Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    24-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het winterkoninkje grijpt de kroon

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens&Vogel 2009_3

     

    Het winterkoninkje is een minuscuul vogeltje met bruine tot kaneelkleurige veren, een klein rechtopstaand, gestreept staartje en een opvallende, bleke wenkbrauwstreep.

    Als een muisje verplaatst het zich tussen de dichte vegetatie.

    Dit vogeltje weegt nauwelijks 9g en het vertoont zich zelden open en bloot. Het laat zich slechts mooi bewonderen als het in de lente post vat op een verheven punt vanwaar het zijn krachtige zang laat horen. Het is bijna niet te geloven dat een dergelijk klein vogeltje zoveel geluid kan produceren.

     

    De explosieve zang van het winterkoninkje weerklinkt nagenoeg overal in Europa. Zelfs op het door zangvogels doorgaans gemeden IJsland in het uiterste noorden en op verscheidene eilandjes in de Middellandse Zee komt de soort voor. Het lijkt alsof winterkoninkjes zich overal thuis voelen: vanaf zeeniveau tot boven de boomgrens in de bergen en zowel in bosrijke gebieden als in boomloze toendra. Hoge dichtheden bereiken ze vooral in vochtige loof- of gemengde bossen met een rijke ondergroei en een humusrijke bodem.

     

    Het mannetje heeft een zeer realistische tactiek ontworpen om in de gratie te komen van vrouwtjes, die in het voorjaar zijn territorium voorbijkomen. Tijdens die periode geeft hij blijk van een uitbundige bouwwoede, want de tijd dringt voor deze onvermoeibare macho.

    Om zijn kansen op een partner te vergroten, bouwt hij immers een reeks nesten (tot wel 8) in een poging zijn aanstaande te bekoren. Als een vrouwtje wordt aangetrokken door de luide, klaterende zang die het mannetje ten gehore brengt vanaf ieder nest, zal zij de beschikbare nesten een voor een kritisch bezoeken en uiteindelijk een keuze maken.

     

    Mannetjes, die zeer ondernemend zijn en over een prima territorium beschikken, zijn in staat om de aandacht van meer dan één vrouwtje te trekken. Een aantal mannetjes blijven sowieso monogaam, maar andere laten hun eerste gezellin in de steek om met een ander op te trekken. Dat soort veel verspreide polygamie zal het ontrouwe mannetje niet weerhouden actief deel te nemen aan het voederen van de jongen uit beide broedsels.

     

    Het gewelfde nest is een stevig bouwsel dat meestal op geringe hoogte op een beschutte plaats wordt gebouwd. We kunnen het vinden op de meest uiteenlopende plekken: tussen klimopranken, op een balk, onder een brug, in een muurholte, tegen een steile berm, in een stapel dode takken of in een hooimijt, in het wortelgestel van een boom, in een oud nest van een boerenzwaluw en zelfs bovenop een bussel gedroogde bloemen die tegen een zoldering hangt in een gebouw dat weinig wordt bezocht.

     

    What’s in a name?

     

    De betekenis van de wetenschappelijke naam van het winterkoninkje is ‘holbewoner’.

    Zijn naam is tevens verweven met een Griekse sage over de koningskeuze: de vogels zouden diegene tot koning kiezen die het hoogst kon vliegen. Hoewel het er naar uitzag dat de arend dit zou winnen, had het winterkoninkje zich ongemerkt op de rug van de grote vogel genesteld en was hij, toen de arend hoog genoeg dacht te zijn, daar bovenuit gevlogen zodat het kleinste vogeltje koning moest worden.

    Vele vogels namen daar geen genoegen mee en ze vonden dat een koning ook het diepst in de aarde moest geraken. Het winterkoninkje dook in een muizenhol en bleek hiermee opnieuw gewonnen te hebben.

    Nadien werd een uil bij het muizengat geposteerd om het winterkoninkje te beletten er eventueel ’s nachts uit te komen. De uil viel echter in slaap; het winterkoninkje vloog weg en werd vervolgens tot koning uitgeroepen.

    De uil werd door andere zangvogels uitgejouwd, durfde zich overdag niet meer te vertonen en gaat sindsdien alleen ’s nachts op jacht.

    Maar ook het winterkoninkje bleef op zijn hoede en sluipt van toen af onopvallend door dicht kreupelhout …











    24-12-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    17-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roodborst als pleegouder

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens&Vogel 2007_3 [Hans-Joachim Fünfstück]

     

    Het gebeurt wel eens dat een bepaalde vogelsoort de jongen van een andere soort voedert.

    In wetenschappelijke naslagwerken over vogels wordt dat trouwens ook wel beschreven.

    Foto’s van dit toch wel opmerkelijke fenomeen zijn echter schaars.

    In het Duitstalige werk ‘Handbuch der Vögel Mitteleuropas’ van auteur Glutz von Blotzheim staan er bij de roodborst 9 verschillende vogelsoorten vermeld waarvan de jongen sporadisch door volwassen individuen van de roodborst worden gevoederd.

     

    “In de omgeving van mijn huis in Garmisch Partenkirchen (Duitsland) broeden al jaren verschillende vogelsoorten. Op een hoogte van 3m hangt aan de westkant van een houten schuur een nestkastje. De laatste 15 jaar hebben er in het kastje 7 keer pimpelmezen, 1 keer koolmezen en 4 keer zwarte mezen met succes gebroed.

    Eén keer heeft een horzel er zijn intrek genomen en 2 keer is het nestkastje leeg gebleven.

     

    In 1993 broedde er op de dakbalk boven het kastje een gekraagde roodstaart en ook een jaar later bracht die met succes een broedsel groot.

    In 2006 broedde een koppel pimpelmezen in het nestkastje en 7 jongen vlogen uit.

    Twee jonge meesjes kon ik ’s namiddags waarnemen op enkele meters van het nestkastje.

    Ze hadden post gevat op een stapel oude dakpannen, waar ze onophoudelijk bedelgedrag vertoonden.”

     

    Terwijl Hans-Joachim wat foto’s maakte, stelde hij tot zijn grote verwondering vast dat ook een roodborst de pimpelmezen voederde. Een anderhalf uur lang bleef de vogelliefhebber geboeid het ongewoon spektakel observeren. Er kwam 6 keer een roodborst en 2 keer een pimpelmees met voedsel aanvliegen.

    Een keer gaf de roodborst kennelijk met zeer goede bedoelingen een te grote portie insecten aan een van de jongen. Het pimpelmeesje schudde op een bedenkelijke wijze met zijn kopje en gaf de indruk dat het zou stikken. Gelukkig begon het na 20 min. opnieuw te bedelen.

     

    Hoewel de bedelkreten van de roodborstjongen zeer verschillend zijn van deze van de pimpelmees en de kleur van de keeltjes duidelijk van elkaar afwijkt, lokte het bedelgedrag van de jonge pimpelmezen instinctief voedergedrag op bij de roodborst.

     

    Vier dagen later trof Hans-Joachim op de dakbalk van de houten schuur op een afstand van ongeveer 1 m van het nestkastje en op een hoogte van ca 4m het nest van de roodborst aan met daarin een jong vogeltje van 8 à 10 dagen oud. De dag nadien zat het bedelend in de struiken. Zijn nestmaatjes waren gestorven, vermoedelijk door het natte en koude weer van de laatste dagen.

    Misschien is de dood van de jonge vogels – met als gevolg een overvloed aan eten en tijd – de reden waarom deze roodborst de jonge pimpelmezen voederde.

    Het is natuurlijk ook mogelijk dat de zeer beperkte afstand tussen de nestjes volstond om de roodborst een beetje in de war te brengen.

     

    Het bewijsmateriaal (de beelden van Hans-Joachim Fünfstück) van dit verhaal vind je terug in het driemaandelijks tijdschrift van Vogelbescherming Vlaanderen (zie bron)

     

    Het fotomateriaal die de bijdrage illustreert is van onze huisfotograaf   Wim Dekelver











    17-12-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aalscholvers in Vlaanderen

     

    Geraadpleegde bronnen: Koen Devos [Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek] / Mennobart van Eerden [Rijkswaterstaat Waterdienst, Lelystad] / Stef van Rijn [Delta Milieu, Culemborg]

     

    Dat er tegenwoordig op zowat elke plas en waterloop aalscholvers kunnen worden gezien, hadden ornithologen 40 jaar geleden nooit durven dromen.

    In de 19de E en een groot deel van de 20ste E werd deze weinig geliefde viseter vogelvrij verklaard en de vervolging was genadeloos. Het ging zelfs zo ver dat de soort op een gegeven moment in een groot deel van Europa op uitsterven stond. In België was het trouwens in 1965 zo ver: de laatste broedgevallen werden opgetekend in Meetkerke (deelgemeente van Zuienkerke op een 4-tal km van Brugge)

     

    Pas toen de soort eind de jaren 70 via de Europese Vogelrichtlijn een strikte bescherming kreeg, keerde het tij, eerst langzaam maar daarna steeds sneller. Het herstel van de populatie op het einde van de vorige eeuw mag gerust als spectaculair worden bestempeld.

    Nadat in de loop van de jaren 80 het aantal doortrekkende en overwinterende vogels ook in Vlaanderen langzaam toenam, vestigde de soort zich hier in 1993 opnieuw als broedvogel.

    Sindsdien neemt het aantal broedparen jaar na jaar toe.

     

    Aalscholvers blijven ook nu nog de nodige controverse uitlokken. Daarom is het belangrijk om correcte informatie te vergaren over de aantallen en de verspreiding van aalscholvers.

    Zowel de broedkolonies als de overwinterende populatie worden jaarlijks geteld. Het feit dat aalscholvers zo verspreid voorkomen, maakt dat ze overdag ook moeilijk te tellen zijn. Aalscholvers hebben echter de gewoonte om zich ’s avonds te verzamelen op slaapplaatsen. Door de aalscholvers op de gezamenlijke slaapplaatsen te tellen, krijg je een zeer goed beeld van het aantal vogels dat zich overdag in de wijde omgeving ophoudt.

    Aalscholvers overnachten het liefst in hoge bomen en in de onmiddellijke buurt van water. Daar voelen ze zich het veiligst. Ook kunstmatige constructies zoals hoogspanningsmasten en verlichtingspalen doen soms dienst als slaapplaatsen.

    Slaapplaatsen op privédomeinen daarentegen worden vaak bewust verstoord door vissers, jagers of landeigenaars.

    In Vlaanderen zijn inmiddels ca 60 slaapplaatsen bekend. Daarvan kunnen er 40 tot 45 als traditionele slaapplaatsen met een zo goed als jaarlijkse bezetting worden beschouwd.

    In bepaalde regio’s met weinig geschikte locaties is er maar één vaste slaapplaats en dienen vogels soms een afstand van 20 tot 30km te overbruggen tussen voedselgebieden en overnachtingsplaatsen.

    Het aantal aalscholvers op een slaapplaats kan sterk variëren van minder dan 20 individuen tot meerdere honderden.

    De populatieontwikkeling wordt in Vlaanderen nauwkeurig opgevolgd. In 2011 en 2012 werden respectievelijk 1 113 en 1 177 bezette nesten geteld. Hiermee lijkt de soort over haar hoogtepunt heen en stagneert de populatie.

    Nu de soort een onvoorwaardelijke bescherming geniet, worden de aantallen in hoofdzaak bepaald door de draagkracht van hun leefgebieden en vooral door het voedselaanbod.

    De verbetering van het visbestand in onze waterlopen en plassen heeft ervoor gezorgd dat er meer voedsel beschikbaar is.

     

     

     

     

     











    11-12-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    10-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aalscholvers in Europa

     

    De relatie aalscholver – vis – visserij

     

    Eutrofiëring (vergroting van de voedselrijkdom door onder andere fosfaten en nitraten), kanalisatie en het indammen van rivieren en beken zijn belangrijkere factoren voor de terugloop van sommige vispopulaties dan de komst van de aalscholver als nieuwe predator.

     

    Toch loopt de beschermingsstatus van de soort in Europees verband het risico opnieuw te worden gewijzigd. Jaarlijks worden in Europa nu al meer dan 90 000 aalscholvers geschoten op grond van art. 9 van de Vogelrichtlijn.

    Hiermee wordt de mogelijkheid geboden – pas als andere methodes hebben gefaald – door bejaging te voorkomen dat belangrijke schade optreedt aan visbestanden.

    Interessant om weten is ook welke andere argumenten door de tegenstanders werden aangevoerd.

     

    Naast het argument van de schade (die in natuurlijke wateren nauwelijks kan worden nagegaan) wordt aangevoerd dat de soort een ongewenste indringer zou zijn in het ecosysteem. Vooral in Denemarken, Zweden, de Baltische Staten alsook in Duitsland, Frankrijk, Zwitserland en Oostenrijk speelt dit argument.

    Aangehaalde motieven zijn: het verdrijven van andere vogels, het vernietigen van broedbos, het bedreigen van endemische vissoorten, het verlies aan ‘wetlands’, wanneer de viskwekerij niet langer rendabel zou zijn.

    Wie wel eens een aalscholverkolonie van nabij heeft gezien, zal overtuigd geraakt zijn van de vele relaties die de soort heeft met andere organismen.

    Het lokaal stervende bos is een paradijs voor spechten, holenbroeders en insecten; reigers en roofvogels profiteren van visresten en door de bemesting komt een uitbundig waterleven tot ontwikkeling, waar heel wat dieren voordeel uit halen.

    Andere kolonievogels broeden graag samen met aalscholvers, zoals dat blijkt in de delta’s van de Donau en de Wolga, waar gemengde kolonies voorkomen, met lepelaars, zwarte ibissen, pelikanen en reigers.

     

    De bewering tenslotte dat een predator een prooisoort kan uitroeien, is natuurlijk een fabel.

    In de natuur zijn voldoende mechanismen aanwezig voor een terugkoppeling waarbij de prooi minder risico loopt gevangen te worden.

    De wateren die van nature door de aalscholvers worden bewoond, liggen in de voedselrijke zone van de grotere wateren: de grotere laaglandrivieren, de grote meren, estuaria (wijde trechtervormige riviermonden waarin eb en vloed zich sterk doen gevoelen) en ondiepe kustwateren.

    Hier zijn natuurlijke visbestanden tussen de 100 – 400kg/ha geen uitzondering en in vrijwel alle gevallen gaan de aalscholvers met max. 10-20% daarvan aan de haal.

    Lokale bestrijding van de schade (afweermaatregelen op de plaats van de schade) is in voorkomende gevallen te verkiezen boven het streven naar een op Europees niveau kunstmatig laag gehouden populatie. De schadevraag zou daarbij wel ernstiger moeten worden aangetoond dan de manier waarop dit nu doorgaans gebeurt.











    10-12-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vos en de lintworm


    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens&Vogel 2016_1

     

    Dieren dragen soms ziekteverwekkers met zich mee die kunnen overgaan op soortgenoten.

    Zo’n infectie vormt dan soms een risico voor het natuurbehoud wanneer ze het voortbestaan van een duurzame populatie van een inheemse soort in het gedrang brengt.

    Zo zorgt een ziekteverwekker bij de stierkikker voor massale sterfte bij amfibieën.

    Sommige infecties kunnen worden overgedragen op andere diersoorten en mogelijk een risico vormen voor de economische welvaart van professionele dierenhouders.

    Een voorbeeld is de klassieke varkenspest die voorkomt bij zowel wilde zwijnen als bij gedomesticeerde varkens. Sommige infecties kunnen ook de mens besmetten, waarbij er mogelijk een risico is voor de volksgezondheid. Denk maar aan de ziekte van Lyme die wordt overgebracht door een geïnfecteerde teken.

     

    ‘Echinococcus multilocularis’ is een lintworm die kan voorkomen bij carnivoren in het wild, zoals de vos.

    Knaagdieren en zelfs de mens kunnen worden besmet met het larf-stadium van de lintworm door opname van kleine eitjes die via de uitwerpselen van een besmette vos in de natuur terechtkomen. Zoogdieren, zoals vos en hond, kunnen vervolgens door het eten van besmette knaagdieren worden geïnfecteerd met het wormstadium van de lintworm.

    In het Vlaamse Gewest werd in 1999 de aanwezigheid van die parasiet in de vossenpopulatie voor het eerst aangetroffen.

    Uit nader onderzoek weet men dat de lintworm voorkomt in Vlaanderen, net als in Wallonië, in onze buurlanden en in de meeste andere Europese landen. Doch in tegenstelling tot Wallonië komt deze lintwormbesmetting bij Vlaamse vossen slechts zeer sporadisch voor.

     

    Om een actueel beeld te verkrijgen van het voorkomen van de vossenlintworm in Vlaanderen organiseerde het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) een surveillance van de parasiet in de winterseizoenen van respectievelijk 2012, 2013 en 2014.

    Deze bewakingsactie gebeurde in samenwerking met erkende wildbeheereenheden in Vlaanderen met Dierengezondheidszorg Vlaanderen en met het Nationaal Referentie Laboratorium voor Parasieten overgedragen via de voeding.

    Om een goede ruimtelijke spreiding te realiseren, werd aan elke wildbeheereenheid gevraagd na afschot 3 vossenkadavers ter beschikking te stellen, tot het beoogde quotum van 300 kadavers werd bereikt.

    Deze kadavers dienden volgens het veiligheidsprotocol door de jager op het terrein te worden verpakt in door het ANB aangeleverde plastic kadaverzakken, inclusief sluittrips.

     

    Er werden 316 vossen ingezameld tijdens de periode oktober-december 2014.

    De vossen waren afkomstig uit alle Vlaamse provincies: Antwerpen [59] – Vlaams-Brabant [54] – Oost-Vlaanderen [55] – West-Vlaanderen [75] – Limburg [73], waarvan 9 uit de Voerstreek.

    Van de 316 geanalyseerde vossen werden slechts 5 vossen positief bevonden op Echionococcus multilocularis en dit in de provincies Vlaams-Brabant [1] en de Voerstreek [4].

    De parasiet is nog steeds aanwezig in de Vlaamse vossenpopulatie, hoewel in erg geringe mate.

    Daartegenover staat de frequent voorkomende aanwezigheid van de parasiet in de vossenpopulatie in Wallonië.

     

    Het risico op humane besmetting in Vlaanderen is bijzonder klein, maar gezien de ernst van een infectie is het toch aangewezen om preventieve voorzorgsmaatregelen toe te passen conform de richtlijnen van het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid.

    Het verruimen van de jacht op de vos is geen oplossing, integendeel.

    Bejaging veroorzaakt een gewijzigde populatiedynamiek waardoor tijdelijk meer jonge vossen zullen voorkomen. Op hun beurt zullen die zich verder verspreiden om nieuwe territoria te bezetten. Jagers werken dus door hun ingrijpen de verdere verspreiding van de vossenlintworm in de hand.

     

    Voorzorgsmaatregelen:

     

    ·         was bosvruchten, zelf geplukte paddenstoelen en valfruit eerst grondig en kook ze indien mogelijk voor consumptie;

    ·         pluk braambessen voor onmiddellijke consumptie enkel als ze hoger hangen dan 1m;

    ·         was je handen goed na het tuinieren en andere grondwerkzaamheden;

    ·         neem een dode vos alleen vast met handschoenen;

    ·         ontworm jouw hond elke 3 à 4 weken, zeker in de Ardennen of Europees endemische gebieden;

    ·         gebruik een ontwormmiddel dat efficiënt is tegen deze besmetting (bv. Praziquantel);

    ·         neem jouw huisdieren geregeld mee op controle bij de dierenarts.











    02-12-2016 om 17:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    27-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dwergooruil

     

    Geraadpleegde bronnen: EOS-magazine

     

    De grootste wetenschappelijke ontdekkingen gebeuren per toeval.

    Dat beseft ook de Vlaamse ornitholoog Filip Verbelen.

    Toen zijn vriendin een vakantie op Principe – een paradijselijk eiland voor de kust van Equatoriaal Guinea – boekte, wees niks erop dat hij daar ook een nieuwe uilensoort zou ontdekken.

    Zoals elke vogelliefhebber/ornitholoog ging Verbelen zich op internet informeren over de vogelrijkdom op zijn reisbestemming.

     

    Er waren al sinds 1928 geruchten over een mysterieuze uil op het eiland, maar niemand slaagde erin hem ooit te zien.

    Een Portugese bioloog Martim Melo, die 8 jaar geleden met een team onderzoekers het Obo-natuurpark gedurende een maand uitkamde, kon de rare vogel niet klissen.

    Toch gaf hij 2 belangrijke tips mee: lokale papegaaienvangers hadden tijdens hun strooptochten hoog in de bomen onbekende kleine uilen gezien.

    Melo had het geluid opgenomen waarvan hij vermoedde dat het van een uil afkomstig was.

    Toen Verbelen het geluidsbandje beluisterde, stelde hij vast dat het geluid sterke gelijkenissen vertoonde met dat voortgebracht door dwergooruilen.

    Op de naburige eilanden Sao Tomé en Annobón komen dwergooruilen voor; het zou verwonderlijk zijn mochten er op Principe geen bestaan.

     

    Verbelen trok naar het gebied dat Melo verkende en vrij snel hoorde hij gelijkklinkende uilenroepen. Alleen weerklonken ze te ver weg om een goede opname te maken. Dat was spijtig, want de truc om uilen te lokken, is het afspelen van hun eigen zang.

    Dan denken ze dat een ander mannetje hun territorium betreedt en komen ze nieuwsgierig piepen wie de indringer is.

     

    Na 4 dagen geduldig speuren, hoorde Verbelen bij valavond de bewuste roep glashelder boven zijn hoofd ergens in het dikke bladerdek van de hoge bomen.

    Verbelen maakte een geluidsopname die hij vlak daarna opnieuw afspeelde. Plots vloog er iets voorbij en het beestje – overduidelijk een dwergooruil – streek op 4m van zijn neus neer op een tak.

    De ornitholoog greep behoedzaam naar zijn fototoestel, maar – je zal het op zo’n moment nooit anders zien – de flits werkte niet. Toch bleef hij kalm en slaagde er uiteindelijk in een foto te nemen met de ingebouwde flits van een reservetoestel.

     

    Je zou denken dat een foto het bewijsmateriaal is voor een nieuwe vogelsoort, maar niks is minder waar. Zijn roep is veel belangrijker. Op de foto lijkt de dwergooruil immers als twee druppels water op de Hartlaubs dwergooruil, die op het naburig eiland Sao Tomé leeft.

    Het onderscheid ligt hem net in het geluid dat hij voortbrengt en dat totaal verschillend is.

    Om een nieuwe vogelsoort te diagnosticeren, hanteren ornithologen diverse methodes.

    Het meest sluitende is een DNA-onderzoek, maar dan moet je uiteraard de vogel vangen.

    Ook de morfologische studie van de bouw van de vogel gecombineerd met analyse van zang en roep kan uitsluitsel geven.

    Bij uilen is het geluid heel bepalend omdat dat genetisch vastligt. Uilen zijn niet in staat om zoals zangvogels geluiden na te bootsen en toe te voegen aan hun repertoire.

     

    De dwergooruil [in Europa]

     

    De dwergooruil is een kleine nachtelijke uil, die gemakkelijk te vinden is door zijn aanhoudende fluitende roep, maar vaak slechts te zien is als een silhouet op de punt van een dak. Hij is overdag nauwelijks te vinden.

     

    In mediterrane dorpen en bossen is de roep van de dwergooruil bij ochtend- en avondschemering vaak te horen.

    De kleine roofvogel eet insecten, reptielen, kikkers en kleine vogels. Hij grijpt deze met zijn poten als hij vanaf een zitpost jaagt. Nachtvlinders vangt hij soms vliegend.

    Hij herhaalt een iets melodieus fluitend pièè of tjuuk in een tempo van ongeveer 22 tot 26 noten / min. Hij heeft ook een schrille, geknepen alarmroep.

    De nesten bevinden zich in boomholtes of gebouwen. Het legsel van 4 – 5 eieren komt na 24 – 25 dagen broeden uit.

    Europese dwergooruilen overwinteren in Afrika, hoewel sommige in het uiterste zuiden van Spanje, Italië en Griekenland blijven.

    Het verenpak vertoont een complex grijs tot roodbruin vlekkenpatroon met donkere strepen op een lichtere achtergrond. Dicht bij het lichaam vertoont de sterk gebandeerde (gestreepte) bovenvleugel een rossig veld; de ondervleugel een bruingeel veld.

    Zijn smalle, platte kop, soms met opgeheven oorpluimen, vertoont diverse gezichtsvormen en houdingen; als hij alert is, zijn de gele zwart omrande ogen duidelijk merkbaar.

    Het uiltje heeft een lichaamslengte die varieert van 18 tot 20cm; een spanwijdte die wisselt tussen 47 en 54cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 140 en 150g.

     

    Filip Verbelen is ook een milieuactivist

     

    Hij werkt als Forest Campaigner bij Greenpeace. In landen als Congo en Indonesië documenteert hij illegale houtkap en staat hij lokale gemeenschappen bij in hun strijd tegen multinationals. De grootste boosdoeners zijn oliepalmbedrijven, leveranciers van biodiesel. Hun plantages zorgen ervoor dat het regenwoud in Zuidoost-Azië smelt als sneeuw voor de zon. Langs de oevers van de Kinabatangan in Borneo zie je vanop een bootje alle wildlife dat je maar kan dromen van orang-oetans tot neushoornvogels. Dat is niet omdat ze daar graag samen zitten, maar omdat de dieren bijeen moeten schurken in de 4 stroken bomen die er van het oerwoud nog resten. Daarachter gaapt een bos met duizenden oliepalmen, een ramp voor de biodiversiteit. De biotoop van duizenden dieren, waaronder tijgers, neushoorns en mensapen, is volledig naar de knoppen.

    Gelukkig nemen bepaalde westerse landen met de klimaatakkoorden maatregelen tegen ontbossing. Noorwegen bv. wil de Congolese overheid 1 miljard euro schenken als ze haar wouden beschermt.

    De vraag is of Kabila daar ook zo over denkt?









    27-11-2016 om 19:34 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    19-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het ringen van vogels

     

    De Deense onderwijzer en ornitholoog Hans Christian Mortensen was de eerste die in 1899 is begonnen met het vangen van vogels om ze vervolgens met een ring weer los te laten. Hij deed dit om meer te weten te komen over het trekgedrag van vogels. Hij startte zijn succesvolle ring-experimenten met spreeuwen die in nestkasten met een sluitingsmechanisme werden gevangen. Later ringde hij ook ooievaars, reigers, meeuwen en diverse eendensoorten. Hij zou meer dan 6 000 vogels hebben geringd.

     

    Het ringen van in het wild levende vogels is omstreeks 1911 begonnen en is er jarenlang op gericht geweest om inzicht te verkrijgen in de trekpatronen van diverse vogelsoorten. Hoofddoelstelling van het ringwerk beperkte zich tot de vertrekplaats en de bestemming van de gevangen vogels.

    Van de meeste vogelsoorten zijn inmiddels de geografische grenzen van zowel broed- als van overwinteringsgebieden bekend.

     

    Het CES-project (Constant_Effort_Sites)

    In een gebied met een vaste opstelling van mistnetten onder zo gelijk mogelijke omstandigheden worden vogels gevangen en geringd in het broedseizoen. Dit project richt zich specifiek op broedvogels en wordt dus uitgevoerd tijdens het broedseizoen en hierna als de jonge vogels zijn uitgevlogen. Door deze werkwijze kan men inzicht krijgen in de reproductie en de overleving van de lokale broedpopulaties. Voor de overleving is het ook van belang om de reeds geringde vogels in opeenvolgende onderzoekjaren terug te vangen of teruggemeld te krijgen door andere vogelringers of derden. Het project kan tevens bijdragen tot het verklaren van veranderingen in vogelpopulaties.

     

    Het RAS-project (Retrapping Adults voor Survival) is een belangrijke toevoeging aan de broedvogel-monitoring. Het impliceert het terug vangen van geringde broedvogels om de overlevingskans te kunnen berekenen. Sommige vogelsoorten gaan duidelijk in aantal achteruit en men maakt zich daar terecht zorgen over.

     

    De vogels kunnen onder andere met behulp van fijnmazige mistnetten (netten die je tussen 2 palen hangt en haast onzichtbaar zijn) en slagnetten worden gevangen. In de trekperiode wordt er in de meeste gevallen gebruik gemaakt van geluid; in het broedseizoen echter niet om verstoring te voorkomen.

    ’s Morgens net vóór de ochtendschemering, gaan de ringers hun netten opstellen. Zodra de dag aanbreekt, gaan de vogels zich verplaatsen om voedsel te zoeken, met als gevolg dat een deel van deze vogels in de netten belandt. De vogels worden eruit gehaald en voorzien van een passende ring met een uniek nummer erop.

    De vogelsoort wordt genoteerd, de leeftijd en het geslacht bepaald en de vogel wordt ook gewogen en gemeten en geregistreerd in een centrale databank.

     

    Om roofvogels te vangen bestaan er verscheidene manieren, vaak gebaseerd op beproefde technieken van valkeniers.

    Soms worden nepprooien gebruikt om de predatoren in een val te lokken. Dit kan een kooi zijn, een net of fijne lussen waarin ze met hun poten verstrikt geraken.

    Veel roofvogels kunnen op het nest worden gevangen zonder risico dat ze het nest in de steek zullen laten, zoals vaak wel het geval bij kleinere vogels.

    Als merkteken wordt veel gebruik gemaakt van de aluminium pootring met een uniek nummer en een retouradres. Een alternatief merkteken om de roofvogels te herkennen, zonder ze steeds te moeten vangen, zijn plastiek pootringen of vleugelmerken. Wanneer nestjongen een merkteken krijgen, gebruikt men verschillende kleuren om jaarklassen aan te geven en nummers voor elke individuele vogel. Een vleugelmerk wordt vastgemaakt met een klemmetje aan het patagium (een dunne huidflap op de voorrand van de vleugel) en blijft – als het deskundig is aangebracht – altijd zitten.  

     

    Waar de havik tot voor kort nog een echte bosgebonden broedvogel van de zandgronden was, is het tegenwoordig een bewoner van vrijwel ieder type van landschap.

    Voor een meer gedetailleerd portret van de havik kan je via de zoekrobot een artikel uit het archief opvissen

     

    28/09/2015      De havik

     

    Ivan Bruneel – voorzitter van Natuurpunt Staden en goed bevriende stichter van de huismussenwerkgroep aldaar – is een door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) gecertificeerde en erkende vogelringer, die recent een havik ringde (de knappe foto’s werden door zijn zoon Robin gemaakt)

     

    Wie Ivan Bruneel met het ringen van een koekoek aan de slag wil zien, kan in het archief het artikel opsnorren

     

    02/09/2011       De koekoek, een zonderling









    19-11-2016 om 19:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    13-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weetjes over de vink

     

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt

     

    Het houden van zangwedstrijden met vinken, ‘vinkenzetting’, is een eeuwenoude volkssport. Het gebruik ervan zou teruggaan tot het einde van de 16de eeuw. Vinken staan erom bekend dat de mannetjes tussen maart en augustus om het hardst zingen om hun territorium af te bakenen en vrouwtjes te lokken. Het liedje duurt maximaal 5 seconden en mannetjes herhalen het tot 10 x / min. Tijdens een zogenaamde ‘vinkenzetting’ worden de vinken in speciale wedstrijdkooien in een lange rij langs de straatkant geplaatst met telkens 2.40 m tussen. Een liedje is geldig als het begint met een voorzang en eindigt met een slotzang, eindigend op het kenmerkende ‘suskewiet’. Met een krijtje worden streepjes getrokken op een zwartgeverfde houten telregel om de slagen te tellen.

     

    ·         De Ieperse korenmeester en kroniekschrijver Augustijn van Hernighem bericht als eerste over een zangwedstrijd met vinken (vinkenzetting) op 1 mei 1595. De ‘Ypersche Bladwijzer’ maakt zelfs gewag van een vinkenzetting die reeds in 1593 zou hebben plaatsgevonden. De Ieperse gilde der vinkeniers zou zijn opgericht in 1627. Iedere regio had zowat zijn eigen speelwijze en reglement maar bij de vinkenzetting werden de kooien ’s morgens vroeg in een straat op een lijn op de grond geplaatst. Iedere vinkenier nam individueel met zijn vink deel. Voor ieder geldig ‘suskewiet’-liedje werd een streepje op een regel gezet en de winnaar werd de vink die het meest goede liedjes had gezongen. De eigenaar van de vink werd tot koning uitgeroepen en als je twee keer na elkaar tot koning werd uitgeroepen, kreeg je de titel van keizer.

     

    ·         Op 75% van de schilderijen waarop voedsel wordt afgebeeld door de Antwerpse Meester Frans Snyders (1579 – 1675) komen vinken voor. De vogels werden aan stokjes geregen en voor consumptie te koop aangeboden op de markten. Zij werden door gewone lieden aangeleverd, die vinken en andere zangvogels vingen met behulp van een steenuil als lokvogel. De vogels geraakten vastgekleefd in vogellijm en werden vanuit de beschutting met tot 2m lange blaaspijpen gedood.

    Gevogelte was in die tijd een hoofdbestanddeel bij banketten. Bij het gildefeest van de Antwerpse Sint-Lukasgilde in 1617 werden 34 kapoenen, 22 paar snippen, 8 paar patrijzen en 325 vinken opgediend tijdens 2 maaltijden.

     

    ·         Gekooide vinken werden vroeger vaak bind gemaakt, omdat men geloofde dat blinde vinken beter zouden zingen. Het blind maken gebeurde met behulp van een dunne ijzerdraad die gloeiend heet werd gemaakt en dicht bij de ogen van de vink werd gehouden. Als reactie kneep de vogel de ogen dicht waardoor de verschroeide randen van de ogen aan elkaar kleefden. Het hoornvlies werd in dit geval dus niet verminkt. Soms gingen vinkeniers ook driester te werk en werden de ogen volledig uitgebrand.

     

    ·         In grote delen van Vlaanderen staat de vink bekend als ‘botvink’ of ‘boekvink’. De dialectnaam gaat terug op ‘bokvink’, waarbij bok zou staan voor beuk. Vinken zijn inderdaad verzot op beukennnootjes.

     

    ·         Op advies van de expertcommissie ‘Immaterieel Cultureel Erfgoed’ heeft de Vlaams minister Schauvliege het vinkenzetten toegevoegd aan de Inventaris Vlaanderen voor Immaterieel Cultureel Erfgoed. De inventaris verhoogd de zichtbaarheid en stimuleert het bewust omgaan met en het borgen van dat erfgoed. De inventaris telt nu 37 tradities, fenomenen of gewoontes (carnaval van Aalst, garnaalvisserij te paard in Oost-Duinkerke, Krakelingenfeest en Tonnekensbrand in Geraardsbergen, krulbollen en kantklossen).

     

    Wie een idee wil hebben wat ‘vinkenzetten’ precies inhoudt, kan even onderstaande weblink aanklikken

    https://www.youtube.com/watch?v=gs_vJ-Mps_M

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief een bijdrage ophalen

     

    06/12/2013       Sport of dierenmishandeling











    13-11-2016 om 18:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    07-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kraanvogel, een krachtig symbool

     

    De kraanvogel heeft wereldwijd in alle culturen indruk gemaakt en een sterke symbolische waarde meegekregen. Bovendien hebben zijn sierlijke bewegingen krijgskunstvormen geïnspireerd en werd hij in het naoorlogse Japan een uitgesproken vredessymbool.

    Zo gaat het verhaal over de dochter van een bekend Chinees krijgskunstenaar, die ondanks het goede onderricht van haar vader, elk gevecht met een kraanvogel verloor.

    Daarom begon zij de bewegingspatronen van het dier te bestuderen en ontwikkelde zo nieuwe krijgskunstvormen. De kraanvogel wushu-stijlen zijn bekend om hun soepele schoonheid.

    In het westen wordt vaak de term kungfu gebruikt maar wushu dekt een ruimere lading. Kungfu associëren wij meestal met de meer spectaculaire vormen van wushu, zoals we die kennen in de filmwereld.

    Wushu daarentegen wordt ook gebruikt voor zachtere stijlen, zoals taijiquan (een filosofisch begrip voor ‘boksen of vechten volgen de principes van de yin en de yang’) en Ba Gua (de kracht van de aanvaller wordt tegen hemzelf gebruikt)

     

    Wereldwijd maar vooral in Oost-Azië is de kraanvogel symbool van gezondheid, lang leven, trouw en geluk.

    In Viëtnam is zijn afbeelding verwerkt in de nationale vlag.

    In Japan was de kraanvogel tijdens het shougunaat (shogun = legerleider die de barbaren verslaat) een beschermd heilig dier.

    Bij uitvinding van origami rond 1 700 ontstond zelfs de legende dat een wens werkelijkheid wordt van wie 1 000 kraanvogels vouwt.

    De kraanvogel is echter ook symbool van waakzaamheid en staat er om bekend dat hij alleen vecht omwille van zelfverdediging.

     

    Nog een nieuwe dimensie kreeg de kraanvogel door het aangrijpende verhaal van Sadako Sasaki. Zij werd als peuter slachtoffer van de radioactieve straling van de kernbom op Hiroshima. Ze groeide op tot een jonge atlete, maar op haar 11de ontwikkelde ze leukemie, de ‘bomziekte’. Begin augustus 1955 was ze reeds zwaar ziek en naar aanleiding van de oude Japanse legende die haar beste vriendin Chizuko haar vertelde, nam ze zich voor 1 000 kraanvogels te plooien, met de wens om terug te kunnen lopen.

    Sasaki geraakte echter niet verder dan 644 papieren vogels en stierf op 25/10/1955 op 12-jarige leeftijd. Haar vriendinnen vouwden na haar dood de resterende kraanvogels en uiteindelijk werd er in het vredespark van Hiroshima in 1958 een beeldhouwwerk voor haar nagedachtenis opgericht.

    Sindsdien zijn de ‘duizend geplooide kraanvogels’ een universeel symbool van de vredeswens geworden.

    Sasako werd de heldin van vele Japanse schoolmeisjes. Haar verhaal wordt in sommige Japanse scholen verteld bij de jaarlijkse herdenking van de kernbom op Hiroshima en over heel Japan wordt ter ere van haar 6 augustus als vredesdag gevierd.

     

    Het aangrijpend verhaal van het ‘kranige’ meisje wordt in een korte reportage gereconstrueerd

     

    https://www.youtube.com/watch?v=fPlAzO0mGT4

     

    Wie een kraanvogel wenst te vouwen, moet maar eens het stappenplan in het instructiefilmpje en de demonstratie secuur opvolgen

     

    https://www.youtube.com/watch?v=fABpssKWCoE

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage opvissen:

     

    09/03/2013      De kraanvogel









    07-11-2016 om 12:08 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    29-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schauvliege verklaart de spreeuw vogelvrij

    Geraadpleegde bronnen: De standaard: ‘Schauvliege verklaart de spreeuw vogelvrij’ Vogelbescherming Vlaanderen: ‘Voor spreeuw & Co naar Raad van State’

     

    Vogelbescherming Vlaanderen is verbolgen over de recente wijzigingen aan het Soortenbesluit die minister Schauvliege doorvoerde en leidde daarom een procedure in bij de Raad van State.

    De vereniging vraagt de vernietiging van een belangrijk deel van het besluit, met name de bijlage die alles regelt inzake het bestrijden van soorten.

     

    Voorzitter van Vogelbescherming Vlaanderen, Jan Rodts:

    “De minister wijzigt een reeds bestaande problematische regeling die niet strookt met de Europese Vogelrichtlijn en maakt het zelfs nog bonter. Principieel beschermde vogels op grote schaal doden, zonder wetenschappelijke onderbouwing van dat beleid, is ongehoord. Bovendien bestaat er vandaag geen effectieve controle in het veld.”

     

    Het zogenaamde soortenbesluit van 15/05/2009 regelt de bescherming en het beheer van de (wilde) fauna en flora.

    In functie van het voorkomen van belangrijke schade aan professioneel geteelde gewassen, fruitteelt en fauna en flora kan er via bijlage III van het besluit momenteel vrij ruim en zonder al te veel moeite worden afgeweken van het algemene beschermingsbeginsel.

    Het gaat dan om de volgende soorten: kraai, kauw, ekster, gaai, spreeuw en – nieuw aan het lijstje toegevoegd – de brandgans. Deze soorten kunnen mits een gewone melding bij het Agentschap van Natuur en Bos met het geweer, vangtuigen of met roofvogels worden gedood. Op het meldingsformulier schrijft men welke schade men wil voorkomen, welke omvang ze heeft en welke andere maatregelen men al heeft genomen om schade te verhinderen.

    Zonder tegenbericht kan men na 24u starten met bestrijdingsactiviteiten. Men gaat dus in principe uit van een stilzwijgende goedkeuring. Verificatie en controle in het veld gebeuren niet of nauwelijks.

     

    De vraag naar de omvang van de vermeende landbouwschade die door deze bestrijdbare vogelsoorten in Vlaanderen wordt veroorzaakt, is nog nooit op een wetenschappelijke manier gesteld, laat staan beantwoord.

    De spreeuw, waarvan de Europese populatie sinds de jaren ’80 nagenoeg is gehalveerd, kan momenteel zonder veel problemen in het kader van de schadepreventie in de fruitteelt massaal worden bestreden.

    Het voorliggende wijzigingsbesluit zou de ideale gelegenheid zijn geweest om de diverse vormen van schade beter in kaart te brengen en van koers te veranderen.

    Dit was ook de prangende vraag die Vogelbescherming Vlaanderen stelde in de aanloop tot dit nieuwe besluit. Toch koos de minister ervoor om haar beleid rond het verdelgen van kraaiachtigen en andere soorten niet te wijzigen. Integendeel, ze deed er nog een schepje bovenop.

     

    Voortaan zullen jagers en andere vogelbestrijders hun trechter- en Larsenkooien – deze laatste zijn kleine verplaatsbare kooien met verschillende compartimenten en een lokvogel in het midden – nu ook inzetten voor meerdere soorten.

    Zo kunnen trechtervallen niet enkel meer worden gebruikt voor eksters en kraaien, maar tegenwoordig ook voor gaaien en kauwen.

    De kleinere Larsenkooien, voorheen exclusief te gebruiken bij de bestrijding van eksters, mogen nu ook worden ingezet voor het vangen en doden van kraaien, gaaien en kauwen.

    Dit is een bijkomend probleem op vlak van dierenwelzijn, gelet op de grootte van deze soorten. Tegelijk bestond al het probleem van het gebrek aan selectiviteit van de trechtervallen.

    Roofvogels, zoals buizerd en soms ook havik, zijn vaak ongelukkige ‘bijvangsten’ van dergelijke vangtuigen. Nieuwsgierige egels en marters lopen dan weer het risico om terecht te komen in een van de vangcompartimenten van een Larsenkooi.

    Met haar verzoekschrift hoopt Vogelbescherming Vlaanderen dat de Raad van State deze al te soepele en nonchalante generieke bestrijdingsregeling snel naar de prullenmand verwijst.

     

    De spreeuw kent een lange geschiedenis van vervolging in onze contreien

     

    De forse achteruitgang van de spreeuw valt deels te verklaren door het gebruik van pesticiden en door het verdwijnen van dode bomen en daarmee ook broedplaatsen.

    Wat Vlaanderen betreft, speelt nog een ander aspect: het culinaire.

    Al sinds de middeleeuwen wordt het diertje als een delicatesse beschouwd.

    Natuurfilosoof Jan Desmet uit Brugge herinnert zich de tijd nog dat zijn moeder een pan met spreeuwen bakte, gevangen in de tuin.

    “Ik vond dat heel lekker, moet ik toegeven. Hoewel het letterlijk om een lichtgewicht gaat met weinig vlees en vet aan de botten, want hij is nog kleiner dan een kwartel. Vroeger vlogen de spreeuwen bij wijze van spreken als gebraden kippen in je mond.”

    “Bij sommige slagers gaat het vogeltje nog steeds illegaal onder de toonbank. Restaurants bieden het soms buiten de kaart aan”, weet Jan Rodts.

    Dit jaar nog werd een fabrieksarbeider uit Malderen veroordeeld omdat hij in 15 jaar tijd 21 000 spreeuwen doodkneep. Bij controle ontdekte men een diepvriezer vol met schoongemaakte karkassen.

    Wel kwam er een kentering in het consumeren van spreeuwen met de ontploffing in Tsjernobyl. Veel spreeuwen komen namelijk uit Oost-Europa  en er werd toen afgeraden die nog langer te eten wegens de verhoogde bestralingen.

    Vooral eigenaars van boomgaarden vervloeken de gevleugelde bezoeker, die nooit alleen komt. Behalve insecten is de spreeuw intens verzot op kersen en krieken.

    Een beproefde manier om spreeuwen te vangen, is het gebruik van dichtklappende slagnetten van 2 bij 10 m en één vastgebonden levend exemplaar om een hele vlucht naar de grond te lokken. Daarna volgt het gruwelijke deel:  het kapot knijpen van het kopje tussen duim en wijsvinger.

    In de jaren ’70 werd zelfs het Belgische leger af en toe ingeschakeld om dynamiet te plaatsen in bomen waar de zwermen gingen slapen. Maar na de ontploffing lagen niet alleen de diertjes aan flarden, maar ook de ruiten aan diggelen van huizen in de buurt.

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen opdiepen:

     

    01/10/2008      De slippertjes van spreeuwen

    30/12/2009      Spreeuwenshow op een herfstavond











    29-10-2016 om 12:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    23-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ralreiger, stilaan thuis in de polders van Kruibeke - deel 3

    Echt toeval kan je de keuze van de ralreiger niet noemen om in de polders van Kruibeke te toeven.

    Ook in juni 2005 en 2014 streek hier al eens een exemplaar neer. Maar ook bijzondere broedvogels als, woudaap, roerdomp, zomertaling, rietzanger, snor en nachtegaal vinden in het volwaardig territorium een stekje. De laatste jaren nam ook het aantal uitzonderlijke trekvogels dat er tijdens hun trekroute kwam bijtanken opvallend toe: zwarte ibis, klein waterhoen, reuzenstern (Kaspische stern), velduil, roodmus (oorspronkelijk uit Oost-Europa) en de bedreigde waterrietzanger werden er recent waargenomen.

     

    Met nog meer soortgelijke gebieden in de omgeving, zoals de Kalkense Meersen en de Durmevallei en later ook de Sigma-gebieden in de 3 Nete-valleien, zien de watervogels almaar meer kansen om België als een volwaardige broed- en stopplaats te gebruiken. Meersen zijn laaggelegen, vochtige graslanden in de overstromingsvlakte van een rivier; vaak zijn ze doorsneden met sloten en grachten. In de buurt van de dorpskernen zijn de weilanden afgebakend met knotwilgen, die het natuurgebied een eerder kleinschalig uitzicht geven. Ruimte, water groen en rust vormen de belangrijkste troeven. In de valleien van de Durme en de Nete krijgen de kronkelende rivieren opnieuw meer ruimte, via een combinatie van de aanleg van een winterbedding en gecontroleerde waterbuffersgebieden. Dat zijn GOG’s zonder ringdijk. De winst is dubbel: de kans op overstromingen is kleiner en geleidelijk kan er weer natte natuur groeien, in de vorm van waardevol wetland.

     

    Rustige en waterrijke gebieden met talrijke visjes en amfibieën zijn een must voor de ralreiger en als het even kan horen daar drijvende waterplanten bij zoals de eerder vermelde gele plomp. In de toekomst mogen we dit fraaie reigertje wellicht nog meer verwachten en we sluiten zelfs niet uit dat hij ooit zal broeden in ons land. Nu al zijn er broedgevallen opgetekend tot in de Champagnestreek in Frankrijk. De ralreiger is niet de eerste zuidelijke reigersoort die zijn broedareaal uitbreidt. Eerder zagen we dit al bij de kleine zilverreiger, de kwak en de koereiger. De verbeterde waterkwaliteit en de inrichting van nieuwe watergebieden spelen daarin een sleutelrol, maar ook de verdroging van het zuiden heeft hier een invloed.

     

    In het filmpje zie je de ralreiger tussen de gele plomp enkele prooidieren uit het lage water plukken

     

    https://www.youtube.com/watch?v=2BZ36ohF1zc

     

    Wie eerder verschenen artikels van de ralreiger wenst op te diepen, kan terecht in het archief

     

    31/01/16           De kleinste uit de reigerfamilie

    26/05/13          De natuurfotograaf zelf aan het woord [ralreiger]











    23-10-2016 om 13:34 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ralreiger, stilaan thuis in de polders van Kruibeke - deel 2

    Gecontroleerde overstromingsgebieden

     

    Bij een stormvloed – een combinatie van springtij en een noordwesterstorm op de Noordzee – kan een krachtige golf de Schelde binnenrollen. De rivier en haar zijrivieren moeten dan op korte tijd veel water slikken.

    Het Sigmaplan geeft het wassende water daarvoor de ruimte in gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG).

    Een GOG is een gebied met een hoge, stevige ringdijk eromheen. Die beschermt achterliggende woonkernen of bedrijven tegen wateroverlast. Om het water ruimte te geven, legt men de ringdijk verder landinwaarts dan de oude rivierdijk. Pas als deze ringdijk klaar is, verlaagt en verstevigt men de oude dijk. Men noemt hem dan overloopdijk omdat er water overheen kan stromen bij hoge waterstanden in de rivier.

     

    Een GOG kan een grote hoeveelheid water veilig bergen. Daardoor daalt het waterpeil van de rivier en vermindert de druk op de dijken. De vloedgolf verliest zo een groot deel van haar kracht en het risico op overstromingen of dijkbreuken wordt drastisch ingeperkt. Zodra het water in de rivier voldoende gezakt is, loopt het GOG leeg via uitwateringssluizen.

    Veel GOG’s combineren veiligheid met natuur. Het binnengebied is bv vaak geschikt als wetland waar zeldzame planten en dieren gedijen. Wetlands zijn drassige gebieden met waardevolle natuur. ’s Winters staat het grondwater er hoog, in de zomer daalt het.

    Het landschap in een wetland kan variëren van open water naar rietland, dat dan weer over gaat in moerasbossen. Waar begraasd of wordt gemaaid, ontstaan bloemrijke hooi- en graslanden. Daarin voelen vooral weidevogels zich prima thuis. Soms stelt men het GOG weer bloot aan de getijden. Zo ontstaat unieke getijdennatuur met slikken en schorren. Die blinkt uit in diversiteit door de unieke overgang van zoet naar zout water en het samenspel van rivier, zand en slib.

    Slikken zijn de lager gelegen delen, die bij elke vloed worden overspoeld. De meeste planten gedijen niet goed in die overvloed aan water. Slikken zijn doorgaans dan ook onbegroeid.

    Het krioelt er wel van de wormen, krabben en andere minidiertjes, die voedsel vormen voor vogels en vissen.

    Telkens als het rivierwater zich na een vloed terugtrekt, blijft een laagje slib achter op de slikken. Na verloop van tijd steken ze boven de gemiddelde waterlijn uit. Dat noemen we schorren. Die overstromen nog alleen bij springtij, ongeveer tweemaal per maand.

    In tegenstelling tot slikken zijn schorren vaak wel begroeid. Plantjes als lamsoor en zeekraal kunnen bv. goed tegen zout water. In het zoete deel van de Schelde kunnen rietpartijen en uiterst zeldzame wilgenvloedbossen groeien.

    Nog zo’n zeldzaam leefgebied is een elzenbroekbos. De bomen staan er bijna het hele jaar met hun wortels in het water en vormen een uitgelezen schuil- of nestplaats voor tal van diersoorten. In de vele sloten, kreken en plassen leven onder meer vissen, amfibieën en libellen.

     

    In de polders van Kruibeke vind je unieke elzenbroekbossen. Met het kosteloos lespakket van Scalluvia Jungle en de Natuurouders, bestemd voor de leerlingen van de 3de graad basisonderwijs, kom je alles te weten over dit prachtig stukje natuur.

     

    http://scalluvia.eu/educatief-pakket-scalluvia-alluviale-bossen/











    23-10-2016 om 13:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ralreiger, stilaan thuis in de polders van Kruibeke - deel 1

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt Nieuwsbericht [Gerald Driessen]

     

    De ralreiger is een vrij kleine, zuiderse reigersoort met een tropisch uiterlijk; goudbeige met een trosje zwart-witte sierpluimen op de kruin, blauwe snavel en gele poten. In de vlucht schuiven zijn witte vleugels open.

    Een ralreiger vinden in België is een uitzonderlijke toevalstreffer, maar dat hij uitgerekend neerstrijkt in de polders van Kruibeke is minder toevallig.

     

    De ralreiger heeft een verbrokkeld verspreidingsgebied rond de Middellandse Zee, van Spanje tot het Midden-Oosten en Egypte. Hij overwintert in het zuiden van de Sahara en is bijgevolg een trekvogel.

    De 1ste waarneming voor België dateert al van juni 1905 in Zoutleeuw (Vlaams-Brabant).

    Tot 1990 werden er 17 waarnemingen opgetekend. Daarna nam het aantal waarnemingen toe en in de jaren ’90 dook hij bijna jaarlijks wel ergens op.

    Vanaf 2001 zijn er jaarlijks 1 tot 3 meldingen en daarmee zien we dezelfde trend als bij koereigers, een soort die zich ondertussen volledig inburgerde en zich zelfs de status van broedvogel toe-eigende.

    In 2016 maakt de ralreiger plots wel een heuse sprong, want tot nu (19/07/2016) toe werden er al 8 vogels opgemerkt.

    Deze waarnemingen werden nog niet geaccepteerd door het Belgian Rare Birds Committee maar aangezien ze allemaal goed fotografisch werden gedocumenteerd, zal dat ongetwijfeld snel gebeuren.

    Op zondag 17/07 verscheen de 6de vogel in de polders van Kruibeke, waar hij zich fraai liet bekijken, fotograferen en filmen. Hij genoot er van visjes die hij oppikte van tussen de drijvende bladeren van de gele plomp, een opvallende drijfplant met grote bladeren en felgele bloemen.

     

    De polders van Kruibeke hebben hun waarde na de uitvoerige inrichtingswerken

    meer dan bewezen. In totaal herbergt het gebied 300 ha slikken en schorren, 150 ha weidevogelgebied en 80 ha elzenbroekbossen.











    23-10-2016 om 13:27 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De schichtige waterral

     

    De waterral, familie van de rallen (waterhoentje, porseleinenhoen, meerkoet, kwartelkoning), is een succesvolle vogelgroep met soorten die over vrijwel de gehele aardbol voorkomen.

    De waterral is een schuwe vogel die je niet vaak te zien zal krijgen. Hij verschuilt zich in het riet of de dichte begroeiing van moerassen of waterpartijen en komt daar niet of nauwelijks tevoorschijn.

     

    Tijdens de winter treft men de waterral ook aan bij afwateringskanalen en andere plaatsen waar nog stromend water te vinden is. Horen kan je hem wel wanneer hij piepende en soms gillende geluiden uitstoot. Vooral in de ochtend en tijdens de avondschemering kan de waterral zijn aanwezigheid verraden. De roep wordt vergeleken met een gillend speenvarken die overgaat in een soort gegrom.

     

    Om de fraaie watervogel te zien, kun je het beste een plekje bij een opening in het riet opzoeken en daar rustig wachten. De meeste kans heb je als het heeft gevroren. Waterrallen zoeken dan plaatsen op met open water. Je kunt ze dan soms langs een bevroren rietrandje zien scharrelen.

    Bij gevaar vliegt de vogel met tegenzin soms over korte afstanden weg, waarbij hij wat fladdert en de poten laat hangen. Liefst zoekt hij in een looppasje de beschutting op van de dichte rietkragen.

    Bij het lopen doorgaans met de snavel naar de grond gericht, wipt de waterral af en toe zijn staart waarbij witte veren aan de onderkant zichtbaar worden.

     

    Het mannetje kiest het goed weggestopte nest – eigenlijk een slordig kommetje gedroogde en opeengehoopte vegetatie – die hij aan zijn vrouwtje toont met gespreide vleugels en staart.

    Bij dit vogeldansje wrijven beide partners hun snavels tegen elkaar alsof ze elkaar aaien.

    Een deel van de waterrallen is standvogel en blijft dus het hele jaar door in ons land.

     

    Een waterral fotograferen met een groothoeklens – hoe krijg je dat voor elkaar? [Chris van Rijswijk]

     

    De waterral leidt inderdaad een verborgen levenswijze, maar als in de winter het voedsel schaars is  dan is deze fraaie watervogel bereid mee te werken aan het tot stand komen van een foto!

    Daar moet hij wel voor worden beloond en daar zit de truc. De waterral geraakt gewend aan je aanwezigheid en weet dat hij elke dag op meelwormen wordt getrakteerd.

     

    Zodra het gaat vriezen, trek je elke dag naar de meest geschikte locatie waar je een portie meelwormen in de rietkraag strooit. Eens het ijs dik genoeg is om je lichaamsgewicht te dragen nader je behoedzaam liggend op het ijs, gehuld in een burka, de ideale observatieplek. Je zal snel merken dat de slimme waterral het trucje door heeft en weet dat achter de burka de persoon schuil gaat die af en toe wat meelwormen cadeau geeft. Als je eenmaal het vertrouwen van je gevleugelde vriend hebt gewonnen, kun je vrijuit werken, zolang je maar rustig beweegt.

    Je strooit wat meelwormen op de plek waar je de waterral wilt fotograferen. Je stelt de camera scherp op de plek waar je de waterral verwacht. Daarna schakel je de autofocus van de camera uit. Dan is het een kwestie van geduldig wachten en heel veel foto’s maken. Om de waterral niet af te schrikken, begin je al met klikken als die nog verschanst in het riet zit en ook nog wanneer hij de voederplek nadert. Zo went hij wel snel aan dat geluid.

    Tegenwoordig kan je draadloze ontspanners kopen en bestaan er camera’s met wifi die op afstand te bedienen zijn, bv. via een smartphone.

    Besef wel dat je de waterral hebt gewend gemaakt aan een dagelijkse voedselbron. Zolang ijs op de sloot ligt, heb je als fotograaf de verplichting door te voeren. Op het moment dat je middenin een vorstperiode het voeren stopt, bestaat de kans dat de vogel omkomt van de honger.

    Dat wil je als natuurliefhebber niet op je geweten hebben.

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdrage opvissen:

     

    14/01/2011         De waterral

     

    Een kortfilmpje waarin de waterral de oevers van een sloot afspeurt

     

    https://www.youtube.com/watch?v=8noJaQHg8Bc









    17-10-2016 om 12:30 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    08-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ijsvogel, de slingerbeekbewoner

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens&Vogel 2013-2 (Inge Buntinx)

     

    IJsvogels broeden tijdens een gunstig voorjaar tot driemaal toe. Zo kunnen ze in één seizoen tot 36 eieren uitbroeden. Een geweldig aantal. Deze buffer hebben ze echter nodig om de lage overlevingsgraad op te vangen. Predatie, nestholtes die overstromen of aanhoudende regen die het water vertroebelen en het vissen onmogelijk maken, zijn de oorzaken van veel mislukte broedpogingen. Daarenboven staan uitvliegende jongen zware uitdagingen te wachten in hun eerste levensjaar: een eigen territorium vinden, gespaard blijven van botsingen tegen glazen obstakels, jachttechnieken oefenen en strenge winters met bevroren rivieren en vijvers overleven. Het is geen wonder dat slechts 1 jong op 5 zijn eerste verjaardag kan vieren en zelf aan de voortplanting kan deelnemen. Sowieso worden ijsvogels zelden ouder dan 3 jaar.

     

    Vier tips die de kansen verhogen een ijsvogel in detail te bewonderen

     

    IJsvogels vindt men langs rustige beekjes, bochtrijke rivieren en recreatievrije vijvers. Een essentiële factor is helder water – ze moeten de vissen scherp kunnen waarnemen – én er moeten steile oevers in de omgeving te vinden zijn met onbegroeide verticale wanden, waarin ze een nestholte kunnen uitgraven. IJsvogels spenderen een groot deel van de dag door zittend vanop een uitkijkpost naar het water te turen. Overhangende takken van struiken op de oeverrand of stevige gebogen rietstengels bieden ideale zitplaatsen.

     

    Heel vaak hoor je een ijsvogel vóór je hem ziet. Tijdens de verplaatsingen in zijn territorium laat hij geregeld een kort, hoog en schel ‘tsie’ horen. Kort daarna zal de ijsvogel laag over het water scheren en in de vlakke buurt landen. Naast die kenmerkende roep communiceren ook koppeltjes onderling met elkaar. Ze ‘babbelen’ tijdens de verleidingsperiode en waarschuwen elkaar voor gevaar als één van hen in de nestholte zit. Ze gebruiken hiervoor verschillende korte, hoge tonen die snel na elkaar in allerlei patronen worden herhaald.

     

    IJsvogels zijn het drukst in de weer aan het begin van de broedperiode eind februari of begin maart. De exacte periodes waarin ze broeden, zijn zeer afhankelijk van de weersomstandigheden. In principe zijn de grootste aantallen te vinden als de jongen pas zijn uitgevlogen. Enkele dagen later worden die verdreven uit het ouderlijke territorium. Tijdens de wintermaanden heb je het voordeel dat ijsvogels meer opvallen aangezien ze minder kunnen rekenen op de beschutting van bebladerde struiken.  Zeker tijdens strenge winters, wanneer ze worden gedwongen om op de schaarse plaatsen met open water te vertoeven, zijn ze geregeld ‘open en bloot’ te bewonderen.

     

    Als je ijsvogels wil bewonderen, moet je echt wel heel stil zijn. Bij de minste beweging zal de ijsvogel meteen de plaat poetsen. Neem zeker voldoende afstand van de nestholte en blijf niet te lang ter plaatse. Je wilt de ijsvogels immers niet storen tijdens hun voedselbeurten en het ook niet op je geweten hebben dat een broedpoging mislukt.

     

    Wie eerder verschenen bijdragen wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende artikels aantreffen:

     

    02/03/2009     De ijsvogel

    25/07/2011       De ijsvogel, de vissende mijnwerker









    08-10-2016 om 19:44 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De rosse waaierstaart

     

    De waaierstaarten zijn als kleine tapuiten rechtopstaande pronkende vogeltjes met een lange staart die ze vaak opzetten als ze met grote sprongen over de grond huppen.  De vogelsoort – familie van de vliegenvangers – komt vooral voor in Afrika (ten zuiden van Sahara),  Zuid-Oost-Europa en het Midden-Oosten.

    De enige soort die in Europa broedt vindt men op droge, zonnige plekken, zoals citrus-plantages, doornig struikgewas en zandige valleien met struiken.

     

    Het verenpak is roodbruin met een roodoranje staart met een smalle zwarte eindband en grote witte stippen. De onderzijde is wit alsook 2 staarthoeken aan het uiteinde van de staart.

    De brede witte wenkbrauwstreep en zwarte oogstreep zijn opvallend.

    De vlucht is krachtig en snel, gewoonlijk kort naar de dichtstbijzijnde dekking.

     

    De lichaamslengte reikt tot 15cm; de spanwijdte varieert tussen 22 en 27cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 20 en 25g.

    De rosse waaierstaart is levendig en bijna extravagant in zijn acties, maar hij kan ook extreem verborgen leven. Na verstoring vliegt hij vaak diep een dichte struik in, maar komt dan weer tevoorschijn op de grond, onder de struik.

    De rosse waaierstaart maakt klikkende en zoemende geluiden; de zang is hoog en helder, als bij de lijster.

    Hij graaft insecten en wormen uit de losse grond op, vangt nachtvlinders in de vlucht en grijpt vliegen en wespen terwijl hij boven bloemen bidt. Ook bessen, zaden en kleine amfibieën staan op het menu.

    Tijdens de balts staan de mannetjes rechtop met hangende vleugels en gespreide staart als een bedreiging naar indringers. Ze zingen van hoge zangposten met een gebroken, maar uiterst rijke gevarieerde zang, met heldere leeuwerikachtige noten en schorre passages, als die van de nachtegaal.                                   

    Ze bouwen een rommelig nest van twijgen, gras en wortels in struiken. Ze broeden 4 tot 5 eieren uit in 13 dagen uit.

     

    Deze fotoreeks maakte Wim in Lesbos, waar de rosse waaierstaart vaak opduikt.

    Het kenmerkend gehip en de frequente staartbewegingen (het opwippen, uitwaaieren en heen en weer zwaaien) van de rosse waaierstaart zijn in onderstaand filmpje vaak te zien.

     

     https://www.youtube.com/watch?v=4IDqlEA4sbY

     

     











    02-10-2016 om 19:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nijlgans, niet bepaald welkom in onze vogelwereld  


    Dat deze uitheemse vogelsoort inheemse vogels en domeinbezoekers of wandelaars terroriseert, is al langer bekend.

    Kleur en tekening zijn zo opmerkelijk dat de Nijlgans met geen enkele andere vogel te verwarren is.

    De Nijlgans, vosgans of Egyptische gans is een tamelijk bontgekleurde gans. Het meest vallen de felgele ogen op in een kastanjebruin boevenmasker, dat nogal afsteekt tegen de bleekbruine kop.

    Vooral in de vlucht maken Nijlganzen een bonte indruk door de witte vlek, die een groot deel van de verder zwarte vleugels beslaat.

    Ze doen wat denken aan bergeenden, waar ze inderdaad familie van zijn.

    Nijlganzen zijn immers geen echte ganzen, maar wel degelijk eenden.

    Dat kan je al zien aan de voor een gans nogal lange poten. Ze waggelen minder dan echte ganzen. Ook is de Nijlgans een voortreffelijk duiker, iets waar ganzen bepaald niet in uitblinken.

     

    Nijlganzen worden al eeuwenlang als siervogel gehouden; volgens sommige historici werden de vogels door de Egyptenaren als heilige dieren aanzien en hielden Grieken en Romeinen ze als een huisdier (waker).

     

    Nijlganzen leven altijd in de buurt van zoetwater, in Afrika langs de Nijl en andere grote rivieren, in moerasgebieden, in de westafrikaanse rijstvelden en op meer-oevers.

    Nu komen Nijlganzen nooit aan zee zoals bergeenden en zeker niet met hun jongen.

    Maar ze broeden wel maar een paar km van zee in duinmeren, die ook worden bezocht door de grote meeuwen. Daar zwemt zo’n troep kuikens zo dicht opeen en streng bewaakt door beide ouders, moeder voorop, vader als hekkensluiter, dat geen enkele meeuw zich in de buurt durft te wagen.

    De ganzen zijn zo agressief dat zelfs vossen ervoor wijken. Een woedende Nijlgans is een geduchte tegenstander. Een paar bezet een territorium van meer dan een km oeverlengte, waar elke andere vogelsoort uit wordt verdreven.

    Aan het handgewricht heeft hij een stomp hoornachtig spoor, waarmee hij enorme klappen kan uitdelen.

    Die weerbaarheid heeft ook een keerzijde. In de hoogste mate heerszuchtig en boosaardig, leeft de Nijlgans niet eens met de soortgenoten in vrede, hoewel zij zich met hen tot troepen verenigt.

    Nijlganzen broedden van oorsprong alleen in Afrika, ten zuiden van de Sahara. Ze broeden daar als de klimatologische omstandigheden gunstig zijn. Dit is vooral in de regentijd.

    In Europa heeft de soort tegenwoordig in heel wat streken ideale broedplaatsen gevonden.

    Ze zijn hier doorgaans ontsnapt uit gevangenschap en hebben het erg naar hun zin.

    In vergelijking met hun oorspronkelijke broedgebieden is het hier eigenlijk ideaal om te broeden. Alhoewel de meeste Nijlganzen (net als onze inheemse broedvogels) in het voorjaar broeden, kunnen ook in de herfst en zelfs midden in de winter Nijlganzen met jongen worden aangetroffen.

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage opvissen

     

    19/09/2009      De Nijlgans, een opdringerige exoot











    25-09-2016 om 16:35 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    18-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De roodsterblauwborst











    18-09-2016 om 19:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De witster- en de roodsterblauwborst

    Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem.

    De vogel houdt van een mengeling van open en begroeide grond, vaak te vinden langs de randen van met riet omzoomde vennen en moerasjes met wilgenbosjes.

    Ondanks zijn opvallend uiterlijk worden blauwborsten gemakkelijk over het hoofd gezien.

     

    Mannetjes zetten een brede borst op om de centrale borstvlek beter te laten uitkomen als ze zingen. De zang is luid, melodieus en zeer lang aangehouden, gemengd met veel imitaties. Hij doet denken aan die van de nachtegaal, maar minder warm van toon. In vorm en gedrag lijkt de blauwborst wat op de roodborst.

     

    De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de vogelwereld. Blauwborsten hebben in onze streken de afgelopen decennia een flinke opmars gemaakt. Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek (‘ster’), vandaar ook de naam witsterblauwborst. De witsterren, die een tamelijk uniform uiterlijk hebben, bewonen een relatief klein gebied in West- en Centraal-Europa, dat vaak uit vele kleine populaties bestaat.

     

    Er worden ook wel blauwborsten gezien met een oranje/rode ‘ster’ op de blauwe borst, een zeldzame doortrekker vooral afkomstig uit Scandinavië. De roodsterblauwborst broedt van Scandinavië tot Noord-Siberië, Oost- en West-Alaska en tevens hier en daar in berggebieden in Midden-Europa.

    Witsterren trekken via Spanje naar het zuiden en overwinteren in tropisch Afrika van Senegal tot westelijk Soedan.

    Roodsterren overwinteren veel oostelijker en migreren slechts in kleine aantallen via Spanje en verblijven dan in West-Afrika.

    Ringonderzoek toont aan dat blauwborsten ontzettend honkvast zijn gedurende de trek. Meerdere jaren worden dezelfde vogels op exact dezelfde plek gevangen.

     

    Beide fotoreeksen illustreren het kleine verschil tussen de frequenter voorkomende witster- en zeldzamere roodsterblauwborst.

     

    Wie eerder verschenen bijdragen van de wenst te raadplegen kan deze via de zoekrobot in het archief opdiepen:

     

    18/10/2009      Rietvogels

    14/06/2010      De winterblauwborst











    18-09-2016 om 19:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    11-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kranige steltloper

     

    De wulp is een vogel uit de familie van de strandlopers en snippen.

    De familie bestaat uit talrijke soorten die broeden in gematigde streken en poolgebieden. Finland en Engeland herbergen de grootste aantallen.

    Wulpen zoeken bij voorkeur droge extensief gebruikte en kruidenrijke landerijen hoewel zij ook intensief bewerkte grond niet schuwen.

     

    De wulp is de grootste steltlopersoort in onze contreien en heeft ook de langste (omlaag gebogen) snavel.

    In het voorjaar heeft het mannetje een opvallende baltsvlucht met een prachtige baltszang, gekenmerkt door aanzwellende fluittonen en lang aanhoudende trillers. Wulpen zijn plaats-getrouw. Ze komen vaak naar dezelfde plek om te broeden in de agrarische graslanden.

    De vogels paren vaak al voor de aankomst op het broedterrein.

     

    Tijdens de vlucht vallen de lange vleugels – de nagenoeg witte ondervleugels – op en doet de silhouet wat denken aan een meeuwachtige.

     

    Buiten het broedseizoen trekken wulpen vaak naar de kust of naar getijdenrivieren, waar ze schelpdieren, wormen, garnalen en krabben eten.  Slaapplaatsen liggen in vennen, op vloeivelden, in rietmoerassen en aan de oevers van meren.

    Wulpen overwinteren aan de kusten van West-Europa. Tijdens zachte winters kan men wulpen aantreffen op graslanden in het binnenland.

    Een vogel die sterk op de wulp lijkt, is de regenwulp. Je kan hem herkennen aan zijn opvallende oog- en kruinstreep. Hij is kleiner dan de wulp en heeft een kortere snavel.

     

    Wie de gedetailleerde id-kaart wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief het eerder verschenen artikel terugvinden.

     

    24/10/2009      De wulp

     

     











    11-09-2016 om 20:47 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-09-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.‘Bigfoot’

     

    De meerkoet en het waterhoentje worden vaak met elkaar verward. Niet zo vreemd; het zijn beiden zwarte watervogels, behorend tot de familie ‘rallen’. Het onderscheidingskenmerk: de voorhoofdplaat is rood bij het waterhoentje en wit bij de meerkoet.

     

    Waar voldoende water is, daar leven meerkoeten. Er is geen park, kanaal of sloot zonder een paartje meerkoeten. Wie ze een tijdje gadeslaat, zal opmerken dat ze vaak duiken naar voedsel. Ze kunnen zo’n 30 sec onder het wateroppervlak blijven.

     

    In de winter zijn de meerkoeten zeer sociale watervogels maar tijdens het broedseizoen zijn de zwarte vogels echte kemphanen. Het territorium wordt onder het slaken van schelle strijdkreten met snavel en poten verdedigd tegen buurkoeten, waarbij het er fel aan toegaat.

     

    Het vrouwtje broedt 22 dagen op de 4 tot 12 grijswitte of zandkleurige eieren met bruinzwarte vlekjes en puntjes die ze in april legt; 80% van de meerkoetkuikens sterft in het 1ste jaar na de geboorte. Van de jongen die het wel redden, overleeft slechts de helft het daaropvolgende jaar.

    De jongen worden nog 40 tot 60 dagen door hun ouders verzorgd. Zij bedelen dan constant met piepende geluidjes om voer, waarbij ze al vanaf een grote afstand te horen zijn, ook door hun belagers helaas (reigers, meeuwen, snoeken, ratten, …).

     

    Meerkoeten eten vooral waterplanten, maar zeker wanneer er jongen zijn, worden ook allerlei waterdieren gevoerd en gegeten, die beter voorzien in de energiebehoefte van dat moment.

    Het zijn opportunistische omnivoren die soms ook wel eieren van andere vogels plunderen, als ze een onbeheerd nest aantreffen.

     

    Van oorsprong zijn meerkoeten echte moerasvogels met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen op drijvende vegetatie en wortels van riet- en lis-moerassen. De meerkoet vliegt niet gauw. Hij zal altijd proberen weg te rennen of te zwemmen van een belager.

    De meerkoet kan overigens vlot vliegen; alleen is de start zo moeizaam. Als meerkoeten het luchtruim kiezen, nemen ze een aanloop waarbij ze als het ware over het water lopen.

    Aan elke teen van de meerkoet zit aan weerszijden een flap. Bij een achterwaartse beweging van de poot gaan de flappen wijd uit staan. Wordt de poot naar voren bewogen, dan klappen de flapjes weer dicht. Daardoor kan de meerkoet in het water uitstekend peddelen. Veel andere vogels die in en rond het water leven, hebben doorlopende zwemvliezen tussen hun tenen.

     

    Hoewel de meerkoet in de zomer meestal alleen of in paren te zien is, vormen de vogels in de winter soms grote groepen. Vooral als het water bevriest en de meerkoeten dreigen te worden  ingesloten, zoeken de vogels elkaar op en houden ze samen een wak open.

     

     











    04-09-2016 om 19:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De fluitende eend

     

    Europese smienten zijn middelgrote zwemeenden met een relatief dikke, ronde kop met korte snavel. In tegenstelling tot diverse andere eendensoorten duiken smienten niet naar hun voedsel. Het zijn echte slobberaars, die al grondelend in het water hun voedsel vanaf het wateroppervlak naar binnen halen.

     

    Smienten zijn typische vegetariërs. Hoewel ze ook waterplanten eten, grazen smienten, anders dan de meeste eenden, maar net als de ganzen weilanden af.

    In het broedseizoen verkiezen de smienten een open licht begroeid landschap met niet te grote zoetwatermeren, plassen, vochtige of gedeeltelijk ondergelopen weilanden en veengebieden.

    Buiten het broedseizoen, tijdens de trek en in de winter worden ze zowel op zoet, brak als zoutwater aangetroffen. Onder meer op graslanden, ondiepe kustmoerassen, veenmeertjes, langs riviermondingen en op wadden, slikken en platen langs de zeekusten.

    In Vlaanderen is de smient tijdens de meeste winters de talrijkste overwinterende watervogelsoort. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de IJzervallei en de kustpolders. Andere gebieden met vele duizenden smienten zijn de Bourgoyen-Ossemeersen in Gent en het havengebied van Antwerpen.

     

    Smienten verplaatsen zich ook zeer gemakkelijk op het land en vertoeven vaak op weilanden.

    Het zijn schuwe vogels. Buiten het broedseizoen vormen ze meestal grote groepen en worden ze bij honderden gezien.

    In de overwinteringsgebieden kunnen groepen van enkele duizenden foeragerende vogels worden gevormd. De eenden grazen ook ’s nachts en slapen overdag op grote wateroppervlakken.

    Na hun aankomst leven de smienten van planten op kwelders en van zeegrasvelden.

    Later in het jaar is meer energierijk voedsel nodig om te overleven en schakelen ze over op landbouwgewassen. Smienten eten voornamelijk ook laag gras. Met hun speciaal aangepaste korte snavel kunnen ze afzonderlijke grassprieten plukken (300g / vogel / dag). Dit vaak tot groot ongenoegen van boeren, die hun grasland en gewassen (koolzaad bv.) snel kaal gegeten zien worden.

    Na het voedsel zoeken, rusten de grote groepen smienten meestal op binnenlandse meren, riviermondingen of zelfs op open zee.

    Smienten leggen nauwelijks grote afstanden af tussen foerageergebied en slaapplaats.

    Ze zijn vrij luidruchtig maar hun gefluit is toch aangenaam. De woerd laat een luid, doordringend, hoog maar melodieus geluid horen. Het vrouwtje heeft een lagere, snorrende roep.

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot een kijkje nemen in het archief

    12/12/2009         De smient (ID-kaart)











    28-08-2016 om 20:44 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bonte kraai

     

    De bonte kraai is in grote delen van Europa een vertrouwde vogel, die de zwarte kraai steeds meer verdringt.

    Tot voor kort werden de bonte kraai en het nauw verwante familielid, de zwarte kraai, als één soort beschouwd.

    Beide soorten vermengen (hybridiseren) zich alleen op plaatsen waar ze allebei voorkomen, bv. N-Schotland. De meeste populaties blijven echter keurig van elkaar gescheiden al vertonen beide vogels hetzelfde postuur en gedrag.

     

    In West-Europa ontbreekt de soort vrijwel geheel als broedvogel. Hoewel de bonte kraaien wel een wintertrek naar het zuiden kennen, blijven de bonte kraaien uit Scandinavië de laatste decennia steeds noordelijker overwinteren en wel in het zuiden van Noorwegen, Zweden en Denemarken. Verondersteld wordt dat de Scandinavische vogels noordelijker zijn gaan overwinteren als gevolg van verrijking van de Noord-Europese landbouwgronden en een milder klimaat. Hierdoor kunnen de bonte kraaien binnen het eigen broedgebied voldoende voedsel vinden.

     

    Kenmerkend voor het vederpak zijn de zwarte staart en de vleugels met een diepe groenblauwe gloed; het lichaam is grijswit met een variabele bruinige, beige of rozige zweem. De afgeplatte zwarte kop mondt uit in een zware zwarte snavel.

    De lichaamslengte varieert tussen 45 en 47cm; de spanwijdte wisselt tussen 93 en 104cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 540 en 800g.

     

    Bonte kraaien lijken al even intelligent te zijn als de zwarte kraaien, maar ze zijn wild en schuw op plaatsen waar op hen wordt gejaagd. In dorpen en steden daarentegen zijn ze vlot benaderbaar.

     

    Zij kunnen in allerlei habitats worden aangetroffen, maar hoofdzakelijk in open landschappen, waar ze naar beschikbaar voedsel op akkers, langs wegen en spoorbermen zoeken.

    Af en toe tref je ze ook aan in stedelijke omgevingen, vooral dan op stortplaatsen.

    Het zijn immers alleseters en opportunisten.

    Voor een groot deel zijn bonte kraaien ’s winters afhankelijk van afval en aas (verkeersslachtoffers zoals konijnen en vogels) en ’s zomers van grote insecten. Ze foerageren op stranden (aangespoelde zeedieren), rond veevoer en op weilanden met mest van vee en andere dieren. Ook menselijk afval wordt graag uitgeplozen in de hoop iets eetbaars te vinden.

    Doorgaans leven ze in paren. Soms zijn grote zwermen te zien op bemeste velden,  op vuilnisbelten of ’s winters langs kusten.

     

    Ze bouwen een groot nest van takken, minder diep dan deze van de roek, in bomen en struiken, die worden gevoerd met aarde, mos, wortels, wol en veren.

    Het legsel in de periode maart – juli telt 4 tot 6 eieren.

    Het vrouwtje broedt in 17 tot 18 dagen de eieren uit. De eerste dagen zorgt het mannetje voor het voeren van de jongen en na zo’n 10 dagen gaat het vrouwtje hierbij helpen. De jongen blijven ongeveer een maand in het nest om daarna uit te vliegen.

    Tegen het einde van het tweede levensjaar worden ze geslachtsrijp en zoeken dan een partner met wie ze monogaam door het leven gaan.

     

     











    21-08-2016 om 20:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    14-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijen oogsten meeste pesticiden van wilde planten

     

    Geraadpleegde bron: de Standaard

     

    Bijen krijgen het merendeel van hun pesticiden niet binnen via bespoten landbouwgewassen, maar van wilde planten. Bovendien zijn de meeste van die pesticiden van stedelijke aard.

    Onderzoek van de Amerikaanse Purdue Universiteit verzamelde 16 weken lang het stuifmeel in de bijenkorven op 3 verschillende plaatsen in de staat Indiana. Ze wilden in de eerste plaats leren welke bloemen de bijen zoal bezochten en tegelijk ook nagaan welke pesticiden de bijen opnamen.

     

    Indiana is een landbouwstaat in de ‘corn belt’, met flink wat monocultuur van maïs en soja, maar ook in die gebieden slagen de bijen erin om stuifmeel te verzamelen van een brede waaier aan planten.

    Het verzamelde stuifmeel omspande 30 plantenfamilies en dus nog veel meer soorten. De speurders vonden pesticiden van 9 diverse scheikundige groepen. De beruchte neonicotinoïden, die ervan worden verdacht zeer dodelijk te zijn voor het bijenvolkje, waren daar ook bij. Maar zij waren lang niet het belangrijkste gif.

    De hoogste concentratie insecticiden kwam van de pyrethroïden. Die worden ook wel in de landbouw gebruikt, maar voornamelijk in huis gespoten tegen vliegen en muggen.

     

    De wetenschappers zetten hun korven in een weide die niet in gebruik was, aan de rand van een maïsveld bespoten met neonicotinoïden en bij een veld zonder.

    Het stuifmeel van landbouwplanten vormde slechts een klein deel van wat de bijen inzamelden.

    De bijtjes bleken vooral te foerageren op vlinderbloemigen als klaver en luzerne.

    De onderzoekers schrokken van het grote aantal niet landbouw gebonden pesticiden dat ze aantroffen en nog meer van de verbijsterende hoeveelheden, waarin ze die vonden.

     

    De verklaring schuilt achter de onderzoeksmethode die zich doorgaans enkel toespitst op de aanwezigheid van neonicotinoïden. Nauwelijks iemand neemt de moeite om de rest te analyseren en al helemaal niet te achterhalen wat de bijen ophalen bij niet landbouwplanten.

     

    De meest voorkomende stoffen waren schimmeldoders en onkruidverdelgers. Pas dan kwamen de insecticiden.

    Neonicotinoïden zijn voor bijen het dodelijkst, maar worden enkel op akkers gebruikt. Perythroïden kwamen veel meer voor. Die zijn al sinds de jaren ’50 in gebruik, hoofdzakelijk in huizen. Maar die huizen liggen wel naast tuinen met een grote variatie aan bloemen, waar bijen veel tijd doorbrengen.

    De onderzoekers zagen een duidelijke piek in de perythroïden in augustus en september, wanneer mensen last hebben van muggen en wespen.

    Het ziet er dus naar uit dat niet de moderne landbouw met al haar bestrijdingsmiddelen het grootste gevaar vormt voor de bijen, maar u en ik.

     

    Eerder verschenen artikels over de levensbelangrijke bijen vind je terug in het archief:

     

    13/08/2010       De mysterieuze ‘verdwijnziekte’ (bijenexpert Frans Jacob)

    12/05/2013       Levensnoodzakelijk bestuivers

    21/04/2014       Red de bestuivers! (honingbij – hommel)

    03/08/2014      Bijenkasten

    28/09/2014      Desastreuze afname van bijenkoloniën

    29/03/205        Godendrank gezocht











    14-08-2016 om 19:09 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    07-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De blauwe (asgrijze) reiger

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens&Vogel 2008 – 4

     

    Vroeger werd in onze streken op blauwe reigers gejaagd met behulp van afgerichte valken.

    Als de reiger de jacht overleefde, kreeg hij een metalen ring om de poot, waarop plaats en datum van de geslaagde jacht gegraveerd stonden.

    Er waren gevallen bekend van reigers met 6 dergelijke ringen om de poot. De lange sierveren op het achterhoofd werden door de jagers als trofee mee naar huis genomen. De daarmee vervaardigde verenbosjes waren erg gegeerd. Uit data op pootringen leidde men af dat sommige reigers meer dan 50 jaar oud waren. Deze ongeoorloofde methode was wel een voorloper van het huidig wetenschappelijke ringwerk.

     

    Deze prachtige vogel verdient zeker de gouden medaille voor geduld.

    Hij kan uren staan wachten tot er een geschikte prooi in zijn blikveld komt. Zijn lange hals is dan S-vormig ingetrokken, klaar om als een pijl uit een boog vooruit te schieten en zijn slachtoffer met de dolksnavel te spietsen.

    Soms besluipt hij zijn geviseerde prooi terwijl zijn kop, hals en lichaam sierlijk in evenwicht blijven.

     

    Qua voeding is hij niet kieskeurig. Hij is wel een slokop, die zijn buit in één beweging naar binnen werkt.

    Als overwegend viseter (paling, baars, stekelbaars, jonge karper en snoek, voorn ,schol, forel, …) broedt hij meestal in de nabijheid van visrijke wateren. Dat water kan zoet, zout, brak, stilstaand of stromend zijn.

    Maar hij doet zich ook te goed aan: dikkopjes, kikkers, watersalamanders, hazelwormen, hagedissen, jonge ringslangen, waterratten, veldmuizen, spitsmuizen, mollen, jonge konijnen, allerhande insecten (rugzwemmers, mest-, water- en meikevers), zoetwatermossels, slakken, regenwormen en zelfs donsjongen van andere watervogels, zoals meerkoet, waterhoen, waterral, wilde eend, …

    De blauwe reiger vist veel beter dan de meeste hengelsportliefhebbers, die soms met lede ogen moeten toezien hoe een reiger in dezelfde sloot de vissen voor hun neus wegsnoept.

     

    In onze streken bevinden de broedkolonies zich voornamelijk in de bomen. Men beweert vaak dat reigers jaar na jaar hetzelfde nest gebruiken. Dit is zeker niet altijd waar. Ook bij vogels geldt het spreekwoord: ‘wie eerst komt, eerst maalt’.

    In het voorjaar keren de vogels weer naar hun broedkolonie en de mannetjes die eerst aankomen, kiezen de grootste nesten.

    Overjarige nesten die de najaarsstormen hebben doorstaan, oefenen immers een grote aantrekkingskracht uit op geslachtsrijpe vogels. De laatkomers moeten genoegen nemen met een kleiner nest of moeten er zelf weer eentje bouwen. Dan gebeurt het wel vaker dat ongeschikte nesten worden gesloopt om het tweedehandse nestmateriaal in een eigen nest te verwerken.

     

    Eens dat het mannetje de woonplaats heeft uitgekozen, begint hij naar de vrouwtjes te lonken. Hij strekt zijn nek naar alle kanten uit en tracht zo een wijfje te lokken. Als er eentje naar hem komt, begint manlief de takjes van het nest te schikken. Als het wijfje mee begint te doen, wil ze hiermee haar toestemming voor de paring bevestigen.

    Beide vogels werken daarna gezamenlijk het nest netjes af vooral met riethalmen, zegge en gras.

     

    Vorige uitgebreide vogelportretten van de blauwe reiger kan je terugvinden in eerder verschenen artikels (zelf 2 x onder dezelfde titel)

     

    14/05/2011       De blauwe reiger

    21/05/2011        Het blauwe reigerjong

    01/11/2008       De blauwe reiger











    07-08-2016 om 19:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-08-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10de Grote Vlindertelweekend op 6 & 7 augustus

     

    Geraadpleegde bronnen: De Standaard – Natuurpunt

     

    Ongewone vlinders duiken op door het warmere klimaat

     

    Enkele vlindersoorten, die goed gedijen in warm weer, zijn in opmars in Vlaanderen.

    Tegelijk sterven vele soorten uit of trekken weg vanwege de milieuvervuiling, overbemesting, en te ‘cleane’ tuinen, volgens vlinderexpert, Wouter Vanreusel van Natuurpunt.

     

    Neem het kaasjeskruiddikkopje: tot 2009 kwam dat in onze streken niet voor. De kleine, bruine vlinder zoekt warme en ruige plaatsen in Zuid- en Midden-Europa op. Maar door de klimaatverandering zoekt deze vlinder het steeds noordelijker. Het kaasjeskruiddikkopje is een van de vlindersoorten die hier in aantal het sterkst toenemen.

     

    Toch heeft de vlinder het in Vlaanderen niet makkelijk. Er is wat beterschap na jaren van grote afnames, maar het kan veel beter.

    Vlinders lijden hier omdat landbouwers te veel mest gebruiken, omdat de lucht door het verkeer is vervuild en omdat groene ruimtes en tuinen te netjes worden gehouden; daardoor zijn er te weinig wilde bloemen. Daardoor is het prachtige spiegeldikkopje hier verdwenen.

    Er zijn al 19 van de 64 inheemse dagvlindersoorten uitgestorven.

     

    Vlinders tellen in je tuin

     

    Het landkaartje, de dagpauwoog of het boomblauwtje; het zijn allemaal tuinvlinders waar Natuurpunt het fijne van wil weten.

    Want met hun grote verscheidenheid zijn vlinders waardevolle graadmeters van ons leefmilieu. Bovendien is het fantastisch om de kleurige fladderaars van dichtbij op te volgen.

     

    Loop een rondje in de tuin van 15 tot 30 min en noteer alle vlinders die je opmerkt.

    Kijk hoeveel vlinders van een bepaalde soort je tegelijkertijd ziet en noteer het grootste aantal, maar tel niet alles op.

    Zie je bv. om 10.00 u 3 grote koolwitjes en om 10.25 u 4 exemplaren, geef dan 4 grote koolwitjes door op je telformulier, dat pas op zaterdag beschikbaar zal zijn. 

     

    Wil je nog snel de meest voorkomende vlinders leren herkennen?

    Of wil je je tuin inrichten met een paar gouden tips " neem een kijkje op www.vlinderweekend.be voor meer uitleg.

     

    De fotoreeks bij dit artikel is van Pieter Cox en brengt chronologisch de volgende soorten in beeld:

    1.        Citroenvlinder

    2.       Bruin zandoogje

    3.       Gehakkelde aurelia

    4.      Distelvlinder

    5.       Klein geaderd witje

     

    Het weekend belooft een leuk monitoringsevenement te worden, want de zon zal van de partij zijn en dat weten ook de vlinders fel te appreciëren.











    04-08-2016 om 13:10 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    31-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koereiger

     

    Een van de zeldzamere reigersoorten in ons land is de koereiger.

    In Spanje daarentegen zijn koereigers een bekende verschijning in het landschap, maar ze zijn nog veel algemener in Afrika en het Midden-Oosten (Rode Zee), waar ze zich verzamelen rond kudden antilopen, buffels en olifanten.

    Ze zijn vooral te zien in weilanden met vee of op juist omgeploegde akkers, langs wegen en zelfs in stadsparken en op vuilnisbelten.

    Koereigers zijn veel minder dan andere reigers gebonden aan water.

    In Europa blijft de verspreiding grotendeels beperkt tot het zuiden van Spanje, Portugal en Frankrijk.

     

    Ze foerageren vaak bij vee en paarden (pikken teken van hun rug), volgen de ploeg van de tractor om wormen en larven op te pikken. Ze volgen groot vee en eten insecten (sprinkhanen, krekels, kevers, vliegen, libellen) die door hun hoeven worden verstoord en opgejaagd. 

    Ze zoeken vooral op vers geploegde akkers kleine prooien in de verse voren en zelfs op afvalhopen. Soms lopen ze zelfs letterlijk tussen de poten van een koe en de benen van een paard omdat daar de lekkerste hapjes te vinden zijn. Ze eten ook kikkers, hagedissen en muizen.

     

    Lijf en vleugels zijn wit; in de zomer vertoont de rug lange beige pluimen; de kruin vertoont een kap van gele sierpluimen; de gele rechte snavel is roodachtig en de borst vertoont een grote gele vlek; de poten zijn vaalgeel tot bruin.

    De lichaamslengte van deze gedrongen reiger varieert tussen de 45 en 50cm; de spanwijdte reikt van 82 tot 95cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 300 en 400g.

    De roep omvat onder meer schorre, krassende tonen en een snel gekwaak.

     

    De balts vindt grotendeels plaats bij het nest, waarbij de sierlijke verlengde halsveren van pas komen.

    Broeden doen ze in kolonies met andere reigersoorten in lage dode bomen of middelgrote struiken in de buurt van rietmoerassen.

    Het vrouwtje maakt een rommelig ondiep nest van takken en riet in bomen; zij legt 4 tot 5 eieren (1 legsel in april – juni) die na 22 tot 26 dagen uitkomen.

     

    Tegen de avond vliegen grote groepen in vormeloze witte wolken op om in bomen te rusten (soms dicht bij gebouwen), vaak met duizenden tegelijk.

     

    Deze fotoreeks is gemaakt in de weilanden van Rangeerstation Antwerpen-Noord, waar ook de natuurdomeinen de Grote Kreek en de Kuifeend gelegen zijn.











    31-07-2016 om 19:19 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    24-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De watersnip, gedoemd te verdwijnen?

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens&Vogel 2010 –1

     

    De watersnip is ongeveer zo groot als een merel en heeft een overwegend bruin verenkleed, een buitenproportioneel lange, rechte snavel, een vrij plomp silhouet, relatief korte poten, een vaak ingedoken houding en een markante gestreepte kop en romp.

     

    In Vlaanderen is het een schaarse broedvogel. Het belangrijkste broedgebied bevindt zich in de vallei van de Zwarte Beek in Limburg. In Europa is de watersnip het talrijkst aanwezig in IJsland, Zweden, Finland, Noorwegen en Wit-Rusland.

     

    De watersnip verkiest als broedbiotoop zoetwatermoerassen met slijkerige oevers, hopen rottende planten en ondiep water, hoog en –laagveengebieden, vochtige heidevelden en drassige hooilanden.

    De achteruitgang van de populatie is dan ook zo goed als uitsluitend te wijten aan de teloorgang van deze biotopen, ten gevolge van ontwateringen, beeksaneringen of intensivering van de landbouw.

     

    De nestplaats zelf bevindt zich meestal in de verlandingszone van moerasgebieden of in gemaaide rietvelden. In grasland nestelt de watersnip enkel in vochtige hooilanden en extensief beweide, natte grasgebieden.

    Het nest – een eenvoudig ondiep kuiltje in de bodem – wordt gebouwd tussen graspollen in lage ruigte of tussen veenmoswallen.

    Om het bij afwezigheid te verbergen, wordt de vegetatie gedeeltelijk over het nest getrokken. Het legsel bestaat meestal uit vier ovaal- tot peervormige eieren. Alleen het vrouwtje broedt en ze begint er pas aan als het legsel compleet is.

     

    De voedselbiotoop kan identiek zijn aan de nestbiotoop maar kan ook apart liggen.

    De watersnip foerageert graag in ondiepe greppels, sloten, poeltjes, slikranden en in tot 10cm diep water. Het hoofdvoedsel bestaat uit onder het bodemoppervlak levende regenwormen, rode slijkwormpjes, kevertjes, emelten, kokerjuffers, insectenlarven, land- en waterslakjes, slakkeneitjes, bladluizen, …

     

    Tijdens hun baltsvluchten maken watersnippen een typerend, mekkerend geluid, waardoor ze ook wel ‘hemelgeit’ worden genoemd. Dit geluid brengen ze tijdens hun duikvluchten voort door de buitenste staartpennen – die harde schachten bevatten – in de wind te laten trillen. Met rukkende, spartelende vleugelslagen maken de mannetjes boven hun broedgebied horizontale rondvluchten op een hoogte van 50 tot 100m. Af en toe schieten ze in snelle duikvlucht 10 à 15m omlaag. Daarbij werpen ze zich op één kant waarbij de vleugels half geopend en komvormig van het lichaam worden afgehouden.

    De 14 pennen tellende staart is gespreid zodat de opzij gestrekte, vibrerende veren er aan beide kanten uitsteken. De vleugels maken bij het neervallen trekkende bewegingen waardoor het ‘snorren’ – dat door de vibrerende geluidsveren wordt opgewekt – verandert in het zogenaamde ‘blaten’.

    Na het neervallen vliegen de vogels weer snel omhoog en herhalen ze deze duikvluchten soms honderden keren. Deze baltsvluchten worden soms door 2 of 3 mannetjes tegelijk uitgevoerd. Als er een vrouwtje in de buurt is, veranderen deze baltsvluchten van karakter.

    Het vliegpatroon bestaat uit een reeks korte stijgingen en dalingen die in hoog tempo worden uitgevoerd en waarbij de vogels tijdens de dalingen met de vleugels in een V-houding zich op spectaculaire wijze op hun zij en zelfs op hun rug gooien.

    Soms gebeurt dit op grote hoogte maar ook wel vlak boven de grond.

    De broedbiotoop van de watersnip in Vlaanderen komt de laatste decennia steeds meer onder druk te staan. Een herstel van de populatie is onwaarschijnlijk aangezien het overgrote deel van de voormalige broedgebieden ongeschikt is geworden.

    In het gunstigste geval kan zich een Vlaamse broedpopulatie op laag niveau handhaven.

     

    Een eerder verschenen artikel kan je opdiepen uit het archief

     

    09/05/2010     De watersnip











    24-07-2016 om 21:54 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    16-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De raaf

     

    De raaf is de grootste kraaiachtige – groter dan de zwarte kraai en de roek – bekend om zijn intelligentie en is, op de liervogels na, de grootste van alle zangvogels.

    Raven zijn vaak te vinden boven de wildste en rotsachtigste gebieden en zelfs boven, hoge kale pieken. Ze komen ook voor in minder wild beboste regio’s of boerenland, biotopen waar ook de zwarte kraai zich thuis voelt.

    Als raven met rust worden gelaten, kunnen ze boven de kustplaatsen worden gezien waar ze soms op hoge gebouwen nestelen.

     

    Eeuwenlang werd de ietwat griezelig uitziende raaf beschouwd als een onheilsbode, een reputatie die hij dankte aan zijn gewoonte als aaseter op galgen- en slagvelden te verschijnen.

    Meer dan een eeuw geleden was hij in onze streken nog een algemene broedvogel, maar genadeloze vervolging door de mens leidde hier tot zijn uitroeiing.

    In andere delen van Europa trok de soort zich in de bergen, veengebieden en onherbergzame heuvels terug. Deze grote zangvogel heeft een sterke overlevingsdrang en een uitstekend aanpassingsvermogen.

     

    De roofvogel draagt een geheel zwart kleed, heeft verlengde keelveren (baard), een vooruitstekende grote kop met een massieve snavel.

    Bij het krassen zet de raaf de lange veren op keel en kruin uit. De zware kop lijkt dan nog dreigender. Verder zijn de uitgestrekte hals, de ruitvormige staart en de lange hoekige gevingerde vleugels kenmerkend. De vogel heeft een lichaamslengte die reikt tot 64cm, een spanwijdte die varieert tussen 120 en 150cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 0.8 en 1.5kg.

     

    Raven hebben een gevarieerd menu, bestaande uit vlees van kadavers, zoals konijnen, hazen, schapen, hertenjongen of op het strand schelpdieren en aangespoelde karkassen; ook prooidieren zoals vogels, eieren, grote kevers en vette rupsen, … 

     

    Niet-broedende vogels vormen groepen, maar broedparen verdedigen een territorium, vooral door zich in de lucht te manifesteren. Op de grond beweegt de raaf zich al springend of lopend. In de lucht is hij een acrobaat. Vaak rolt de raaf: een zijdelingse rol met half gesloten vleugels en kort daarna weer terug.

    Andere vliegkunsten en zweefvluchten helpen de vogels met elkaar te communiceren.

    De roep is ook belangrijk: zelfs wanneer ze ver van elkaar vandaan zijn, blijft een paar met elkaar in contact door luid te roepen. De roep kan individueel worden herkend. De typisch roep is schor, luid en ver dragend.

     

    De monogame raven brengen slechts één broedsel per jaar groot en beginnen vroeg; soms al in februari. De soliede nesten van raven worden ieder jaar verder uitgebouwd op traditionele plekken, zoals op richels onder overhangende rotsen, in steengroeven of in hoge dennen of eiken.

    In onverstoorde gebieden kunnen de vogels lager nestelen.

    De partners bouwen samen het omvangrijke nest van dikke takken, dunne twijgen, heideplanten en soms stukken zeewier. Het wordt versterkt met aarde en mos. De kom wordt dik gevoerd met gras, mos en een laagje haar en wol.

     

    Het legsel bestaat uit 4-8 lichtblauwe tot groene eieren met een grijs- tot zwartbruine vlektekening.

    Het broedende wijfje wordt door het mannetje op het nest gevoerd. Na ca 3 weken verschijnen de jongen, die na 3-6 weken kunnen vliegen.

    Beide ouders zorgen voor de jongen, aan wie ze geplette insecten, kleine vogels of zoogdieren voeren waarvan ze eerst de veren de haren of botten hebben verwijderd.











    16-07-2016 om 16:57 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    10-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tureluur, een zeldzamere weidevogel

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2016 – 3

     

    In Vlaanderen is de tureluur een vrij schaarse broedvogel. De populatie wordt geschat op slechts 300 tot 350 broedparen. De meeste daarvan zijn te vinden in de kustpolders, maar ook in het Antwerpse havengebied zijn ze talrijk aanwezig.

    De natuurcompensatie die er kwam na de havenuitbreiding heeft daar voor een groot deel mee te maken.

    Op Europees niveau wordt de populatie geschat op 300 000 broedparen, Rusland niet meegerekend.

    Hoewel de aantallen in verschillende delen van Europa slinken – zoals in Finland, Ierland en Nederland – lijken ze elders vrij stabiel.

     

    De broedgebieden van de tureluur bevinden zich vooral in kruidenrijke graslanden en

    kwelders. In ons land bestaat de broedbiotoop vooral uit brak- en zoutwaterschorren, zilte lage

    eilanden met een hoge grondwaterspiegel en slijkerige poeltjes en grachten, weilanden nabij

    kreken en in toenemende mate ook op opspuitterreinen in havengebieden.

    Toch kan ook de tureluur – naast grutto, kievit en scholekster – als een echte weidevogel

    worden beschouwd waarbij ontwatering en intensieve landbouwactiviteiten de soort duchtig

    parten kunnen spelen.

     

    Vroeger broedden ze ook op uitgestrekte heidevelden en hoogvenen, maar deze biotopen zijn

    voor de tureluur echter heel zeldzaam geworden.

    Na de overwintering langs de kusten van Nederland, België en de wat zuidelijker gelegen

    landen tot aan de Afrikaanse kust, begint het tureluurmannetje onmiddellijk aan de balts.

    Het zijn de mannetjes die met trillende vleugels hoog in de lucht een flink stuk stijgen en dan

    Weer ‘fluitend’ een stukje neerwaarts glijden, om daarna weer te stijgen en opnieuw een stukje

    trillend en fluitend af te dalen.

    Naast die sierlijke capriolen, die zich op grote hoogte afspelen om de toekijkende vrouwtjes op

    de grond te prikkelen, rent het mannetje minutenlang het vrouwtje achterna, haar opdrijvend

    met ingetrokken hals, iets afhangende vleugels en met een gespreide staart.

    Soms houden beide vogels even stil en drukken ze zich tegen de grond om daarna weer kriskras doorheen het grasland te rennen. Het gedrag werkt blijkbaar aanstekelijk want meerdere tureluurs zullen zich in het ‘spel’ mengen. En zo kan het gebeuren dat er wel 6 tureluurs – zowel mannetjes al vrouwtjes – door het gebied heen rennen.

     

    Tureluurs zijn plaats- en partnertrouw of ligt het aan de vaststelling dat beide partners erg trouw zijn aan hun nestplek en dat ze, als ze weer op dezelfde locaties als vorig jaar aankomen, vanzelf ook weer een paar vormen? Je kan er alleen maar naar gissen wat ze nu met die drukke achtervolgingen bedoelen, maar duidelijk is wel dat ze op een paring uitdraaien.

     

    Na al dat rennen staat het vrouwtje stil en zal ze met gestrekte romp en de staart iets opwaarts de paring inzetten. Het mannetje staat in eerste instantie naast haar en begint met mooie sierlijke pasjes en trillende, hoog opgeheven vleugels aan zijn liefdesavontuur. Al fluitend en trillend gaat hij eerst iets achteruit om achter het vrouwtje te komen. Dan maakt hij sierlijke passen en fladdert hij langzaam verticaal omhoog om zo op de rug van het vrouwtje te landen. Zijn jodelende, vibrerende roep is dan op grote afstand te horen. Een onmiskenbaar zomergeluid!

    Tijdens de eileg in de eerste weken van april paren de vogels ’s ochtends en ’s avonds.

    Na het laatste ei houden de paringen op; als er 4 zijn komen er geen nieuwe meer bij.

    De vogels zijn dan druk bezig met het bebroeden van de eieren. De eerste tureluurkuikens komen in de eerste weken van mei uit het ei, precies in de periode dat er massaal wordt gemaaid in Vlaanderen.

    Als landbouwers in de eerste dagen van mei gaan maaien, is ongeveer de helft van de nesten uitgekomen. Zorg voor de overige nesten is dan ook belangrijk en zonder bescherming hebben ook de rondlopende tureluurkuikens geen schijn van kans. Zij hebben voldoende vegetatie rond het nest nodig, waarin ze veilig kunnen schuilen.

    Als de boer niet wil dat de nesten kapot worden gemaaid, dan zit er niets anders op om met een grote boog om het nest heen te maaien. Een vlak van 50 m² laten staan, is geen overbodige luxe.

    Een hele zone niet maaien is een alternatieve oplossing om natuurlijke predators niet de hint te geven dat er wat lekkers te rapen valt op dat eilandje.











    10-07-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    04-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het 9de momentum-bis


    Pieter Cox, wiens interesses hoofdzakelijk bij natuurbeheer, monitoring en natuurfotografie liggen, maakte ook zijn voorkeur bekend, via 4 foto’s van vogels en eentje van een insect.

    Hij licht zelf uitgebreid toe wat hem aantrok in de volgende reeks foto’s, waarbij het ook al eens fout kan gaan.

     

    1ste foto: jonge grauwe klauwier

    Locatie: Poda – Bulgarije 18/09/2014

    Tot op heden heb ik al 2 x problemen gehad met geheugenkaartjes. Jammer genoeg gebeurde dat in beide gevallen tijdens een vakantie. Dit deed zich onder andere voor op een vakantiereis in Bulgarije. Na vele foto’s te hebben gemaakt, kreeg ik een foutmelding op mijn scherm en stelde ik vast dat ik vele foto’s (gedeeltelijk) kwijt was. Ik had die dag een juveniele grauwe klauwier, relatief van dichtbij kunnen fotograferen. En, ja … juist die foto kon ik maar voor een gedeelte op mijn computer inladen (rechterhelft was blanco).

    Grote wijzigingen doorvoeren via fotoshop probeer ik zoveel mogelijk te mijden, maar met deze foto kon ik het niet aanzien. De blanco rechterhelft bestond gelukkig enkel uit een wazige achtergrond, welke je via fotoshop aanvullend kan simuleren.

    Met deze foto wil ik aantonen dat digitale fotografie niet altijd naar wens verloopt … al is die vele malen interessanter dan analoge fotografie.

     

    2de foto: vorkstaartplevier

    Locatie Ebro-Delta – Spanje 18/04/2015

    Tijdens een natuurreis in Spanje was ik een groepje vorkstaartplevieren aan het fotograferen, met de telelens uit de hand langs een wandelpad.

    Helaas waren ze te ver weg om er mooie foto’s van te maken en toen er een helikopter overvloog, dacht ik dat ik geen schijn van kans meer maakte.

    De groep vorkstaartplevieren vloog meteen op, maar eentje landde vervolgens vlakbij mij.

    Onverwacht had ik dus toch nog een kippenvelmoment!

     

    3de foto: purperreiger

    Locatie: Ebro-Delta – Spanje 18/04/2015

    Een kennis van mij had eerder een gelijkaardige trip gemaakt, als de tocht die ik 2015 aanvatte. Hij kwam terug met een foto van een purperreiger met een slang in zijn snavel, een prachtopname gewoon.

    Tot mijn verbazing kreeg ik de kans een gelijkaardige foto te maken. Alleen had de purperreiger de slang voor een paling ingeruild. Ook deze momentopname legde ik vast uit de hand vanop een wandelpad in een natuurgebied.

     

    4de foto: Maghrebekster

    Locatie: Agadir – Marokko 20/01/2106

    Tijden een doortocht door Marokko, waar de Maghrebekster voorkomt, een ondersoort van ‘onze’ ekster, had ik de kans de fraaie en elegante Noord-Afrikaanse te fotograferen. Al moest ik uit de hand, op mijn knieën zittend, de elegante verschijning vereeuwigen, ben ik zeer tevreden over deze momentopname.

     

    5de foto: zwervende heidelibel

    Locatie: Oirschotse Heide – Nederland 22/06/2013

    Tijdens de eerste jaren dat ik op verkenningstocht trok in de natuur, ging mijn aandacht hoofdzakelijk naar vogels.

    Pas later begon ik te beseffen dat de natuur zoveel meer moois te bieden heeft.

    Libellen zijn mijn ‘tweede liefde’ geworden. Hun levenscyclus is bijzonder boeiend en daarenboven zijn ze ook nog eens fotogeniek. Vandaar deze keuze (foto met macrolens en uit de hand genomen)











    04-07-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het 9de momentum: 96 000 bezoekers

    Het 9de momentum: 95 900 bezoekers

     

    Jaarlijks terugblikken op de startdag van dit blog (04/07/07) is telkens weer wat tijd maken om de bijdragen en bijpassende illustraties kritisch onder de loep te nemen.

     

    De educatieve doelstellingen die huisfotografen Wim Dekelver en Pieter Cox helpen verwezenlijken, zorgen jaarlijks nog steeds voor een toenemend aantal natuurfans en vogelliefhebbers.

     

    Inmiddels zijn er 530 artikels verschenen en 1840 foto’s gepubliceerd, onder meer over 180 vogelsoorten.

     

    Sinds ook Facebook en Twitter als aankondigingskanalen werden ingeschakeld om lezers aan te trekken bij het verschijnen van een nieuwe bijdrage, is de populariteit nog gevoelig gestegen. Via die fora bereik je bredere netwerken en wek je bijgevolg de interesse op om eens een bezoekje te brengen aan de blog   

     

    Dit jaar opnieuw kozen beide natuurfotografen hun top 5 onder hun favoriete beeldopnames. Geen gemakkelijke opdracht, maar na een overwogen selectie, boden beiden een knappe reeks aan, een lust voor het oog.

     

    Wim Dekelver hield niet alleen rekening met de fotografische kwaliteit, maar ook met de zeldzaamheid van het onderwerp en vooral met de persoonlijke beleving op het moment van de opname.

     

    1ste foto: blauwe reiger

    Locatie: De Grote Kreek – Ekeren

    Deze foto werd in de late namiddag genomen vanuit een kijkhut, meen zon die al goed aan het zakken was, wat de warme kleuren verklaart.

     

    2de foto: kluut

    Locatie: Kortbroek – Kruibeke

    Deze opname is gemaakt van achter een kijkscherm, ’s morgens vrij vroeg met sterk tegenlicht, omgezet in zwart/wit om het grafische van de foto te benadrukken.

     

    3de foto: woudaap (mannetje)

    Locatie: Groot Rietveld – Kallo

    Deze foto werd genomen in de vrije natuur, met lange wachttijden en dan plots af en toe even een verschijning. Aandachtig blijven is de boodschap.

     

    4de foto: zwarte wouw

    Locatie: Feldberg – Duitsland

    Deze momentopname werd vastgelegd vanuit een kijkhut, na een wachttijd van 6.30 tot 17.00. Geduld is een schone deugd!

     

    5de foto: grote zilverreiger

    Locatie: De kuifeend – Ekeren

    Deze foto werd genomen vanuit de kijkhut met bomen in de schaduw op de achtergrond, op het moment dat een zonnestraal recht op de zilverreiger priemde











    04-07-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    25-06-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dramatisch broedseizoen voor kool- en pimpelmezen

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard [Jenny De Laet (UGent) / Gerald Driessen (Natuurpunt)]

     

    Het broedseizoen 2016 is ‘uitermate dramatisch’ voor kool- en pimpelmezen, meldt gedragsecologe Jenny De Laet (UGent). Natuurpunt voegt er aan toe dat het broedseizoen voor heel wat grondbroeders en Afrikatrekkers slecht wordt.

    Door de afwisselende koude en warme periodes werden heel wat legsels verlaten, waardoor heel wat eieren bleven liggen en weinig jongen uit kwamen.

     

    Daarna kregen we de overvloedige regens die een negatieve impact hadden op het voedselaanbod en voor heel wat dode jongen zorgden.

    De Laet en haar team baseert zich voor haar bevindingen op een 30 ha groot controlebos met 192 nestkasten en een netwerk van ongeveer 450 nestkasten in de steden Gent, Dendermonde en Sint-Niklaas. Momenteel worden de nestkasten nog gecontroleerd op eventuele vervolglegsels of 2de broedsels, maar die zijn er amper eind juni, want begin juli beginnen de mezen reeds te ruien.  

     

    Het broedseizoen 2016 lijkt dus zowel voor de koolmezen als de pimpelmezen een verloren seizoen.

    Over exacte cijfers beschikt Natuurpunt niet, maar ook voor andere soorten werden gelijkaardige signalen opgevangen. Dat klinkt logisch, want met de koude zijn er bijzonder weinig insecten, merkt Gerald Driessen op. Hij stelt vast dat zowat alle grondbroeders, zoals kievit, scholekster, grutto, maar ook veldleeuwerik en graspieper te maken krijgen met heel nat gras en onderkoelde jongen als gevolg of zelfs overstroomde nesten.

     

    Ook de broedsels van vrijwel alle Afrikatrekkers hebben het moeilijk. Steenuilen kampen door het slechte weer met een tekort aan muizen, waardoor ze op regenwormen overschakelen, met diarree bij de jongen als gevolg.

    Eenden hebben minder last van zo’n nattigheid, immers hun kuikens verlaten onmiddellijk het nest.

     

    Om de gevolgen in te schatten, zal Natuurpunt ringers in het najaar vragen om goed uit te kijken naar jonge vogels. Eerder trokken natuurhelpcentra al aan de alarmbel, toen veel jonge en onderkoelde dieren werden binnengebracht.











    25-06-2016 om 18:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    19-06-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kleinste Europese eend

     

    Als kleinste en behendigste van alle grondeleenden doet de wintertaling soms denken aan een steltloper, vooral wanneer een groepje opvliegt vanuit een modderige poel; draaiend en kerend voordat ze er op topsnelheid vandoor gaan.  

     

    Ze leven in open gebieden, met een moerassig karakter. Vooral het ‘merenland’ Finland  herbergt enorme aantallen wintertalingen, gevolgd door Zweden, Noorwegen en het westen van Rusland.

     

    Waterrijke gebieden met een welige begroeiing van de oevers vormen het geliefd leefgebied van de wintertaling, maar alleen op voorwaarde dat het er rustig is. Watersport en recreatie hebben onherroepelijk hun negatieve weerslag op de soort.

     

    Ze vliegen in onregelmatige dichte vluchten en maken voortdurend onverwachte wendingen (slingerende bochten en tuimelingen). Daardoor lijkt het net of ze altijd haast hebben.

    Het zijn wel onrustige vogels die bij het minste onraad loodrecht op vliegen.

     

    Met de kop en schouders onder het wateroppervlak zwemmend (grondelend), verzamelen ze kleine diertjes (waterinsecten, wormen, slakken). In het ondiepe water voeden ze zich door met een ‘knabbelende’ snavelbeweging kleine zaden en water- of moerasplanten (wortels, scheuten) te eten.

     

    In de late zomer en herfst kunnen ze zich verzamelen in groepen van honderden vogels, vooral op plekken waar het waterniveau is gedaald en er uitgestrekte moddervlaktes zijn ontstaan, vol met frisgroene ontkiemende zaden van oeverplanten.

     

    Wintertalingen trekken in de late herfst vanuit West-Azië en Noord-Europa naar het westen en het zuiden. Ze brengen de winter verspreid over heel Europa door. Ze worden hierbij wel vaker vergezeld van vogels uit IJsland. Sommige vogels bereiken zelfs overwinteringsgebieden in Noord-Afrika.

     

    Als broedvogel gaat het de soort niet voor de wind; de aantallen namen de laatste decennia reeds verder af ten gevolge van verdroging en landschapsingrepen in hun leefgebieden.

    De meeste wintertalingen broeden in vennen en in mindere mate nabij plassen op de hoge zandgronden.

     

    Het beheer moet gericht zijn op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waterrijke gebieden, zoals ondiepe plassen met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie, vochtige tot overstroomde meersen (natuurlijk afstromingsgebied) en uitbreiding van estuariene (trechtervormige brede monding) gebieden (slikken & schorren).

     

     

    Wie een eerder verschenen artikel over de wintertaling uit het archief wenst op te diepen, kan dat via de zoekrobot:

     

     

    13/11/2009       De wintertaling











    19-06-2016 om 17:44 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    11-06-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bruine kiekendief

    Van de 3 soorten in onze streken broedende kiekendieven is de bruine kiekendief verreweg de meest voorkomende. Dit is altijd zo geweest daar het vroeger hier niet ontbrak aan geschikte biotopen: moerasgebieden.

     

    Dat voor de vogel vele volksnamen werden bedacht, is een aanwijzing dat hij heel bekend was bij de plattelandsbevolking. Toch was hij geen populaire vogel, integendeel deze ‘kuikendief’ was helemaal niet geliefd.

     

    De bruine kiekendief is een echte moerasvogel, met een voorkeur voor rietland. Van de 3 soorten (blauwe, grauwe en bruine) kiekendief broedt en jaagt de bruine ‘kiek’ in de natste en hoogste vegetaties.

     

    Alle kiekendieven hebben een actieve manier van jagen, waarbij ze laag boven de grond hun jachtgebied afzoeken op een kenmerkende manier, met veel draaien, schommelen, kort bidden, …

    Ze kunnen op deze gevarieerde manier jagen omdat kiekendieven een groot vleugeloppervlak hebben ten opzichte van hun gewicht. De bruine kiekendief hanteert een rustigere jachtvlucht dan de blauwe en de grauwe. Hij jaagt veel dichter bij het nest, maar zoekt zijn jachtdomein ook grondiger af.

     

    De bruine kiekendief verkiest grote (minstens 5 ha, bij voorkeur 10 ha en zelfs meer) ongestoorde open rietvelden met weinig of geen bomen (< 10 bomen / ha), met weinig (< 10 cm) tot geen fluctuaties in het waterpeil tijdens het broedseizoen.

     

    Als foerageergebied wordt het volledige landschap benut, inclusief akker- en weiland.

    Bij het jagen worden naast moerassen en rietvelden ook lijnvormige elementen afgevlogen zoals rietkragen langs perceelranden, waar hij vanop geringe hoogte op een prooi duikt.

     

    Het broedareaal omvat heel Europa behalve IJsland en noordelijke delen van Scandinavië, alsook het Verenigd Koninkrijk.

    Een groot deel overwinter in Afrika. Bij ons is het voornamelijk een zomervogel vanaf april tot oktober. Hij is een vrij schaarse broedvogel van voornamelijk kustpolders, de grote havengebieden (Antwerpen en Zeebrugge), de Oost-Vlaamse krekengebieden en omliggende polders, maar ook geschikte leefgebieden in het binnenland.

     

    De laatste jaren kan men spreken van een gestage toename van de bruine kiekendief in Vlaanderen tot een 140 à 160 broedparen. Dit is deels te wijten aan een betere bescherming van roofvogels en een beperkter gebruik van persistente pesticiden in de landbouw.

     

    Sinds 2011 coördineert het INBO (Instituut voor Natuur- en bosonderzoek) een studie in Vlaanderen en Zeeland naar de ecologie van de bruine kiekendief. Het onderzoek leert ons meer over de relatie tussen landschapsgebruik, prooiaanbod en broedsucces.

    Het vormt een basis voor overleg en samenwerking met de landbouwsector. Naast het behoud van grasrijke landschapselementen is de boodschap het duurzaam garanderen van voldoende prooiaanbod door het optimaliseren van teeltkeuzes en het stimuleren van innovatieve systemen zoals ‘vogelakkers’ die inpasbaar zijn in de moderne akkerbouw.

    Zo zijn meerjarige graslandteelten zoals graszaad interessant omdat ze hogere dichtheden aan veldmuizen bieden, een belangrijke prooi voor deze vogelsoort.  In het studiegebied zijn de opgenomen open landschappen vooral landbouwgebieden.

    In het kader van het LifeWatch project (een hoogtechnologisch vergrootglas op de diversiteit) konden 4 volwassen bruine kiekendieven worden uitgerust met innovatieve GPS-loggers van het Uva-Bits type. De zenders laten toe om zeer nauwkeurig verschillende facetten van de vogelactiviteiten te registreren. Doel is op perceelniveau een betrouwbaar beeld van hun doen en laten te verkrijgen.

     

    Hieronder merk je hoe vogels wiens verplaatsingen wenst te traceren met een datalogger (tracking system) worden uitgerust.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=xTqxhqBYT00

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de bijdragen in het archief opvissen:

     

    27/08/2011       Een gracieze zwever

    30/08/2011       Schatten van nesten











    11-06-2016 om 14:23 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    05-06-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De rode wouw op het spoor

     

    De rode wouw is een vogel uit de familie van de arendachtigen. Het is één van de weinige roofvogels die je vrijwel alleen in Europa aantreft, van Spanje tot Zweden.

     

    De rode wouw stond vroeger bekend onder de naam ‘Rode Milaan’. Die naam vertoonde alvast meer verwantschap met de Franse naam ‘Milan royal’ en het Duitse ‘Rotmilan’.

     

    Het Belgische bolwerk van de rode wouw, als broedvogel dan, bevindt zich in de Oostkantons.

    De totale Waalse broedpopulatie wordt geraamd op 150 tot 180 koppels.

    In Vlaanderen broedt de rode wouw slechts sporadisch, namelijk net op de grens tussen het broed- en overwinteringsgebied.

    Sporadisch overwintert er wel eens eentje maar doorgaans is de roofvogel een doortrekker.

    In hoofdzaak betreft het doortrekkende vogels uit Duitsland, Polen en – in mindere mate – Scandinavië, die op weg zijn van of naar het winterkwartier. Overwinteren gebeurt voornamelijk in Frankrijk en het Middellandse Zeegebied.

     

    Een knappe reportage van Frederik Thoelen, als bioloog werkzaam in het Natuurhelpcentrum van Opglabbeek vind je in onderstaand filmpje

     

    Wild Things http://wild-things.be/?p=1106 (06/03/2016)

     

    “De fel verzwakte rode wouw, die in het Natuurhelpcentrum werd binnengebracht, werd aangetroffen in een weide in Borgloon. Rode wouwen broeden daar niet; dus was dit ongetwijfeld een vogel die uit het zuiden kwam en op weg was naar zijn broedgebied.

    Een bloeduitstorting onder één van de vleugels wees erop dat het dier een stevige klap had gekregen (hoogspanningskabel geraakt, botsing met een voertuig, …)

    Na twee weken revalideren kon de roofvogel weer worden vrijgelaten.

    Daar men benieuwd was welke vliegroute de herstelde rode wouw zou kiezen, werd besloten samen met roofvogelonderzoekers René Janssen en Paul Voskamp de rode wouw van een zender te voorzien.  

    Vlak voor de vrijlating werd de wouw met een GPS/GSM-zender werkend op zonne-energie uitgerust.

    Dit toestelletje is zo ingesteld dat de GPS elke 2 u de exacte positie opslaat. Om de 8 u stuurt via het GSM-deel de zender een SMS met de coördinaten naar de databank. Die vluchtgegevens worden automatisch op Google Earth weergegeven. De vogel heeft geen last van dit zendertje. Zwak punt is het harnasje dat na enkele jaren zal verduren en doorbreken.

    Frederik Thoelen is al blij als hij één jaar de rode wouw kan volgen, zodat broed- en overwinteringsplaats kunnen worden getraceerd. Inmiddels is de vogel reeds 3 maanden onderweg.

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen kan via de zoekrobot volgende artikels in het archief opvissen:

     

    30/05/2015      De rode wouw broedde voor het eerst in het Dijleland

     

    26/11/2010       De rode wouw (in gevangenschap – prachtige fotoreeks)











    05-06-2016 om 22:17 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    29-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zware wouw, gespot in Feldberg

     

    De zwarte wouw is voornamelijk een aaseter die zijn kostje soms in de directe nabijheid van mensen bij elkaar zoekt.

    Ook struint hij graag vuilnisbelten en visafslagen af omdat daar altijd wel wat eetbaars te vinden is.

    De zwarte wouw staat er ook om bekend de prooi van andere roofvogels te ontfutselen door hun net zo lang lastig te vallen tot zij hun buit loslaten.

    Mochten we meer (grote) krengen in onze natuurgebieden achterlaten, we zouden heel wat dieren tevreden stellen.

    Das, vos en zeearend zijn er niet vies van en kleine zangvogeltjes als mees en roodborstje peuteren er graag de larven van de aasvliegen tussen uit. Muizen knagen aan de botten om hun behoefte aan kalk op peil te houden. Er zijn zelfs paddenstoeltjes die alleen maar groeien op de hoeven van overleden zoogdieren. Zeldzame paddenstoelen uiteraard, want er blijven maar weinig kadavers liggen in ons opgeruimde landje.

     

    De zwarte wouw kan echter ook uitstekend vissen, waarbij hij de visjes vlak onder het wateroppervlak met een stevige greep weet te verrassen.

    De roofvogel is een laagvlieger die doorgaans op zo’n 10 tot 60m boven de grond op zoek is naar voedsel.

    Hoewel deze wouw tot de meest talrijke soort behoort, is hij in Europa echter zeldzaam geworden. Aan de Zwitserse meren vind je nog een flinke populatie.

    In een door Brabants Landschap beheerd natuurgebied in het zuidoosten van de provincie zijn in 2014 twee jonge zwarte wouwen uitgevlogen en dat was al het 4de jaar op rij.

    Dat is heel bijzonder als je beseft dat er van deze gracieuze roofvogel met zijn karakteristieke gevorkte staart in ons land jaarlijks maar twee paar tot broeden komen.

     

    Wie de uitgebreide identiteitskaart wenst te raadplegen kan via de zoekrobot het volgend artikel uit het archief opvissen

     

    09/08/2013      De zwarte wouw, een zeldzame trekvogel

     

    Een knap kortfilmpje dat de moeite loont!

     

    https://youtu.be/D0_iIMDCX50











    29-05-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    21-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zeearend in het vizier krijgen, een moeilijke opdracht


     

    In deze reportage, gesigneerd door Wim Dekelver, verneem je (en dat is overigens niet de eerste keer) hoe moeilijke omstandigheden de prachtige, maar veeleisende hobby, kunnen bederven.

     

    Dag 1

     

    “De 1ste dag verbleven we in de kijkhut bovenaan een heuvel, die uitzag op het meer 1.5 à 2 km verder, waar het koppel zeearenden zich doorgaans hoog in de bomen schuilhield.

    Dank zij hun scherpe blik is het voor arenden geen probleem om vanaf die verre uitkijkpost een prooi vóór de hut op te merken.

    Deze keer had Fred er een (aangereden) wasbeertje als lokspijs gelegd.

    Vanaf dan was het geduldig wachten geblazen en hopen dat de zeearend(en) snel het lokaas zou(den) bestormen.

    Jammer genoeg kregen we van de hele dag de grootste roofvogel van Europa niet te zien.

    Wél waren we verstijfd van de koude; immers van ’s morgens 6.30 u tot 17.00 u bivakkeerden wij in de onverwarmde kijkhut.

    Slechts een paar eksters doken op, maar net vóór het moment, dat Fred weer zou opdagen, streek vlakbij een zwarte wouw neer. En dit was écht wel wow!

    We waren blij omdat we de aanvankelijk tegenvallende eerste dag dan toch positief hadden kunnen afronden.

     

    Dag 2

     

    Tijdens de 2de dag voorzag de planning een tocht op het meer (2 u) met een elektrisch aangedreven bootje. Van hieruit zouden we de arenden fotograferen op het ogenblik dat ze in duikvlucht een vis uit het water lichtten.

    We zagen wel twee arenden hoog in de bomen de omgeving afspeuren, maar hoe hard Fred ook smeekte en vissen rond het bootje uitwierp, er kwam geen beweging.

    Het was na de boottocht duidelijk; we hadden alweer pech!

    Zeer verveeld over de pijnlijke situatie bood Fred ons tijdens de namiddag het gratis gebruik van de hut aan. Maar ook deze nieuwe kans, bracht de arend(en)s niet op nieuwe gedachten. Hij/ze liet(en) ons zitten.

     

    Dag 3

     

    De 3de dag verbleven we opnieuw in dezelfde kijkhut boven op de heuvel, zoals het programma dit voorzag, maar weer was/waren de ‘vedette(n)’ nergens te bespeuren. De frustratie viel van onze gezichten af te lezen.

     

    Dag 4

     

    Tijdens de 4de en laatste dag van ons verblijf voeren we terug met het elektrisch bootje op het meer, in een ultieme poging toch een duikvlucht mee te maken. De weersomstandigheden waren allesbehalve gunstig. Door de dichte mistbanken kregen we maar af en toe de oevers te zien. De moed zakte ons in de schoenen.

    Immers voor dergelijke actiefoto’s heb je een zeer korte sluitertijd nodig (1/2000 sec en sneller) en daarvoor was er te weinig licht. De mist zorgde er bovendien ook nog voor dat je foto’s een grauwgrijze achtergrond kregen met weinig contrast.

    Nog bijkomende hinderende vooruitzichten dus. Daarentegen leek dit weertje wél gunstig om de roofvogels in verleiding te brengen.

    Ten langen leste hadden de arenden inderdaad dan toch gevolg gegeven aan de smeekbeden van Fred: één enkele keer deden ze een duikvlucht.

     

    Een berekende en enige kans

     

    Tussen het aanvliegen, gevolgd door een verkenningsronde over het bootje om de vis te lokaliseren, de duikvlucht waarbij de buit wordt gevat en het weer wegvliegen, lag welgeteld 50 sec.

    De ‘aanvalsduik’ zelf speelde zich af in een 10-tal sec. Om deze fase perfect in beeld te brengen, kregen we amper één enkele kans. Het was ook wat raden met welke lens en met welke instellingen je het best gewapend was om die duikvlucht succesvol te fotograferen.  

    Bovendien zat je in een licht schommelend bootje en moest je uit de hand fotograferen in plaats van rechtstaand op een solide ondergrond (fototoestel op statief met schommelkop of swinghead).

    Immers, voor een natuurfotograaf die met flinke telelenzen werkt is alles wat stabiliteit en snelheid bevorderd zeer welkom.

    Daarenboven wist je niet op voorhand waar (vanop welke afstand) precies en op welk moment de zeearend zijn duik zou inzetten. Het was bliksemsnel reageren op het ogenblik dat de roofvogel toesloeg (en dat was vlakbij, véél te kortbij eigenlijk).

    Achteraf bleek dat niemand er in geslaagd was écht goeie foto’s te maken. Het lukte geen van ons om net het moment te vatten waarop de arend de klauwen in het water steekt en de vis grijpt.

     

    Hoe zou je zelf zijn?

     

    Achteraf vernamen we dat Freds zeearend ‘Aalfred’ al 3 weken spoorloos was en de ontgoochelde man vreesde dat hij overleden was.

    Aalfred is een arend, die door Fred in huis werd groot gebracht en waarmee hij bijgevolg een heel hechte band had opgebouwd. Vandaar dat de zeearend zeer gewillig inging op het verzoek om een uitgeworpen vis in duikvlucht te vangen.

    Maar Aalfred was verdwenen en vrij snel was een ander mannetje op zijn nestplaats neergestreken. De indringer betoonde echter meer interesse in de ‘weduwe’ van Aalfred dan in de vissen die Fred te grabbel gooide. Deze ‘ladykiller’ had absoluut geen zin om Freds spel mee te spelen. Hoe zou je zelf zijn?

    Achteraf bij het detailleren van alle opnames bleek echter dat de arend, die de enige duikvlucht uitvoerde, toch Aalfred was. De opgeluchte Fred straalde van geluk, terwijl wij eigenlijk op onze honger bleven zitten.

    Van pure blijdschap schonk Fred ons weer een kosteloze halve dag in de 2de hut. 

     

    Al bij al toch een geslaagde 4-daagse

     

    Vanuit deze hut kregen we – tot onze grote tevredenheid – heel wat vogelsoorten te zien (zwarte en rode wouw, buizerd, bruine kiekendief, raaf, kraanvogel, geelgors, bonte kraai, ekster, …). We kwamen allen met goeie foto’s naar de thuisbasis en dat was dan toch een bevredigende compensatie.

     

    In de fotoreeks hieronder merk je de ‘gemiste kans’ (beeldopname 4), de foto die Wim zich anders had ingebeeld, maar wegens totaal onscherp, helaas onbruikbaar. Shit happens!

     

    Volgend jaar misschien nogmaals proberen en hopen dat de Aalfred heel hongerig is?











    21-05-2016 om 13:10 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    14-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeearend, de ‘vliegende deur’

     

    De reusachtige arend, steeds zeldzamer in zijn verspreidingsgebied, komt nog voor op afgelegen moerassen, langs rotskusten en eilanden voor de kust en verschijnt ’s winters op uitgestrekte kustvlakten.

     

    De volwassen zeearend is een indrukwekkende, grote roofvogel, gekenmerkt door een bruin verenkleed met een lichter gekleurde vooruitstekende kop en hals.

    Treffend is ook de krachtige felgele snavel en de korte, wigvormige, witte staart, alsook de sterk bevederde dijen en de naakte gele poten.

    De roofvogel glijdt op licht gewelfde brede en diep gevingerde vleugels, die een enorme spanwijdte hebben.

    De lichaamslengte varieert tussen 70 & 90 cm; de spanwijdte reikt tussen 2 & 2.50 m; het lichaamsgewicht schommelt tussen 4 & 6 kg.

    De vlucht is zwaar en direct met diepe soepele vleugelslagen, afgewisseld met glijvluchten op de brede, vlak gehouden vleugels. Ook de duikvlucht naar een prooi getuigt van een beheerste en efficiënte techniek.

     

    Het jonge dier is aanvankelijk donkerbruin met lichte vlekken, maar in de loop van 5 jaar ontwikkelt hij geleidelijk het volwassen verenkleed, waarbij kop en hals meer effen lichtbruin worden.

     

    De roep lijkt veel op die van de zilvermeeuw en bestaat uit een reeks in toonhoogte afnemende ‘kli’-geluiden. Daarnaast laat hij een lager blaffend ‘kra’ horen.

     

    De imposante horst van takken en twijgen wordt meestal in een boomtop, maar soms tegen een rotswand aan gebouwd en doet vele jaren achtereen dienst.

     

    Anders dan steenarenden, die gewoonlijk schuw en verborgen leven zoekt de zeearend vaak de omgeving op van kustdorpen, vooral met haventjes, waar een makkelijk maaltje vis of visafval kan worden opgepikt.

     

    Ondanks zijn grootte is een zeearend zeer behendig en precies. Hij kan vanuit een lage duik/glijvlucht een vis die net onder het wateroppervlak zwemt, met zijn klauwen uit het water grijpen zonder zelf in het water te belanden.

    Naast forse vissen, middelgrote en zelfs grote watervogels (bv. ganzen), jonge robben en kleine landzoogdieren, eet de zeearend ook geregeld aas; voornamelijk dode vissen drijvend in het water of aangespoeld aan de kust.

     

    Paren blijven het hele jaar in hun territorium en beginnen in het voorjaar te baltsen.

    Ze zweven samen, soms met ondiep golvende bewegingen, waarbij de een naar de ander duikt. Soms rolt de onderste vogel zich om en grijpen beide vogels elkaar bij de voeten.

    Af en toe wentelen ze zo naar de grond, de ene op de rug, vlak onder de voorzijde van de  andere. Ze roepen veel vaker dan de steenarend, met een keffende roep; het vrouwtje roept hoger dan het mannetje in een versnellende reeks van 15 tot 20 roepen.

     

    In de broedtijd komt de zeearend vooral voor in de Balkan, Noordoost-Duitsland, Polen, Rusland, Scandinavië en IJsland.

    Buiten de broedtijd kan men ook elders, vooral in kustgebieden en bij grote meren, de zeldzame zeearend waarnemen.

    Het wijfje broedt de meestal 2, soms 3 kalk-witte eieren in ca 6 weken, grotendeels allen uit. De jongen verlaten na ongeveer 3 maanden het nest. Er is slechts één broedsel per jaar.

    Adulte vogels zijn standvogels; maar onvolwassen vogels trekken rond in heel West-Europa.

     

    In de 3de bijdrage, volgend weekend, vertelt onze huisfotograaf Wim Dekelver hoe de 4-daagse fotojacht in Feldberg verliep, een avontuur met wisselend succes!











    14-05-2016 om 13:55 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    06-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op het spoor van de zeearend, een avontuur met wisselend succes

     

    Vier bevriende natuurfotografen, waaronder onze huisfotograaf, Wim Dekelver, besloten een tijdje geleden om de zeearend voor de lens te halen.

    Er werd half april een 4-daagse reis gepland in Oost-Duitsland, meer bepaald in Feldberg.

    Het werd een geslaagde onderneming maar eentje niet zonder (zware) beproevingen: ‘Geduld is een schone deugd’


     

    Historische schets

     

    Reeds eeuwen geleden kwamen kooplieden van heinde en verre naar de steden Rostock, Stralsund en Wismar om er handel te drijven.

    In de Middeleeuwen sloten de belangrijke steden zich aan bij een Hanzeverbond (men denke aan de Duitse vliegtuigmaatschappij Luft’hansa’).

    In de oude stadskernen is nog steeds de sfeer uit die vervlogen tijden op te snuiven in pittoreske kerkjes en koopmanshuizen.

    De Hanzesteden waren belangrijke verbindingsknooppunten die leidden tot de Baltische Zee ofwel de Oostzee. Deze historische handelssteden liggen veelal langs de 1 900 km lange kust met goud-witte stranden, bekende badplaatsen en kuuroorden, eilandjes en lagunes.

    De deelstaat, vlak aan de Oostzeekust gelegen, telt meer dan 2 000 meren, wat voor de streek heel wat toeristische troeven oplevert: zeilen, wandelen, fietsen en golfen.

     

    Het waarnemingsgebied (opnames met de gsm ondertekend door Wim & Co)

               

    Feldberg is een uitgestrekt natuurpark gelegen in de deelstaat Mecklenburg Vorpommern met een grote diversiteit van allerlei soorten (roof)vogels.

    En daar was het om te doen voor Wim en zijn vogelvrienden.

     

    Al wist het viertal dat zij dank zij de ervaring van een lokale conservator inhoudelijk gingen worden ondersteund en de mogelijkheid gingen krijgen om achter de schermen of in ontoegankelijke gebieden te fotograferen, dienden een aantal strikte afspraken nagevolgd.

     

    Het viertal werd ’s ochtends vroeg door boswachter Fred in het hotel Mecklenburger Hof afgehaald en met de terreinwagen naar de schuilhutten gebracht. Aan het eind van de foto-dag moesten de vogelspotters, vóór ze de hutten mochten verlaten, geduldig wachten op de komst van Fred, de enige vertrouweling van de zeearenden.

    Tijdens de wintermaanden is het geraadzaam in een klein kacheltje en/of een oude slaapzak te voorzien, alsook een stuk piepschuim, als extra isolatielaag voor de stevige wandelschoenen, daar het erg koud kan zijn.

      

    Er zijn diverse hutten in het gebied, maar de belangrijkste is het zogenaamde ’erdversteck’, een ruime cilindervormige 4-persoons hut, deels in de oever van een grote poel gebouwd. De hut biedt enig comfort, is uitgerust met aangepaste zitplaatsen. De lenzen kunnen, gemonteerd op het statief, door een stoffen buis naar buiten worden gestoken. Via de venstertjes kan je naderende vogels observeren.

      

    Ook vanuit een elektrisch aangedreven boot kunnen tijdens een tocht van anderhalf tot twee uur beelden worden gemaakt. Daar het vaartuig nauwelijks trilt, kan ook met één-pootstatief worden gewerkt. Dank zij de vier zitbanken, biedt het bootje aan de fotografen een ruim schootsveld.

    Freds tactiek bestaat erin het paartje zeearenden, waarvan meestal het mannetje een vis vlak in de buurt van de boot komt vangen, te lokken door op een juist ingeschatte afstand een gegeerde prooi in het water te gooien.  

     











    06-05-2016 om 19:32 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    24-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zwin natuurpark

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2016-2

     

    De provincie West-Vlaanderen en het Agentschap voor Natuur en Bos realiseren in het Zwin een nieuw bezoekerscentrum, een natuurpark en een kijkcentrum.

    In het bezoekerscentrum wordt de natuurliefhebber verwelkomd in een uitgestrekte onthaalruimte met informatie over het Zwin en de Zwinstreek.

     

    Elk jaar vliegen miljoenen vogels heen en terug tussen de plaats waar ze broeden en die waar ze de winter doorbrengen.

    Het hele verhaal van tal van vogelsoorten die het Zwin daarbij als draaischijf benutten, wordt op een interactieve manier verteld.

     

    De informatie wordt op diverse niveaus en manieren aangebracht, zodat iedereen ze naar zijn of haar interesse kan beleven. Honderden voorwerpen, filmpjes, animaties, kijkkasten, tekeningen, foto’s, veren en zoveel meer illustreren de wonderlijke wereld van de vogels.


    Geen vogels achter tralies meer!

     

    Onder een sterke impuls van Vogelbescherming Vlaanderen koos de provincie in 2012 nog enkel voor wilde vogels en zo hoort het ook. Het park is nu een natuurlijke verbinding tussen de ‘Kleyne Vlakte’ en de ‘Zwinvlakte’. Essentieel doel van de her-aanleg van het park is om vogels en andere dieren zo dicht mogelijk bij de bezoeker te brengen. Er werd 7 ha extra natuurgebied gecreëerd met nieuwe duinmeren.

     

    Het geheel bestaat uit een grillige vijver met eilandjes en 10 attractiepunten. Elk van die stopplaatsen behandelt een eigen thema. Uiteraard gaat veel aandacht naar de vogels met onder andere: een ooievaarstoren, een kijkhut en een kijkerscentrum.

    Er is ook een labo-hut (ontdekken van allerlei waterdiertjes, duiding over het ringen van vogels), een vertelhut, een speciale voederplaats en een luisterduin, waar je wordt ingewijd in de geluiden van de vogels.

     

    Kortom, er werden kosten noch moeite gespaard om het grote publiek te tonen hoe mooi en waardevol de natuur kan zijn.

    Het totaal vernieuwde Zwin zal vanaf de zomer van dit jaar (vermoedelijk juni) toegankelijk zijn.

    Wie eerder verschenen artikels over het natuurreservaat wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot volgende bijdragen opsnorren:

     

     

    19/11/2011         De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

     

    16/07/2009      Het Zwin











    24-04-2016 om 19:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grauwe gans, ook wel eens ‘soepgans’ genoemd

     

    De grauwe gans die voorheen werd gefokt voor het vlees, de eieren en het dons, diende ook als waakdier.

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2007-1

     

    De grauwe gans is de grootste van alle Europese ganzen. Ze heeft een wortelkleurige snavel en vleeskleurige poten; kop en hals zijn grijsbruin, maar donkerder dan de rest van het lichaam.

     

    De recente geschiedenis van de grauwe gans als broedvogel in Vlaanderen gaat terug tot een succesvolle herintroductie in de Zwinstreek te Knokke.

     

    Na een eerste geslaagd broedgeval in 1956 vormde zich hier een lokale broedpopulatie die in de jaren ’60 en ’70 uit enkele 10-tallen paren bestonden.

    Begin jaren ’80 werd voor het eerst melding gemaakt van enkele broedgevallen buiten de onmiddellijke omgeving van het Zwin. Tot halverwege de jaren ’80 werd de kaap van 50 broedparen in Vlaanderen wellicht niet of nauwelijks overschreden.

     

    Daarna ging het echter snel. In 1994 werd het Vlaamse broedbestand geschat op 180 tot 190 broedparen en bleek de soort tal van nieuwe gebieden te hebben gekoloniseerd.

    In de daaropvolgende 6 jaar vond er nog eens een verdubbeling van de aantallen plaatsen. Omstreeks 2000 werd de kaap van de 1 000 paren overschreden.

     

    Deze explosieve groei in het grootste deel van het Noordwest-Europese verspreidingsareaal leidde wellicht overal tot een toenemende uitwisseling tussen trekkende en meer sedentaire ganzenpopulaties. In diezelfde periode verminderde de jachtdruk en ging de soort ook meer gebruik maken van een netwerk van beschermde gebieden, langsheen de trekroute.

     

    De geluiden die bij de grauwe gans de stemming van het weggaan, wegzwemmen en wegvliegen uitdrukken, zijn bijzonder interessant. De heel kleine jonge ganzen reageren al instinctief op de fijnste nuances van dit zeer ingewikkeld vocabularium.

    Het gewone contactgeluid – het bekende langzame en snelle snateren van ganzen – laten ze ook af en toe horen als ze rusten, grazen of langzaam rondlopen.

     

    De grauwe gans broedt vooral in oevervegetaties en broekbossen langs waterplassen, zoals kreken, kleiputten en grindplassen. Het nest is een uitholling in de grond  met een geringe bekleding van plaatselijke vegetatie; op vochtige plaatsen is het eerder een omvangrijk bouwsel van riethalmen en biezen, bekleed met een dun laagje dons.

     

    Er worden meestal 4 tot 6 eieren gelegd met tussenpozen van iets meer dan 24 uur.

    Alleen het vrouwtje broedt en ze begint er pas aan als het laatste ei is gelegd. Het broeden neemt ongeveer 27 tot 29 dagen in beslag. De kuikens zijn donzige nestvlieders, wat betekent dat ze spoedig na het uitkomen het nest verlaten en zelf hun voedsel bij elkaar zoeken, terwijl de oudervogels hen bewaken en koesteren.

    Het is vertederend om ganzen met hun kuikens te zien. De gent of mannetjesgans is alert en houdt zeer vaak de wacht terwijl de kuikens en het vrouwtje aan het grazen zijn. Omdat de jongen nog niet kunnen vliegen, rennen ze bij het minste gevaar naar het veiligere water.

    Een week na het uitkomen van de eieren beginnen de ouders aan de vleugelrui.

    In één keer verliezen ze al hun slapennen, zodat ze een paar weken niet kunnen vliegen.

    Tegen de tijd dat de jonge ganzen vliegvlug zijn, hebben de oudervogels nieuwe slagpennen.

    De grauwe gans heeft de reputatie intelligent te zijn, toegewijd en haar leven lang trouw te blijven aan haar huwelijkspartner. Ook het familieverband blijft de hele winter gehandhaafd. Deze factoren leiden tot een hechte samenhang tussen de ganzentroepen.

    Ze grazen dan ook in grote ‘kudden’.

     

    Het aantal claims van landbouwschade door grauwe ganzen is de laatste jaren beduidend gestegen. In tegenstelling met de meeste andere ganzensoorten kunnen grauwe ganzen ook in belangrijke mate foerageren op akkergewassen (wintertarwe, bonen bv.) of op oogstresten.

    De meeste gevallen van schade worden vastgesteld bij de residentiële (meestal verwilderde) populatie in West- en Oost-Vlaanderen (Zwinstreek, krekengebied, Blankaart-gebied).

    Het gaat hier meestal om vogels die hun natuurlijk trekgedrag grotendeels verloren hebben en dus jaarrond in hetzelfde gebied pleisteren.

     

    De grauwe gans behoort tot het jachtwild.

     

    Om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen de ganzen onder strikt bepaalde voorwaarden met het geweer en roofvogels worden bejaagd.

    Deze bijzondere jacht mag gebeuren op en rond percelen met graangewassen (geen maïs), waar de vogels schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van die teelten vooraf een schriftelijk verzoek tot bejaging heeft gericht tot de jachtrechthouder (beëdigd jachtwachter).

     

    Wie een eerder verschenen artikel in het archief wenst op te sporen, kan dit via de zoekrobot.

     

    20/03/2010      De grauwe gans











    17-04-2016 om 13:17 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    10-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De sperwer in actie

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens&Vogel-magazine 2008-3

    De sperwer is een kleine roofvogel met brede, afgeronde vleugels en een vrij kleine, ronde kop. Het mannetje is één van de kleinste roofvogels van ons land. Het vrouwtje is duidelijk groter en weegt vaak het dubbele.

    De sperwer verkiest kleinschalige landschappen met voldoende bos om in te broeden, maar jagen doet hij vaker in iets meer open domeinen, waar nog voldoende dekking is door opgaande begroeiing. Bij het jagen, scheert hij bliksemsnel langs bosranden en hagen, maar ook vaak langs dakranden op zoek naar kleine zangvogels. Sperwers zijn uiterst behendige vogelvangers, die een fundamentele impact kunnen hebben op zangvogelpopulaties.

    De sperwer komt in heel Europa voor en ontbreekt alleen in IJsland en enkele eilandjes in de Middellandse Zee. Hij is dan ook de talrijkst voorkomende roofvogel, na de buizerd en de torenvalk.

    Het zwaartepunt van het totale aantal broedparen bevindt zich in Oost-Europa (Rusland, Groot-Brittannië en Ierland, Frankrijk, Zweden, Duitsland en Finland).

    Net als de havik jaagt ook de sperwer bij voorkeur op terreinen met voldoende dekking waardoor hij er verrassingsaanvallen kan uitvoeren. De vogel jaagt ofwel vanaf een zitplaats of laag vliegend langs hagen of bomenrijen. Opgeschrikte vogels worden door de sperwer, die over een unieke lenig- en wendbaarheid beschikt, op volle snelheid achtervolgd.

    Sperwers zijn echter ook zulke onstuimige jagers dat ze kleine zangvogels soms door openstaande ramen of poorten achtervolgen. Zo kan het ook gebeuren dat tijdens een wilde achtervolging de jager zelf verongelukt door tegen een ruit te smakken.

    Onder de vensterslachtoffers die in de Vlaamse Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren (VOC’s) terechtkomen, voert de sperwer elk jaar opnieuw de lijst aan.

    Met zijn lange dunne poten en opvallend lange tenen is de sperwer in staat potentiële prooidieren in elke situatie te grijpen, ook in dicht struikgewas. Het hele jaar door eet de sperwer bijna uitsluitend vogels ter grootte van een goudhaantje tot een houtduif.

    Het kleinere mannetje heeft het in de Kille Meutel vooral gemunt op mezen en huismussen.

    De sperwer broedt bij voorkeur in bossen, het liefst in 20 tot 40 jaar oude aanplant van sparren, dennen of lariksen. Meestal bevindt het nest zich in de buurt van wegen, brandgangen of kleine open plekken in het bos, waar de prooioverdracht plaatsvindt.

    Ook broedgevallen in loofbomen of zelfs hoog opgroeiende struiken als meidoorn en hulst komen voor, voornamelijk wanneer geschikte naaldbomen ontbreken.

    Vermoedelijk vanwege het grotere voedselaanbod in de bebouwde kom hebben sperwers zich de afgelopen decennia ook in stadsparken of op begraafplaatsen als broedvogel gevestigd.

    In voedselrijke en landschappelijk geschikte gebieden zijn de nestplaatsen nagenoeg regelmatig verdeeld, op afstanden van ongeveer een ½ tot 1 ½ km. In gebieden met minder voedsel kunnen de afstanden echter oplopen tot 2 à 3 km).

    De horst is een vlak bouwsel van droge takjes losjes bijeengehouden en ruw bekleed met groene takken. Het wordt hoofdzakelijk door het vrouwtje gebouwd op een hoogte van 4 tot 10m.

    Doorgaans worden 4 à 5 blauwachtige eieren gelegd tijdens het ene legsel per jaar.

    Wie nog meer wenst te weten te komen over deze kleine maar geduchte rover kan via de zoekrobot eerder verschenen bijdragen in het archief opdiepen:

    13/03/2015        Het schrikbewind van de sperwer

    29/03/2014       Vervuiling jaagt sperwer weg

    29/04/2012       Rover ‘geeloog’ zaait paniek in de Kille Meutel

     

    Onderstaande fotoreeksen werden geschoten door fotografen die hun beeldmateriaal op Twitter posten.











    10-04-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oproep: met z’n allen ‘huismussen’ tellen!

     

    De huismussentelling, die reeds 15 jaar lang wordt georganiseerd door Vogelbescherming Vlaanderen, vindt plaats op 9 & 10 april!

     

    Dit laagdrempelige publieksonderzoek werd in 2002 opgestart om een idee te krijgen over het aantallenverloop van huismussenpopulaties.

    Uit de verwerking van de eerste resultaten, bleek dat te weinig mensen over meerdere jaren aan de telactie deelnemen.

    Langdurige exacte telgegevens, gecentraliseerd over een aantal opeenvolgende jaren, vormen immers de basis voor een lange termijnonderzoek. Dergelijke waarnemingsgegevens van ‘enthousiaste huismussenspotters’ geven een duidelijk beeld over het aantal aanwezige broedparen, aangetroffen op een precieze locatie.

     

    April is dé uitgesproken maand om huismussen te observeren, want de mannetjes zitten dan uitbundig te tsjilpen bij hun nestplaats. Hiermee wensen ze een wijfje te lokken of op hun eigen partner indruk te maken.

     

    Zitten er in je tuin of rond je huis huismussen te tsjilpen of ken je een andere plek in de buurt waar ze zich ophouden?

     

    Probeer ze aanstaand weekend bij voorkeur in de ochtend gedurende maximaal een kwartiertje te tellen, omdat ze dan het actiefst zijn.

     

     

    Inmiddels blijven de grondtroepen van de Kille Meutel Vogelvrienden de actie ‘Red de Zaventemse Straatket’ in samenwerking met de milieudienst Zaventem en Vogelbescherming Vlaanderen verder uitrollen.

    Ook de wandelclub De Parkvrienden van Zaventem, Natuurpunt Zaventem en Sterrebeek 2000 dragen hun pluimpje bij om zoveel mogelijk onder hun leden en kennissen huismussenspotters te rekruteren.

    In alle leden- of nieuwsbrieven van de hierboven vermelde verenigingen verscheen reeds een bijdrage over de plannen van de Kille Meutel Vogelvrienden, alsook in de gemeenteberichten en in diverse eerder verschenen Mens&Vogel-magazines van Vogelbescherming Vlaanderen.

    Daar zijn we de voorzitters heel dankbaar voor!

     

     

    Al was het niet vanzelfsprekend om op 22/03, dag waarop we werden getroffen door die afgrijselijke en verwerpelijke wandaden van een zoveelste gehersenspoelde IS-terroristen-cel, de deelnemende scholen van hun huismussenhotels te voorzien, toch werden 6 van de 8 huismussenhotels aan een gepaste gevel door Pro Natura opgehangen.

     

    Na de paasvakantie zullen alle huismussenhotels hun deuren openen …

    Ondertussen beschikken we dank zij onze hechte samenwerking met Eddy Vandenbouhede, gangmaker bij de Huismussenwerkgroep Koksijde, over 80 extra huismussen nest- en broedplaatsen.

    Hierin zijn gerecupereerde nestkastmodellen van VIVARA meegeteld, waarvan het in- en uitvliegen, of het gebruik maken van de divers geconcipieerde nesten niet langer werd opgevolgd.

    Onderstaande foto is deze van een ringmus (zwart vlekje op de witte wang!)


     

    Om deel te nemen aan de huismussentelling van 9 & 10 april, kan je gebruik maken van het telformulier opgesteld door Vogelbescherming Vlaanderen http://www.mussenwerkgroep.be/ of kan je de tel-, locatie- en jouw contactgegevens aan:

     

    Franz Pieters, Watertorenlaan 59, 1930 Zaventem, franz.pieters@telenet.be

    Oswald Vanhaelen, Van Dijcklaan 12, 1930 Zaventem, oswald.vanhaelen@telenet.be

    Robert Podevijn, Van Dijcklaan 14, 1930 Zaventem, bobp14z@gmail.com

     

    per E-mail of ter plekke (brievenbus) bezorgen

     


     

    Help mee onze huismussenpopulaties in stand houden!

    08-04-2016 om 16:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    03-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlotjes voor visdieven

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2009 – 4

     

    De laatste decennia is er landschappelijk in ons land erg veel veranderd.

    Meer bebouwing, meer wegen, meer industrie. Al die veranderingen hebben hun invloed op mens en dier. Sommige diersoorten verdwijnen, andere verschijnen omdat ze op de een of andere manier profiteren van deze veranderingen.

    Ook in de Limburgse Maasvallei is het landschap ingrijpend gewijzigd. Door het baggeren van grind zijn enorme waterplassen ontstaan die een grote aantrekkingskracht uitoefenen op bepaalde vogelsoorten. Tijdens het voorjaar van 2008 werd door een koppel visdieven een eerste broedpoging ondernomen.

    Zo werden er tijdens het voor- en najaar geregeld visdieven waargenomen, waaronder zelfs ‘overzomeraars’.

     

    De vogels hadden de oever van een pas opgespoten terrein uitgekozen om hun eieren te leggen. Helaas ging het opspuiten van het terrein verder. Contacten met het bedrijf leverde een poosje wat uitstel op.

    Plaatselijke vogelbeschermers en vogelkijkers hoopten dat de vogels voldoende tijd zouden krijgen om hun eieren uit te broeden en hun jongen groot te brengen.

    Toch lukte deze tactiek niet zo best en ontstond het idee om een ‘nestvlotje’ te bouwen.

    Onze bedoeling was de jongen op dit vlotje te deponeren en het dan met behulp van en kajak naar het midden van de grindplas te verplaatsen.

    Zo konden we eventueel een geslaagd broedsel redden als de ‘opspuiters’ te dichtbij kwamen.

     

    Toen we in de Vlaamse broedvogelatlas lazen dat “het er op lijkt dat de toekomst van het visdiefje in Vlaanderen niet in de eerste plaats door voedselaanbod of predatie zal worden bepaald,  maar wél door de beschikbaarheid van voldoende nestgelegenheid”, besloten we om het vlotje verder te perfectioneren tegen het broedseizoen van 2009.

     

    Voor de bouw van de ongeveer 1 m² grote vlotjes werd watervaste betonplex gebruikt. Voldoende drijfvermogen werd verkregen door er enkele platen polyuretaan aan vast te maken.

    Om te voorkomen dat de jongen van het vlotje zouden vallen, werd aan de randen een opstaand kantje van enkele cm voorzien. Omdat visdieven van nature broeden op zand- en kiezelstranden maakten we op de vlotjes een stuk metaalgaas vast om de aangebrachte steentjes en het zand bijeen te houden.

    Toch bleef het risico reëel dat de jongen van het vlotje in het water zouden vallen.

    In dat geval moesten ze de mogelijkheid krijgen om er weer op te klimmen. Met het opstaande kantje was dat niet makkelijk. Daarom werden aan 2 zijden van het vlotje bussels wilgentenen bevestigd. Via deze takkenwirwar zouden de jongen toch nog op het droge kunnen geraken.

    Het plaatsen van de vlotjes leek in eerste instantie erg simpel; gewoon verankeren met een ketting aan een stevig betonblok.

    Maar het waterpeil in de Maas en de grindplassen kan gemakkelijk stijgen of dalen. Er zit een marge van circa 6 m op!

     

    Dat probleem moesten we zien op te vangen.

     

    Daarom hebben we de vlotjes aan een langere kabel bevestigd. Aan het uiteinde hangt een zwaar betonblok dat wegdrijven moet voorkomen. Een 2de kleiner betonblok werd tussen het 1ste betonblok en het vlotje bevestigd.

    Bij stijgend waterpeil kan het vlotje dit kleine betonblok optillen, maar het zware blok voorkomt het afdrijven.

    De eerste 2 vlotjes werden begin april 2009 geïnstalleerd op een grote plas in het bekend natuurreservaat ‘De Maten’ in Genk.

     

    Voor het leggen van een volgende reeks vlotjes kregen we de toestemming van de grindmaatschappij. Er werd een rustige plas uitgekozen waar de vogels nauwelijks hinder ondervinden van recreatie en uit de buurt blijven van roeiers, surfers en zwemmers.

    De vlotjes werden te water gelaten toen de visdiefjes uit hun winterverblijven terugkeerden.

    Begin juli hadden vogelkijkers met hun telescoop op één van de kunsteilandjes waar een koppeltje was neergestreken de eerste jongen gespot.

    Dag na dag waren de ouders ijverig in de weer met het verzorgen van hun kroost en eind juli stonden de jongen op uitvliegen.

    Van de 5 vlotjes waren er 2 bewoond. Op het ene werden 2 jongen grootgebracht en op het andere groeiden 3 jongen gezond en wel op!

    Na het ringen verlieten ze in goede conditie hun drijvende broedplaats.

    Vogelbescherming Vlaanderen is er nu van overtuigd dat deze vlotjes extra nestgelegenheid voor deze vogelsoort kunnen bieden.

     

    Een eerder verschenen artikel vind je via de zoekrobot in het archief op datum van:

     

    03/09/2010      Het visdiefje











    03-04-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    27-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een 20-tal broedparen lepelaars

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2010-3

     

    De vogel is erg schaars vertegenwoordigd in Europa.

    Zijn meest noordelijke verspreiding strekt zich uit tot over de Nederlandse kustgebieden tot op de Waddeneilanden.

    In West- en Zuidwest-Europa komt de soort in significante aantallen enkel voor in Nederland en Zuidwest-Spanje.

    In Centraal en Zuidoost-Europa is de soort ruimer verspreid met belangrijke concentraties in Roemenië, Hongarije, Azerbeidzjan en Turkije.

    Sinds 2003 telt men ook kleine populaties in Vlaanderen (in Verrebroek, in het natuurgebied het Zwin, in de achterhaven van Zeebrugge).

     

    Deze sierlijke vogel determineren is geen moeilijke opgave.

    Hij is relatief groot en heeft een zo goed als volledig wit verenkleed. Op korte afstand herken je hem meteen aan zijn lange, aan het uiteinde spatelvormige verbrede snavel.

    De volwassen vogels hebben in de zomer een korte afhangende witgele kuif op het achterhoofd, een oranje-gele borstvlek, geheel witte handpennen en een zwarte snavel met gele punt.

    Juveniels hebben een roze snavel, zwarte vleugeltoppen en geen kuif.

    In de vlucht is de lepelaar niet te verwarren met bv. een zilverreiger, aangezien hij met uitgestrekte hals vliegt, net zoals een ooievaar.

    Hij vliegt met redelijk snelle vleugelslagen, maar onderbreekt zijn vlucht door glijpauzes.

     

    Om te foerageren, waadt de lepelaar – vooral ‘s nachts – behoedzaam door ondiep water, met de snavel iets geopend. Met zijn kop voor een groot deel, onder het wateroppervlak, maakt hij maaiende bewegingen.

    De snavel is een ultragevoelig instrument en bevat extra sensoren voor het opsporen van voedsel.  Op de tast lokaliseert de lepelaar zijn prooien: insecten en hun larven, weekdieren, kleine schaaldieren, kikkers, kleine visjes (bij voorkeur driedoornige stekelbaarsjes) en af en toe iets plantaardigs.

    Hij voelt onmiddellijk als er iets lekkers tussendoor glipt. Dan klapt hij zijn snavel bliksemsnel dicht en zit de prooi onherroepelijk gevangen.

     

    Lepelaars zijn erg kieskeurig wat hun broedbiotoop betreft. Ze verkiezen uitgestrekte moerasgebieden met grote oppervlakken ondiep en helder water zonder al te veel begroeiing. Broeden doen ze gewoonlijk in rietvelden, in moerasbossen of op eilandjes, waar ze veilig zijn voor predators als katten, vossen of ratten.

     

    Als ze op de grond broeden, bestaat hun nest uit een groot platform van rietstengels en plantenresten.

    Als ze in bomen of struiken broeden, zijn het vooral takken en twijgen, die gebruikt worden.

    Beide vogels bouwen aan het nest en bij elke begroeting op de nestplaats wordt een takje of graspluk aan de partner aangeboden.

    Ze produceren één legsel per jaar en dat bestaat doorgaans uit 4 bleke eieren, schaars bezet met roodbruinachtige vlekjes en spikkels.

    Ergens begin april worden ze met tussenpozen van verschillende dagen gelegd en – van zodra het legsel compleet is – door beide vogels bebroed.

    Het broeden neemt ongeveer 22 à 24 dagen in beslag. De jongen zijn donzige nestblijvers en worden door beide ouders van voedsel voorzien.

    Lepelaars broeden in kolonies en hun nesten bevinden zich op een afstand van 1 tot 2m van elkaar.

    In de ‘Verrebroekse blikken’, een gebied dat hoofdzakelijk uit brakke plassen bestaat die het hele jaar met water zijn gevuld, werd sinds het ontstaan van de kolonie lepelaars (2003) het broedsucces opgevolgd.

    In 2007 vlogen niet minder dan 44 jongen uit.

     

    Lepelaars, die in West-Europa broeden, overwinteren vooral langs de West-Afrikaans kust, zoals in het tropische waddengebied voor de kust van Mauritanië.

    In het najaar vliegen de vogels via West-Frankrijk en Spanje.

    In deze gebieden blijven ze één tot twee weken hangen om krachten op te doen.

    Niet alle noordelijke vogels trekken daarna echter door naar Afrika; een aantal van hen zal daar de winter doorbrengen.

    Voor de vogels die toch doorvliegen, kan de trek wel 2 maanden duren.

    Tijdens die tocht sterft ongeveer 50% van de juveniele vogels door jacht, hoogspanningskabels of uitputting.

    Begin februari vertrekken de lepelaars weer uit hun winterkwartieren, richting broedgebieden in het noorden.

     

    Eerder verscheen al een artikel over deze vogel, die je kan opzoeken in het archief via de zoekrobot, namelijk op:

     

    06/12/2010       De lepelaar











    27-03-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    20-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kievit, een bedreigde weidevogel


    De kievit is met zijn kenmerkende roep, zijn acrobatische baltsvluchten en zijn fraaie kuif een opmerkelijke weidevogel.

    In het broedseizoen vind je kieviten vooral in schrale graslanden, weilanden en akkers.

    Tijdens de voor- en najaarstrek en in de winter vind je soms heel erg hoge aantallen bij elkaar, vooral in vochtige hooi- en graslanden.

     

    Het mannetje krabt soms meer dan 10 nestkuiltjes uit. Het vrouwtje kiest dan één van die aangeboden kuiltjes uit en legt daarin vanaf maart een 4-tal eieren.

    Hoewel kieviten gewoonlijk slechts één broedsel grootbrengen, is hun vermogen om vervanglegsels te produceren legendarisch.

    Beide partners bebroeden het legsel. Wanneer een legsel verloren gaat, volgt er meestal een vervolglegsel (met iets kleinere eieren).

     

    In de Nederlandse provincie Friesland is het de traditie om het eerste kievitsei aan te bieden aan de Commissaris van de Koning. Vroeger werd dit ei zelfs aan de koningin aangeboden.

    Het eerste kievitsei staat symbool voor het begin van het voorjaar.

    /Het is inmiddels in de Europese Unie verboden kievitseieren te rapen.

    Friesland heeft echter een uitzonderingspositie op cultuurhistorische gronden.

    Aanvankelijk werd vanaf 2006 toegestaan eieren te rapen tussen 1 maart en 9 april met een max. van 15 eieren per persoon, maar in 2015 werd het rapen door de Raad van State weer verboden.

     

    In oude vakliteratuur (1842) wordt de kievit omschreven als een talrijke broedvogel in de uitgestrekte moerassige weiden van de Kempen en de polders.

    De eieren waren toen zeer gegeerd voor consumptie. Er werden er veel verkocht op de markt van Maastricht, maar hun gelijkenis met kraaieneieren – die ook zeer smakelijk zijn – leidde meer dan eens tot oplichterij.

     

    Mannetjes hebben een spectaculaire zangvlucht waarbij ze zich (om de 4 à 5 vleugelslagen) van de ene zijde op de andere gooien waardoor de opvallende onderzijde naar alle kanten zichtbaar wordt en de handpennen tegelijkertijd een ritmisch zoevend geluid voortbrengen. Aan deze opvallende ‘flapvleugelvlucht’ heeft de soort haar Engelse naam (Lapwing) te danken.

     

    Bij plots invallende vorst verplaatsen kieviten zich massaal naar het zuidwesten, om de voortschrijdende vorstgrens voor te blijven. Dit fenomeen staat beter bekend als ‘vorsttrek’.

     

    Weidevogels hebben het moeilijk. Steeds meer poldergraslanden worden gescheurd, meersen worden voorzien van drainagegreppels, het aantal koeien per perceel neemt toe.

    Natuurpunt staat in de bres voor het behoud van het traditionele weidevogellandschap.

    De Uitkerkse Polders is één van de kroonjuwelen van Natuurpunt: een bastion voor kievit, tureluur en grutto.

     

    Al eerder verscheen een bijdrage over de kievit, die je via de zoekrobot in het archief kan terugvinden op datum van:

     

    29/08/2009     De kievit











    20-03-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koolmees zingt volgens grammaticale regeltjes


    Geraadpleegde bron: de Volkskrant

     

    De taal van sommige dieren is mogelijk gecompliceerder dan we aanvankelijk dachten.

    Voor het eerst hebben wetenschappers aangetoond dat een dier, net als de mens, betekenis geeft en ontleent aan de volgorde van zijn geluiden.

     

    Zinsbouw is essentieel voor de menselijke taal? Grammaticale regels bepalen voor een belangrijk deel de betekenis van onze mededelingen. We herkennen het verschil tussen ‘man bijt hond’ en ‘hond bij man’, terwijl dezelfde woorden worden gebruikt. Een dergelijk onderscheidingsvermogen hebben onderzoekers nu ook aangetoond bij een vogel: de Japanse koolmees.

     

    Combinatie van klanken

     

    Deze koolmees, die voorkomt in het oosten van Azië, heeft een roep om soortgenoten te waarschuwen voor roofdieren. Die roep bestaat meestal uit 3 klanken – noem ze ABC.

    Hij gebruikt een ander geluid om soortgenoten aan te trekken. Dat is een korte klank die een aantal keren wordt herhaald – noem die D. Als een koolmees ABC hoort zal hij om zich heen kijken of er gevaar dreigt. Als hij D hoort, is hij geneigd naar de bron van het geluid op te zoeken.

     

    In een experiment waarbij de samengesteld roep ABC-D uit een speaker klonk, draaiden de koolmezen met hun kop om de omgeving af te speuren en naderden ze tegelijkertijd de geluidsbron.

     

    Als de volgorde van de geluiden werd omgedraaid (D-ABC) reageerden ze niet of nauwelijks.

    Dit toont volgens de onderzoekers aan dat de vogels de roep ABC-D niet als 2 gescheiden elementen waarnemen die toevallig dicht bij elkaar liggen, maar als een combinatie die een samengestelde betekenis krijgt door de specifieke volgorde van de klanken.

     

    https://soundcloud.com/user550106345

     

    De onderzoekers uit Japan, Zweden en Zwitserland, die hun studie publiceerden in ‘Nature Communications’, zeggen met dit experiment het eerste bewijs te hebben geleverd voor het gebruik van ‘zinsbouw’ in de communicatie van dieren. Tot nu toe werd gedacht dat het gebruik van zulke grammaticale regels was voorbehouden aan de mensentaal.

     

    De onderzoekers hebben voor het eerst laten zien dat een diersoort de betekenis van 2 geluiden kan koppelen, mits de volgorde ervan klopt. Op dat soort regels is ook onze taal gebaseerd.

     

    Afzonderlijke elementen

     

    Dat dieren klanken kunnen combineren was al eerder aangetoond, onder meer bij apen. Maar aan het samengesteld geluid werd altijd een betekenis toegekend die niet viel af te leiden uit de afzonderlijke elementen. Uit het experiment met de koolmezen blijkt dat het dier de geluiden combineert met behoud van de oorspronkelijke betekenis van de aparte klanken.

    Of nu ook bij andere dieren soortgelijke vormen van taalgebruik zullen worden aangetroffen, lijkt nog voorbarig. Er is nog nooit iets gevonden dat hier op lijkt. Het kan bij meer dieren voorkomen, maar het kan evengoed een zeldzaam fenomeen zijn.

    Wie via de zoekmachine in het archief eerder verschenen bijdragen wenst op te diepen, kan deze twee artikels terugvinden

     

    09/08/2014      Welkom bij ‘Koolmees TV-2014’

    17/06/2012       Op elke hoek van zijn rijkje zingt de koolmees een ander wijsje











    13-03-2016 om 20:17 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gewijzigde migratiepatronen in de ooievaarstrek

    Geraadpleegde bron: de Standaard

    Ooievaars die op de traditionele manier naar Afrika trekken om te overwinteren, hebben een lagere overlevingskans dan hun collega’s, die zich onderweg laten verleiden door de geneugten van een vuilnisbelt.

     

    Veel vogels moeten jaarlijks de keuze maken: trekken of blijven?

     

    Tijdens een harde winter kun je maar beter elders zijn, maar bij een zachte winter heb je je als blijver veel moeite bespaard en heb je straks de eerste territoriumkeuze, de beste nestplaats en sappig lentevoedsel in je directe leefomgeving.

    Ontegensprekelijk heeft ons opwarmend klimaat een belangrijke invloed op de verhouding tussen trek- en standvogels. Maar de weersomstandigheden zijn niet de enige bepalende factoren.

    Ook het rechtstreeks menselijk ingrijpen in het milieu ter plaatse en onderweg beïnvloeden mee de keuze van de gevolgde route, alsook het succes van die keuze. Als zangvogel afgeknald worden boven Italië en Noord-Afrika, in naam van ‘cultuur en traditie’, is net meteen een aan te bevelen reisweg.

     

    De effecten van menselijke tussenkomsten zitten soms waar je ze niet zou verwachten. Onderzoekers die vertrekkende ooievaars in Planckendael van een zendertje voorzagen en ze dan met een auto volgden, stelden jaren geleden al vast hoe belangrijk de vuilnisbelten waren in openlucht in Spanje als ‘wegrestaurant’ en tussenstop voor de trekvogels.

     

    Andrea Flack van het Max Planck Instituut voor Ornithologie en collega’s uit 11 instituten uit heel Europa en Afrika rapporteren nu dat vuilnisbelten uitgegroeid zijn tot meer dan wegrestaurants.

    Ze worden steeds vaker de eindbestemming en dit met goed gevolg zelfs.

    De onderzoekers voorzagen jonge ooievaars van acht populaties uit Rusland, Polen, Oezbekistan, Armenië, Duitsland, Griekenland, Spanje en Tunesië van hoge-resolutie-gps-zenders en 3-assige versnellingsmeters (een bewegingsverwerkingsmodule die de hoeksnelheid en de acceleratie kan opmeten) en volgden hun signalen 5 maanden lang.

    Zoals reeds geweten was, trokken de vogels uit de oostelijke landen tot in Zuid-Afrika, terwijl de vogels uit West-Europa en Tunesië niet dieper afzakten dan de Sahel.

    De Spaanse vogels vertrokken gemiddeld ruim een maand eerder dan de Armeense ooievaars. De Oezbeekse vogels trokken dan weer helemaal niet, waarschijnlijk niet wegens de aanwezigheid van vuilnisbelten in eigen land, maar wegens een ruim aanbod van viskwekerijen.

     

    Maar hoe divers hun individueel gedrag en reisweg ook was, er kwamen wel degelijk patronen naar boven. De vogels die de traditionele routes naar Afrika aanhielden, overleefden minder vaak dan de groep Duitse ooievaars die overwinterden op vuilnisbelten in Marokko.

    De vogels die zich onderweg op stortplaatsen bevoorraadden en zo hun route energie-efficiënter maakten, overleefden eveneens vaker.

    Voor ooievaars is het dus positief om zich in de buurt van mensen en de zegeningen van hun beschaving op te houden. 

     

    Maar dat vuilnisbelten goed zijn voor de natuur dat willen de onderzoekers niet gezegd hebben.


    Een moderne natuurliefhebber moet immers verder kijken dan de biologie en dus ook naar de ecologie. 

    Trekvogels maken, zoals alle wezens in de natuur, deel uit van ingewikkelde bio-netwerken.

     

    Ze bestrijden plagen – zowel in hun winter- als zomerverblijf – ruimen afval op, bestuiven bloemen, verspreiden ziekten, dienen als voedsel, zijn gastheer of tussen-gastheer voor andere dieren.

    Dat alles in een complex systeem van koppelingen en terugkoppelingen, waardoor een interventie op een bepaalde plaats elders een ongewenste beweging kan veroorzaken.

    Andrea Flack waarschuwt dat ingrijpen in de migratiepatronen wel eens onverwachte gevolgen zou kunnen hebben en dat het dus goed is om het onderzoek naar die effecten verder te zetten.

    Omdat die ecologische netwerken in duizenden jaren van evolutie hun evenwicht hebben gevonden, is de kans bovendien groter dat de gevolgen van ons ingrijpen negatief uitvallen.











    08-03-2016 om 10:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    28-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Promotiecampagne huismussennestkasten

     

    Heel recent onthulden de vogeltellingen zowel in Vlaanderen als in Nederland dat de huismus de primus blijft in de top-3 van de gevederde tuinbezoekers.

    Maar dat de huismus de meest getelde tuinvogel is, toch geeft dit een vertekend beeld.

    De soort gaat namelijk dramatisch achteruit. De laatste 3 jaren waren de slechtste ooit voor onze tsjilpende huisgenoot. In de stedelijke omgevingen zitten er doorgaans 4 bij elkaar en op het platteland worden er gemiddeld 5 samen gezien. Wetende dat huismussen in de winter zeer graag samentroepen, zijn dat bijzonder alarmerende lage waarnemingsscores.

     

    Om op grote schaal inzake afnemende huismussenpopulaties conclusies te trekken, is een gestandaardiseerde telling nodig, een telling die alle subjectieve waarnemingen en toevallige natuurlijke fenomenen uitsluit.

    Er is duidelijk vastgesteld dat er slechts weinig grote huismussenkolonies in Vlaanderen te vinden zijn en tussen de Vlaamse provincies onderling de aantallen grote verschillen vetonen.

    In de provincie Limburg kent de huismus de beste spreiding; ze werd in 71% van de tuinen opgemerkt.

    Echt grote groepen huismussen zijn eerder een rariteit geworden. Het schaarser worden van grotere groepen en broedkolonies wordt als een belangrijke oorzaak beschouwd voor de afname van de huismus. Grotere kolonies vormen immers belangrijke gemeenschappen.

    Het geïsoleerd geraken van broedparen impliceert meestal dat de soort het gebied snel zal verlaten.

     

    Om de huismussengroepjes in je tuin zekerheid te geven, is het belangrijk dat de bestaande broedplaatsen in de buurt worden behouden of dat er extra nestgelegenheid wordt aangebracht.

    Zachte winters zoals die van 2015-2016 kunnen een voordeel betekenen voor onze huismus; tijdens een lang broedseizoen kunnen immers meerdere broedsels worden geproduceerd.

    Bij de huismus kan dat oplopen naar 2, soms 3 broedsels.

    Dat verklaart alvast de diepe val na 2013, toen het tot ver in de lente bleef winteren.

    Zowel in de winter als in de zomer hebben mussen behoefte aan veilige plekjes in de omgeving: een dichte haag, waarin ze kunnen schuilen, voldoende broedplaatsen of nestkasten.

     

    Met vereende krachten kunnen we het verschil maken

     

    Samen met natuurminnende verenigingen, de Wandelclub De Parkvrienden Zaventem, Natuurpunt Zaventem-Nossegem, Sterrebeek 2000 en de plaatselijke Milieudienst wensen de Kille Meutel Vogelvrienden de inwoners te sensibiliseren voor de actie ‘Red de Zaventemse Straatket!’

    Met onze vrijwilligerswerkgroep pogen we om de bedreigde en slinkende huismussenpopulaties in Groot-Zaventem minstens in stand te houden.

    Al hebben reeds diverse initiatieven (tellingen, gerichte en herhaalde waarnemingen, een partnerschap met Vogelbescherming Vlaanderen en Vivara) ons toegelaten interessante gegevens te centraliseren (via een zelf bedachte observatiemethode en inventariseringssysteem), toch hebben we nog geen situatieschets, noch totaalbeeld van de 4 deelgemeenten.

    Het is na jaren intensieve observatieoefeningen duidelijk dat men pas van representatieve huismussenaanwezigheid kan spreken als dit aan de hand van herhaalde waarnemingsmomenten (op geregelde tijdstippen) kan worden aangetoond.

     

    Ondertussen proberen we voor het 3de opeenvolgend jaar een nieuwe troef uit: één van de uitgeteste huismussennestkastmodellen, dat na 2 jaar observatie bij nestelende huismussen in de smaak viel, hebben we in een gelijkaardig houten bouwpakketversie laten klaar zagen. Schrijnwerker van dienst is natuurambassadeur en tevens recent oprichter van de huismussenwerkgroep in zustergemeente Koksijde, Eddy Vandenbouhede.

     

    Waar ideale omstandigheden toelaten huismussenestkasten te hangen, kunnen gemotiveerde enthousiastelingen de lokale huismussenwerkgroep contacteren om concreet af te spreken.

     

    Vanuit educatief perspectief werden hierbij ook de lokale scholen nauw betrokken, die reeds via diverse kanalen bijkomende informatie verkregen.

    Bedoeling is bevlogen en gedreven milieubewuste leerkrachten uit de diverse lerarenteams als ankerpersoon / aanspreekpunt op te nemen in de huismussenwerkgroep, zodat het netwerk in de geest van ‘citizen science’ met vogelliefhebbers en ‘huismussenspotters’ in het bijzonder kan aangroeien.

     

    Voor onderwijsinstellingen hebben de Kille Meutel Vogelvrienden het plan opgevat en hiervoor ook de nodige financiële steun gekregen om kosteloos een helemaal afgewerkt huismussenhotel (samengesteld uit 5 groene huismussennestkasten) te schenken. Daarenboven wenst de plaatselijke huismussenwerkgroep deze natuurambassadeurs te ondersteunen met didactisch en educatief materiaal zodat de school haar participatie aan de actie in een concreet milieuvriendelijk project kan inpassen.

     

    De huismus, eminent lid van ons patrimonium

     

    Al eerder had Robert Podevijn ons getipt via het doorsturen van een link die naar een uitzending ‘Les moineaux, les meilleurs amis de l’homme’ van Le Jardin Extraorinaire over de huismus verwees.

    Helaas konden maar weinigen de knappe beeldreportage bekijken daar de documentaire film slechts 10 dagen op de videosite van de RTBF kon worden geraadpleegd.

    Gastspreker in de uitzending was ornitholoog, Didier Vangeluwe, werkzaam in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, die vrijdag 26/02 in Sint-Gillis een voordracht gaf en de bezoekers te woord stond met vragen over het behoud van huismussenpopulaties in de hoofdstad. Enkele aandachtspunten werden onder de loep genomen:

     

    ·         volgens Didier Vangeluwe, ook hoofd van de Belgische Ringdienst, heeft men te lang gewacht (namelijk tot het jaar 2000) eer men eraan gedacht heeft de vogelsoort te ringen.

    Immers, het ringen van vogels is een belangrijk instrument voor de monitoring en de studie van in het wild levende vogelpopulaties. Het principe van het individueel merken laat toe richting en modaliteiten van de vogeltrek te bestuderen alsook de populatiedynamica en de evolutie op te volgen van vitale parameters (geboorte, overleving, doodsoorzaken). De huismus is geen ‘trekker’ en daarom is het des te belangrijker te inventariseren waar precies de huismus voorkomt;

     

    ·         er is onmiskenbaar een gebrek aan nestgelegenheid in de hoofdstad, waaraan inwoners evenwel kunnen remediëren door passende en uitnodigende nestkasten te hangen;

     

    ·         van de massa zendmasten, die elektromagnetische straling gebruiken om te communiceren met gsm of andere draadloze toestellen, kan tot nu toe wetenschappelijk onderzoek niet bewijzen dat deze straling schadelijk is voor de gezondheid of niet, maar huismussen blijven er wel ver van weg;

     

    ·         het is onweerlegbaar dat vergiftiging van uitlaatgassen door roet (ultra)fijn stof en benzeen in loodvrije benzine een gezondheidsimpact hebben en de luchtverontreiniging ook de huismussen treft;

     

    ·         pesticiden die dienen om bepaalde insecten, planten of andere ongewenste organismen te doden zorgen voor een voedseltekort (hoofdzakelijk gebrek aan insecten) tijdens de broedperiode;

     

    ·         huismussen leven al eeuwenlang in de omgeving van de mensen. Vroeger broedden ze massaal onder de daken van huizen en zochten op akkers naar graan. Door de verstedelijking is ons land steeds kaler en schoner geworden. Veel daken zijn door moderne woningbouw voor de huismus ontoegankelijk geworden en graan- en korenvelden hebben plaats gemaakt voor industrie.

     

    ·         de grootste groep predators die de huismussen bedreigen zijn de 2 miljoen katten die 23 miljoen vogels per jaar verdelgen …











    28-02-2016 om 19:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    19-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De behoedzame strandjutter


    Deze olijfbruine en helderwitte steltloper, behorend tot de familie der strandlopers en snippen, is gemakkelijk te herkennen aan het constante, ritmisch op-en-neer wippen van het achterlichaam en de meebewegende kop.

     

    In de vlucht is hij net zo kenmerkend: hij blijft laag en gebruikt een stijve gebogen fladderende vleugelactie. De opvallendste kenmerken aan het vederpak zijn de witte krul tussen de vleugelboeg en zijborst, alsook de witte vleugelstrepen.

     

    Hij foerageert aan de rand van kleine modderpoelen en waterplassen, langs stromen en de oevers van meren, waar hij insecten oppikt van modder en stenen of drijvend op het wateroppervlak. De oeverloper gaat zelden diep op zoek naar prooien in het slijk of in het water.

    Goed observerend waadt de oeverloper langs de waterkant, steeds met een oogje net boven de waterspiegel gericht.

     

    De balts bestaat uit snelle vluchten boven heldere en stenige stromen waarbij hij goed gebruik maakt van het witte onderste vleugelpatroon, maar ook van het frequente vocale contact met luid trillende en ritmische hoog welluidende roepen.

     

    Natuurontwikkelingsprojecten langs de grote rivieren lijken gunstig te zijn voor de oeverloper. De meeste broedgevallen worden gemeld in gebieden waar rivieren weer kunnen meanderen (slingerende bochten maken) en waar grootschalige kleiwinning is toegepast precies om de loop van de rivier meer ruimte te geven. De rijkdom aan beschutte, zandige tot modderige oevers in dergelijke terreinen is ideaal voor de oeverloper. Lage voorjaarswaterstanden lijken gunstig te zijn vanwege de droogvallende oevers.


    Wie een eerder verschenen bijdrage over de oeverloper (identiteitskaart) wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief het artikel raadplegen verschenen op 21/08/2009











    19-02-2016 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    14-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spaanse mus – huismus: de verschilpunten


    Om de diversiteit tussen beide mussensoorten fysiek te verduidelijken, bezorgde natuurfotograaf  Pieter Cox  2 reeksen foto’s van enerzijds de Spaanse mus (in Spanje getrokken), anderzijds van de huismus in onze streken. Al zijn de karakteristieke kenmerkende verschillen voor vogelliefhebbers (geen ornithologen) – niet meteen evident, toch levert dit beeldmateriaal een dankbaar bewijs.

     











    14-02-2016 om 20:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spaanse mus


    Eigenlijk is deze mus een Zuid-Oost-Europese vogel die niet enkel in Spanje voorkomt. Ook in Sardinië, Sicilië en de Balkan.

     

    De Spaanse huismus is moeilijk te onderscheiden van de huismus en zijn Italiaanse ondersoort; in Italië lijkt de mus een tamelijk stabiele hybride te zijn van de Spaanse mus en de huismus.

    De vogel is heel sociaal en af en toe te zien in dichte vluchten (zwermen), maar is wel minder aan menselijke aanwezigheid gebonden.

     

    Als de huismus schaars is, kan zij in steden de rol ervan overnemen, maar het is voornamelijk een vogel van het boerenland omringd door natte en drassige gebieden met wilgenstruiken.

     

    Vergeleken met de huismus is de Spaanse huismus levendiger en fraaier gekleurd (meer contrasterende kleuren).

    Het verenpak van het mannetje is kastanjebruin op de bovenzijde en vertoont op de vleugels en flanken een mix van roomkleurige en pikzwart gekleurde strepen; de vuilwitte onderzijde is zwart gevlekt.

    De kruin vertoont een roestbruine kap, een opvallende witte wenkbrauwstreep en oorstreek, alsook de kenmerkende grote helderwitte wangvlek. De stuit is bruin, de staart is zwartbruin. Keel (bef) en borst zijn helemaal zwart.

     

    Het vogeltje haalt een lichaamslengte die varieert tussen 14 en 16cm, heeft een spanwijdte die reikt tussen 20 en 22cm en heeft een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 20 en 25g.

     

    Het vogeltje maakt een groot nest van gras in heesters of in de basis van het takkennest van een ooievaar of reiger, vaak in grote wilgen of andere begroeiing van nat land in kolonies. In de periode april – juli zijn er doorgaans 2 legsels, die 3 tot 7 eitjes kunnen bevatten.

     

    Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden en bessen, meestal van de grond; de kuikens worden ook met insecten gevoerd.

     

     











    14-02-2016 om 20:07 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    07-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Graan voor gorzen

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt: De Geelgors in Vlaams-Brabant – Verspreiding en beheer

     

    De soort is herkenbaar aan het weinig opvallende koppatroon, gele veerpartijen op kop en onderdelen, een rosse stuit en witte buitenste staartpennen. De hoeveelheid geel kan sterk variëren en kan vooral bij mannetjes erg opvallen.

     

    De geelgors heeft een opmerkelijke zang, een serie van 5 tot 7 noten, die veel weg heeft van de aanzet van de 5de symfonie van Beethoven. De korte roepjes zijn moeilijker te omschrijven, maar lijken het meest op ‘trp’, dat vaak wordt herhaald en een scherper ‘tsit’ als alarmroep.

     

    De geelgors kent een gevarieerd leefgebied. De geprefereerde biotopen kunnen worden omschreven als overgangssituaties in een structuurrijk landschap: overgangszones tussen bos en/of struweel enerzijds en open landschap anderzijds, tussen jonge aanplantingen en kaalgekapte bossen, tussen cultuurlandschappen met kleine landschapselementen of boomgaarden en structuurrijk struikgewas, heide en ruig grasland en uiteenlopende types van parkachtige landschappen.

    Heterogeniteit blijkt een belangrijke factor in de habitatkeuze.

    Onderzoek heeft aangetoond dat de aanwezigheid van een strook kruidachtige vegetatie, grenzend aan een houtkant, eveneens een belangrijke invloed heeft op de territoriadichtheid. Deze perceelranden met grassen en onkruiden vormen een belangrijke voedselbron voor geelgorzen tijdens het broedseizoen.

     

    De redenen waarom het bestaan van de geelgors wordt bedreigd zijn divers en grotendeels bekend.

    De geelgors is bij uitstek een vogel van kleinschalige landschappen.

    Ruilverkavelingen hebben zonder twijfel in het nadeel van de soort gespeeld.

     

    Het gebruik van pesticiden in agrarische gebieden dringt het aantal insecten drastisch terug. Grote monotone akkerlandschappen worden quasi volledig ‘gesteriliseerd’. Het gebruik van herbiciden, insecticiden en fungiciden in België is bij de hoogste in Europa.

     

    De verhoogde productie-efficiëntie heeft bovendien tot gevolg dat enkele weken na het oogsten de resterende zaden worden ondergeploegd bij het zaaien van een wintergewas.

    Langdurige stoppelvelden zijn in Vlaanderen een zeldzaamheid geworden. De braaklegregel is in 2007 afgeschaft.

     

    Recente veranderingen van teelten zijn voor de geelgors en andere akkervogels nefast. Maïsteelt, die een aanzienlijk percentage van het landbouwoppervlak inneemt, is zowel op vlak van voedselaanbod en als broed- en foerageerhabitat quasi ongeschikt. Door de hoge bemestingsgraad en het gebruik van efficiënte bestrijdingsmiddelen in maïsakkers krijgen andere planten weinig groeikansen. Bijgevolg zorgt het tekort aan akkerkruiden (en insecten) voor voedselgebrek.

     

    Het hooilandbeheer dat ooit moest dienen voor de productie van hooi als wintervoer voor vee op stal is haast volledig vervangen door de productie van ‘kuilvoer’. Zowel snijmaïs als grassen worden ingekuild. Soortenrijke hooilanden zijn vervangen door zwaar bemeste, eenvormige graslanden, met weinig ecologische waarde.

     

    Campagne: ‘Je hebt meer buren dan je denkt’

     

    Dit initiatief van de provincie Vlaams-Brabant wil de (lokale) biodiversiteit helpen behouden. Een samenwerking van de provincie, gemeenten, regionale landschappen en andere organisaties gaan aan de slag met ‘koesterburen’, gemeenten die symbool staan voor de unieke biodiversiteit in hun leefgebieden.

    De geelgors werd geadopteerd door 18 gemeenten, waaronder Zaventem.

     

    Een getuigenis van Robin Geulinckx: Natuurpunt bouwt een netwerk van akkerreservaten uit met het project ‘Graan voor gorzen’

     

    https://www.youtube.com/watch?v=VUr-g-lcIkE

     

    Wie een eerder verschenen bijdrage wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief het volgende artikel opdiepen:

     

    24/03/2013      De geelgors











    07-02-2016 om 21:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kleinste uit de reigerfamilie

     

    De huidige dichtstbijzijnde broedplaatsen liggen in de Camargue in Zuid-Frankrijk en in de visvijvermoerassen van La Dombes, ten noorden van Lyon. In de regio Lombardije in Noord-Italië behoort de ralreiger samen met de blauwe reiger en de purperreiger tot de belangrijkste broedvogels. Samen met de kwak, de kleine zilverreiger en het woudaapje broeden ze daar in 13 verschillende reigerkolonies te midden van zeer uitgestrekte rijstvelden.

     

    Wie een eerder verschenen bijdrage over de ralreiger wenst te lezen, kan via de zoekmachine in het archief een artikel vinden, verschenen op:

     

    26/05/2013      De ralreiger

     

     











    31-01-2016 om 19:29 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De natuurfotograaf zelf aan het woord

     

    Er zijn tientallen beschrijvingen te vinden van Lesbos als vogelparadijs.

    Vele reizen beginnen bij Skala Kalloni. Ver van de drukte van Mytelini is dit een uitstekende uitvalsbasis voor een voorjaarsreis naar het Griekse eiland. Er zijn weinig bestemmingen die zo ingericht zijn op natuurreizen als dit wondermooi eiland. Alles is goed bereikbaar, routes zijn beschreven en locaties gedocumenteerd.

    Al vaker is op dit blog gezegd dat het knap in beeld brengen van een gegeerde vogel binnen zijn biotoop van natuurfotografen nogal wat geduld vergt en ook een stevige portie ecologische voorkennis.

    De meeste fotografen willen liefst in de meest comfortabele omstandigheden beelden schieten. Maar als zich unieke kansen voordoen om een vogel op zijn verlanglijstje te trekken, durft onze huisfotograaf, Wim Dekelver, wel vaker straffe toeren uithalen om zijn gedrevenheid en passie voor de natuur te vereeuwigen.

    Het is de kunst natuurgebieden zo weinig mogelijk te verstoren en respect te betonen voor fauna en flora en niet iedereen slaagt daar in, zoals jullie hieronder uit zijn reportageverhaal kunnen lezen.

     

    the making off’: de ralreiger

     

    De foto’s werden genomen aan de wetlands, naast de Kalloni zoutpannen in Lesbos (mei 2014).

    Op een ogenblik kom ik daar voorbij gereden en zie een fotograaf (blauwe cirkel – gsm foto) op het einde van de ‘landtong’ liggen, terwijl hij van kortbij een ralreiger fotografeert. Veelbelovend, dus dat wou ik ook wel eens proberen.

    Maar plots, terwijl de ralreiger op 10m van hem vandaan is, veert hij recht en steekt vloekend beide handen in de lucht. Die ralreiger ribbedebie natuurlijk.

    Blijkt dat deze slimmerd zijn geheugenkaartje vol is en dat de reservekaartjes in zijn wagen liggen.

    Dubbel domkop natuurlijk: deze moet je op zak hebben en plots opspringen als je in de directe buurt van een ralreiger bent, is ook niet bijster snugger. Maar mijnheer ‘Leeghoofd’ had zijn foto’s en de rest kan dan maar stikken.

    Ik rij dus door, hier valt de eerste uren niets meer waar te nemen.

     

    Maar als ik later op de dag terugkom, is alles weer rustig.

    Ik besluit de ± 30m vanaf de weg tot aan het laatste struikje af te leggen in de dekking van de struiken op de zijkant (blauwe pijl, de X staat voor de plaats waar de ralreiger zat), gezeten op mijn achterwerk (sluiptechnieken geleerd in het ABL kon ik vanwege mijn rugproblemen niet toepassen). 

    Mijn fototoestel met zware telelens op statief vóór mij geplaatst en dan metertje per metertje verzetten is de enige mogelijkheid. Natuurlijk constant de ralreiger in het oog houdend en alleen bewegen als die de andere kant opkijkt. Maar tot mijn grote verwondering lukte het mij om tot aan die laatste struik te komen zonder de ralreiger op te schrikken. Daar zit ik dan kortbij en met een laag standpunt, namelijk op ideale ooghoogte van de reiger .

    Gedurende 3 uren heb ik daar zo gezeten en maakte zo’n 750 foto’s.  De ralreiger kwam zeer kortbij, tot op zo’n meter of  7 schat ik, heel indrukwekkend.

    Ik heb dan wél gewacht tot de reiger weggevlogen was, voor ik aan de terugweg begon.

    Het zijn misschien niet mijn allerbeste foto’s, maar ik heb nooit meer voldoening gehad aan mijn momentopnames dan bij deze.

     

    Wie een eerder verschenen artikel over Lesbos wenst te raadplegen, kan in het archief op zoek gaan naar de bijdrage verschenen op:

     

    22/06/2014: Bijeneters op Lesbos

     

    Vanavond volgt nog een reeks van 5 foto’s van de merkwaardige ralreiger











    31-01-2016 om 19:06 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    27-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kauw in de kou

     

    Geraadpleegde bronnen:

     

    ·         Natuurpunt: vogelexpert, Gerald Driesen 

    ·         Persbericht: Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Tijdens de jongste vogeltelling werd reeds gemeld dat de kauw, een kraaiachtige voor het 3de jaar op rij de vaakst waargenomen vogel was op de Vlaamse speelplaatsen.

    Nooit eerder namen zoveel scholen deel aan de vogeltelling.

    Minstens 4 400 leerlingen telden meer dan 8 600 vogels op de speelpleinen.

     

    De speelplaats blijkt vooral interessant voor grotere vogels zoals de merel, houtduif, zwarte kraai en kauw.

    Toch bleken ook kleinere typische tuinvogelsoorten zoals pimpel- en koolmees, roodborst en huismus in ongeveer de helft van de scholen voor te komen.

    Ook bijzondere verschijningen als de grote bonte specht, de zwarte mees en de staartmees werden frequent opgemerkt, op ongeveer 5% van de speelplaatsen.

     

    Hier en daar lieten ook puttertjes (distelvinken), boomkruipers en goudhaantjes zich zien.

    Vooral scholen die over een langere periode en met regelmaat voederden, kregen hogere aantallen en meer soorten over de vloer.

    Immers, vogels hebben altijd een gewenningsfase nodig vooraleer ze een nieuwe voederplaats vertrouwen. Zeker op plekken waar veel mensen komen, zoals op de speelplaats.

     

    Versoepelde afwijkingsprocedure treft ook de kraaiachtigen

     

    Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen zijn verontwaardigd over de beslissing van de Vlaamse regering om spreeuw, kraai, kauw, ekster, gaai en over zomerende brandganzen ‘vogelvrij’ te verklaren.

    Deze vogels zijn immers beschermd door de Europese Vogelrichtlijn.

    Een drastische maatregel zoals bestrijding moet dan ook gestoeld zijn op wetenschappelijke gegevens, moet schade effectief helpen vermijden en mag geen impact hebben op andere soorten.

    Met deze recente wijziging is aan geen van die voorwaarden voldaan. Het is dan ook voor Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen evident dat deze dwaze beslissing drastisch dient teruggeschroefd.

     

    In 2009 besliste de Vlaamse regering om een speciale afwijkingsprocedure te voorzien voor de bestrijding van spreeuw, kraai, kauw, ekster, gaai, kokmeeuw en zilvermeeuw.

    Sindsdien kunnen deze vogels worden gedood na een eenvoudige melding aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Geen antwoord 48 uur na de melding, betekent toestemming.

    Die al te vrijblijvende afwijkingsprocedure werd vorige vrijdag nog versoepeld ondanks het herhaaldelijk protest van Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen.

    Het wordt nu heel gemakkelijk om die vogels uit de weg te ruimen, zelfs al zijn deze wettelijk beschermd.

    Daarnaast zijn Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen sterk gekant tegen het gebruik van methodes zoals gas- en luchtdrukwapens, niet-selectieve vangkooien, trechtervallen en akoestische lokmiddelen. Die methodieken hebben altijd een onbedoelde impact op andere beschermde dieren en veroorzaken onnodig dierenleed.

     

    Het boek ‘De kauwentuin’

     

    De Kempense beeldende kunstenaar Achilles Cools is best tevreden met zijn tuin rond het kauwenhuis.

    In Geel, te midden van een landbouwgebied, houdt hij de biotoop van honderden dier- en plantensoorten in stand. Het lijkt wel op een wildernis, maar eigenlijk zijn de tuinen authentieke biotopen. Samen met een 60-tal kauwen woont hij in het met klimop en wilde wingerd overwoekerde kauwenhuis, vlakbij het natuurreservaat ‘De Zegge’.

    Wanneer hij de tuin betreedt, vliegen eksters, gaaien en zangvogels geschrokken op.

    Alleen de kauwen blijven. Zij kennen de kauwenvriend en aanvaarden zijn aanwezigheid in hun midden.

    Het boek is een uitzonderlijk natuurverhaal met fascinerende observaties over de manier waarop vogels met mensen en mensen met vogels omgaan: gelijkwaardig.

    Kauwen zijn echte individuen met vaak sterke persoonlijkheden. Veel van hun gewoonten doen denken aan menselijk gedrag. Ze doen ons inzien hoeveel dierlijke erfenissen de moderne mens nog in zich heeft. Te midden van al dat evenwaardig leven leert de mens zichzelf en de wereld beter begrijpen.

    Kauwen kennen liefde en haat, strikte monogamie, maar ook overspel, homoseksualiteit, hiërarchie en carrièreplanning, leugen, bedrog, diefstal, maar ook altruïsme en onderling hulpbetoon, spel, droom, apathie en frustratie.

     

    De intelligentie van het kraaienbrein

     

    Dat kraaiachtigen zeer intelligente dieren zijn, is al langer bekend. Hoe ver hun begrip gaat en welke strategische beslissingen zij nemen, blijkt nu uit wetenschappelijk onderzoek door neurobiologen van de universiteit van Tübingen.

    De probleemoplossende vermogens van kraaiachtigen zijn zeer gunstig voor hun overlevingskansen. Omdat kraaiachtigen (kauwen, kraaien, raven, eksters, roeken) zelfs gereedschap aanwenden om hun doel te bereiken, een uitstekend geheugen hebben en hun gedrag afstemmen op de verwachte reacties van soortgenoten, noemen gedragsbiologen ze ook wel ‘gevederde primaten’. Al steken de hersenen van vogels fundamenteel anders in elkaar dan die van zoogdieren, waaronder de primaten (apen en half-apen), toch lijken de breincellen, die betrekking hebben op het nemen van beslissingen, vergelijkbaar te werken.

    De vermogens van het kraaienbrein blijken onder meer uit een puzzel die kraai ‘007’ oplost in onderstaande video.

    Dr. Alex Taylor bestudeert wilde kraaien gedurende 3 maanden en laat ze daarna weer vrij.

    Hij heeft een opdracht bedacht die uit 8 stappen bestaat. De vogel analyseert snel het raadsel voor hij aan de slag gaat. Hoewel het een moeilijke opdracht is, voert hij deze stapsgewijs correct uit.

    Hoe hij uiteindelijk zijn beloning – een lekker hapje – te pakken krijgt, is wonderbaarlijk slim.

     

    http://www.piepvandaag.nl/intelligentie-kraaienbrein/












    27-01-2016 om 18:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.15de editie van ‘Het Grote Vogelweekend’

     

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt

     

    Tel zaterdag en zondag je tuinvogels!

     

    Dit weekend biedt zich een interessante editie van het 15de telweekend aan.

    Na een periode van zacht ‘herfstweer’ krijgen we toch een winterprikje te verwerken.

    Die koude golf heeft zich langzaamaan vanuit het noorden over onze contreien gespreid, wat merkwaardige gegevens kan opleveren.

     

    Natuurpunt roept iedereen op om tijdens het weekend minstens een half uur post te vatten in de tuin of vanuit een panoramische uitkijkpost de vogels te tellen.

    Het is de bedoeling dat de vogelspotters bijhouden hoeveel vogels ze tegelijkertijd te zien krijgen.

    Je vindt op www.vogelweekend.be alle informatie die je helpt bij het invoeren van je waarnemingen:

     

    ·         http://vogelweekend.natuurpunt.be/voederen/ Vuistregels van het vogelvoederen

    ·         http://vogelweekend.natuurpunt.be/vogels/ Herken de vogels

    ·         http://vogelweekend.natuurpunt.be/hoe-tel-je-vogels/ Hoe tel je de vogels?

    ·         http://tuintelling.be/vogelweekend/ Geef je telling via dit formulier door

     

    Met die data kunnen trends in de aantallen en de verspreiding van tuinvogels op grote schaal

    worden onderzocht. Daarnaast is het ook een ideale gelegenheid om mensen in contact te brengen met het fascinerende leven van onze gevederde tuinbezoekers en om het belang van voederen duidelijk te maken.

    De kans lijkt reëel dat de huismus stand houdt en de meest getelde tuinvogel blijft. Niet omdat de soort toeneemt, wel omdat de andere soorten net iets minder aanwezig lijken dit jaar. Dit geldt zeker voor zijn belangrijkste mededinger: de vink.

    Huismussenpopulaties die in een woonwijk op diverse voederplaatsen terecht kunnen, troepen in de winter steevast samen, wat een redelijke garantie biedt op een niet ongemerkt bezoek.









    15-01-2016 om 19:13 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zuunvallei

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt


    De Zuunbeek stroomt in de groene Brusselse rand van het zeer landelijke Pajottenland naar de verstedelijkte Zennevallei.


    Voor verrassend open en diverse natuur met steenuilen, broedende slobeenden, maar ook wasplaten (echte graslandpaddenstoelen) moet je in de Zuunvallei zijn, die heel het jaar door vrij toegankelijk is via aangelegde wandelpaden.


    Deze zeldzame zwammen zijn indicatorsoorten voor voedselarme, permanente graslanden, die weinig worden verstoord.


    Eén van de meest voorkomende wasplaten, die verschijnt bij beginnende verschraling, is de Zwartwordende wasplaat. Ook het Sneeuwzwammetje en de Hooilandwasplaat zijn soorten die je geregeld opmerkt. Op zuurdere bodems zal je eerder het Gewoon vuurzwammetje zien opduiken. De aanwezigheid van het Papegaaizwammetje wijst dan weer eerder op zwaardere bodems.


    Zowel de Zuun- als de Bosveldwandelroutes lopen maar voor een klein stuk ‘Oude Zuun’ & ‘Volsembroek’ door het natuurgebied. Infoborden verschaffen bijkomende uitleg.


    De Oude Zuun ligt aan de rand van Brussel in het gelijknamige gehucht Zuun.


    Het natuurgebied wordt gekenmerkt door een zo goed als intact kleinschalig landschap met bomenrijen, poelen, hagen rondom een oude afgesneden beekmeander (bocht) van de Zuunbeek. Op de vochtige hooilanden vind je een bonte waardevolle bloemenpracht.

     

    Het ‘Volsembroek’ ligt in de brede Zuunvallei, dicht bij de dorpskern van Sint-Pieters-Leeuw. De moerassige weilanden staan vaak onder water en zijn begroeid met grote zeggen (kruidachtige plant met grasachtig uiterlijk) en russen (bloembiezen, die lange wortelstokken vormt). Het natte gebied wordt druk bezocht door talrijke (water)vogels.


    Het landschap rond ‘De Weyden’ is verrassend open. De stadsrand lijkt hier erg ver weg.


    Tijdens de lente kleuren gele dotterbloemen de natte weiden. Een andere parel is de ‘Baesberg’ in Oudenaken. Zoals de naam laat vermoeden is het een sterk glooiend gebied, dat zich uitstrekt in de kleine zijvallei van de Beysbeek. Het kleine, maar wondermooie bronbos bevat naast zuiver water ook heel wat ‘oude’ bosflora, zoals bosanemoon, slanke sleutelbloem, keverorchis en eenbes (de vrucht is een dikke blauwzwarte bes).


    De sterk hellende weiden bevatten een totaal andere begroeiing dan in de natte Zuunvallei.


    De meest opvallende gasten daar zijn weide-paddenstoelen.


    Planten zoals bosbies, veldrus en dotterbloem in de ‘Oude Zuun’ wijzen op de aanwezigheid van kwelwater of opstuwend grondwater. De ‘Oude Zuun’ is ook een oase voor allerlei vogel- en insectensoorten. Door de vele poelen en sloten zitten er bovendien veel amfibieën.


    De Zuunwandeling leidt je ook langs een mooie gemengde haag met meidoorn, sleedoorn, haagbeuk, egelantier en rode kardinaalmuts.


    De vogelkijkwand in het ‘Volsembroek’ biedt een vrij zicht op het open moerasdeel, waar je altijd wel wat kan beleven.


    Naast de wilde eend, blauwe reiger, meerkoet en waterhoen broeden er minder voorkomende soorten, zoals kuifeend, krakeend, slobeend en dodaars, waarvan opnieuw een reeks mooie foto’s bij deze bijdrage zijn bijgevoegd.


    In 2013 breidde de ‘Oude Zuun’ fors uit met een populierenbos. Om het natte gebied te herstellen werd het bos gerooid en omgevormd tot een ruig weiland. Een oude verwaarloosde hoogstamboomgaard vervoegde in 2008 de ‘Oude Zuun’ en kreeg een volledige herinrichting. De kleine steenuil is er een vaste broedvogel.


    Er werden nieuwe bomen geplant van streekeigen oude appelrassen zoals Grawijning, Berglander, Dubbele Speeckaert en de vroeger in de streek bekende kleine Jefkespeer.


    Het Volsembroek wordt in het zomerhalfjaar beheerd door een kudde ‘gallowayrunderen’. Deze zachtaardige langharige Schotse hooglandrunderen houden de vegetatie kort en open.


     


     



     











    09-01-2016 om 16:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing
  • Paul en Betty, het eerste koppel zeearenden in België
  • De fuut als voorbeeld van wat een ‘perfect koppel’ kan zijn

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    animaties
    www.bloggen.be/animati
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs