine borst.
Ook
zijn bij de woerd de middelste staartpennen duidelijk naar omhoog gekruld.
Het
verenkleed van de vrouwtjeseend is onopvallend bruin en bezet met donkere
vlekken.
Aan
het eind van de zomer verliest het mannetje echter het fraaie prachtkleed en
lijkt dan op een donker gekleurd vrouwtje. Dit eclipskleed houdt het mannetje
niet lang; in het najaar komt het prachtkleed al weer terug.
Tussen
de donsveren wordt de lucht vastgehouden om het drijfvermogen te verhogen. De
eend zwemt als het ware met opgevouwen vleugels in een donzen roeiboot. Het
brede lichaam blijft bij windstoten en golfslag gemakkelijk in balans.
Al
behoren de wilde eenden tot de familie van de grondeleenden duiken ze niet zo
graag en doorgaans niet dieper dan 1 m. Daarna worden de vleugels zorgvuldig
ingevet en druppelvrij gemaakt.
Dank
zij hun lange en spitse vleugels kunnen wilde eenden vrijwel loodrecht uit het
water opstijgen.
Het
zijn slagvliegers, die niet kunnen zweven, maar toch wel tot de snelste vliegers
van het vogelrijk behoren.
Door
de ver naar achteren geplaatste poten moet bij iedere stap het zwaartepunt over
het steunbeen worden gebracht. Dit verklaart de waggelende gang.
Net
als de meeste andere eenden heeft de wilde eend een brede snavel die over het
wateroppervlak heen en weer wordt bewogen, waardoor het voedsel zoals zaden en
plantendelen uit het water worden gezeefd. De rand van de snavel is bezet met
hoornlamellen; aan het eind zit een harde nagel.
Als
eenden grondelen zuigen ze met hun vlezige, gevoelige tong water op door de
snavelspits en persen dit met de gesloten snavel via de randen weer naar
buiten; hierdoor ontstaat het bekende snaterend en slobberend geluid.
Voedseldeeltjes worden door de snavelrand (via 25 zenuwknopen/mm²) herkend.
Het
vrouwtje zoekt de legplaats, het liefst aan de waterkant bij brandnetels,
varens of lang gras. Het nest is een ondiep kuiltje, doorgaans op de grond,
bekleed met gras, bladeren en plantjes. Bij de eendjes ontstaan tussen de
donsveren van de buik lange veren.
Voor
het legsel compleet is, trekt de vrouwtjeseend deze uit en gebruikt ze om het
nest mee te omzomen en af te dekken. Er zijn 10 tot een dozijn eieren die na 28
broeden uitkomen. Zodra hun dons droog is en de lucht tussen de donsveertjes
kan kome, kunnen ze alles: zwemmen, rennen en voedsel zoeken.
Eens
de pullen, die zeer schuw zijn, na 9 tot 11 maanden geslachtsrijp zijn.
Een
grote bedreiging is de slootwaterpeilverlaging, waardoor oeverbegroeiing en
waterplanten verdwijnen. Verder hebben de pullen te lijden onder de meeuwen, reigers,
bosuilen, ratten, snoeken, katten, koud en nat weer, alsook aan een tekort aan
eiwitrijk voedsel.
Ook
het autoverkeer (vooral in het voorjaar) en strenge winters maken veel
slachtoffers onder de wilde eenden.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan in
het archief terecht bij:
Begin mei is het eiland een waar paradijs voor vogelaars.
Het is een geliefde bestemming onder vogelliefhebbers, fotografen en natuurfans. Er komen ruim 300 vogelsoorten voor, waaronder maar liefst 33 soorten roofvogels en een keur aan bijzondere steltlopers, watervogels en zangvogels. Lesbos wordt door veel soorten trekvogels als rustplaats gebruikt op de voorjaarstrek vanuit de overwinteringsgebieden in Afrika naar de broedgebieden in het noorden.
Lesbos is met een oppervlakte van circa1 750 km² (70 km lang en 45 km breed) het op twee na grootste Griekse eiland gelegen nabij Turkije op de vogeltrekroute naar het noorden.
Het telt amper 80 000 inwoners, waarvan de meeste in de hoofdstad Mytilene wonen.
Vanuit het zuiden uit dringen 2 baaien ver het bergachtige eiland binnen.
Olijfbomen zie je overal. Ze vormen naast de toeristische troeven met kleinschalige accommodaties een belangrijke bron van inkomsten.
Een ideale bestemming voor wie traditie en natuur naar waarde schat
Lesbos is meer dan een vogelparadijs. Het heeft een heerlijk klimaat en biedt eindeloze wandelmogelijkheden. Het landschap is zeer afwisselend; je vindt er verschillende landschapstypes, waaronder:
·wetlands: rivieren, sloten, binnenmeren, moeras, zoutpannen en rietvelden;
·rotskusten;
·gecultiveerde velden en grasland: deze gebieden bevinden zich doorgaans langs rivieren en rivierdalen, waar water meestal overvloedig aanwezig is; het grasland wordt doorgaans niet gespoten, waardoor er veel insectenlokkende kruidgewassen voorkomen;
·struikgewas en droge rivierbeddingen komen vooral in het binnenland veel voor;
·olijfboomgaarden domineren het eiland; er staan ongeveer 11 miljoen bomen (25% van alle olijfbomen in Griekenland) die profiteren van het gematigd zeeklimaat;
·naald- en eikenbossen beslaan een groot deel van het eiland;verspreid liggen eikenbossen in het westen en noodwesten van het eiland;
·kale hooglanden met diepe valleien.
Lesbos heeft de meeste zonuren van het Middellandse Zeegebied; de zomers zijn dus bijzonder heet en droog. Toch is het prima toeven op Lesbos, dank zij de aangename wind.
Voor strandliefhebbers biedt het rustige Griekse eiland zowel kilometerslange afgelegen zand- als kiezelstranden.
De bijeneter, de kleurrijkste vogel
De meeste paren blijven elkaar heel hun leven trouw. Toch wordt elk voorjaar opnieuw bruiloft gevierd. De huwelijksdaad wordt ingeleid met een groot geschenk en omstandige rituelen.
De balts duurt dagenlang en heeft vaak weg van een (schijn)vechtpartij, maar zodra een paartje s nachts dicht tegen elkaar aan slaapt, is het huwelijk gesloten.
Het paartje talmt dan wat rond in de buurt van waar het vorig jaar heeft gebroed. Bijenenters zijn kolonievogels die allen van een wand van zand, leem of zelfs steen een gatenkaas maken. In elk gat broedt een stel, vlak bij elkaar en dat is toch wel merkwaardig voor insecteneters, die over het algemeen nogal gesteld zijn op een eigen jachtgebied.
Kennelijk weegt bij deze vrolijke zuiderlingen de gezelligheid en de veiligheid in de kolonie zwaarder dan in het eigen territorium.
Dagen na elkaar komen ze kijken hoe hun boeltje van vorig jaar erbij ligt.
De oude nestholten worden geïnspecteerd en onder veel geroep besproken. Niet dat dit er veel toe doet, want straks zal elk stel een brandschoon nieuw gat graven.
Belangrijker is de plek, die lekker warm moet zijn, tamelijk kaal, overzichtelijk en toegang biedt op een insectenrijk achterland, daar een kolonie gemakkelijk 20 tot 30 vogels telt.
Soms is die voedselrijke plek In keen moerasje, waar libellen, haften (eendagsvliegen) rondhangen. Een ruig land met grazend vee is ook goed. Koebeesten hebben altijd vliegen om zich heen en in het grasland komen vaak sprinkhanen voor. In kleine akkertjes met omgewoelde, maar onbespoten grond, bloeien altijd bossen akkerbloemen, die op hun beurt weer hommels en vlinders lokken.
Wat zitjes in de onmiddellijke nabijheid van de holen, in de vorm van dorre takken zijn onontbeerlijk.
Al zien bijeneters eruit als versiersels op een porseleinen vaas, zijn het noeste mijnwerkers die nestholen graven van een halve meter. Het lijkt ze geen moeite te kosten want ze beginnen vrolijk met wel 3 gangen tegelijk. Uiteindelijk maken ze er één af.
Aan het eind graven ze een kamer, waarin de 6 of 7 jongen worden geboren.
De 1ste week worden ze er ook gevoerd, maar naderhand kruipen de kuikens naar de holopening om de hapjes aangereikt te krijgen, die keurig zijn schoongemaakt, ontdaan van angels, vleugels of schilden.
Als de zorg voor de jongen erop zit, gaat de hele familie er vandoor samen met de andere paartjes van de kolonie. Als het even kan, sluit men onderweg aan bij medereizigers, waardoor de vlucht (zwerm) in aantal indrukwekkend tot honderden vogels kan aangroeien.
Eens ter bestemming in Afrika, waar in de savanne rond de keutels van gnoes (wildebeesten), zebras, topis (antilopen) en olifanten, leuk wat beestjes omheen zwermen, kunnen ze weer op krachten komen.
In zulke gevallen willen bijeneters nog weleens op de grond jagen; ze kunnen er naar hartenlust smullen van uitvliegende termieten of van zwermende sprinkhanen.
Al zijn vette vliegen, torren, dikke spinnen, rupsen lekkere hapjes, toch gaat de voorkeur naar bijen, hommels en wespen.
De grote hoornaar, de superwesp met haar roodgele achterlijf is natuurlijk de delicatesse, maar tevens de buit waarvan de angel met het gifblaasje best wordt verwijderd door het achterlijf stevig tegen een tak aan te wrijven.
Door zijn voorkeur voor bijen is de bijeneter helemaal niet populair bij imkers.
Misschien weten de bijenhouders niet dat de bijeneter bij voorkeur mannetjesbijen pakt omdat die geen angel hebben. En darren zijn nu eenmaal de minst nuttige individuen van het bijenvolkje. Ze mogen de nieuwe koninginnen bevruchten en als dit gelukt is, worden ze door hun zussen afgeslacht.
Wie de bijeneter in actie wil zien, kan hier het filmpje van Marianne De Vogelkijker bekijken:
De kleurrijke verschijning,
waarvan het verenpak haast elke kleur van de regenboog weerkaatst, is bij
vogelaars een gegeerd fotomodel.
Buitengewone
vliegprestaties
Tijdens hun vlucht zijn bijeneters
enkele van de snelste insecten te slim af. Omdat ze houden van grote, snel
vliegende insecten, zoals bijen, wespen, horzels, moeten ze vlug en behendig
zijn. Hun goede gezichtsvermogen laat toe een bij of wesp op te merken van 100
m afstand. Sommige bijeneters gebruiken bij het vangen van hun prooi een
duikvluchtmethode, waarbij ze zich vanboven op het insect storten.
Vaker nog zullen ze op
een tak neerstrijken en vandaar wegschieten om een voorbijkomend insect te
verschalken.
Andere soorten gebruiken
een zelfs nog lastiger techniek. Eerst vliegen ze achter en onder het insect
in zijn blinde hoek waarbij ze vaak bijna de grond raken. Dan versnellen ze
iets, heffen hun kop en plukken het insect met hun lange snavel uit de lucht.
Sommige Afrikaanse
bijeneters schakelen hulp van anderen in bij hun zoektocht naar voedsel. Ze
gaan dan soms naast grote dieren, andere vogels of zelf voertuigen vliegen om
de opvliegende insecten te vangen.
De brutale karmijnrode
bijeneter zal zelfs meeliften op de rug van een struisvogel, geit of zebra.
Deze gastheren doen niet alleen dienst als een handige uitvalsbasis voor de
bijeneter, maar brengen ook sprinkhanen en cicaden in beweging, waarmee deze
zich kan voeden.
Ook bosbranden trekken
grote zwermen karmijnrode bijeneters aan die zich te goed doen aan de
sprinkhanen, die aan de vlammen proberen te ontkomen.
Zonnebaden,
veren poetsen en wassen
Om snel te kunnen
vliegen, moeten veren in een optimale conditie zijn en de bijeneter heeft dan ook
een hele reeks remedies om parasieten te verwijderen en zijn veren schoon te
houden. Een bijeneter zal zeker 10% van de dag besteden aan de persoonlijke
verzorging.
Als de vogel zich s
morgens zit op te warmen in de zon, poetst hij vaak meteen zijn veren.
De zonnewarmte maakt de
parasieten kennelijk actiever en makkelijker te verwijderen. Sommige soorten
bijeneters houden ervan om gezamenlijk te zonnebaden, waarbij verscheidene vogels
dezelfde houding aannemen: met hun rug naar de zon gekeerd en met uitgestrekte
vleugels.
Wassen doen ze minder
vaak en dat blijf meestal beperkt tot een snelle duik in het water tijdens het
vliegen. In droge streken moeten bijeneters het doen met een stofbad.
Gezelschapsdieren
De meeste bijeneters
houden van gezelschap. Diverse soorten broeden in grote kolonies, waarvan
sommige uit wel 25 000 vogels bestaan. Die broedplaatsen liggen vaak op
grote zandbanken, waarin de vogels makkelijk hun hol kunnen uitgraven.
De broedkolonies bieden
extra bescherming tegen roofvijanden en door hun nauwe samenwerking kunnen ze
snel lokaliseren waar veel voedsel voorradig is. Zelfs tijdens het foerageren
blijven de sociale bijeneters bij elkaar in de buurt en houden ze contact via
hun hoogdringende roep.
Bij sommige soorten,
zoals de witkapbijeneter, werken familieleden samen om de jongen groot te brengen.
De helpers zijn doorgaans de nakomelingen van de oudervogels en dank zij hun
samenwerking slagen ze erin 2 x zoveel jongen groot te brengen.
Helpers assisteren bij
alle taken die met het nest te maken hebben: bij het graven van de nesttunnel,
het uitbroeden van de eieren en het allerbelangrijkste; bij het voeden van de
jongen.
Familiegroepen van
bijeneters houden er vooral van om samen op een tak te zitten. De vogels gaan
zo dicht bij elkaar zitten dat ze de indruk wekken alsof ze allemaal inschikken
om op de foto te passen. De gewoonte om zo dicht tegen elkaar aan te schuiven,
helpt ze ongetwijfeld om tijdens koude nachten warm te blijven.
Bijenverdelger
Meer en meer zijn
bijeneters zich gaan specialiseren in het eten van sprinkhanen, vooral in
West-Afrika, waar veel vernielzuchtige treksprinkhanen voorkomen.
De karmijnrode bijeneter
heeft zelf veranderingen aangebracht in zijn nest- en trekgedrag om te kunnen
profiteren van dit voedsel dat zo ruim voorhanden is. Hij volgt nu de
treksprinkhanen als ze uitzwermen langs de rivier de Niger.
Niettemin hebben
bijeneters, zoals hun naam al aangeeft, een zwak voor bijen hebben, hun
favoriete lekkernij.
Daarom zijn ze bij de
imkers allesbehalve geliefd. Het positieve is echter dat ze ook wespen en
horzels eten (die zich met bijen voeden) en dat ze in de herfst oude bijen
vangen, die de korf makkelijker met een ziekte kunnen besmetten.
De elegante, kleurrijke en
tropische verschijning, die met veel geluk als uitzonderlijke zomerdwaalgast ook
in onze streken wordt aangetroffen, behoort tot de orde van de neushoornvogels,
scharrelaars en ijsvogels.
Oorspronkelijk kwam de Europese
bijeneter hoofdzakelijk voor in warme gebieden rondom de Middellandse Zee en op
de Oost-Europese steppen. Door de voortdurende opwarming van de aarde heeft hij
zich steeds meer in noordelijke richting weten uit te breiden, waardoor men hem
tijdens de broedperiode zeer incidenteel als zeldzame dwaalgast ook in onze
contreien kan waarnemen. De vogels overwinteren ten zuiden van de Sahara en
keren eind april terug uit tropisch Afrika.
De bijeneter komt in
verschillende biotopen voor: open parkachtige bossen met struikgewas, weilanden
en akkers met kruidenrijke randen, bosranden en andere territoria als
zandafgravingen, vrijwel altijd in de directe nabijheid van waterrijke
gebieden.
Bijeneters zijn
insecteneters en behendige vliegers, die ook in vlucht insecten, zoals
sprinkhanen, kevers, libellen, zweefvliegen, hommels en bijen te grazen weten
te nemen. Ze jagen doorgaans vanaf een uitkijkpost.
De angel van bijen en
wespen wordt vaak verwijderd door de prooi langs de tak te wrijven.
Bijeneters worden in de
zuidelijke landen vaak vervolgd, omdat imkers menen dat ze met een ernstige
concurrent hebben te maken. Alleen op Cyprus worden er jaarlijks zeker zon 10
000 stuks geschoten in de korte tijd dat ze daar broeden.
Bijeneters stijgen op
met stijve, snelle vleugelslagen, hangen stil, cirkelen rond en glijden omlaag
of jagen achter prooien aan met krachtige vleugelslagen en glijvluchten.
De vleugels zijn puntig
waardoor ze bij het vliegen wat op zwaluwen lijken.
Het verenkleed is
voornamelijk blauw; de rug is grotendeels geel; kenmerkend ook zijn de rode
ogen en de opvallende zwarte oogstreep; de keel is geel; de kruin is roodbruin;
de middelste staartveren zijn verlengd.
De kleur verloopt van
donker kastanjebruin op de kruin naar goudbrons op de stuit; de staart is
blauwgroen, de middelste staartpennen zijn verlengd.
De onderdelen zijn
turquoise, naar staart toe groener wordend. De kleine en middelste handdekveren
zijn grasgroen, de armdekveren zijn warm kastanjebruin. De schouders zijn
helder goudkleurig, de tertials (elleboogpennen) groenblauw en de grote
handdekveren zijn donker blauwgroen, de handpennen zijn glanzend, donker
hemelsblauw.
De vleugels vertonen een
zwarte achterrand; op het witte voorhoofd onderscheidt zich een bleekblauwe wenkbrauwstreep.
De lange gebogen snavel is puntig.
De lichaamslengte
varieert van 25 tot 27 cm; de spanwijdte wisselt tussen de 36 en 40 cm en het
lichaamsgewicht schommelt tussen de 50 en 70 g.
Vermits heel veel
insecten in de buurt van water blijven, zijn bijeneters ook altijd in de buurt
van waterpartijen te vinden. Omdat bijeneters ook vaak insecten vangen, die net
bloemen hebben bezocht, krijgen ze ook de zeer voedzame nectar en stuifmeel
binnen, waardoor ze zelf nauwelijks plantaardig voedsel hoeven op te nemen.
Deze kolonievogels leven
het hele jaar door in zwermen en zitten vaak schouder aan schouder.
De bijeneters kiezen
oevers van meren of rivieren uit met afgegraven steile wanden. In deze
oeverkanten graven ze horizontale nestgangen van ruim 1 m lang met aan het eind
een nestholte, die iets hoger ligt. Deze tunnels zijn zo krap dat er slechts
één vogel tegelijk door kan; passeren is alleen in het nest mogelijk. Hierdoor
is het nest ook behoorlijk beschermd tegen roofdieren.
De bijeneter is een zeer
sociale soort die in kolonies broedt, in luidruchtige zwermen trekt en ook de
winter in groep doorbrengt. Soms krijgen paren hulp vansoortgenoten bij het grootbrengen van de
jongen. Als een vogel op het nest terugkeert, begroeten de partners elkaar door
hun staart te spreiden en ermee te trillen, terwijl ze een opgewonden roep
laten horen.
De pop legt per legsel
doorgaans 4 eieren, die beide ouders om beurten bebroeden. Na ruim 3 weken
komen de jongen uit. Ieder koppel zorgt alleen voor zijn eigen jongen, anders
dan bij de karmijnrode bijeneter waar de hele groep vaak helpt.
De oudervogels houden
contact met de broedende partner door speciale geluiden die ze alleen in die
tijd maken. De jongen worden voorbereid op de komst van een ouder (die met een
portie voedsel komt aanvliegen) met weereen andere roep. Na 32 tot 33 dagen komen de jongen voor het eerst
buiten, de ouders blijven de jongen na het uitvliegen nog een paar weken voeren
en beschermen.
De vogel is hier in de
Sommevallei een frequent voorkomende meeuwensoort, die niet enkel langs de kust
wordt aangetroffen, maar tevens talrijk voorkomt in het binnenland.
De namen kokmeeuw of
soms kapmeeuw zullen ongetwijfeld zijn afgeleid van de karakteristieke chocoladebruine
kokmuts.
De kokmeeuw is
allesbehalve schuw en is dan ook gemakkelijk te observeren.
De vogel broedt in
kolonies in moerassen en meren, maar ook in duinen, kwelders of in veengebieden
meestal omgeven door water.
De kolonies zijn erg
luidruchtig en de meeuwen verdedigen eensgezind het territorium tegen de
vijand. Sommige andere vogels maken nuttig gebruik van deze waakzaamheid door
zelf het nest in de buurt of soms zelfs middenin de kokmeeuwenkolonie te
bouwen.
Kokmeeuwen zijn qua
voeding helemaal niet kieskeurig; ze lusten zowat alles: insectenlarven,
slakken op wei- en bouwland; vogeleieren, muizen en jonge vogeltjes, zelfs
etensresten van de mens. Ook durven de meesterdieven wormen van steltlopers (kieviten)
en visjes van sterns ontfutselen en vaak scharrelen ze tussen menselijke
afvalbronnen. Daarnaast proberen de kokmeeuwen ook om vliegend insecten te
vangen.
Meeuwen broeden normaal
gesproken in duinen en natuurgebieden. Wereldwijd is echter een trend zichtbaar
dat kustvogels zoals kokmeeuw, zilvermeeuw en visdiefje het stedelijk gebied
opzoeken. Er zijn diverse redenen denkbaar waarom ze dat doen. Ze leren dat het
leven in de stad veilig is en dat wij mensen voorwaarden scheppen om er te
kunnen leven:
veilige
platte daken, vaak bedekt met grind (roofdieren, zoals de vos komen daar niet);
direct
voedselaanbod op de straten rondom de nestlocatie (etensresten in huisvuilzakken);
nestmateriaal
(grind, vuile daken);
licht
van straatverlichting (plekken makkelijk te vinden);
overmatig
en makkelijk voedselaanbod door het voeren van mensen op straat;
veel
soortgenoten aanwezig.
In deze periode (mei) zijn
de kokmeeuwen druk in de weer met hofmakerij, zoekend naar een geschikte
nestplaats met heel wat gebekvecht rond het betwiste territorium tot gevolg.
De broedlocaties worden
vanaf maart bezet en begin juli zijn de meest jongen uitgevlogen.
Wat hierbij opvalt is
dat alle leden van de kolonie hun eieren binnen dezelfde tijdspanne van 3 tot 4
dagen leggen. Dat biedt nogal wat voordelen omdat hun kwetsbaarheid tegenover
roofdieren wordt beperkt, omdat die maar een beperkte hoeveelheid voedsel per
dag kunnen eten.
Tegelijk beginnen met
broeden, voorkomt ook dat eieren en kuikens verloren gaan omdat sommige meeuwen
nog een nestplaats moeten veroveren terwijl soortgenoten reeds het broeden
hebben aangevat. Hun nesten liggen haast tegen elkaar aan.
Kokmeeuwen kunnen
behoorlijk oud worden; ze hebben een levensverwachting van 10 tot 15 jaar.
Gezien deze leeftijd zou je denken dat er steeds meer kokmeeuwen komen?
Gedurende hun levensperiode hebben ze immers ruim de kans om zich voor te
planten.
Biologisch
broedonderzoek in onder andere Nederland en Vlaanderen wees een tijd geleden uit
dat een slechte reproductie één van de belangrijke oorzaken is van de dalende
aantallen in Europa.
Dit lage broedsucces zou
vooral worden veroorzaakt door verliezen in de eierenfase.
Vandaar het belang om de
kokmeeuwen te ringen om alzo zicht te krijgen over hun herkomst, verspreiding,
plaatstrouw aan overwinteringsgebied en broedlocatie, leeftijd.
Wie een eerder
verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende
bijdrage opsnorren:
Na het ochtendlijk merelconcert hoorde ik 14 dagen lang inmiddels net één week geleden
in het vakantieverblijfje dat we huren in de Somme-vallei dagelijks het helder getjilp van het druk, bezig en rumoerig dorpsvogeltje.
Tijdens de dagelijkse trip naar de bakker weerklonk haast op elke hoek van de straatjes de enthousiaste roep van de dominant aanwezige kerel.
Verwonderlijk is het niet, daar het pittoreske vissersdorp met heel wat oude woonwijken soms zelfs haast vervallen gebouwen talrijke ideale nestgelegenheden en schuilplaatsen verschaft. Overal zijn er holtes, nissen, spleten, uitnodigende plekjes, vaak onbereikbaar voor ongewenste belagers.
De kriskras door elkaar staande diverse woningen en kronkelende wegen en steegjes
karakteristiek voor oude dorpskernen zorgen voor een wat ruige en rommelige, maar tevens voor een gastvrije en joviale warme biotoop, waar mens en vogel zich thuis voelen.
Overal bieden bakstenen tuinomheiningen of omwallingen van parkdomeintjes, vaak begroeid met klim- en slingerplanten, veilige groene plekjes.
Daarenboven worden door vele inwoners broodkruimels en versnipperde etensrestjes op balkons in bloembakken of in kommetjes en schaaltjes op een voor katten onbereikbare plaats dagelijks te grabbel gestrooid.
Je treft huismussen even goed aan op de dijk, het strand, in de omgeving van en op de marktplaats, alsook op druk bezochte groene terraspleintjes.
Het valt trouwens in heel de Sommestreek op dat de attente en gulle schenkers echte natuurfans en vogelliefhebbers zijn.
Het jaarlijks Festival de lOiseau, La Maison de la Baie de Somme et de lOiseau, le Parc Ornithologique du Marquenterre beklemtonen dit met verve.
Een natuurpareltje
De baai van de Somme werd overigens recent opgenomen in de lijst van de zeer gesloten club van Grands Sites de France.
Dat is een label dat wordt toegekend aan uitzonderlijke sites en dat dank zij de 45 000 ha aan uitzonderlijke landschappen
Wie deze uitgestrekt en ongerept natuurgebied eens wenst te verkennen, kan hier heel wat natuurlijke lokale producten proeven zoals mosselen (Bouchots), het lamsvlees van de schapen die op de weiden (l Estran, te vergelijken met onze poldergebieden) staan, waar het zout water overloopt, zeekraal, keuze genoeg!
Wat eveneens heel belangrijk is om het statuut van Grand Site te verdienen is dat de liefde voor natuur (in dit geval voor de fauna en flora van de baai) wordt doorgegeven aan kinderen. Vandaar dat het reeds eerder vermeld Maison de la Baie de Somme pedagogische ateliers organiseert om de liefde voor de baai door te geven aan de kinderen, want zij zijn de toekomstige natuurambassadeurs van onze planeet.
In Zaventem lijkt het getjilp her en der weer wat aan te zwellen en dat is verblijdend nieuws. Op de waarnemingsfiches, gekoppeld aan opgelegde observatieperiodes, ter beschikking gesteld door Vogelbescherming Vlaanderen naar aanleiding van het proefproject huismussennestkasten, verschijnen hoopvolle signalen van de Vogelvrienden van de Kille Meutel.
Ook in Lovendegem hebben inmiddels een aantal mussenkoppeltjes hun intrek genomen maar niet enkel in het meest gegeerde groene nestkastje; ook in de coniferen en struiken zijn nesten want er vliegen wel een 20-tal huismussenmannetjes, - vrouwtjes, - jongen uit in de tuin en de onmiddellijke omgeving bij Georges Van Damme.
Het illustrerend beeldmateriaal dat Georges en andere huismussenspotters ons geregeld bezorgen, nemen we op in een gegevensbank, die ons na het opvolgingsonderzoek moet toelaten de beste huisvestingsnormen voor onze geliefde straatket in kaart te brengen.
Wie eerder verschenen artikels uit het archief wil raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen ontdekken:
Er was een tijd dat
pinguïns en ijsberen elkaar wél konden ontmoeten. Tot de 19de eeuw
leefde op de Noordpool de reuzenalk de originele pinguïn. De mens knalde
het laatste exemplaar af. In het boek: Het
zesde uitsterven, vertelt Elizabeth Kolbert zijn verhaal.
Vette vogel
In hun hoogtijdagen
dat wil zeggen: voordat mensen hun broedgronden bereikten nestelden de reuzenalken
van Noorwegen tot in Newfoundland en van Italië tot in Florida. Ze waren
indertijd met vele miljoenen. Toen de eerste Scandinaviërs zich vestigden op
IJsland, kwamen de reuzenalken er zo veelvuldig voor dat ze er vaak op de
eettafel belandden. Hun resten werden gevonden in het huishoudelijk afval van
de 10de eeuw. De reuzenalk was een gemakkelijke prooi voor de
middeleeuwse IJslanders.
Voor zover we weten,
leefden reuzenalken op dezelfde wijze als pinguïns. In feite waren de
reuzenalken de originele pinguïns Ze kregen hun naam wel of niet afgeleid
van het Latijnse pinguis, wat vet
betekent van de Europese zeevaarders die hen zagen in de noordelijke
Atlantische Oceaan. Toen later andere zeevaarders op het zuidelijk halfrond
gelijkgekleurde en gelijkgebouwde vogels vonden, die evenmin konden vliegen,
gaven ze hen dezelfde naam wat aanleiding gaf tot veel verwarring omdat alken
en pinguïns tot geheel andere families behoren. Pinguïns vormen hun eigen
familie, terwijl alken leden zijn van een familie waartoe ook papegaaiduikers
en steltlopers behoren. De Alca orda
alias de gewone alk is volgens genetisch onderzoek de naaste nog levende
verwant van de reuzenalk.
Net zoals pinguïns waren
reuzenalken fantastische zwemmers ooggetuigen meldden dat ze
verbazingwekkende snelheden haalden in het water en ze brachten het
grootste deel van hun leven door op zee. Maar tijdens het broedseizoen, in mei
en juni, waggelden ze massaal aan land en dan waren ze uiterst kwetsbaar.
Amerikaanse indianen joegen duidelijk op reuzenalken in een oud graf in
Canada werden meer dan honderd snavels van alken gevonden. En de neanderthalers
uit het stenen tijdperk deden dat eveneens: resten van reuzenalken werden
teruggevonden in archeologische sites in onder andere Denemarken, Zweden,
Spanje, Italië en Gibraltar. Toen de eerste kolonisten landden op IJsland,
waren al veel broedplaatsen leeggeroofd en was de soort waarschijnlijk al sterk
uitgedund. Maar pas nadien volgde de massamoord.
Makkelijke prooi
Vanaf het begin van de 16de
eeuw pendelden Europese vissers veelvuldig naar Newfoundland, naar de rijke
visgronden van de kabeljauw. Bijna ter bestemming gooiden ze het anker uit bij
een grote platte klomp van roze graniet die net boven de zeespiegel uitstak. In
de lente was de 20 hectare grote rotsplaat overdekt met vogels die er bij wijze
van spreken schouder aan schouder stonden.
Er stonden of zaten veel
genten en steltlopers en de rest waren reuzenalken. De kale rots, ongeveer 60 km
buiten de N-O kust van Newfoundland, stond toen bekend als Vogel-eiland of
Pinguïn-eiland en tegenwoordig als Funk-eiland. Aan het einde van een lange
trans-Atlantische tocht, wanneer de voorraden bijna opgegeten waren, was vers
vlees goud waard en dat dit vlees bovendien met groot gemak van deze rotsklomp
kon worden geplukt, trok snel de aandacht. De Franse ontdekkingsreiziger
Jacques Cartier rapporteerde in 1534 dat sommige van de tijdelijke bewoners van
het eilandje zo groot als ganzen waren:
Ze
leven bijna altijd op zee want ze kunnen met hun kleine vlerken niet vliegen
( ) maar daarmee klieven ze even snel door het water als andere vogels vliegen
door de lucht. En deze vogels zijn heerlijk vet. In minder dan een halfuur
vulden we er twee boten mee, alsof het ballaststenen waren. De vogels die we
niet vers konden opeten, pekelden we. Elk schip legde vijf of zes vaten vogels
in met zout.
Enkele jaren later
landde een Britse expeditie op het eilandje, overvol met groot gevogelte.
De matrozen dreven een
groot aantal van deze vogels in hun boten en waren lovend over het smakelijke
vlees: zeer goed en voedzaam vlees. In 1662 beschreef kapitein Richard
Whitbourne hoe de reuzenalken over de gangplank aan boord werden gedreven met
honderden tegelijk.
Enkele decennia later
werd de reuzenalk voor veel meer aangewend dan voor levensonderhoud. Een
kroniekschrijver stelde vast dat de reuzenalken van Funk-eiland werden uitgebaat
op alle mogelijke manieren die de mens kon bedenken. Alken werden in de
visvangst gebruik als lokaas. Met hun veren en dons werden matrassen gevuld.
Hun olie werd gebruikt als brandstof.
Er werden stenen kooien
gebouwd op het eiland de grondvesten zijn nog zichtbaar en de vogels werden
daarin gedreven in afwachting dat iemand de tijd vond om ze te slachten.
De Engelse zeeman Aaron
Thomas schreef aan boord van hms Boston, onderweg naar Newfoundland:
Als
je ze vangt voor hun veren, doe dan geen moeite om ze te doden. Je pakt er
gewoon een vast en plukt de beste pluimen. Waarna je de arme pinguïn te water
laat, half kaalgeplukt, zodat de vogels vanzelf traag omkomt.
Er groeiden toen en nu
geen bomen op het kille Funk-eiland en dat gaf aanleiding tot nog een ander
nuttig gebruik dat dezelfde Thomas beschreef: verwarming:
Neem
een kookketel mee, steek er een of twee pinguïns in en stook een vuurtje onder
de ketel.
De
vlam zal heel zeker worden onderhouden door de onfortuinlijke pinguïns, want hun
olierijke lijf schiet snel in brand.
Geveld door zijn eenzaamheid
Toen de Europeanen voor
het eerst voet aan wal zetten op het eiland, vonden ze er naar schatting
100.000 koppels reuzenalken, die er evenveel eieren uitbroedden.
Reuzenalken legden doorgaans
maar één ei per jaar.
Een dergelijk ei had een
doorsnede van 12 cm en was bruinzwart gespikkeld. Alleszins moet de
broedkolonie op het eilandje zeer uitgebreid zijn geweest, om meer dan 2 eeuwen
van afslachten te kunnen doorstaan.
Maar eind de 18de
eeuw ging de kolonie steil achteruit. De handel in puimen en dons was zo
winstgevend geworden dat verschillende ploegen jagers de hele zomer bezig waren
op Funk met vogels te verbranden en te plukken.
Het is niet uitgemaakt
of de jagers daadwerkelijk tot en met de laatste alk van Funk hebben gedood,
dan wel of ze de kolonie zodanig uitdunden dat ze kwetsbaar werd voor nog
andere bedreigingen. Hoe het ook zij, algemeen wordt 1 800 beschouwd als het
jaar waarin de reuzenalk verdween uit Noord-Amerika.
Nadat de reuzenalken van
Funkeiland in de vergeetput waren gepekeld, gepluimd en geroosterd, bleef er
nog maar één enkele kolonie over van enige omvang, op het eiland eiland van
de reuzenalk zowat 45 km ten Z-W van het schiereiland Reykjanes op IJsland.
Het allerlaatste koppel
reuzenalken werd in 1844 op Eldey gedood. Eldey ligt op amper op 14 km van
Reykjanes, net ten Z van Reykjavik.
De fotos van de kleine
alk zijn van Birdfocus
De afbeelding van het
skelet van de reuzenalk mochten we ontlenen aan Tirion
Natuur, waarvoor onze
oprechte dank.
De looptechniek van de laatste der dinosauriërs verklaard
Geraadpleegde bron: De Standaard
Waarom een kippenknie achterstevoren staat
Is het je ook al opgevallen dat de knieën van kippen en andere vogels naar achteren zijn gericht?
Dat komt omdat ze dinosaurussen zonder staart zijn.
Wat een leek gemakshalve de knieën van een kip noemt, zijn eigenlijk haar enkels. De knie zit bij kippen hoog tegen het lijf aan. Het dijbeen van een kip zit horizontaal en neemt niet deel aan het stappen. Een kip zwaait eigenlijk haar poten vanuit de knie naar voren.
Wetenschappelijk onderzoek impliceert eerst waarnemen om zich daar dan vragen bij stellen. De vraag die bij de observator spontaan opkomt: waarom wandelt een kip vanuit de knie en niet vanuit de heup, zoals wij?
Waarom heeft ze zulke korte dijen en houdt ze die horizontaal?
En nu we toch bezig zijn: kippen zijn de laatste der dinosauriërs, zouden T-Rex en zijn kompanen ook zo koddig hebben gelopen?
Dinosaurusspecialisten Bruno Grossi van de Universiteit van Chili en José Iriarte-Diaz van de Universiteit van Chicago besloten samen de volgende stap te zetten in het wetenschappelijk onderzoeksproces en stelden een experiment op.
Ze bonden een wc-ontstopper aan de kont van 4 kuikens en lieten ze zo een 12 weken opgroeien tot ze volwassen waren; 4 andere kuikens kregen een gewicht opgebonden boven hun bekken en nog eens 4 anderen werden met rust gelaten en benoemd tot de controlegroep.
Ontstopper is een wat oneerbiedige beschrijving van de wetenschappelijk verantwoorde dinostaart die de kippetjes op maat aangemeten kregen: een 7 mm dikke houten stok, vastgezet in een klont Fimo-boetseerklei en met velcro vastgeklit op een broekje dat de kip droeg, zodanig dat de stok in lijn was met de projectie van de caudale wervels (in het verlengde van de staartwervels) en de pygostyle. De pygostyle zijn de vergroeide wervels die samen het vlezige aanhangseltje vullen dat bij een kip voor staart moet doorgaan.
De kippen mochten opgroeien in vrije uitloop of toch in een rond hok van 1,80 m doorsnede en 1 meter hoog. Om de 5 dagen kregen ze een nieuwe staart, telkens even lang als hun lijf, van 9 tot 28 cm. Het zwaartepunt van de kip-met-dinostaart lag daardoor 15% opgeschoven langs de lijn tussen het zwaartepunt van een kip zonder staart en dat van de staart zelf, wat bij een volwassen kip neerkwam op zowat 2 cm.
Aan doordacht wetenschappelijk onderzoek doen betekent ook alle mogelijke andere verklaringen uitsluiten.
Dus: als zon kip-met-staart anders ging lopen, kwam dat dan wel doordat haar zwaartepunt opgeschoven was of misschien gewoon omdat ze nu meer woog?
Daarom kreeg een 2de groep evenveel extra gewicht aangemeten, maar nu boven op de rug, netjes boven hun steunpunt, zodat hun zwaartepunt zich niet verlegde.
En dan maar filmpjes maken van waggelende kippen. Uiteraard nadat de make-upartiest van de ploeg ze selectief had kaalgeplukt om gekleurde klevertjes aan te brengen op heup, knie, enkel en het gewricht tussen voetbeen en tenen.
Op die manier kon een computer de beweging van de gekleurde stippen omzetten in gegevens waar een bewegingsanalyse-programma mee uit de voeten kon.
Laatste stap in het onderzoeksprogramma en wel deze die je carrière bepaalt als je wat baanbrekends hebt ontdekt en bewezen: publiceren, in dit geval in Plos One.
En inderdaad. Bij een dinosaurus met staart ligt het zwaartepunt ergens in het bekken, zodat de dino zijn hele poot kan gebruiken om te stappen. Haal die staart weg en de dino valt op zijn bek, tenzij hij zijn steunpunt onder zijn nieuwe zwaartepunt brengt. Met andere woorden, als hij zijn knie naar voren onder zijn zwaartepunt brengt en enkel nog het deel onder de knie gebruikt om mee te stappen.
Precies wat een kip ook doet. De kippen-met-wc-ontstopper gedroegen zich zoals hun voorouders: ze strekten hun poten en zwaaiden ze veel meer vanuit de heup.
Op naar de volgende vraag dus maar: hoe neemt een 6-tonner zoals T-Rex een haakse bocht zonder in het decor te belanden of zijn poten te breken? Dat is al iets moeilijker te vertalen naar een kip. Maar als je een idee hebt, zal de wetenschap je dankbaar zijn.
Onder leiding van Oswaldwerden nieuwe huismussenspotters van de wandelvereniging De Parkvrienden langsheen een door hem uitgestippeld parcours gegidst.
Opzet van dit initiatief was tijdens het Huismussentelweekend georganiseerd door Vogelbescherming Vlaanderen de loktroeven, die huismussen kunnen overhalen te nestelen, te veraanschouwelijken.
Geregeld werd tijdens de verkenningstocht halt gehouden op strategische infopunten, al dan niet in de buurt van groene zones, waar telkens de aandacht werd toegespitst op de 4 bepalende basisbehoeften en succesfactoren van een mogelijke habitat: voedsel, beschutting, water en ruimte.
Een voedselrijke tuin is van cruciaal belang, want tijdens een winterdag brengt een pimpelmees 85% van de tijd door met voedsel zoeken en s zomers moet een paar volwassen pimpelmezen voor hun opgroeiend legsel dagelijks 1 000 rupsen inzamelen.
Ook water is essentieel voor vogels om te drinken en te baden. Vooral zaadeters moeten veel water drinken, omdat dit in hun voedsel ontbreekt. Waterpartijen (vijvertje, komvormige schalen of kuipjes, waar regenwater in blijft staan) aanleggen of vogelbadjes voorzien, is aangeraden.
Alle vogels hebben bescherming nodig en op natuurlijke wijze kan dat op diverse manieren; bomen met een gesloten takkenstructuur, doornige vogelveilige struiken, dichte hagen en heggen.
Met het project huismussennestkasten tracht Vogelbescherming Vlaanderen in samenwerking met Vivara de muren tot leven te brengen met ingemetselde neststenen. Deze van houtbeton vervaardigde neststenen bieden alle soorten holenbroeders, die gebouwen opzoeken, veilige en beschermde broedplaatsen.
Met de Kille Meutel Vogelvrienden trachten we ons pluimpje bij te dragen tot het welzijn van onze trouwste cultuurvogel. De wandeltocht werd in beeld gebracht door Arletteen Robert
Geraadpleegde bron: de Standaard - De varroamijt
slaat nergens zo hard toe als in ons land en moordt de bijenkolonies een voor
een uit.
Het is de tijd van het jaar waarop de imkers hun bijenkasten voor het
eerst openen en zien hoeveel bijenvolken de winters hebben overleefd.
Imker Filip Wouters had 20 bijenkasten, één volk per kast; 12 volken
hebben deze winter overleefd. De andere 8 zijn uitgestorven, door de varroamijt
en een windhoos eind vorig jaar.
Voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond, Chris Dauwe meent dat
het nog te vroeg is om conclusies te trekken. De verschillen zijn immers groot;
de ene imker heeft geen enkele kast verloren, de andere is alles kwijtgeraakt.
De jongste berichten wijzen er op dat het deze winter met de
bijensterfte al bij al nog meevalt.
De parasiterende mijt vermenigvuldigt zich via het broed van de
honingbij
Toch blijft de varroamijt, die de bijen verzwakt en de grootste
boosdoener is van de grote bijensterfte, zorgen baren.
De mijt zet zich vast op de bij, zuigt bloedt en maakt een opening in
het schild van de bij. Daardoor raakt ze verzwakt en minder weerbaar tegen
allerlei virussen.
Een Europees onderzoek zette het probleem recent nog eens op scherp.
Van alle 32.000 door imkers gehouden kolonies, die in opdracht van de
Europese Commissie over 17 EU-landen werden onderzocht, bleken in de winter van
2012-2013 nergens zoveel bijen gestorven als in ons land.
Zonder bijen is er geen bestuiving van de meeste gewassen en fruitbomen
en komt de biodiversiteit en de voedselproductie in gevaar.
Al teistert de varroamijt bijenkolonies in heel Europa, toch valt best
te verklaren waarom in België de bijensterfte zoveel hoger is.
Het voedselaanbod voor honingbijen wordt steeds schraler. Een bij zoekt
voedsel in een actieradius van 3 km, maar als in die gebieden alleen tarwe,
maïs en aardappelen worden geteeld, dan komt ze niet aan haar trekken.
Bloemen in bermen bestempelen wij eerder als onkruid die moet worden
bestreden, maar voor bijen is het noodzakelijk voedsel.
In Frankrijk zijn er grote velden met zonnebloemen en koolzaad.
In Nederland heb je minder lintbebouwing en een beter groen beheer.
In Duitsland vind je in elk dorp linde- en kastanjebomen, een
belangrijke bron van nectar voor honingbijen.
Doordachte en doeltreffende
bestrijdingsstrategie
Een bijenvolk heeft per seizoen 40 tot 50 kg pollen nodig om te kunnen
overleven en zijn larven te kunnen voeden. Dan kom je er niet met één boom.
Het gebrek aan voedsel voor bijen is een groter probleem dan de
pesticiden. Als een bij geen voedsel vindt, gaat ze verzwakt de winter in. Als
daarbovenop de varroamijt toeslaat, is de kans dat ze de winter overleeft,
klein.
De varroamijt valt te behandelen, maar dat moet via een gecoördineerde
systeemaanpak gebeuren, zowel in de zomer (om de larven te beschermen) als in
de winter (wanneer de mijt op de volwassen bijen zit), wat al te zelden het
geval is. Liefst worden de juiste bestrijdingsmiddelen aangewend ook, maar daar
ontbreekt het vaak aan.
Leveranciers doen niet eens de moeite om hun product in ons land bij het
federaal voedselagentschap te registreren, omdat ze vinden dat de markt te
klein is.
De zomerbehandeling tegen de varroamijt is cruciaal, omdat dan de
winterbijen worden geboren. Bijen leven normaal 6 weken. Winterbijen leven
echter 6 maanden, omdat ze geen larven hoeven te voeden, maar dan moeten ze wel
gewapend zijn om de winter door te komen.
Om de varroamijt geen kans te geven, moet de behandeling in de zomer
daarom 6 weken duren, met het product timol of oxaalzuur.
Het probleem is dat imkers vaak te laat met de behandeling beginnen,
omdat ze willen dat de bijen zolang mogelijk honing produceren om te verkopen.
Gelukkig staat er een jonge generatie op die in de eerste plaats denkt
aan het welzijn van de bijen.
De bestrijdingsbehandelingen op elkaar afstemmen is van het grootste
belang.
Immers bijen kunnen uitvliegen en vooral darren vliegen makkelijk van
de ene bijenkast naar de andere. Bijen verdedigen hun nest, maar een vreemde
bij kan zich in een nest binnen bedelen als hij nectar bij zich heeft.
Als de dar drager is van de mijt, kan hij een schone kast weer
besmetten.
Bijenhotels zijn hot
Overal in Vlaanderen duiken ze op, zowel in de tuinen van burgers als
bij bedrijven.
Je kan zon bijenhuis kopen of het gewoon zelf maken. Met een bundel
riet, bamboe of andere holle stengels waarin de bijen kunnen nestelen. Hout of
steen waarin gaten geboord zijn, kunnen ook.
De wilde (of solitaire) bij laat er haar eitje en wat stuifmeel in achter.
De nakomeling ziet dan een jaar later het levenslicht.
Een bijenhotel plaatsen is een prima idee, maar het is maar één
element. Belangrijk is dat er in de buurt voldoende planten groeien waar de
bijen voedsel vinden.
Ongeveer een derde van de solitaire bijen zoekt onderdak in zon hotel.
Andere graven zich bv een plekje in de grond en bang hoef je ook al niet te
zijn, want wilde bijen steken niet gauw.
Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan in het archief
de volgende bijdragen via de zoekrobot opsnorren:
18/08/10De
mysterieuze verdwijnziekte
23/10/10Aanpassen of
opkrassen
04/11/12Bang van de
natuur
01/09/13Wespen,
muggen en vliegen in beweging
12/06/13Levensnoodzakelijke
bestuivers
De fotos zijn van natuurfotograaf Paula Sperberdie recent een website heeft opgebouwd, die je in de 2de
favorietenreeks op dit blog kan raadplegen zéker doen!
Recentelijk trok
Vogelbescherming Vlaanderen aan de alarmbel toen bleek dat de vaste stek van de
laatste grote Vlaamse kolonie van zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw dreigde op
de schop te gaan.
De nestmogelijkheden van
maar liefst 6 500 broedparen staan hiermee op het spel, alsook een mogelijke
escalatie van het aantal dakbroedende meeuwen in de Vlaamse kustgemeenten met
een toename aan overlastmeldingen tot gevolg. Om die reden verzocht
Vogelbescherming Vlaanderen de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brugge via een
eenzijdig verzoekschrift de reeds opgestarte werken stil te leggen. De
rechtbank willigde op 20/03/14 het verzoek in en liet het vonnis onmiddellijk
door een gerechtsdeurwaarder betekenen aan de tegenpartij die hiertoe werd
verplicht de werken in uitvoering te schorsen. Concreet gaat het om de bouw van
2 loodsen, elk 20 790 m² groot en 2 parkings, respectievelijk met een
oppervlakte van 20 790 m² en 12 651 m².
Voor de havenuitbreiding
is zowel een stedenbouwkundige als een milieuvergunning nodig. De vergunning
van stedenbouw werd eind vorig jaar verleend, maar de milieuvergunning werd nog
niet goedgekeurd. De werken betreffende de eerstgenoemde vergunning mogen echter
niet worden uitgevoerd als de milieuvergunning nog niet definitief werd
verleend. De Firma Verbrugge Terminals vatte, ondanks een waarschuwing van de
Brugse bouwcontrole, de werken toch aan.
Een milieuvergunning is
nodig aangezien het bedrijf op de site, naast zware machines en motoren, onder
meer duizenden tonnen aan oliën, brandstoffen, gassen, verven, detergenten en
andere voor het milieu gevaarlijke en schadelijke stoffen zal opslaan.
De bouwwerken vallen pal
in het broedseizoen van de twee lokaal broedende meeuwensoorten.
Zilvermeeuwen vormen
vanaf december koppels en kiezen dan ook al de plek waar ze gaan broeden.
Bij de kleine
mantelmeeuw wordt de keuze van nestplaats in maart gemaakt.
Meeuwen zijn honkvaste
vogels en keren jaarlijks naar exact dezelfde plaats binnen de broedkolonie
terug. Voor de reeds aanwezige vogels kunnen de bouwwerken niet slechter
vallen. Daarnaast verkiezen de meeuwen grote aaneengesloten percelen die aan
weinig verstoring onderhevig zijn. Het spreekt voor zich dat de resterende
terreinen, waar de meeuwen wel nog kunnen broeden, door zowel de verstoring van
rijdende machines en trucs als de versnippering niet langer aantrekkelijk
zullen zijn en de volledige kolonie na verloop van tijd vermoedelijk zal
verdwijnen. Bedoeling is om rond deze tijd met het bedrijf een tegensprekelijk
debat in kortgeding op te starten en later ook de zaak ten gronde verder aan te
vechten, zodat de kolonie gevrijwaard blijft.
Zowel de zilver- als de
kleine mantelmeeuw is beschermd via het Soortenbesluit van 15/05/09. Het
opzettelijk en betekenisvol verstoren van deze vogels, in het bijzonder tijdens
de periode van voortplanting en de afhankelijkheid van de jongen, is verboden.
Ook is het verboden de nesten van de meeuwen weg te nemen, te beschadigen of te
vernielen. Daaronder vallen ook de nesten die in aanbouw zijn.
De Rechtbank van Eerste
Aanleg te Brugge verklaarde het verzoek in een beschikking ontvankelijk en
gegrond. Als de betrokken firma het verbod met de voeten treedt, legt de
beschikking een dwangsom op van 50 000 euro per dag dat de werken worden
verdergezet.
Samenvattende
nabeschouwingen in Reyers Laat
Meeuwen worden aan de
kust steeds vaker aanzien als de ratten van de lucht.
Nu blokkeren deze vogels
ook nog eens de verdere uitbreiding van de haven van Zeebrugge.
Toch moeten we meeuwen
kunnen appreciëren om wat ze zijn, vindt Jan Rodts, directeur van
Vogelbescherming Vlaanderen.
De zilvermeeuw broedt op
de site reeds sedert 1995 en de kleine mantelmeeuw vestigde er zich 4 jaar
later. Jan Rodts verwijst naar de Europese instandhoudingsrichtlijnen en heel
specifiek naar de vogelrichtlijn, die de EU-lidstaten verplicht speciale
beschermingszones aan te wijzen voor een lijst vogels waarvan de staat van
instandhouding is bedreigd en voor trekvogels in het algemeen. Al begrijpt de
directeur dat economische belangen in een havengebied zich ook vertalen in het
uitbreiden van bedrijfsterreinen, toch zal men tot een nuchtere afweging moeten
komen.
Geert Noels meent dat
bij duurzame ontwikkeling al sprake is van een ideaal evenwicht tussen
ecologische, economische en sociale belangen. Hij ondervindt zelf steeds vaker
dat men meer dan vroeger bereid is te streven naar een evenwaardige
beoordeling van de effecten en daardoor sneller in staat is compromissen te
sluiten.
De haven van Zeebrugge
is al jarenlang een hotspot voor broedende meeuwen. Maar liefst 90% van de
volledige Vlaamse broedpopulatie kleine mantelmeeuwen broedt daar al sinds
1999. Voor de zilvermeeuw die er al sinds 1995 broedt, gaat het om 80%. De
meeuwen broeden op enkele braakliggende terreinen in de voorhaven, maar de
ruimte wordt straks ingepalmd door bedrijfsgebouwen. Vogelbescherming
Vlaanderenvraagt zich af waar de
meeuwen straks naartoe moeten eens ze aankomen vanuit hun winterkwartier.
De migratie van de
meeuwen naar de stad heeft alles te maken met de verstoring van de
biodiversiteit en het steeds schaarser worden van natuurlijke broedplaatsen.
Jan Rodts licht nog toe
dat op het moment dat je stukken van de biotoop gaat inpalmen, de meeuwen op de dool gaan om een alternatief te
zoeken en dan is het niet ondenkbaar dat het gros van de meeuwenkoppels
aansluiting zal vinden bij de zich reeds gevestigde dakbroedende meeuwen in de omliggende
kustgemeenten, met alle nefaste gevolgen van dien.
De meeuwen schreeuwen
permanent tijdens het broedseizoen, laten een spoor van vuil achter, waardoor
zelf nestmateriaal in de afvoerbuizen geraakt en gedragen zich almaar
agressiever wanneer ze in de kustgemeenten op zoek gaan naar voedsel. Daarbij wordt
al eens vaker een pakje friet of een ijsje weggegrist.
Maar dat valt eveneens
te verklaren door onze slordige omgang met afval. Hiermee nodigen wij de
meeuwen als het ware uit om naar de stad te komen. Ook de rondzwervende
voedselresten, achtergelaten door nonchalante toeristen vormen een rijke
voedselbron voor de meeuwen. Meeuwen kennen immers het verschil niet tussen
geven en stelen.
Als je dan toch op die
plek de bouwwerken wil aanvatten en op zoek moet naar een alternatieve biotoop,
dan zou die best 40 ha groot zijn en niet verder liggen dan in een straal van 4
à 5 km.
Als wij natuurlijke
gebieden blijven inpalmen dan krijgen we hoe langer hoe vaker dieren op bezoek
in onze achtertuin. Het zit immers in de genen dat de soort zich moet
reproduceren.
In dit verband meldt Hilde
dat er plannen zijn om atollen te creëren. Er is een ruimtelijke ordeningsplan
om op zee eilandjes met als eerste functie veiligheidszones (buffers) te voorzien,
maar deze zouden tevens een elegante uitwijkmogelijkheid kunnen bieden.
Bijkomend voordeel van die eilandjes is dat de meeuwen dan ook hun voedsel in
zee zoeken in plaats van in de kustgemeenten.
Een andere duurzame
oplossing voor onze badsteden is het aanleggen van groendaken in het
havengebied, net zoals in de haven van Hamburg wordt gedaan.
Aanpassingsmaatregelen
tegen overstromingen worden momenteel volop bij onze noorderburen uitgetest. De
zandmotor is een innovatieve manier van kustbescherming en kustonderhoud. Door
wind, golven en stroming verspreidt het zand zich langs de kust en vormt er
nieuw strand en duinen, die ons tegen de zeespiegelstijging beschermt en extra
ruimte biedt voor natuur en recreatie.
Bekijk de virtuele
maquette en ontdek alles over de zandmotor
Geraadpleegde
bron: EOS Maandblad voor wetenschap Arnold van den Burg
Het gaat niet goed met
de sperwers in onze contreien. Dat komt vooral door een tekort aan aminozuren
in het voedsel van de roofvogels.
Sperwers komen nagenoeg in
heel Europa voor, maar bij onszijn er
de laatste jaren steeds minder.
Dat blijkt uit een
onderzoek aan de Nederlandse Raboud universiteit, dat naast sperwers ook
haviken onder de loep nam.
Vooral in zanderige
gebieden en op de heide verdwijnen beide soorten in ijltempo.
Een opvallende
vaststelling, aangezien bij tellingen van het INBO (het Vlaams Instituut voor
Natuur- en Bosonderzoek) begin deze eeuw nog bleek dat sperwers en haviken
veelvuldig voorkomen in onze streken.
Toch neemt net als in
Nederland ook in Vlaanderen het aantal sperwers al een aantal jaar af; de havik
daarentegen blijft het voorlopig goed doen.
De dalende trend is
zij het onrechtstreeks aan de milieuvervuiling te wijten.
De roofvogels hebben
aminozuren nodig en die worden aangemaakt door bomen, zoals eiken. Echter, door
de verzuurde ondergrond en de vervuilde lucht kunnen de bomen niet langer de
juiste voedingsstoffen opnemen om die broodnodige aminozuren, die de bouwstenen
zijn van de eiwitten, te produceren. Op hun beurt zorgen de eiwitten ervoor dat
de dieren vitamines aanmaken en energie opnemen. Van de 20 bestaande aminozuren
halen roofvogels er de helft uit hun voedsel.
Twee oorzaken liggen aan
de basis van het tekort aan aminozuren. Allereerst zitten er vanwege
bodemverontreiniging te weinig mineralen in de grond.
Een mogelijke oplossing
is om de verarmde bodems met mineralen te bemesten, maar op die manier wordt
het oorspronkelijke karakter van de bodem aangetast.
Daarnaast zit er ook
teveel stikstof in de lucht, eveneens te wijten aan de welig tierende milieuvervuiling.
Die overtollige stikstof zetten bomen om in andere stoffen dan aminozuren. Deze
stoffen, die giftig zijn, belanden via rupsen en zangvogels de belangrijkste
prooien van sperwers en haviken in de maag van de roofvogels.
Het aantal haviken in
Nederland is daardoor sinds het jaar 2000 gehalveerd.
Het sperwerbestand is in
diezelfde periode zelfs met 2/3 afgenomen.
België kampt eveneens
met een aanzienlijke daling vooral in zand- en heidegebieden in Brabant en de
Kempen. In ons land beklemtoont men dat nog meer roofvogelsoorten gevaar lopen,
zoals de buizerd en de torenvalk.
Op zich is het geen ramp
voor de natuur dat er minder roofvogels zijn het ecosysteem zal niet
plotsklaps in elkaar storten maar het is wel een belangrijke indicator dat de
mens een grote, kwalijke invloed uitoefent op natuurgebieden.
Opvallend is dat één
bepaalde roofvogelsoort niet te lijden heeft onder het aminozuurprobleem: de
uil al is dat strikt genomen geen roofvogel past een alternatieve methode
toe om aminozuren aan te maken. Hij heeft bepaalde bacteriën in zijn blindedarm
zitten, die instaan voor de aanmaak van aminozuren.
Wie eerder verschenen
artikels van de sperwer in het archief wenst te raadplegen, kan de volgende
bijdragen via de zoekmachine opsnorren:
02/05/08:
De sperwer, the killer
11/12/10:
De sperwer
29/04/12:
Rover geeloog zaait paniek in de Kille
Meutel
Op dit blog verschenen
al vaker artikels waarmee werd beoogd vogelliefhebbers praktische informatie te
verschaffen, die ervoor zorgt de meest populaire gevederde tuinbezoekers te
lokken. Er zijn heel wat natuurfans die er alles aan doen om tuinvogels een
groen en warm thuisgevoel te geven en dat kunnen we alleen maar toejuichen.
Deze bijdrage van de
heer Kris Beerlandt is een erg waardevolle en opbouwende beschouwing, die mooi
samenvat welke elementen ertoe doen de nobele pogingen van vogelliefhebbers in
praktijk te brengen.
Tijdens de zomer is het
opvallend stil in de tuin. Het zoemen en gebrom van insecten overstemt de
vogelzang. Soms hoor je de stille alarmroep van de merel die haar jongen
verwittigt voor mogelijk gevaar.
De laatste decennia zijn
vaak braakliggende terreinen ontgonnen voor wegen, woningbouw en industrieterreinen.
Hierbij verloren vogels hun habitat (leefomgeving) en zijn zo voor hun voortbestaan
meer afhankelijk geworden van onze tuinen.
Voor de eigenaars is het
daarom van belang een tuin zo in te richten en te beplanten dat vogels er
voedsel, water, beschutting en broedgelegenheid vinden.
Hoe groot of klein een
tuin ook is, we lokken meer verschillende soorten vogels in de tuin wanneer
deze voldoet aan de eisen die vogels stellen aan hun territorium.
Hoe beter je tuin is
afgestemd op zijn omgeving, hoe groter de kans dat vogels er voedsel en
bescherming zoeken. De aanwezigheid van vogels in de tuin is een bron van
plezier, vooral als we ze van dichtbij kunnen bewonderen.
Vogelvriendelijk is geen verwildering
Vogelvriendelijk
tuinieren betekent niet dat we de planten hun gang laten gaan. Verwildering in
de tuin leidt naar eenvormigheid. Bepaalde planten zoals grassen en brandnetels
gaan dan alles overheersen. De soortenrijkdom van planten neemt af en hierdoor
vermindert ook het voedselaanbod.
Andersom een perfect
onderhouden tuin, netjes opgeruimd en zonder één enkel slordig hoekje heeft aan
vogels weinig te bieden. Het voortdurend schoffelen, weghalen van blad, takjes
en verdorde bloeiwijze leidt ertoe dat er nauwelijks nog insecten,
nestmateriaal, zaden en vruchten voor vogels te vinden is.
Uit onderzoek blijkt dat
een gebrek aan slakjes de oorzaak is van dunne en poreuze eierschalen bij de
koolmees. Het normale menu van meesjes bestaat uit rupsen en spinnen, maar
tijdens de legperiode hebben ze juist de kalk uit de slakkenhuizen nodig. De
natuurlijke aanwezigheid van slakken is voor de koolmees van groot belang.
De meeste vogels eten
zowel zaden als insecten. Het voedselaanbod voor zaadeters hangt af van de
plantkeuze die wij maken. Beplant de border met insectenlokkers als
boerenkrokus, boerenwormkruid, kaardenbol, koninginnenkruid, kattenstaart,
marjolein, hemelsleutel, Japanse anemoon en dergelijke. Hun bloeiwijze trekken
insecten aan en leveren bovendien interessante zaden.
Bessen en vruchten
Bes- of vruchtdragende
bomen en struiken staan in de vogeltoptien. Bij de besdragende bomen of
struiken moet zeker rekening worden gehouden met de kleur en de grootte van de
bessen of vruchten. Rood is voor vogels goed te zien en zwart reflecteert
ultraviolet licht dat wij niet zien, maar vogels wel.
Kleine bessen van de
vlier en de rode kornoelje zijn voor kleine vogels als mees en vink goed te
eten, maar de grotere bessen van meidoorn en klimop niet. De bessen van deze
laatste zijn dan weer voedsel voor merel
en koperwiek. Wij opteren bij onze keuze voor een nieuwe aanplant van een
struikengordel voor inheemse soorten. De vruchten van deze struiken vormen een
belangrijke voedselbron in de winter.
De siertuin netjes en
rigoureus onderhouden is een overblijfsel van het idee, dat mensen de natuur in
de tuin moeten beheersen en bedwingen. Beter is het de natuurlijke processen in
onze tuin mee te begeleiden.
Tijdens de herfst kan
een uitgebloeide border adembenemend mooi zijn: met een verscheidenheid aan
zaadvormen en de vele tinten grijs, beige, bruin en rood.
Ook de
tuin kan natuur zijn
Toch hoor je vaak dat de
tuin toch iets anders is dan een natuurdomein. In de natuur snoeit niemand wat en
daar stoort ook niemand zich aan.
Een tuin is een gewenste
en door ons samengestelde natuurhoek, wij selecteren en rangschikken, verder
nemen we er alles bij, groei, bloei en ook verval.
Meer natuur verhoogt de
belevingswaarde van je tuin: elk seizoen is anders en telkens valt er iets te
beleven.
In een vogeltuin is het
gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zéker niet verantwoord.
Je doodt immers het
voedsel voor vogels en hun jongen. Insectenplagen zijn niet plezierig, maar
vogels profiteren er juist van. Vele tuinvogels zijn trouwens insecteneters en
hebben deze nodig om er hun jongen mee groot te brengen. Een mezenpaar bv
nuttigt samen met hun kroost per jaar ongeveer70 000 rupsen en 20 miljoen insecten.
Enige insectenvraat
kunnen we dan maar beter aanvaarden. Als een plant elk jaar terug wordt
geteisterd door een insectenplaag, dan staat deze duidelijk niet op de juiste
plaats.
Verplanten is dan de
boodschap! Geregeld luizen met een harde straal water van de planten spuiten,
werkt meestal ook afdoende.
Schuilplaats
en nestgelegenheid
Vogels zoeken
schuilplaatsen en nestgelegenheid. Tot de natuurlijke vijanden van de kleinere
vogelsoorten behoren de ekster, de Vlaamse gaai en de sperwer. Ze halen
vogelnesten leeg.
Het leeghalen is echter
een natuurlijk en onvermijdelijk gedragspatroon dat overigens niet nadelig is
voor het totale vogelbestand.
We kunnen wel zorgen
voor dichte begroeiingen, die voor meer veiligheid zorgen.
Dichte doornstruiken
zijn de ideale vogelschuilplaatsen. Meidoorn is een perfecte vogelstruik, maar
ook berberis, sleedoorn en vuurdoorn zijn geschikt.
Struiken zonder doorns mogen
ook als ze maar een dichte takkenstructuur hebben: vlier, ribes, kardinaalsmuts
of wilde liguster.
Hulst, jeneverbes,
klimop en taxus blijven het hele jaar door groen. Hierin kunnen vogels zowel
tijdens de zomer als de winter helemaal verdwijnen.
We kunnen de vogels
helpen met geschikte nestkasten op te hangen die voor een plaatsvervangende
nestruimte zorgen. Belangrijk! De nestkast moet zo worden geplaatst dat de
voorkant uit regen, wind of zon hangt. De invliegopening dient idealiter naar
het zuidoosten gericht. Er is veel plezier te beleven aan een paartje vogels
met kroost.
Natuurlijke
nestgelegenheid blijft voor vogels de eerste keuze. Een stapel hout, een
tuinhok begroeid met kamperfoelie en klimop biedt kansen om nest te maken.
Water is
nodig
Vogels hebben water
nodig om te overleven, niet alleen om te drinken en te baden, maar ook om de
veren in goede conditie te houden. Door het badderen wordt de isolerende
werking van het verenkleed in stand gehouden. De lucht wordt vastgehouden en
dat beschermt ze zowel tegen warmte als tegen winterkou. Prima is een
eenvoudige drink- en wasgelegenheid in de vorm van een vogelbadje. Het beste is
een ondiepe schaal op een overzichtelijke plek, maar met de mogelijkheid om
zich bij bedreiging te verschuilen.
Een vogeltuin creëren,
vergt tijd en een aangepaste manier van denken over plantenkeuze en inrichting.
Pas aangeplante bomen en struiken bieden weinig dekking, voedsel en
nestgelegenheid. Planten worden mede gekozen vanwege hun geschiktheid voor
vogels als voedselbron, zangpost of beschutting. Je kan ze dat allemaal geven,
zelfs in de kleinste tuin
Geraadpleegde bronnen: Natuur.blad van Natuurpunt & Vogelbescherming Vlaanderen
Natuurpunt trok met de Grote Natuurenquête de baan op om te weten te komen wat de Vlamingen vinden van de natuur in de buurt en wat de volgende regering daaraan moet doen. Meer dan 15 000 Vlamingen vulden de enquête in en de resultaten zijn duidelijk: 84% van de Vlamingen maakt zich ernstig zorgen over de toestand van de Vlaamse natuur en vindt dat de politiek dringend actie moet ondernemen.
Vlaanderen is immers de meest natuurarme regio in Europa. Voor elke Vlaming is er maar 150 m² groen. Vooral in de steden snakken inwoners naar bossen en natuur om even te ontsnappen aan drukte en stress. Dat blijkt ook duidelijk uit de bevraging; immers 80% van de Vlamingen vindt dat er op minder dan 2 km van hun woning groene rust brengende zones moeten zijn.
Al in 1993 maakte Vlaanderen een langetermijnplanning waarbij elke Vlaming binnen een straal van 2 km rond zijn woning toegang zou hebben tot een natuurgebied van minstens 30 ha of 300.000 m².
Dat is nu nog lang niet zo: 30% van de Vlamingen kan niet gaan wandelen of fietsen in de natuur in zijn of haar buurt. Het is hoog tijd om die norm voor nabije bereikbare natuur te verankeren in wetgeving en werk te maken van een actieplan voor natuur in de buurt.
Na hevige debatten en discussies in de commissie Leefmilieu keurde het Vlaamse Parlement het huidige Natuurdecreet in 1997 goed. Jarenlang vormde dit het fundament voor natuurbescherming en natuurbeheer in Vlaanderen.
In de loop van de jaren zijn er tal van uitvoeringsbesluiten en aanpassingen aan toegevoegd, onder meer om het in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving, de Vogel- en Habitatrichtlijnen.
De voornaamste reden om de bestaande natuur- en bosdecreten aan te passen, is de uitvoering van de Europese instandhoudingsdoelstellingen.
Net als overal in Europa maakt ook Vlaanderen werk van Natura 2000, een Europees netwerk van gebieden, waarin waardevolle dier- en plantensoorten leven of bijzondere habitats aanwezig zijn. Voor elk van die Natura 2000-gebieden moeten er concrete natuurdoelen worden opgesteld. In Vlaanderen is 163.500 ha afgebakend in 62 speciale beschermingszones voor bedreigde dieren en habitats. Voor al die gebieden moeten concrete instandhoudingsdoelstellingen worden opgemaakt, maar ze geraken maar niet goedgekeurd.
Die hadden 3 jaar geleden aan de Europese Commissie al moeten worden opgeleverd; zo was ook beloofd in het regeerakkoord. De doelen zijn wel degelijk opgemaakt, maar ze geraken maar niet goedgekeurd.
Natuurpunt meent dat harde garanties dienen gegeven, zodat de gerealiseerde natuurgebieden ook daadwerkelijk en op lange termijn zorgen voor het voortbestaan van bedreigde planten en dieren. Bovendien moet de beloofde vereenvoudiging er ook effectief komen. Als de overheid rekent op de inzet van vrijwilligers voor het natuurbehoud, dan moet ze haar procedures daarop toespitsen. De huidige aanpak doet net het tegenovergestelde.
Niet alleen de huismus verdient groene muren
Voor het behoud van de gigantische klimophaag langs het Klein Begijnhof in hartje Leuven waarvoor in de loop van de voorbije week Vogelbescherming Vlaanderen opkwam, is voorlopig gered. De buurtbewoners gaan er nog minstens een hele zomer van kunnen genieten, tot in september.
Ondertussen vliegen alvast huismussen, heggenmussen, groenlingen, houtduiven, merels en Turkse tortels druk heen en weer met nestmateriaal ... alsof het positieve nieuws ook tot bij hen is geraakt.
De druk op het Leuvense stadsbestuur was blijkbaar te groot geworden, waardoor de aannemer werd verzocht de werken uit te stellen.
Vogelbescherming Vlaanderen is alvast blij met de voorlopige redding van dat unieke stukje stadsbiotoop en ook de buurtbewoners zijn dat. Meteen klapten ze een tafel open en werd iedereen uitgenodigd aan te schuiven voor een boterkoek en een kop koffie.
Wellicht zal het moeilijk worden om de klimop voor altijd te behouden, maar Vogelbescherming Vlaanderen wil wel graag met het stadsbestuur en de projectontwikkelaar rond de tafel gaan zitten om naar een oplossing te zoeken die voor iedereen aanvaardbaar is, ook voor de stadsfauna.
Klimop is niet alleen interessant voor vogels en insecten; ze zorgt ook voor een mooier straatbeeld, voor meer groen in de stad, voor een verbeterde luchtkwaliteit, voor afkoeling in de zomer, voor beschutting tegen stof,
Volgens de buurtbewoners is de klimophaag er al enkele tientallen jaren aanwezig. Ze zorgt voor extra leven in de wijk en ze brengt de bewoners op een gezellige manier bijeen. Het beste scenario voor de toekomst zou zijn dat de klimop behouden blijft en dat de projectontwikkelaar op een creatieve manier een alternatief uitwerkt voor het stadsontwikkelingsproject, waarmee hij bezig is.
Vogelbescherming Vlaanderen hecht heel veel belang aan de klimophaag. Voor dit gedeelte van Leuven is ze van onschatbare waarde voor onder meer de huismus, die het in de Vlaamse steden uitermate slecht doet. Door het gebrek aan voldoende groen in de stad is er ook een gebrek aan schuil- en nestgelegenheid, aan insecten en zaden.
Jarenlang onderzoek van Vogelbescherming Vlaanderen naar de verspreiding en de aanwezigheid van de huismus toont aan dat het aantal huismussen in Vlaanderen tijdens de periode 2002-2011 fel is afgenomen.
Daar waar er in 2002 nog gemiddeld 6 tot 10 (mannelijke) huismussen werden waargenomen, waren dit er in 2011 nog slechts 1 tot 5.
Vogelbescherming Vlaanderen steekt de hand uit naar het Leuvense stadsbestuur om samen naar een duurzame oplossing te zoeken.
Geraadpleegde bron: Wouter Vanreusel Celhoofd Netwerken en Data Dienst bij Natuurpunt
Als eind februari zelfs al de eerste terrasjes opdoken, dan hoeft het niet te verbazen dat nu ook de eerste vlinders in ons land aan het rondfladderen zijn.
De winter lijkt onze streken een jaartje over te slaan en dus schakelt de natuur al op verschillende plaatsen over in lentemodus.
Natuurpunt signaleerde al de eerste vlinders en bijen, maar dat is niet altijd een goede zaak.
Er is voor hen immers nog te weinig voedsel te vinden.
Vooral de diertjes die reageren op hogere temperaturen, ontwaken dit jaar sneller uit hun winterslaap, zoals de citroenvlinder, de dagpauwoog, de gehakkelde aurelia en de kleine vos.
De volwassen exemplaren overwinteren hier en fladderen uit zodra de temperaturen hoog genoeg zijn.
Ook de hommels zijn daarom dit jaar al uitgevlogen.
Toch is die vroege lenteactiviteit verre van risicoloos. Immers, die vlinders en hommels voeden zich met de nectar van ontluikende voorjaarbloeiers. Maar die bloeien pas als de dagen lang genoeg zijn. De bloemen reageren niet op de warmere temperaturen die we nu al mogen noteren, dus zoveel staan er nu nog niet in bloei. Als er nog meer vlinders en hommels op de schaars bloeiende madelieven en wilgen afkomen, dreigt er voedselschaarste. En mocht het straks toch nog vriezen, dan hebben de vlinders ook te weinig vet opgeslagen om een tweede winterslaap te overleven.
Al daalde de voorbije weken de temperatuur wel even om tijdens de nacht zelfs misschien even onder het vriespunt te zakken, toch is het kwik sindsdien niet meer onder de 10° C gegaan.
Ongewoon warme winter verstoort ook winterslaap van trekvogels
Ook overvliegende trekvogels werden nu al gesignaleerd.
Vorige week werden de eerste zwermen kraanvogels gemeld, zegt Wouter Vanreusel. Kraanvogels overwinteren op een groot stuwmeer in de Franse champagnestreek.
Normaal beginnen ze hun trek richting Rusland pas midden maart, maar dit jaar zijn ze nu al overgevlogen.
De Afrikaanse overwinteraars zoals de zwartkop en koekoek zijn voorlopig nog niet onderweg. In Afrika weten de vogels immers niet dat we hier zon warme winter hebben.
Onze padden voelen dat dan weer wel. Zij zijn vier weken vroeger dan normaal actief vanonder de takken en het strooi in de bossen gekropen om nu al in de poelen te komen kweken.
Jens DHaeseleer van Natuurpunt benadrukt dat de vroege lente niet altijd positief is. Veel bacteriën en schimmels hebben de milde winter overleefd. Het valt nog af te wachten in welke mate zij straks de gezondheid van planten en dieren zullen aantasten.
Geraadpleegde bronnen: EOS: Primus van het vogelrijk / Gerald Driessens Studiedienst Natuurpunt
Kraaien vertonen opvallend intelligente gedragspatronen. Ze onderhouden een intensieve communicatie en hanteren zelfs primitieve vormen van gereedschap om problemen op te lossen, iets dan men tot voor kort aan mensapen voorbehouden achtte.
Kraaien zijn tevens in staat om de locaties van diverse foerageerplaatsen te onthouden en ze passen hun sociale agenda aan naargelang hoe de overige vogels in de groep zich gedragen.
Deze gevederde primaten kunnen vliegensvlug denken en doorstaan moeiteloos geheugentests.
In het Kuifje-album De juwelen van Bianca Castafiore blijkt op het einde dat de kostbare sieraden waren gestolen door een ekster. Eksters en kraaiachtigen hebben al eeuwenlang een slechte reputatie.
Duitse neurobiologen van de universiteit van Tübingen hebben recent bewezen dat de vogels hyperintelligent zijn. De wetenschappers onderwierpen enkele kraaien aan een geheugentest. Eerst kregen de diertjes één basisfiguur te zien, die ze vervolgens met een snaveltik op een touchscreen moesten selecteren uit twee figuurtjes. Dat lukte moeiteloos, zelfs als de regels van het spel werden aangepast of er tijdens de test een andere basisfiguur werd ingelast.
Een en ander bewijst dat kraaien zich uitzonderlijk goed kunnen concentreren en over een grote mentale flexibiliteit beschikken. Het gaat zelfs om een niveau dat zelden wordt geëvenaard in de dierenwereld en dat zelfs inspanningen vraagt van de mens.
De hersenen van deze vogels vertonen verrassende overeenkomsten met die van mensen en apen. Dit laatste is interessant voor evolutionair onderzoek; immers vogels zijn rechtstreekse afstammelingen van dinosauriërs. Het is dus opvallend hoe het brein van kraaien en primaten zich onafhankelijk en toch deels op eenzelfde wijze hebben ontwikkeld.
Zoals men op het vlak van aerodynamica in staat is geweest om bruikbare conclusies te trekken uit de structuurverschillen in de vleugels van vogels en vleermuizen.
Door de verschillen en de gelijkenissen in de werking van de verschillende hersenzones in kaart te brengen, komt men tot interessante bevindingen over hoe de diverse types breinen echt werken.
Onderstaand verbluffend experiment via een video-opname onthult de probleemoplossende analyse en de vindingrijkheid van de werktuigfabrikant, die voedsel uit een cilinder probeert te halen. Aanvankelijk poogt die dat met een ijzerdraadje te doen. Als na enkele vergeefse pogingen dit niet blijkt te lukken, buigt hij op subtiele wijze het einde tot een haakje en vist dan feilloos de buit uit de buis. De intelligente reflex hierop volgend bestaat erin dat hij zijn gereedschap meeneemt om mogelijk soortgelijke opduikende voedselbronnen leeg te halen.
Deze zwaargebouwde eend is de grootste zaagbeksoort.
Het vrouwtje is overwegend grijsbruin met een roodbruine kop.
Het mannetje is grotendeels wit met een zalmkleurige tint en met een donkergroene kop, waardoor hij vanop afstand of in de vlucht gemakkelijk te herkennen is. De lichaamslengte varieert van 58 68 cm; de spanwijdte reikt tussen 82 98 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 1 000 1 600 g.
Het voedsel bestaat vrijwel alleen uit vis, doorgaans kleine forellen en jonge zalmen.
De structuur van de slanke rode snavel heel anders dan de typische eendensnavel verklapt meteen waartoe hij dient.
Zaagbekken hebben een unieke aanpassing, waardoor ze glibberige vissen de baas kunnen.
De snijranden van boven- en ondersnavel zijn bezet met naar achteren gerichte zaagtandjes. Hierdoor heeft de zaagbek een betere grip op zijn prooi, waardoor de vis minder kans krijgt weg te glippen, voordat de zaagbek deze kan doorslikken.
Bij het foerageren steekt de grote zaagbek de kop in het water om naar een prooi te speuren, die vervolgens al duikend wordt gegrepen.
De vlucht is snel en krachtig: de vleugelslagen brengen een fluitend geluid voort.
Opvallend zijn de lange hals en de slanke snavel.
Onder het wateroppervlak stuwt hij zich alleen voort met de van zwemvliezen voorziene poten, die achteraan het lichaam zijn geplaatst.
Het baltsgedrag van mannetjes lijkt sterk op dat van de middelste zaagbek, met zachte knorgeluiden. Verder is dit een vrij zwijgzame soort.
De grote zaagbek broedt langs rivieren en meren; overwintert op uitgestrekte wateroppervlakken, doorgaans met zoet water in IJsland, Scandinavië en in de noordelijke streken van Groot-Brittannië. De grote zaagbek overwinter in het zuiden tot de Balkan en Frankrijk, grotendeels ook in de buurt van zoete waters.
Doorgaans broedt de eend in holten; meestal in een holle boom, oever of in een rotsspleet. Binnen 2 à 3 dagen, na het uitkomen van de eieren, worden de jongen aangemoedigd het nest te verlaten.
Aangezien het nog 8 10 weken duurt voordat ze kunnen vliegen, maken de jongen een flinke val, die ze echter meestal ongedeerd overleven.
Het nest van bladeren is overvloedig gevoerd met dons, opdat het legsel van maximaal 15 roomwitte eieren warm blijft.
De woerd neemt noch aan het broeden, noch aan het grootbrengen van de jongen deel; in plaats daarvan verzamelen de woerden zich in de buurt van de broedplaatsen.
De geoorde fuut is iets
groter dan de dodaars en zowat even groot als de kuifduiker, maar ranker en met
een dunnere hals.
In de winter vertonen
beide soorten heel wat gelijkenissen, maar de geoorde fuut mist de witte
snavelpunt.
De geoorde fuut heeft een
gedrongen lichaam en doorgaans dat opvallend poederdons aan de achterflank, typerend
voor de dodaars.
Kenmerkend is het vrij
kleine opgewipte snaveltje en het rond kopje met het karakteristiek hoog
voorhoofd en de lichte haak op de donkere achterwangen.
Bij de kuifduiker is de
kop langwerpig.
In de winter tref je
beide vogels aan op dezelfde locaties, voornamelijk op uitgestrekte zoute en
brakke binnenwateren, ook wel in de buurt van de kust.
Tijdens de winter
verblijven de vogels niet in hun broedgebied.
Geoorde futen zoeken
vaak bescherming bij kokmeeuwkolonies. Op ondiepe vegetatierijke vennen, plassen,
duinmeren, vloeivelden en ondergelopen gebieden waar kokmeeuwen of ookwel zwarte sterns broeden, kan je de geoorde
futen waarnemen.
De geoorde fuut is
eerder zwijgzaam in tegenstelling tot de dodaars die met zijn roep zijn
aanwezigheid verraadt.
De juveniele geoorde
fuut heeft een donkergrijs met wit zwart gestreepte kop; de snavelbasis is
rood. Verder is het winterkleed in de keel- en halsstreek bruin, terwijl bij de
volwassen vogel deze wit zijn.
De geoorde fuut heeft
zich pas in de 20ste eeuw als broedvogel in onze streken gevestigd.
Dit is in verband
gebracht met het verdwijnen van de steppemeren in zuidelijk Rusland, voorheen
een belangrijk broedgebied.
Het beschermen van
geoorde futen is geen eenvoudige zaak, vanwege het sterk wisselend voorkomen,
zowel in aantal als wat de verspreidingsgebieden betreft.
Van belang is het
voorkomen van verstoring op de broedplaatsen en vooral het op peil houden van
de waterstand in (potentieel) belangrijke broedplaatsen.
Zo kan het plotseling
verdwijnen van de soort bij enkele vennen niet los worden gezien van de door
ontwatering veroorzaakte verdroging in een aantal regios, waar zij talrijk
vertoefden.
Bij het in gebruik nemen
van landbouwgronden zou het vaker laten onderlopen van grasland wellicht de
overweging verdienen.
Ook andere vogelsoorten
(stern, porseleinhoen) kunnen hiervan profiteren.
Een onnatuurlijke grote
dichtheid aan roofvissen kan leiden tot predatie van jonge geoorde futen. Het
uitzetten van roofvis dient dan ook sterk te worden gematigd.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.