Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Daar we stilaan in
feeststemming geraken naar aanleiding van de tinnen jubileumviering van de
Kille Meutel Vogelvrienden, die half oktober in de heimat t Hof Van Hamme plaatsvindt,
is het moment aangebroken om onze natuurfotografen even voor het voetlicht te
plaatsen.
De pluim van de maand
voor uit de Nieuwsbrief 66 maart 2014
Het natuurgebied De
Kuifeend en de Grote Kreek, voorzien van kijkhutten en wanden, wordt niet
alleen bezocht door vogelspotters.
Ook natuurfotografen
weten de uitkijkposten, beschut tegen weer en wind met een venster naar unieke
locaties erg te waarderen. Het biedt hen de kans heel wat vogels te
fotograferen die in hun natuurlijke
habitat geregeld dichtbij zitten.
Eén van de
natuurfotografen van het eerste uur is Wim
Dekelver, een heel
vriendelijke en charmante man, vlot in de omgang en altijd bereid een babbeltje
te slaan.
Heel frequent levert Wim
prachtige fotos die vaak ook een plaatsje in de nieuwsbrieven krijgen.
Wim zag voor het eerst
het levenslicht op 1 december 1953 en vertoefde meer dan 50 jaar lang als
geboren en getogen Diegemnaar vlakbij het einde van de 25R-startbaan van de
naburige luchthavengemeente.
Zijn humaniora voltooide
hij op de schoolbanken van Sint-Joris Brussel en in 1978 behaalde hij het
diploma van architect aan de Sint-Lukas Hogeschool, eveneens in de hoofdstad.
Tot eind 1983 oefende
hij samen met een studiegenoot, dit beroep met veel enthousiasme uit.
Toch liep het met de
bouwcrisis in het land niet van een leien dakje om woningbouwers te vinden. Kooplustige
klanten waren dun gezaaid.
Het toeval wilde dat in
die periode Wims vader de riem wou afleggen om van een welverdiend pensioen te
genieten. Wim besloot toen om het bloeiend familiebedrijf, een zaak in
hobbyvoeders, gespecialiseerd in mengsels voor sportduiven, later ook voor
andere vogels, over te nemen. Het was geen gemakkelijke beslissing, maar Wim koos
voor werkzekerheid.
Hij verzeilde in een Antwerpse
firma, gespecialiseerd in vogelvoer, waar hij een nieuwe beroepsuitdaging aannam.
Immers hij kreeg in Schoten de leiding over een productie-eenheid waar
zaadmengsels met kwaliteitsvoeding voor diverse vogelsoorten machinaal worden
gevuld.
Hier ontmoette hij ook
zijn huidige levenspartner, Marina met wie hij intussen bijna 7 jaar
samenwoont. Beiden hebben ze elk twee kinderen, allen twintigers.
Door een bijna
noodlottige val in december 3 jaar geleden deed Wim na een half jaartje
revalidatie zijn wederoptreden en kreeg een veiligere administratieve functie
in hetzelfde bedrijf toegewezen. Al ondervindt hij frequent een hinderlijke
pijn, klagen doet hij niet.
Sinds kort verhuisden Marina
en Wim naar Berendrecht, niet ver van de Opstalvallei en op een boogscheut afstand
van De Kuifeend en de Grote Kreek.
Fotografie zat Wim
blijkbaar in de genen. Vader Dekelver fotografeerde al van in zijn jeugdjaren.
Een microbe die ook Wim te pakken kreeg en hem aanspoorde zich reeds tijdens
zijn studententijd aan fotografie te wijden.
Toen de kinderen Jo en
Geert, alle aandacht opeisten, liet Wim een tijdje het fototoestel links
liggen.
Toch wist zoon Jo nu al 7
jaar geleden met digitale fotografie opnieuw het spreekwoordelijk beestje bij
zijn pa weer aan te wakkeren.
Een foto-shoot van
reigers in het Maria-ter-Heide- park in Brasschaat zorgde ervoor dat Wim weer
echt de smaak te pakken had. Hij wierp zich vanaf dan volop op
natuurfotografie, een heel tijdrovende hobby toch wel, maar zo uitdagend spannend.
Alle natuurfotografen
verblijven soms urenlang in kijkhutten het fototoestel in de aanslag om
eensklaps wanneer een vogel voorbij zwemt of vliegt met een salvo van
tientallen beelden de momentopname te vereeuwigen.
Naast het fotograferen
kan Wim recent een trotse opa geworden vooral genieten van de rust in de
natuur en van het aangename gezelschap van de vele vrienden, die dezelfde
passie delen.
Inmiddels zoals jullie
in eerder verschenen bijdragen op dit blog al konden merken heeft Wim het
vogelparadijs Lesbos bezocht en komen er nog meer fraaie fotoreeksen!
Hij dweept met de idee
een eigen website op te starten, die allicht concreet vorm zal krijgen in de
aanloop van de periode wanneer hij ook beslist een punt achter zijn
beroepsloopbaan te zetten.
De
Birdyfans zijn onze huisfotograaf bijzonder dankbaar voor zijn altijd verzorgde
knappe fotoreportages die de educatieve blog sedert hij voornamelijk instond
voor het illustratieve luik een stevige boost heeft gegeven!
Vandaag snel
nog even de nestkast een beetje schoongemaakt. De eerste bezoekers zijn ook
alweer langs geweest en vonden het er waarschijnlijk een bende en tijdens de
avond wordt de nestkast nog steeds gebruikt als slaapplaats.
06/04/14
Na een week
van bouw en aan het wel zeer professionele nest is het eerste ei gelegd en
vandaag staat de teller reeds op 8 stuks.
13/04/14
De mezen
vonden 8 eieren wel voldoende en zo is Ma Mees begonnen met de broed. Dit duurt
gemiddeld zon 12 dagen; dus als naar wens verloopt, kunnen we op 25/04/14 de eerste
jongen verwachten. Op de foto heeft Pa Mees net iets te eten gebracht.
24/04/14
De eerste 5
eieren zijn uitgekomen. Pa en Ma Mees krijgen het nu super druk met het zoeken
naar voedsel. Dit is goed te zien aan het aantal vliegbewegingen vandaag:
Vandaag is te
zien dat alle 8 eieren zijn uitgekomen. Het voedsel wordt nu met man en macht
aangesleept om de hongerige jongen te voeren.
06/05/14
Het gaat heel
erg goed met onze mezen. Zo te zien zijn er nog 7 in leven en gezien deze positieve
voortgang moeten ze wél nog de eindstreep zien te halen. Als we uitgaan van 20
dagen dan zullen de eerste jongen zo ongeveer rond 13/05/14 gaan uitvliegen.
15/05/14
Alle 7
kuikens zijn succesvol uitgevlogen en krijgen verder les van Pa en Ma Mees
buiten de nestkast. Mees nummer 8 is helaas dood aangetroffen in het nest.
2014 was dus
een zeer vruchtbaar jaar. Iedereen weer ontzettend bedankt voor het bekijken
van de beelden en het sturen van leuke berichtjes via Twitter, FaceBook, het
gastenboek en @-berichten
Mochten we voor de opvolging van de huismussenbroedsels
op diverse locaties ook zo een spioncamera kunnen plaatsen, het zou ons heel
wat nuttige informatie opleveren, maar dat is even weer verder dromen
De Standaard: Bijen kweken niet zo gemakkelijk als het lijkt Sarah Vankerschaever
Het Nieuwsblad: Bijenkolonies welkom op Brussels Airport: Over heel Europa steeds minder bijen Joris Herpol
Imkercursussen en bijenkasten verkopen als zoete broodjes. Maar bijen lijden stilaan onder hun populariteit omdat steeds meer onervaren imkers een bijenvolk houden.
Ondanks dit lovenswaardig en goed bedoeld engagement, levert dat meer dode bijen dan honing op.
In de slipstream van de alarmerende berichten over bijensterfte willen mensen imker worden en een bijenvolkje houden met de nobele bedoeling de bloemetjes en de bijtjes een handje te helpen.
Veel wereldverbeterende intenties dus, maar imker zijn, vergt een pak kennis en ervaring.
Veel startende bijenhouders keren na amper een jaar ontgoocheld terug naar de winkel: plantje groot, bijenvolk dood.
Ook de Brusselse imkervereniging Société Royale dApiculture de Bruxelles et ses Environs ziet de populariteit van bijen houden jaarlijks toenemen.
Heel recentelijk was de nieuwe 2-jarige bijenhoudercursus goed voor 70 deelnemers in minder dan 5 volzet. Eenzelfde verhaal over een spectaculaire toename van de cursussen weerklinkt in Vlaanderen en Wallonië.
De SRABE is blij met de aandacht voor onze bezige bijen, maar wil toch een aantal belangrijke kanttekeningen maken, vooral gericht dan aan de stadsimkers, omdat daar de grootste groei zit.
Vier gevleugelde woorden voor een gezond bijenvolk en gelukkige buurt
Spreiding: ook bijen moeten eten. Een bijenvolk heeft daarom tot 50 kg stuifmeel per jaar nodig. Voor wie niet thuis is in deze materie: dat is zéér veel! Vooral in de stad is het daarom belangrijk om je bijenkasten te spreiden, zodat er in de buurt voldoende groen per bijenvolk is. Besef dat je je schuldig maakt aan genocide, als je 10 bijenkasten op je dak wil.
Zwermen: zijn bijen met te veel, dan delen ze zich op en start de ene helft een nieuw koninkrijk op een andere plek. In de stad ligt zoiets moeilijk, tenzij je een snelle manier zoekt om een buurtoorlog te starten.
Splits je volk daarom zelf op tijd. Met agressieve bijen krijg je geen honing, alleen maar vijanden.
De buren: wie beslist om bijen te houden, beslist dat indirect ook voor alle buren, want de beestjes vliegen tot 2 km ver. Spreek erover met je buren om te voorkomen dat de bijenkast vleugels krijgt.
Kennis:volg een imkercursus voor je er zelf aan begint. Bijen houden is behalve romantisch, vooral moeilijk en tijdsintensief. Elk bijenvolkje heeft een eigen karakter, klinkt het bij de Honingraat, uitgegroeid tot een gevestigde waarde in de imkerwereld. De directie is in handen van een jonge maar ervaren imker die het bijenhouden met de paplepel heeft meegekregen. Wie meer info wenst kan terecht op hun website: http://www.honingraat.eu/nl/
Bijen houden kan je niet leren; daar kan je enkel mee leren omgaan. Je hebt soms jaren ervaring nodig voor je weet hoe je een bijenvolkje moet verzorgen.
Slaag je daar niet in, dan blijven je nobele intenties dode letter!
Airport bees
Op de luchthaven van Zaventem zijn twee bijenkorven geplaatst met elk 50.000 werksters, 5.000 darren en één koningin.
Brussels Airport is daarmee de eerste luchthaven in ons land die bijenkasten op zijn vliegterrein plaatst.
De diertjes moeten de biodiversiteit in de luchthavenregio bevorderen, maar verlenen ook omwonenden met een moestuin een dienst, daar zij de bestuiving van vele soorten gewassen bevorderen.
Met de uitstoot van kerosine en het lawaai van vliegtuigen, zou je denken dat een luchthaven geen ideale omgeving is voor bijen. Maar dat klopt niet. Volgens kenners hebben bijen vooral last van pesticiden en die worden op de luchthaven niet gebruikt. Daardoor zijn de grote groene zones met heel wat wilde bloemen op de luchthaven een paradijs voor bijenkolonies.
Succes in Keulen
De nationale luchthaven is niet de eerste die dit soort project onderneemt.
In Keulen werd eerder al een bijenproject op de luchthaven met succes gelanceerd.
In ons land zijn we wel de eerste luchthaven die bijenkasten installeert, verzekert Nathalie Van Impe.
Meteen helpt de woordvoerster ook een zorg uit de wereld.
De insecten zullen geen vogels aantrekken. Vogelsoorten die zich voeden met bijen, leven immers elders in de wereld. Er zijn ook maar een drietal vogelsoorten die bijen op het menu hebben staan. Die vogels zullen de luchthaven dus geen parten spelen.
De twee bijenkasten worden voorlopig door een imker onderhouden, maar Brussels Airport heeft onder zijn personeelsleden al enkele vrijwilligers gevonden die graag voor de bijen willen zorgen. Het verzorgen van de bijen is zeer rustgevend, want in de buurt van een bijenkast kan je best altijd rustig blijven.
Als men met dit initiatief succes boekt, zal het wellicht niet lang bij twee bijenkasten blijven. Daar de bijenkasten pas dit seizoen hier zijn geïnstalleerd, is er nog geen honing geoogst.
Het is overigens nog een beetje afwachten wat de kwaliteit van de honing zal zijn, maar het zou op termijn natuurlijk wel leuk zijn mocht men aan het publiek honing van de luchthaven kunnen aanbieden, knipoogt Nathalie Van Impe.
Vincent Dugarry, een professionele imker die in Brussel woont, is de hoofdverantwoordelijke die de bijenkasten in Zaventem zal onderhouden. De honingopbrengst van 2 bijenkasten zou 15 tot 60 kg bedragen per jaar, maar dat hangt ook af van de gezondheid van de bijen.
Hij draagt het initiatief een warm hart toe.
Immers, het aantal bijenkolonies neemt overal in Europa in sneltempo af.
Dat komt door het gebruik van pesticiden, het toenemend aantal parasieten bij bijen en het dalende aantal bloemen en nestgelegenheid. Landbouwgronden bevatten geen voedsel meer voor bijen.
Daarom noemt Vincent Dugarry het een opsteker dat Brussels Airport bijenkorven installeert.
Onderstaande fotos zijn van projectmedewerker (wilde) bijen bij Natuurpunt, Jens DHaeseleer
Geraadpleegde bronnen: Persbericht: Het Grote
Vlinderweekend
Fotos (boomblauwtje / distelvlinder / atalanta / kleine
vuurvlinder / Icarusblauwtje) bezorgd via persverantwoordelijke, Hendrik
Moeremans zijn van Diane Appels, Leo Janssen en Marc Herremans.
De natuurvereniging
roept iedereen op om gedurende een zonnig halfuur vlinders in zijn tuin te tellen
en het resultaat door te geven via www.vlinderweekend.be
Op basis van deze telgegevens
wil Natuurpunt de toestand van onze inheemse vlinders jaar na jaar opvolgen.
Als gevolg van het
uitzonderlijk warme weer van dit voorjaar wordt het resultaat extra interessant.
Mogelijk krijgen we zelfs verschuivingen in de top 10 ten opzichte van de
voorbije jaren, hoopt vlinderexpert, Wouter Vanreusel.
Het uitzonderlijk warme
voorjaar heeft ervoor gezorgd dat bijna alle soorten 2 tot 3 weken vroeger
rondvlogen dan normaal. Vlinders die als volwassen vlinder overwinteren zoals
de citroenvlinder, dagpauwoog, gehakkelde aurelia en kleine vos kwamen veel vroeger
dan anders uit hun schuilplaatsen. Maar ook vlinders die als pop of rups
overwinteren daagden eerder op.
Dat betekent dat de
resultaten van het telweekend er een stuk anders kunnen uitzien dan de jaren
voorheen. Mogelijk kunnen vlindersoorten worden gespot die zich onder normale
omstandigheden niet vertonen begin augustus en blijven andere soorten uitzonderlijk
weg doordat ze al voorbij hun activiteitenpiek zijn.
Met Het Grote
Vlinderweekend wil Natuurpunt het groot publiek inschakelen, daar het met
enkele professionele biologen onmogelijk zou zijn om de honderdduizenden gegevens
te verzamelen. Deze telgegevens zijn belangrijk omdat de populatie van een soortgroep
een belangrijke indicator vormt voor de kwaliteit van het landschap.
Ook in Wallonië en
Nederland wordt dit weekend meegeteld, waardoor in één klap vele duizenden
gegevens van Virton tot Groningen worden verzameld.
Vorig jaar namen in
Vlaanderen 12 000 tellers deel in 7 749 verschillende tuinen. Zij
telden in het totaal 202 872 vlinders.
Vorig jaar verscheen de
gamma-uil, een overdag actieve nachtvlinder, in grootste aantallen.
De
dagpauwoog kwam weliswaar in kleinere aantallen voor, maar liet zich in het
grootst aantal tuinen waarnemen.
Iedereen
kan deelnemen aan Het Grote Vlinderweekend
Spendeer morgen en/of overmorgen
minimaal een half uurtje in je tuin of terras, liefst op een zonnig moment.
Zoek
via de te raadplegen lijst vlinderfotos op www.vlinderweekend.be welke soorten
rondvliegen en tel van elke soort het aantal verschillende exemplaren in je
tuin.
Noteer van elke soort
het grootste aantal dat je er op één moment kon waarnemen.
De cijfers kan je aan
het eind van je telling invoeren op de zoekkaart beschikbaar op de website.
Vogels krijgen geregeld een nieuw verenpak, een verschijnsel dat ruien
heet. Oude versleten veren ruimen plaats voor goednieuwe pluimen. Voor vogels
is de rui even belangrijk als hun trekgedrag of de zorg voor hun jongen. De rui
wordt in gang gezet door omgevingsfactoren die de hormonen prikkelen. De vogels
beginnen meer te eten, bewegen minder en kweken dus vet. Dat levert de nodige
energie om een nieuw verenkleed te maken.
De rui moet in de eerste plaats versleten veren vervangen. Daarnaast
zorgt het fenomeen dat de vogels hun uiterlijk aanpassen aan de seizoenen en
aan hun diverse levensstadia. Vaak wordt het volledige verenpak vervangen, soms
maar een deel ervan? Sommige veren worden al voor het begin van de lente
vervangen, als de vogels een partner zoeken om zich voort te planten. De rui
loopt vervolgens de hele zomer door en is compleet als de herfst begint. Bij
bepaalde vogelsoorten, zoals de pinguïn, duurt de rui echter maar 2 tot 6
weken.
Seizoenverandering
In het hooggebergte zorgt de sneeuw er s winters voor dat het
landschap drastisch verandert. Niet-migrerende vogels ruilen hun zomerveren dan
in voor een winterpak, wat hen bescherming biedt tegen roofdieren.
Zomerveren: deze veren bevatten veel pigmenten, zodat de vogels
makkelijk opgaan in hun omgeving.
Winterveren: dank zij deze ongepigmenteerde veren zijn bv
sneeuwhoenders moeilijk zichtbaar in het witte sneeuwlandschap.
Op het toppunt van de rui is nog 61% van het vogellichaam bedekt met
veren. Gemiddeld duurt het een 20-tal dagen eer een nieuwe veer is volgroeid.
De rui verloopt gradueel en in een specifieke volgorde, waardoor de
lichaamstemperatuur stabiel blijft.
De rui vangt aan bij de handpennen, vanwaar het proces zich in twee
richtingen verspreidt. De oude veren worden pas vervangen als de nieuwe voor ¾
ontwikkeld zijn. Dan worden de dekveren vervangen. De staartpennen ruien van
het midden naar de buitenkant toe.
Ook de rui van de borst-, rug- en kopveren start in het midden en
verplaatst zich naar buiten toe.
Wie eerder verschenen bijdragen west te
raadplegen, kan in het archief terecht bij:
02/10/11: De merkwaardige evolutie van de
veer
17/12/12: Pluimen als versiering
(dinosaurusfossielen)
De steltkluut is een slanke,
elegante vogel met een ruim verspreidingsgebied. Steltkluten zijn sociale
vogels die in vochtige leefgebieden het liefst in kleine kolonies optrekken. Deze
steltloper is haast een kosmopoliet; op elk continent, uitgezonderd op
Antarctica komen ondersoorten van de steltloperfamilie voor.
Veruit de grootste
aantallen worden op het Iberisch Schiereiland aangetroffen. Frankrijk en
Oekraïne tellen ook veel steltkluutpopulaties. Het verspreidingsgebied wordt
begrensd door de 35-40° Noorderbreedte meridiaan. Het leefgebied strekt zich
uit tot in Mongolië. In Europa leven ongeveer 18 000 paren steltkluten.
De steltlopers zoeken
beken en meren, schorren en slikken, lagunes, moerassen en poelen met ondiepe
wateren zonder getij op.
De steltkluut is zo
mogelijk nog opvallender dan de kluut. Het is een zwart-witte vogel met opvallend
lange, rood-roze poten (17-24cm) en een priemvormige, zwarte snavel.
De lichaamslengte
varieert tussen 35 en 40cm; de spanwijdte haalt 70cm en het lichaamsgewicht
schommelt tussen 250 en 300g.
Tijdens de vlucht,
gekenmerkt door krachtige, directe en snelle vleugelslagen, steken de poten ver
vaak met gekruiste voeten achter het lichaam uit. Enkel de rug en de puntige
vleugels zijn altijd zwart met een donkergroene gloed. Kenmerkend is tevens de
witte V aan het einde van de witte staart.
Sommige vogels hebben
ook een zwart petje op de kop en een witte hals die achteraan zwart kleurt. Bij
andere vogels is dit geheel wit.
Al kunnen de steltlopers
in diep water waden, toch zoeken ze hun voedsel aan het wateroppervlak. Ze
voeden zich met allerlei kleine ongewervelde waterdieren: insecten,
kreeftachtige, garnalen, schaaldieren en kleine vissen.
De balts omvat onder andere
rumoerige achtervolgingen in de lucht, vlindervluchten met geheven vleugels
en gracieuze paarrituelen, waarbij ze elkaars verenkleed verzorgen.
Ze roepen met een scherp
meerkoetachtig kek en langere schorre, sternachtige geluiden.
Als broedplaats gaat hun
voorkeur naar ondiepe zoet-, brak en zoutwatermoerassen, overstromingsgebieden,
rijstvelden, viskwekerijen en zoutextractiebekkens.
In kleine kolonies bouwt
de steltkluut een groot nest van plantenresten (riet en gras), meestal op een
verhoging of een ondiepe kuil in modder of zand, gevoerd met wat gras of
bladeren.
Het enige legsel in de
periode april juni, telt doorgaans 4 eieren en nadat de jongen zijn
uitgekomen, verlaten de nestvlieders meteen het nest en zoeken ze al direct
zelfstandig voedsel.
De
overwinteringsgebieden van noordelijk broedende steltkluten liggen in
Noord-Afrika en Irak, vaker ook in Zuid-Europa.
De baai van
de Somme is de Camargue van het noorden; een moerassige rivierdelta waar wilde
paarden, vogels en zeehonden thuis zijn.
Op de droge
schorren staan de schapen te grazen en in de slijkerige slikken zoeken vissers
naar kokkels en garnalen. Aan weerszijden van het 70 km² grote estuarium liggen
Le Crotoy en Saint-Valéry-sur-Somme als wachttorens over het ongerepte gebied
uit te kijken.
Op een
boogscheut van Saint-Valery-sur-Somme ligt het dorpje la Pointe du Hourdel. Bij
laag tij liggen zeehonden er op de zandbanken te zonnen.
Op het
uitgestrekte kiezelstrand, waar nog een bunker uit WO II ligt, is het heerlijk
wandelen. Ondanks het aangename strand wordt Le Crotoy niet door
dagjestoeristen overspoeld. Zwemmers vrezen immers de gevaarlijke
getijdenstroming. In het verleden werden al velen door het wassende water
verrast. De meeste mensen komen naar hier om romantisch te tafelen of de natuur
te bewonderen.
In dat
opzicht is le Parc du Marquenterre een voltreffer omdat het 250 ha grote
natuurreservaat op een belangrijke trekroute ligt en heel wat vogels een veilig
onderkomen biedt.
De
begeleiding in het park is uniek, want een dozijn gidsen staan klaar om je met
een telescoop in de kijkhutten te wijzen op de kenmerkende eigenschappen van
het vedervolkje.
In het park
lopen ook de unieke Hensonpaarden rond. In 1978 kruiste men hier voor het eerst
een Frans rijpaard met een pony uit de Noordse fjörden. Het resultaat was een
paard met een uitzonderlijk hoog uithoudingsvermogen.
Tochten te
paard zijn aan de toegang van het park te boeken. Alvorens ze voor zulke
wandeltochten worden afgericht, laat men de paarden 3 jaar in het wild
rondlopen.
Deze zangvogel is van oorsprong afkomstig uit Servië, Turkije, Iran en Griekenland.
De natuurlijke habitat van rotsklevers wordt gekenmerkt door rotsachtige hellingen, bezaaid met kale rotsen en doorsneden door kliffen en ravijnen.
Je hebt de meeste kans de rotsklever te zien op archeologische vindplaatsen in Griekenland en Turkije, waar hij tussen de ruïnes heen en weer schiet en de aandacht trekt door zijn acrobatische toeren en lawaai.
Hij lijkt op een uit de kluiten gewassen boomklever, maar heeft een effen grijze staart en wittige flanken. Hij zit rechtop met zijn borst naar voren en wipt als een dunne waterspreeuw.
De rotsklever is een forse, in het oog springende vogel, die actief heen en weer springt tussen rotsen en ruïnes met een doordringende ver dragende roep.
De grote kop met een licht grijsblauwe kroon mondt uit in een donkergrijze tot zwart gekleurde snavel. De kaken, nek en borst zijn wit, contrasterend met het forse zwarte masker (lange oogstreep) en effen staart. De bovendelen zijn leiblauw, de buik en stuit zijn romig wit met kaneelkleurige uiteinden.
De lichaamslengte varieert van 14 tot 15 cm; de spanwijdte reikt tussen 23 en 25 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 25 35 g.
Doorgaans verloopt de vlucht over korte afstanden met strakke vleugels, terwijl over langere afstanden golvende bewegingen de vliegwijze kenmerken.
De rotsklevers eten vooral insecten en spinnen tijdens de zomerperiode; zaden en slakken tijdens de winterperiode, wanneer de vogel lagere leefgebieden opzoekt.
Zij zoeken hun voedsel al huppelend en springend op de grond en tussen rotsspleten, waarin ze op schalkse wijze grotere prooien geklemd krijgen. Ook al hippend tussen struiken en bomen weten ze vaak op behendige wijze wat lekkers te bemachtigen. Frequent leggen ze een voorraad aan, waarbij ze de buit begraven. Beide partners bewaken hun territorium en verdedigen het met grote verbetenheid.
Het mannetje zingt in rechtopstaande houding vanaf een zitpost, een rotspiek of een smal takuiteinde. Hij brengt hierbij een luid trillende zang met erg gevarieerde fluittonen voort.
Het broedseizoen vindt plaats tussen eind maart en april/mei en op grotere hoogte zelfs tot eind mei.
Het paartje verdedigt hardnekkig de directe omgeving van de broedplaats.
Aan het begin van het broedseizoen verzamelt de rotsklever in natte gebieden modder, dierlijke mest en haren. Dit gemengd slib wordt gebruikt om de doormeter van de toegang tot de nestholte te verkleinen.
De bouw van de kolfvormige constructie, vaak aangebracht in een rotswand onder een richel, neemt 10 tot 18 dagen in beslag. De inkomhal doorgaans 2 m boven de begane grond is 10 cm lang en heeft een diameter die enkel de toegang van de volwassen vogels doorgang biedt. Het veilige en beschutte nest is jaarlijks herbruikbaar.
Het vrouwtje voegt fijnere materialen (haar, wol, veren en gras) toe om de nestruimte te bekleden.
Het legsel telt 4 tot 10 witte eitjes met schaars bruinachtige markeringen.
Na 13 tot 18 dagen worden de jongen geboren en door beide ouders gevoerd gedurende 23 tot 30 dagen.
Hij begon zijn loopbaan
als troetelduif ergens in het groot Turkse Rijk van weleer.
Het verhaal gaat dat hij
vanuit Iran werd geïmporteerd om de harems van de Ottomaanse vorsten op te
luisteren. De tortelende vogels in hun kooitjes moesten het goede voorbeeld
geven aan de haremdames. De Pasjas droomden bij hun gekoer weg in hun
weelderige paleizen en vergaten het land te regeren.
Het rijk raakte in
verval.
Wegen en handelsroutes
werden niet langer beveiligd en werden het domein struikrovers.
De economie stortte
ineen en ten slotte werden de vadsige vorsten het slachtoffer van hun eigen
slapheid.
Ze werden verdreven en
hun serails werden verwoest, inclusief de kooien van de tortels. Hoewel vrij om
te vliegen, waar ze wilden, zochten die een goed heenkomen bij de mensen.
Overal waar ze eengraantje van de
akkerskonden meepikken, doken ze op.
Overal vertederden ze de
harten. Hun Turkse koosnaam Koemroe is nog steeds een toverwoord.
Maar het zachtaardige
dier nam geen genoegen met de verovering van Klein-Azië.
Het stak de Bosporus
over en zette poot aan land in Europa.
Vanaf 1930 begon hij van
daaruit zijn gevederde opmars naar het westen.
Zo luidt althans het
verhaal, maar of het in werkelijkheid ook echt zo gegaan is, blijft de vraag.
Wel is het een feit dat
de Turkse tortel zich overal in Europa heeft gevestigd en er is nog geen einde
gekomen aan zijn veroveringsdrift. Het geheim van hun succes zit hem in het
gebrek aan trekdrang, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Als aan de mens
gehechte vogels hebben ze geen enkele behoefte s winters weg te trekken.
Ontwaken
Papillon
Terwijl
de wereld stil een gelaten rust vermag verwelkomt de natuur de nieuwe dag
in goudomrande structuren.
Vogels
zweven bij de opgaande zon met kleuren zo glansrijk en teer toen het
eerste blauw begon schilderden zonnestralen meer dan een prachtig
lijnenspel.
Met
dauw als parels die bloemen omkransen toont het ontwaken in alle glorie
een dag vol nieuwe kansen het milieu ademt en bruist naakte schoonheid.
De
dieren zoeken in alle rust hun weg zij malen niet om geluk of pech een
nieuwe dag is geboren alle groen en het dierenrijk ze gelijken één geheel
niets gaat hierin verloren.
De
mens in eigen tijdperk completeert het andere deel onze wereld als
scheppingswerk laat ons voelen wat het geeft de bron voor het bestaan... de kracht die alles in zich heeft.
Een knap
gedicht met een mooie boodschap: een ode aan de natuur en meteen een passende
verjaardagattentie nu dit blog vandaag haar 7de levensjaar mag
vieren.
Mannetjeseenden zijn
aangewezen op hun uiterlijk om zichzelf aan te prijzen. Bij de balts tonen zij
hun mooiste kenmerken en met name hun spiegel.
De woerd wijst zijn
spiegel tijdens het schijnpoetsen van zijn verenpak ook telkens heel
nadrukkelijk aan om de er de aandacht op te vestigen. In november vormen zich
koppeltjes, al wagen ze zich in ongegeneerd
ook nog aan bijslaapjes. De vrouwtjes zoeken hun partner uit op uiterlijk, maar
ook op het excentriek vertoon. Vrouwtjeseenden zien ook graag in hun vaste
partner dat hij zich als haar beschermheer opwerpt. Een vrouwtje laat duidelijk
merken wie de uitverkoren partner is. Dan houdt ze haar kopje eigenaardig laag,
in de richting wijzend van de woerd die de hare is. Ook aan het zwemgedrag kan
je merken welk paartje een koppel vormt.
Als de eendenpaartjes
zijn gevormd, wordt er dagelijks op het water gepaard. De woerden richten zich
gedurende het paringsritueel op, waarbij ze als het ware schommelend met hun
staart in het water hangen en dan naar voor kantelen met de borst in het water.
Parallel daarbij voeren zij kop- en nekbewegingen waarbij beurtelings de snavel
neer- en opwaarts wordt gericht.
Dan steekt de woerd zijn
snavel loodrecht in het water en verheft zich dan zonder de positie van zijn
kop te wijzigen. Hij kromt sterk zijn hals en lanceert in deze houding een
scherp gefluit, gevolgd door een soort gegrom. Het voorspel van kop- en
staartschudden krijgt een vervolg met gespetter van water naar het vrouwtje
toe.
Als het vrouwtje na deze
hofmakerij bereid is tot paren, legt zij haar kopje laag op het wateroppervlak,
de uitnodiging voor de woerd om haar te bestijgen. De woerd bestijgt het
vrouwtje en klemt zich met de snavel tijdens het paren vast aan haar nekveren.
Na de paringsdaad zwemt het mannetje een rondje rond zijn levenspartner en
vervolgens nemen beiden een bad.
Als de eendenparen
eenmaal hun territorium hebben uitgekozen, gaan ze dit afbakenen door
voortdurend de wacht te houden en indringers te verjagen. Doorgaans beperkt dit
verworven leefgebied zich tot de broedplaats, waar eieren en nakomelingen
worden beschermd.
Bij dreigend gevaar
probeert moedereend de aandacht van het roofdier af te leiden naar zichzelf.
Zij simuleert alsof zij een makkelijkere prooi is dan de juvenielen door bv.
vleugel-lam-zijn te spelen. Als het roofdier zich laat misleiden, zijn de
pullen gered.
De overlevingskansen van
de jongen stijgen wel heel erg wanneer ze de leeftijd van 3 weken hebben
gehaald.
De algemene wilde eend, één
van de grootste eenden met een luik gekwaak, toont soms kenmerken en de
gevarieerde kleurpatronen van tamme eenden, maar heeft altijd een blauwe
spiegel.
De
wilde eend komt vooral voor in de buurt van stilstaand of langzaam stromend
water en bouwt het nest in de dichte begroeiing langs de waterkant.
Er zijn op alle park- en
stadsvijvers wilde eenden te vinden, hoewel veel daarvan kleurpatronen vertonen,
die in het wild niet voorkomen. Donkerbruine met een blauwe bef, kakikleurige
vogels met een bruine kop en witte met gele snavel verraden allemaal de
eeuwenlange domesticatie van de wilde eend.
Bij
de wilde eend is het mannetje tijdens het voortplantingsseizoen in tegenstelling
tot het vrouwtje erg opvallend gekleurd. De kop van de mannetjeseend is
glanzend groen (veroorzaakt door lichtbreking via de bijzondere veerstructuur)
en de witte halsring vormt als het ware de scheidingslijn met de grijsbruine
rug en de donkerbruine borst.
Ook
zijn bij de woerd de middelste staartpennen duidelijk naar omhoog gekruld.
Het
verenkleed van de vrouwtjeseend is onopvallend bruin en bezet met donkere
vlekken.
Aan
het eind van de zomer verliest het mannetje echter het fraaie prachtkleed en
lijkt dan op een donker gekleurd vrouwtje. Dit eclipskleed houdt het mannetje
niet lang; in het najaar komt het prachtkleed al weer terug.
Tussen
de donsveren wordt de lucht vastgehouden om het drijfvermogen te verhogen. De
eend zwemt als het ware met opgevouwen vleugels in een donzen roeiboot. Het
brede lichaam blijft bij windstoten en golfslag gemakkelijk in balans.
Al
behoren de wilde eenden tot de familie van de grondeleenden duiken ze niet zo
graag en doorgaans niet dieper dan 1 m. Daarna worden de vleugels zorgvuldig
ingevet en druppelvrij gemaakt.
Dank
zij hun lange en spitse vleugels kunnen wilde eenden vrijwel loodrecht uit het
water opstijgen.
Het
zijn slagvliegers, die niet kunnen zweven, maar toch wel tot de snelste vliegers
van het vogelrijk behoren.
Door
de ver naar achteren geplaatste poten moet bij iedere stap het zwaartepunt over
het steunbeen worden gebracht. Dit verklaart de waggelende gang.
Net
als de meeste andere eenden heeft de wilde eend een brede snavel die over het
wateroppervlak heen en weer wordt bewogen, waardoor het voedsel zoals zaden en
plantendelen uit het water worden gezeefd. De rand van de snavel is bezet met
hoornlamellen; aan het eind zit een harde nagel.
Als
eenden grondelen zuigen ze met hun vlezige, gevoelige tong water op door de
snavelspits en persen dit met de gesloten snavel via de randen weer naar
buiten; hierdoor ontstaat het bekende snaterend en slobberend geluid.
Voedseldeeltjes worden door de snavelrand (via 25 zenuwknopen/mm²) herkend.
Het
vrouwtje zoekt de legplaats, het liefst aan de waterkant bij brandnetels,
varens of lang gras. Het nest is een ondiep kuiltje, doorgaans op de grond,
bekleed met gras, bladeren en plantjes. Bij de eendjes ontstaan tussen de
donsveren van de buik lange veren.
Voor
het legsel compleet is, trekt de vrouwtjeseend deze uit en gebruikt ze om het
nest mee te omzomen en af te dekken. Er zijn 10 tot een dozijn eieren die na 28
broeden uitkomen. Zodra hun dons droog is en de lucht tussen de donsveertjes
kan kome, kunnen ze alles: zwemmen, rennen en voedsel zoeken.
Eens
de pullen, die zeer schuw zijn, na 9 tot 11 maanden geslachtsrijp zijn.
Een
grote bedreiging is de slootwaterpeilverlaging, waardoor oeverbegroeiing en
waterplanten verdwijnen. Verder hebben de pullen te lijden onder de meeuwen, reigers,
bosuilen, ratten, snoeken, katten, koud en nat weer, alsook aan een tekort aan
eiwitrijk voedsel.
Ook
het autoverkeer (vooral in het voorjaar) en strenge winters maken veel
slachtoffers onder de wilde eenden.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan in
het archief terecht bij:
Begin mei is het eiland een waar paradijs voor vogelaars.
Het is een geliefde bestemming onder vogelliefhebbers, fotografen en natuurfans. Er komen ruim 300 vogelsoorten voor, waaronder maar liefst 33 soorten roofvogels en een keur aan bijzondere steltlopers, watervogels en zangvogels. Lesbos wordt door veel soorten trekvogels als rustplaats gebruikt op de voorjaarstrek vanuit de overwinteringsgebieden in Afrika naar de broedgebieden in het noorden.
Lesbos is met een oppervlakte van circa1 750 km² (70 km lang en 45 km breed) het op twee na grootste Griekse eiland gelegen nabij Turkije op de vogeltrekroute naar het noorden.
Het telt amper 80 000 inwoners, waarvan de meeste in de hoofdstad Mytilene wonen.
Vanuit het zuiden uit dringen 2 baaien ver het bergachtige eiland binnen.
Olijfbomen zie je overal. Ze vormen naast de toeristische troeven met kleinschalige accommodaties een belangrijke bron van inkomsten.
Een ideale bestemming voor wie traditie en natuur naar waarde schat
Lesbos is meer dan een vogelparadijs. Het heeft een heerlijk klimaat en biedt eindeloze wandelmogelijkheden. Het landschap is zeer afwisselend; je vindt er verschillende landschapstypes, waaronder:
·wetlands: rivieren, sloten, binnenmeren, moeras, zoutpannen en rietvelden;
·rotskusten;
·gecultiveerde velden en grasland: deze gebieden bevinden zich doorgaans langs rivieren en rivierdalen, waar water meestal overvloedig aanwezig is; het grasland wordt doorgaans niet gespoten, waardoor er veel insectenlokkende kruidgewassen voorkomen;
·struikgewas en droge rivierbeddingen komen vooral in het binnenland veel voor;
·olijfboomgaarden domineren het eiland; er staan ongeveer 11 miljoen bomen (25% van alle olijfbomen in Griekenland) die profiteren van het gematigd zeeklimaat;
·naald- en eikenbossen beslaan een groot deel van het eiland;verspreid liggen eikenbossen in het westen en noodwesten van het eiland;
·kale hooglanden met diepe valleien.
Lesbos heeft de meeste zonuren van het Middellandse Zeegebied; de zomers zijn dus bijzonder heet en droog. Toch is het prima toeven op Lesbos, dank zij de aangename wind.
Voor strandliefhebbers biedt het rustige Griekse eiland zowel kilometerslange afgelegen zand- als kiezelstranden.
De bijeneter, de kleurrijkste vogel
De meeste paren blijven elkaar heel hun leven trouw. Toch wordt elk voorjaar opnieuw bruiloft gevierd. De huwelijksdaad wordt ingeleid met een groot geschenk en omstandige rituelen.
De balts duurt dagenlang en heeft vaak weg van een (schijn)vechtpartij, maar zodra een paartje s nachts dicht tegen elkaar aan slaapt, is het huwelijk gesloten.
Het paartje talmt dan wat rond in de buurt van waar het vorig jaar heeft gebroed. Bijenenters zijn kolonievogels die allen van een wand van zand, leem of zelfs steen een gatenkaas maken. In elk gat broedt een stel, vlak bij elkaar en dat is toch wel merkwaardig voor insecteneters, die over het algemeen nogal gesteld zijn op een eigen jachtgebied.
Kennelijk weegt bij deze vrolijke zuiderlingen de gezelligheid en de veiligheid in de kolonie zwaarder dan in het eigen territorium.
Dagen na elkaar komen ze kijken hoe hun boeltje van vorig jaar erbij ligt.
De oude nestholten worden geïnspecteerd en onder veel geroep besproken. Niet dat dit er veel toe doet, want straks zal elk stel een brandschoon nieuw gat graven.
Belangrijker is de plek, die lekker warm moet zijn, tamelijk kaal, overzichtelijk en toegang biedt op een insectenrijk achterland, daar een kolonie gemakkelijk 20 tot 30 vogels telt.
Soms is die voedselrijke plek In keen moerasje, waar libellen, haften (eendagsvliegen) rondhangen. Een ruig land met grazend vee is ook goed. Koebeesten hebben altijd vliegen om zich heen en in het grasland komen vaak sprinkhanen voor. In kleine akkertjes met omgewoelde, maar onbespoten grond, bloeien altijd bossen akkerbloemen, die op hun beurt weer hommels en vlinders lokken.
Wat zitjes in de onmiddellijke nabijheid van de holen, in de vorm van dorre takken zijn onontbeerlijk.
Al zien bijeneters eruit als versiersels op een porseleinen vaas, zijn het noeste mijnwerkers die nestholen graven van een halve meter. Het lijkt ze geen moeite te kosten want ze beginnen vrolijk met wel 3 gangen tegelijk. Uiteindelijk maken ze er één af.
Aan het eind graven ze een kamer, waarin de 6 of 7 jongen worden geboren.
De 1ste week worden ze er ook gevoerd, maar naderhand kruipen de kuikens naar de holopening om de hapjes aangereikt te krijgen, die keurig zijn schoongemaakt, ontdaan van angels, vleugels of schilden.
Als de zorg voor de jongen erop zit, gaat de hele familie er vandoor samen met de andere paartjes van de kolonie. Als het even kan, sluit men onderweg aan bij medereizigers, waardoor de vlucht (zwerm) in aantal indrukwekkend tot honderden vogels kan aangroeien.
Eens ter bestemming in Afrika, waar in de savanne rond de keutels van gnoes (wildebeesten), zebras, topis (antilopen) en olifanten, leuk wat beestjes omheen zwermen, kunnen ze weer op krachten komen.
In zulke gevallen willen bijeneters nog weleens op de grond jagen; ze kunnen er naar hartenlust smullen van uitvliegende termieten of van zwermende sprinkhanen.
Al zijn vette vliegen, torren, dikke spinnen, rupsen lekkere hapjes, toch gaat de voorkeur naar bijen, hommels en wespen.
De grote hoornaar, de superwesp met haar roodgele achterlijf is natuurlijk de delicatesse, maar tevens de buit waarvan de angel met het gifblaasje best wordt verwijderd door het achterlijf stevig tegen een tak aan te wrijven.
Door zijn voorkeur voor bijen is de bijeneter helemaal niet populair bij imkers.
Misschien weten de bijenhouders niet dat de bijeneter bij voorkeur mannetjesbijen pakt omdat die geen angel hebben. En darren zijn nu eenmaal de minst nuttige individuen van het bijenvolkje. Ze mogen de nieuwe koninginnen bevruchten en als dit gelukt is, worden ze door hun zussen afgeslacht.
Wie de bijeneter in actie wil zien, kan hier het filmpje van Marianne De Vogelkijker bekijken:
De kleurrijke verschijning,
waarvan het verenpak haast elke kleur van de regenboog weerkaatst, is bij
vogelaars een gegeerd fotomodel.
Buitengewone
vliegprestaties
Tijdens hun vlucht zijn bijeneters
enkele van de snelste insecten te slim af. Omdat ze houden van grote, snel
vliegende insecten, zoals bijen, wespen, horzels, moeten ze vlug en behendig
zijn. Hun goede gezichtsvermogen laat toe een bij of wesp op te merken van 100
m afstand. Sommige bijeneters gebruiken bij het vangen van hun prooi een
duikvluchtmethode, waarbij ze zich vanboven op het insect storten.
Vaker nog zullen ze op
een tak neerstrijken en vandaar wegschieten om een voorbijkomend insect te
verschalken.
Andere soorten gebruiken
een zelfs nog lastiger techniek. Eerst vliegen ze achter en onder het insect
in zijn blinde hoek waarbij ze vaak bijna de grond raken. Dan versnellen ze
iets, heffen hun kop en plukken het insect met hun lange snavel uit de lucht.
Sommige Afrikaanse
bijeneters schakelen hulp van anderen in bij hun zoektocht naar voedsel. Ze
gaan dan soms naast grote dieren, andere vogels of zelf voertuigen vliegen om
de opvliegende insecten te vangen.
De brutale karmijnrode
bijeneter zal zelfs meeliften op de rug van een struisvogel, geit of zebra.
Deze gastheren doen niet alleen dienst als een handige uitvalsbasis voor de
bijeneter, maar brengen ook sprinkhanen en cicaden in beweging, waarmee deze
zich kan voeden.
Ook bosbranden trekken
grote zwermen karmijnrode bijeneters aan die zich te goed doen aan de
sprinkhanen, die aan de vlammen proberen te ontkomen.
Zonnebaden,
veren poetsen en wassen
Om snel te kunnen
vliegen, moeten veren in een optimale conditie zijn en de bijeneter heeft dan ook
een hele reeks remedies om parasieten te verwijderen en zijn veren schoon te
houden. Een bijeneter zal zeker 10% van de dag besteden aan de persoonlijke
verzorging.
Als de vogel zich s
morgens zit op te warmen in de zon, poetst hij vaak meteen zijn veren.
De zonnewarmte maakt de
parasieten kennelijk actiever en makkelijker te verwijderen. Sommige soorten
bijeneters houden ervan om gezamenlijk te zonnebaden, waarbij verscheidene vogels
dezelfde houding aannemen: met hun rug naar de zon gekeerd en met uitgestrekte
vleugels.
Wassen doen ze minder
vaak en dat blijf meestal beperkt tot een snelle duik in het water tijdens het
vliegen. In droge streken moeten bijeneters het doen met een stofbad.
Gezelschapsdieren
De meeste bijeneters
houden van gezelschap. Diverse soorten broeden in grote kolonies, waarvan
sommige uit wel 25 000 vogels bestaan. Die broedplaatsen liggen vaak op
grote zandbanken, waarin de vogels makkelijk hun hol kunnen uitgraven.
De broedkolonies bieden
extra bescherming tegen roofvijanden en door hun nauwe samenwerking kunnen ze
snel lokaliseren waar veel voedsel voorradig is. Zelfs tijdens het foerageren
blijven de sociale bijeneters bij elkaar in de buurt en houden ze contact via
hun hoogdringende roep.
Bij sommige soorten,
zoals de witkapbijeneter, werken familieleden samen om de jongen groot te brengen.
De helpers zijn doorgaans de nakomelingen van de oudervogels en dank zij hun
samenwerking slagen ze erin 2 x zoveel jongen groot te brengen.
Helpers assisteren bij
alle taken die met het nest te maken hebben: bij het graven van de nesttunnel,
het uitbroeden van de eieren en het allerbelangrijkste; bij het voeden van de
jongen.
Familiegroepen van
bijeneters houden er vooral van om samen op een tak te zitten. De vogels gaan
zo dicht bij elkaar zitten dat ze de indruk wekken alsof ze allemaal inschikken
om op de foto te passen. De gewoonte om zo dicht tegen elkaar aan te schuiven,
helpt ze ongetwijfeld om tijdens koude nachten warm te blijven.
Bijenverdelger
Meer en meer zijn
bijeneters zich gaan specialiseren in het eten van sprinkhanen, vooral in
West-Afrika, waar veel vernielzuchtige treksprinkhanen voorkomen.
De karmijnrode bijeneter
heeft zelf veranderingen aangebracht in zijn nest- en trekgedrag om te kunnen
profiteren van dit voedsel dat zo ruim voorhanden is. Hij volgt nu de
treksprinkhanen als ze uitzwermen langs de rivier de Niger.
Niettemin hebben
bijeneters, zoals hun naam al aangeeft, een zwak voor bijen hebben, hun
favoriete lekkernij.
Daarom zijn ze bij de
imkers allesbehalve geliefd. Het positieve is echter dat ze ook wespen en
horzels eten (die zich met bijen voeden) en dat ze in de herfst oude bijen
vangen, die de korf makkelijker met een ziekte kunnen besmetten.
De elegante, kleurrijke en
tropische verschijning, die met veel geluk als uitzonderlijke zomerdwaalgast ook
in onze streken wordt aangetroffen, behoort tot de orde van de neushoornvogels,
scharrelaars en ijsvogels.
Oorspronkelijk kwam de Europese
bijeneter hoofdzakelijk voor in warme gebieden rondom de Middellandse Zee en op
de Oost-Europese steppen. Door de voortdurende opwarming van de aarde heeft hij
zich steeds meer in noordelijke richting weten uit te breiden, waardoor men hem
tijdens de broedperiode zeer incidenteel als zeldzame dwaalgast ook in onze
contreien kan waarnemen. De vogels overwinteren ten zuiden van de Sahara en
keren eind april terug uit tropisch Afrika.
De bijeneter komt in
verschillende biotopen voor: open parkachtige bossen met struikgewas, weilanden
en akkers met kruidenrijke randen, bosranden en andere territoria als
zandafgravingen, vrijwel altijd in de directe nabijheid van waterrijke
gebieden.
Bijeneters zijn
insecteneters en behendige vliegers, die ook in vlucht insecten, zoals
sprinkhanen, kevers, libellen, zweefvliegen, hommels en bijen te grazen weten
te nemen. Ze jagen doorgaans vanaf een uitkijkpost.
De angel van bijen en
wespen wordt vaak verwijderd door de prooi langs de tak te wrijven.
Bijeneters worden in de
zuidelijke landen vaak vervolgd, omdat imkers menen dat ze met een ernstige
concurrent hebben te maken. Alleen op Cyprus worden er jaarlijks zeker zon 10
000 stuks geschoten in de korte tijd dat ze daar broeden.
Bijeneters stijgen op
met stijve, snelle vleugelslagen, hangen stil, cirkelen rond en glijden omlaag
of jagen achter prooien aan met krachtige vleugelslagen en glijvluchten.
De vleugels zijn puntig
waardoor ze bij het vliegen wat op zwaluwen lijken.
Het verenkleed is
voornamelijk blauw; de rug is grotendeels geel; kenmerkend ook zijn de rode
ogen en de opvallende zwarte oogstreep; de keel is geel; de kruin is roodbruin;
de middelste staartveren zijn verlengd.
De kleur verloopt van
donker kastanjebruin op de kruin naar goudbrons op de stuit; de staart is
blauwgroen, de middelste staartpennen zijn verlengd.
De onderdelen zijn
turquoise, naar staart toe groener wordend. De kleine en middelste handdekveren
zijn grasgroen, de armdekveren zijn warm kastanjebruin. De schouders zijn
helder goudkleurig, de tertials (elleboogpennen) groenblauw en de grote
handdekveren zijn donker blauwgroen, de handpennen zijn glanzend, donker
hemelsblauw.
De vleugels vertonen een
zwarte achterrand; op het witte voorhoofd onderscheidt zich een bleekblauwe wenkbrauwstreep.
De lange gebogen snavel is puntig.
De lichaamslengte
varieert van 25 tot 27 cm; de spanwijdte wisselt tussen de 36 en 40 cm en het
lichaamsgewicht schommelt tussen de 50 en 70 g.
Vermits heel veel
insecten in de buurt van water blijven, zijn bijeneters ook altijd in de buurt
van waterpartijen te vinden. Omdat bijeneters ook vaak insecten vangen, die net
bloemen hebben bezocht, krijgen ze ook de zeer voedzame nectar en stuifmeel
binnen, waardoor ze zelf nauwelijks plantaardig voedsel hoeven op te nemen.
Deze kolonievogels leven
het hele jaar door in zwermen en zitten vaak schouder aan schouder.
De bijeneters kiezen
oevers van meren of rivieren uit met afgegraven steile wanden. In deze
oeverkanten graven ze horizontale nestgangen van ruim 1 m lang met aan het eind
een nestholte, die iets hoger ligt. Deze tunnels zijn zo krap dat er slechts
één vogel tegelijk door kan; passeren is alleen in het nest mogelijk. Hierdoor
is het nest ook behoorlijk beschermd tegen roofdieren.
De bijeneter is een zeer
sociale soort die in kolonies broedt, in luidruchtige zwermen trekt en ook de
winter in groep doorbrengt. Soms krijgen paren hulp vansoortgenoten bij het grootbrengen van de
jongen. Als een vogel op het nest terugkeert, begroeten de partners elkaar door
hun staart te spreiden en ermee te trillen, terwijl ze een opgewonden roep
laten horen.
De pop legt per legsel
doorgaans 4 eieren, die beide ouders om beurten bebroeden. Na ruim 3 weken
komen de jongen uit. Ieder koppel zorgt alleen voor zijn eigen jongen, anders
dan bij de karmijnrode bijeneter waar de hele groep vaak helpt.
De oudervogels houden
contact met de broedende partner door speciale geluiden die ze alleen in die
tijd maken. De jongen worden voorbereid op de komst van een ouder (die met een
portie voedsel komt aanvliegen) met weereen andere roep. Na 32 tot 33 dagen komen de jongen voor het eerst
buiten, de ouders blijven de jongen na het uitvliegen nog een paar weken voeren
en beschermen.
De vogel is hier in de
Sommevallei een frequent voorkomende meeuwensoort, die niet enkel langs de kust
wordt aangetroffen, maar tevens talrijk voorkomt in het binnenland.
De namen kokmeeuw of
soms kapmeeuw zullen ongetwijfeld zijn afgeleid van de karakteristieke chocoladebruine
kokmuts.
De kokmeeuw is
allesbehalve schuw en is dan ook gemakkelijk te observeren.
De vogel broedt in
kolonies in moerassen en meren, maar ook in duinen, kwelders of in veengebieden
meestal omgeven door water.
De kolonies zijn erg
luidruchtig en de meeuwen verdedigen eensgezind het territorium tegen de
vijand. Sommige andere vogels maken nuttig gebruik van deze waakzaamheid door
zelf het nest in de buurt of soms zelfs middenin de kokmeeuwenkolonie te
bouwen.
Kokmeeuwen zijn qua
voeding helemaal niet kieskeurig; ze lusten zowat alles: insectenlarven,
slakken op wei- en bouwland; vogeleieren, muizen en jonge vogeltjes, zelfs
etensresten van de mens. Ook durven de meesterdieven wormen van steltlopers (kieviten)
en visjes van sterns ontfutselen en vaak scharrelen ze tussen menselijke
afvalbronnen. Daarnaast proberen de kokmeeuwen ook om vliegend insecten te
vangen.
Meeuwen broeden normaal
gesproken in duinen en natuurgebieden. Wereldwijd is echter een trend zichtbaar
dat kustvogels zoals kokmeeuw, zilvermeeuw en visdiefje het stedelijk gebied
opzoeken. Er zijn diverse redenen denkbaar waarom ze dat doen. Ze leren dat het
leven in de stad veilig is en dat wij mensen voorwaarden scheppen om er te
kunnen leven:
veilige
platte daken, vaak bedekt met grind (roofdieren, zoals de vos komen daar niet);
direct
voedselaanbod op de straten rondom de nestlocatie (etensresten in huisvuilzakken);
nestmateriaal
(grind, vuile daken);
licht
van straatverlichting (plekken makkelijk te vinden);
overmatig
en makkelijk voedselaanbod door het voeren van mensen op straat;
veel
soortgenoten aanwezig.
In deze periode (mei) zijn
de kokmeeuwen druk in de weer met hofmakerij, zoekend naar een geschikte
nestplaats met heel wat gebekvecht rond het betwiste territorium tot gevolg.
De broedlocaties worden
vanaf maart bezet en begin juli zijn de meest jongen uitgevlogen.
Wat hierbij opvalt is
dat alle leden van de kolonie hun eieren binnen dezelfde tijdspanne van 3 tot 4
dagen leggen. Dat biedt nogal wat voordelen omdat hun kwetsbaarheid tegenover
roofdieren wordt beperkt, omdat die maar een beperkte hoeveelheid voedsel per
dag kunnen eten.
Tegelijk beginnen met
broeden, voorkomt ook dat eieren en kuikens verloren gaan omdat sommige meeuwen
nog een nestplaats moeten veroveren terwijl soortgenoten reeds het broeden
hebben aangevat. Hun nesten liggen haast tegen elkaar aan.
Kokmeeuwen kunnen
behoorlijk oud worden; ze hebben een levensverwachting van 10 tot 15 jaar.
Gezien deze leeftijd zou je denken dat er steeds meer kokmeeuwen komen?
Gedurende hun levensperiode hebben ze immers ruim de kans om zich voor te
planten.
Biologisch
broedonderzoek in onder andere Nederland en Vlaanderen wees een tijd geleden uit
dat een slechte reproductie één van de belangrijke oorzaken is van de dalende
aantallen in Europa.
Dit lage broedsucces zou
vooral worden veroorzaakt door verliezen in de eierenfase.
Vandaar het belang om de
kokmeeuwen te ringen om alzo zicht te krijgen over hun herkomst, verspreiding,
plaatstrouw aan overwinteringsgebied en broedlocatie, leeftijd.
Wie een eerder
verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende
bijdrage opsnorren:
Na het ochtendlijk merelconcert hoorde ik 14 dagen lang inmiddels net één week geleden
in het vakantieverblijfje dat we huren in de Somme-vallei dagelijks het helder getjilp van het druk, bezig en rumoerig dorpsvogeltje.
Tijdens de dagelijkse trip naar de bakker weerklonk haast op elke hoek van de straatjes de enthousiaste roep van de dominant aanwezige kerel.
Verwonderlijk is het niet, daar het pittoreske vissersdorp met heel wat oude woonwijken soms zelfs haast vervallen gebouwen talrijke ideale nestgelegenheden en schuilplaatsen verschaft. Overal zijn er holtes, nissen, spleten, uitnodigende plekjes, vaak onbereikbaar voor ongewenste belagers.
De kriskras door elkaar staande diverse woningen en kronkelende wegen en steegjes
karakteristiek voor oude dorpskernen zorgen voor een wat ruige en rommelige, maar tevens voor een gastvrije en joviale warme biotoop, waar mens en vogel zich thuis voelen.
Overal bieden bakstenen tuinomheiningen of omwallingen van parkdomeintjes, vaak begroeid met klim- en slingerplanten, veilige groene plekjes.
Daarenboven worden door vele inwoners broodkruimels en versnipperde etensrestjes op balkons in bloembakken of in kommetjes en schaaltjes op een voor katten onbereikbare plaats dagelijks te grabbel gestrooid.
Je treft huismussen even goed aan op de dijk, het strand, in de omgeving van en op de marktplaats, alsook op druk bezochte groene terraspleintjes.
Het valt trouwens in heel de Sommestreek op dat de attente en gulle schenkers echte natuurfans en vogelliefhebbers zijn.
Het jaarlijks Festival de lOiseau, La Maison de la Baie de Somme et de lOiseau, le Parc Ornithologique du Marquenterre beklemtonen dit met verve.
Een natuurpareltje
De baai van de Somme werd overigens recent opgenomen in de lijst van de zeer gesloten club van Grands Sites de France.
Dat is een label dat wordt toegekend aan uitzonderlijke sites en dat dank zij de 45 000 ha aan uitzonderlijke landschappen
Wie deze uitgestrekt en ongerept natuurgebied eens wenst te verkennen, kan hier heel wat natuurlijke lokale producten proeven zoals mosselen (Bouchots), het lamsvlees van de schapen die op de weiden (l Estran, te vergelijken met onze poldergebieden) staan, waar het zout water overloopt, zeekraal, keuze genoeg!
Wat eveneens heel belangrijk is om het statuut van Grand Site te verdienen is dat de liefde voor natuur (in dit geval voor de fauna en flora van de baai) wordt doorgegeven aan kinderen. Vandaar dat het reeds eerder vermeld Maison de la Baie de Somme pedagogische ateliers organiseert om de liefde voor de baai door te geven aan de kinderen, want zij zijn de toekomstige natuurambassadeurs van onze planeet.
In Zaventem lijkt het getjilp her en der weer wat aan te zwellen en dat is verblijdend nieuws. Op de waarnemingsfiches, gekoppeld aan opgelegde observatieperiodes, ter beschikking gesteld door Vogelbescherming Vlaanderen naar aanleiding van het proefproject huismussennestkasten, verschijnen hoopvolle signalen van de Vogelvrienden van de Kille Meutel.
Ook in Lovendegem hebben inmiddels een aantal mussenkoppeltjes hun intrek genomen maar niet enkel in het meest gegeerde groene nestkastje; ook in de coniferen en struiken zijn nesten want er vliegen wel een 20-tal huismussenmannetjes, - vrouwtjes, - jongen uit in de tuin en de onmiddellijke omgeving bij Georges Van Damme.
Het illustrerend beeldmateriaal dat Georges en andere huismussenspotters ons geregeld bezorgen, nemen we op in een gegevensbank, die ons na het opvolgingsonderzoek moet toelaten de beste huisvestingsnormen voor onze geliefde straatket in kaart te brengen.
Wie eerder verschenen artikels uit het archief wil raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen ontdekken:
Er was een tijd dat
pinguïns en ijsberen elkaar wél konden ontmoeten. Tot de 19de eeuw
leefde op de Noordpool de reuzenalk de originele pinguïn. De mens knalde
het laatste exemplaar af. In het boek: Het
zesde uitsterven, vertelt Elizabeth Kolbert zijn verhaal.
Vette vogel
In hun hoogtijdagen
dat wil zeggen: voordat mensen hun broedgronden bereikten nestelden de reuzenalken
van Noorwegen tot in Newfoundland en van Italië tot in Florida. Ze waren
indertijd met vele miljoenen. Toen de eerste Scandinaviërs zich vestigden op
IJsland, kwamen de reuzenalken er zo veelvuldig voor dat ze er vaak op de
eettafel belandden. Hun resten werden gevonden in het huishoudelijk afval van
de 10de eeuw. De reuzenalk was een gemakkelijke prooi voor de
middeleeuwse IJslanders.
Voor zover we weten,
leefden reuzenalken op dezelfde wijze als pinguïns. In feite waren de
reuzenalken de originele pinguïns Ze kregen hun naam wel of niet afgeleid
van het Latijnse pinguis, wat vet
betekent van de Europese zeevaarders die hen zagen in de noordelijke
Atlantische Oceaan. Toen later andere zeevaarders op het zuidelijk halfrond
gelijkgekleurde en gelijkgebouwde vogels vonden, die evenmin konden vliegen,
gaven ze hen dezelfde naam wat aanleiding gaf tot veel verwarring omdat alken
en pinguïns tot geheel andere families behoren. Pinguïns vormen hun eigen
familie, terwijl alken leden zijn van een familie waartoe ook papegaaiduikers
en steltlopers behoren. De Alca orda
alias de gewone alk is volgens genetisch onderzoek de naaste nog levende
verwant van de reuzenalk.
Net zoals pinguïns waren
reuzenalken fantastische zwemmers ooggetuigen meldden dat ze
verbazingwekkende snelheden haalden in het water en ze brachten het
grootste deel van hun leven door op zee. Maar tijdens het broedseizoen, in mei
en juni, waggelden ze massaal aan land en dan waren ze uiterst kwetsbaar.
Amerikaanse indianen joegen duidelijk op reuzenalken in een oud graf in
Canada werden meer dan honderd snavels van alken gevonden. En de neanderthalers
uit het stenen tijdperk deden dat eveneens: resten van reuzenalken werden
teruggevonden in archeologische sites in onder andere Denemarken, Zweden,
Spanje, Italië en Gibraltar. Toen de eerste kolonisten landden op IJsland,
waren al veel broedplaatsen leeggeroofd en was de soort waarschijnlijk al sterk
uitgedund. Maar pas nadien volgde de massamoord.
Makkelijke prooi
Vanaf het begin van de 16de
eeuw pendelden Europese vissers veelvuldig naar Newfoundland, naar de rijke
visgronden van de kabeljauw. Bijna ter bestemming gooiden ze het anker uit bij
een grote platte klomp van roze graniet die net boven de zeespiegel uitstak. In
de lente was de 20 hectare grote rotsplaat overdekt met vogels die er bij wijze
van spreken schouder aan schouder stonden.
Er stonden of zaten veel
genten en steltlopers en de rest waren reuzenalken. De kale rots, ongeveer 60 km
buiten de N-O kust van Newfoundland, stond toen bekend als Vogel-eiland of
Pinguïn-eiland en tegenwoordig als Funk-eiland. Aan het einde van een lange
trans-Atlantische tocht, wanneer de voorraden bijna opgegeten waren, was vers
vlees goud waard en dat dit vlees bovendien met groot gemak van deze rotsklomp
kon worden geplukt, trok snel de aandacht. De Franse ontdekkingsreiziger
Jacques Cartier rapporteerde in 1534 dat sommige van de tijdelijke bewoners van
het eilandje zo groot als ganzen waren:
Ze
leven bijna altijd op zee want ze kunnen met hun kleine vlerken niet vliegen
( ) maar daarmee klieven ze even snel door het water als andere vogels vliegen
door de lucht. En deze vogels zijn heerlijk vet. In minder dan een halfuur
vulden we er twee boten mee, alsof het ballaststenen waren. De vogels die we
niet vers konden opeten, pekelden we. Elk schip legde vijf of zes vaten vogels
in met zout.
Enkele jaren later
landde een Britse expeditie op het eilandje, overvol met groot gevogelte.
De matrozen dreven een
groot aantal van deze vogels in hun boten en waren lovend over het smakelijke
vlees: zeer goed en voedzaam vlees. In 1662 beschreef kapitein Richard
Whitbourne hoe de reuzenalken over de gangplank aan boord werden gedreven met
honderden tegelijk.
Enkele decennia later
werd de reuzenalk voor veel meer aangewend dan voor levensonderhoud. Een
kroniekschrijver stelde vast dat de reuzenalken van Funk-eiland werden uitgebaat
op alle mogelijke manieren die de mens kon bedenken. Alken werden in de
visvangst gebruik als lokaas. Met hun veren en dons werden matrassen gevuld.
Hun olie werd gebruikt als brandstof.
Er werden stenen kooien
gebouwd op het eiland de grondvesten zijn nog zichtbaar en de vogels werden
daarin gedreven in afwachting dat iemand de tijd vond om ze te slachten.
De Engelse zeeman Aaron
Thomas schreef aan boord van hms Boston, onderweg naar Newfoundland:
Als
je ze vangt voor hun veren, doe dan geen moeite om ze te doden. Je pakt er
gewoon een vast en plukt de beste pluimen. Waarna je de arme pinguïn te water
laat, half kaalgeplukt, zodat de vogels vanzelf traag omkomt.
Er groeiden toen en nu
geen bomen op het kille Funk-eiland en dat gaf aanleiding tot nog een ander
nuttig gebruik dat dezelfde Thomas beschreef: verwarming:
Neem
een kookketel mee, steek er een of twee pinguïns in en stook een vuurtje onder
de ketel.
De
vlam zal heel zeker worden onderhouden door de onfortuinlijke pinguïns, want hun
olierijke lijf schiet snel in brand.
Geveld door zijn eenzaamheid
Toen de Europeanen voor
het eerst voet aan wal zetten op het eiland, vonden ze er naar schatting
100.000 koppels reuzenalken, die er evenveel eieren uitbroedden.
Reuzenalken legden doorgaans
maar één ei per jaar.
Een dergelijk ei had een
doorsnede van 12 cm en was bruinzwart gespikkeld. Alleszins moet de
broedkolonie op het eilandje zeer uitgebreid zijn geweest, om meer dan 2 eeuwen
van afslachten te kunnen doorstaan.
Maar eind de 18de
eeuw ging de kolonie steil achteruit. De handel in puimen en dons was zo
winstgevend geworden dat verschillende ploegen jagers de hele zomer bezig waren
op Funk met vogels te verbranden en te plukken.
Het is niet uitgemaakt
of de jagers daadwerkelijk tot en met de laatste alk van Funk hebben gedood,
dan wel of ze de kolonie zodanig uitdunden dat ze kwetsbaar werd voor nog
andere bedreigingen. Hoe het ook zij, algemeen wordt 1 800 beschouwd als het
jaar waarin de reuzenalk verdween uit Noord-Amerika.
Nadat de reuzenalken van
Funkeiland in de vergeetput waren gepekeld, gepluimd en geroosterd, bleef er
nog maar één enkele kolonie over van enige omvang, op het eiland eiland van
de reuzenalk zowat 45 km ten Z-W van het schiereiland Reykjanes op IJsland.
Het allerlaatste koppel
reuzenalken werd in 1844 op Eldey gedood. Eldey ligt op amper op 14 km van
Reykjanes, net ten Z van Reykjavik.
De fotos van de kleine
alk zijn van Birdfocus
De afbeelding van het
skelet van de reuzenalk mochten we ontlenen aan Tirion
Natuur, waarvoor onze
oprechte dank.
De looptechniek van de laatste der dinosauriërs verklaard
Geraadpleegde bron: De Standaard
Waarom een kippenknie achterstevoren staat
Is het je ook al opgevallen dat de knieën van kippen en andere vogels naar achteren zijn gericht?
Dat komt omdat ze dinosaurussen zonder staart zijn.
Wat een leek gemakshalve de knieën van een kip noemt, zijn eigenlijk haar enkels. De knie zit bij kippen hoog tegen het lijf aan. Het dijbeen van een kip zit horizontaal en neemt niet deel aan het stappen. Een kip zwaait eigenlijk haar poten vanuit de knie naar voren.
Wetenschappelijk onderzoek impliceert eerst waarnemen om zich daar dan vragen bij stellen. De vraag die bij de observator spontaan opkomt: waarom wandelt een kip vanuit de knie en niet vanuit de heup, zoals wij?
Waarom heeft ze zulke korte dijen en houdt ze die horizontaal?
En nu we toch bezig zijn: kippen zijn de laatste der dinosauriërs, zouden T-Rex en zijn kompanen ook zo koddig hebben gelopen?
Dinosaurusspecialisten Bruno Grossi van de Universiteit van Chili en José Iriarte-Diaz van de Universiteit van Chicago besloten samen de volgende stap te zetten in het wetenschappelijk onderzoeksproces en stelden een experiment op.
Ze bonden een wc-ontstopper aan de kont van 4 kuikens en lieten ze zo een 12 weken opgroeien tot ze volwassen waren; 4 andere kuikens kregen een gewicht opgebonden boven hun bekken en nog eens 4 anderen werden met rust gelaten en benoemd tot de controlegroep.
Ontstopper is een wat oneerbiedige beschrijving van de wetenschappelijk verantwoorde dinostaart die de kippetjes op maat aangemeten kregen: een 7 mm dikke houten stok, vastgezet in een klont Fimo-boetseerklei en met velcro vastgeklit op een broekje dat de kip droeg, zodanig dat de stok in lijn was met de projectie van de caudale wervels (in het verlengde van de staartwervels) en de pygostyle. De pygostyle zijn de vergroeide wervels die samen het vlezige aanhangseltje vullen dat bij een kip voor staart moet doorgaan.
De kippen mochten opgroeien in vrije uitloop of toch in een rond hok van 1,80 m doorsnede en 1 meter hoog. Om de 5 dagen kregen ze een nieuwe staart, telkens even lang als hun lijf, van 9 tot 28 cm. Het zwaartepunt van de kip-met-dinostaart lag daardoor 15% opgeschoven langs de lijn tussen het zwaartepunt van een kip zonder staart en dat van de staart zelf, wat bij een volwassen kip neerkwam op zowat 2 cm.
Aan doordacht wetenschappelijk onderzoek doen betekent ook alle mogelijke andere verklaringen uitsluiten.
Dus: als zon kip-met-staart anders ging lopen, kwam dat dan wel doordat haar zwaartepunt opgeschoven was of misschien gewoon omdat ze nu meer woog?
Daarom kreeg een 2de groep evenveel extra gewicht aangemeten, maar nu boven op de rug, netjes boven hun steunpunt, zodat hun zwaartepunt zich niet verlegde.
En dan maar filmpjes maken van waggelende kippen. Uiteraard nadat de make-upartiest van de ploeg ze selectief had kaalgeplukt om gekleurde klevertjes aan te brengen op heup, knie, enkel en het gewricht tussen voetbeen en tenen.
Op die manier kon een computer de beweging van de gekleurde stippen omzetten in gegevens waar een bewegingsanalyse-programma mee uit de voeten kon.
Laatste stap in het onderzoeksprogramma en wel deze die je carrière bepaalt als je wat baanbrekends hebt ontdekt en bewezen: publiceren, in dit geval in Plos One.
En inderdaad. Bij een dinosaurus met staart ligt het zwaartepunt ergens in het bekken, zodat de dino zijn hele poot kan gebruiken om te stappen. Haal die staart weg en de dino valt op zijn bek, tenzij hij zijn steunpunt onder zijn nieuwe zwaartepunt brengt. Met andere woorden, als hij zijn knie naar voren onder zijn zwaartepunt brengt en enkel nog het deel onder de knie gebruikt om mee te stappen.
Precies wat een kip ook doet. De kippen-met-wc-ontstopper gedroegen zich zoals hun voorouders: ze strekten hun poten en zwaaiden ze veel meer vanuit de heup.
Op naar de volgende vraag dus maar: hoe neemt een 6-tonner zoals T-Rex een haakse bocht zonder in het decor te belanden of zijn poten te breken? Dat is al iets moeilijker te vertalen naar een kip. Maar als je een idee hebt, zal de wetenschap je dankbaar zijn.
Onder leiding van Oswaldwerden nieuwe huismussenspotters van de wandelvereniging De Parkvrienden langsheen een door hem uitgestippeld parcours gegidst.
Opzet van dit initiatief was tijdens het Huismussentelweekend georganiseerd door Vogelbescherming Vlaanderen de loktroeven, die huismussen kunnen overhalen te nestelen, te veraanschouwelijken.
Geregeld werd tijdens de verkenningstocht halt gehouden op strategische infopunten, al dan niet in de buurt van groene zones, waar telkens de aandacht werd toegespitst op de 4 bepalende basisbehoeften en succesfactoren van een mogelijke habitat: voedsel, beschutting, water en ruimte.
Een voedselrijke tuin is van cruciaal belang, want tijdens een winterdag brengt een pimpelmees 85% van de tijd door met voedsel zoeken en s zomers moet een paar volwassen pimpelmezen voor hun opgroeiend legsel dagelijks 1 000 rupsen inzamelen.
Ook water is essentieel voor vogels om te drinken en te baden. Vooral zaadeters moeten veel water drinken, omdat dit in hun voedsel ontbreekt. Waterpartijen (vijvertje, komvormige schalen of kuipjes, waar regenwater in blijft staan) aanleggen of vogelbadjes voorzien, is aangeraden.
Alle vogels hebben bescherming nodig en op natuurlijke wijze kan dat op diverse manieren; bomen met een gesloten takkenstructuur, doornige vogelveilige struiken, dichte hagen en heggen.
Met het project huismussennestkasten tracht Vogelbescherming Vlaanderen in samenwerking met Vivara de muren tot leven te brengen met ingemetselde neststenen. Deze van houtbeton vervaardigde neststenen bieden alle soorten holenbroeders, die gebouwen opzoeken, veilige en beschermde broedplaatsen.
Met de Kille Meutel Vogelvrienden trachten we ons pluimpje bij te dragen tot het welzijn van onze trouwste cultuurvogel. De wandeltocht werd in beeld gebracht door Arletteen Robert
Geraadpleegde bron: de Standaard - De varroamijt
slaat nergens zo hard toe als in ons land en moordt de bijenkolonies een voor
een uit.
Het is de tijd van het jaar waarop de imkers hun bijenkasten voor het
eerst openen en zien hoeveel bijenvolken de winters hebben overleefd.
Imker Filip Wouters had 20 bijenkasten, één volk per kast; 12 volken
hebben deze winter overleefd. De andere 8 zijn uitgestorven, door de varroamijt
en een windhoos eind vorig jaar.
Voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond, Chris Dauwe meent dat
het nog te vroeg is om conclusies te trekken. De verschillen zijn immers groot;
de ene imker heeft geen enkele kast verloren, de andere is alles kwijtgeraakt.
De jongste berichten wijzen er op dat het deze winter met de
bijensterfte al bij al nog meevalt.
De parasiterende mijt vermenigvuldigt zich via het broed van de
honingbij
Toch blijft de varroamijt, die de bijen verzwakt en de grootste
boosdoener is van de grote bijensterfte, zorgen baren.
De mijt zet zich vast op de bij, zuigt bloedt en maakt een opening in
het schild van de bij. Daardoor raakt ze verzwakt en minder weerbaar tegen
allerlei virussen.
Een Europees onderzoek zette het probleem recent nog eens op scherp.
Van alle 32.000 door imkers gehouden kolonies, die in opdracht van de
Europese Commissie over 17 EU-landen werden onderzocht, bleken in de winter van
2012-2013 nergens zoveel bijen gestorven als in ons land.
Zonder bijen is er geen bestuiving van de meeste gewassen en fruitbomen
en komt de biodiversiteit en de voedselproductie in gevaar.
Al teistert de varroamijt bijenkolonies in heel Europa, toch valt best
te verklaren waarom in België de bijensterfte zoveel hoger is.
Het voedselaanbod voor honingbijen wordt steeds schraler. Een bij zoekt
voedsel in een actieradius van 3 km, maar als in die gebieden alleen tarwe,
maïs en aardappelen worden geteeld, dan komt ze niet aan haar trekken.
Bloemen in bermen bestempelen wij eerder als onkruid die moet worden
bestreden, maar voor bijen is het noodzakelijk voedsel.
In Frankrijk zijn er grote velden met zonnebloemen en koolzaad.
In Nederland heb je minder lintbebouwing en een beter groen beheer.
In Duitsland vind je in elk dorp linde- en kastanjebomen, een
belangrijke bron van nectar voor honingbijen.
Doordachte en doeltreffende
bestrijdingsstrategie
Een bijenvolk heeft per seizoen 40 tot 50 kg pollen nodig om te kunnen
overleven en zijn larven te kunnen voeden. Dan kom je er niet met één boom.
Het gebrek aan voedsel voor bijen is een groter probleem dan de
pesticiden. Als een bij geen voedsel vindt, gaat ze verzwakt de winter in. Als
daarbovenop de varroamijt toeslaat, is de kans dat ze de winter overleeft,
klein.
De varroamijt valt te behandelen, maar dat moet via een gecoördineerde
systeemaanpak gebeuren, zowel in de zomer (om de larven te beschermen) als in
de winter (wanneer de mijt op de volwassen bijen zit), wat al te zelden het
geval is. Liefst worden de juiste bestrijdingsmiddelen aangewend ook, maar daar
ontbreekt het vaak aan.
Leveranciers doen niet eens de moeite om hun product in ons land bij het
federaal voedselagentschap te registreren, omdat ze vinden dat de markt te
klein is.
De zomerbehandeling tegen de varroamijt is cruciaal, omdat dan de
winterbijen worden geboren. Bijen leven normaal 6 weken. Winterbijen leven
echter 6 maanden, omdat ze geen larven hoeven te voeden, maar dan moeten ze wel
gewapend zijn om de winter door te komen.
Om de varroamijt geen kans te geven, moet de behandeling in de zomer
daarom 6 weken duren, met het product timol of oxaalzuur.
Het probleem is dat imkers vaak te laat met de behandeling beginnen,
omdat ze willen dat de bijen zolang mogelijk honing produceren om te verkopen.
Gelukkig staat er een jonge generatie op die in de eerste plaats denkt
aan het welzijn van de bijen.
De bestrijdingsbehandelingen op elkaar afstemmen is van het grootste
belang.
Immers bijen kunnen uitvliegen en vooral darren vliegen makkelijk van
de ene bijenkast naar de andere. Bijen verdedigen hun nest, maar een vreemde
bij kan zich in een nest binnen bedelen als hij nectar bij zich heeft.
Als de dar drager is van de mijt, kan hij een schone kast weer
besmetten.
Bijenhotels zijn hot
Overal in Vlaanderen duiken ze op, zowel in de tuinen van burgers als
bij bedrijven.
Je kan zon bijenhuis kopen of het gewoon zelf maken. Met een bundel
riet, bamboe of andere holle stengels waarin de bijen kunnen nestelen. Hout of
steen waarin gaten geboord zijn, kunnen ook.
De wilde (of solitaire) bij laat er haar eitje en wat stuifmeel in achter.
De nakomeling ziet dan een jaar later het levenslicht.
Een bijenhotel plaatsen is een prima idee, maar het is maar één
element. Belangrijk is dat er in de buurt voldoende planten groeien waar de
bijen voedsel vinden.
Ongeveer een derde van de solitaire bijen zoekt onderdak in zon hotel.
Andere graven zich bv een plekje in de grond en bang hoef je ook al niet te
zijn, want wilde bijen steken niet gauw.
Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan in het archief
de volgende bijdragen via de zoekrobot opsnorren:
18/08/10De
mysterieuze verdwijnziekte
23/10/10Aanpassen of
opkrassen
04/11/12Bang van de
natuur
01/09/13Wespen,
muggen en vliegen in beweging
12/06/13Levensnoodzakelijke
bestuivers
De fotos zijn van natuurfotograaf Paula Sperberdie recent een website heeft opgebouwd, die je in de 2de
favorietenreeks op dit blog kan raadplegen zéker doen!
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.