Als ik terugdenk aan die tabakspluk-ervaring, dan zijn er toch twee
kernideeën die fundamenteel waren: "niet
treuzelen" en "niet kleinzerig doen".
Dat hebben de beide "kilnhangers"
mogen ervaren in die twee zomers dat ik er geweest ben.
De ene is er doodziek geworden, een zware bronchitis, met hoge koorts.
Door het voortdurend zwoegen onder en tussen die doorweekte bladeren en onder
het aanhoudend koud gedruppel van de bladeren aan de bovenste balken. De
combinatie, elke dag opnieuw, van zich in het zweet zwoegen en die bijna
aanhoudende kille douche, was écht niet gezond. Maar zoals gezegd: "niet kleinzerig doen". Eén dag uitzieken
was toegestaan, maar de volgende dag was er geen plaats of tijd meer voor
medelijden of voor geklaag: een paar pillen om de koorts te doen zakken, en
weer aan het werk. Nee, daar was géén arbeidsinspectie en géén "Comité voor Preventie en Bescherming op het
Werk".
De andere is op een dag naar beneden gedonderd vanop die gladde en
smalle balken. Zo'n kiln had geen "vloer" op de verschillende verdiepingen;
er waren alléén maar balken waarop je moest zien te balanceren. En het moest
allemaal héél snel gaan. ("Niet treuzelen.")
Want die stokken met tabaksbladeren, die bleven maar komen, aan een strak
tempo, vanop die lopende band. Je moest dus héél vlug de ene stok goed op de
balken zien te hangen, en op tijd weer bij het uiteinde van de lopende band zijn
om de volgende stok van de band af te halen want anders zou die op de grond
vallen en wellicht verloren zijn. En die haast en gejaagdheid, op die gladde
balken, is hem fataal geworden. Gelukkig is het allemaal nog redelijk
meegevallen: blauwe plekken, kneuzingen, een pijnlijke schouder. "Niets
ernstigs", dus, al had dit wel dramatisch kunnen aflopen. De volgende dag mocht
hij gewoon opnieuw de kiln in: "Niet kleinzerig doen".
Een mens kan zich niet voorstellen dat zoiets dezer dagen nog zou
kunnen.
En ja, ik heb het zelf ook mogen ondervinden.
Dat "niet treuzelen" begon
al bij de rit van het erf naar de tabaksvelden. Omdat die velden niet allemaal
dichtbij lagen, moesten de plukkers met de tractor mee rijden. 's Morgens vroeg
en na de middag, naar de velden toe, en ook op de terugweg. Maar op zo'n
tractor kunnen wel geen vijf mensen zitten; die was totaal niet voorzien op "passagiers". We stonden dus naast elkaar
gedrumd, een paar naast de zitplaats van de chauffeur, en een paar op de dissel
waar de gammele kar achter hing. En ondertussen proberen ons ergens aan vast te
klampen, en het evenwicht te bewaren; én uitkijken dat er geen lege bakken van
de hobbelende kar af tuimelden.
De weg naar de velden liep niet over verharde wegen: dat waren aarden paadjes
met putten en bulten. Zeker als het kort daarvoor geregend had, en de
tractorwielen sporen getrokken hadden. Maar ja: "niet treuzelen". Het moest dus rap gaan, en de chauffeur trapte
hard op het gaspedaal. De kar bokte over de weg als een wild paard.
En op een keer is het misgegaan: ik verloor mijn evenwicht, en
tuimelde van de dissel af, tussen de tractor en de gammele kar door. Ik kwam op
mijn rug op de grond terecht, en de kar bonkte over mij heen. Gelukkig voor mij
huppelde het gevaarte, door een bult in de weg, net omhoog toen de as van de
kar boven mij passeerde, want anders was ik er wellicht niet meer geweest om
dit na te vertellen.
De vrouw van de tabaksboer heeft mij in spoed naar de dokter gebracht,
maar de schade leek mee te vallen: een paar blauwe plekken, een gekneusd borstbeen
en mijn ene arm was opengehaald.
De volgende dag heb ik een volledige dag rust gekregen om wat te
herstellen. Maar de dag daarna: "niet
kleinzerig doen", met een omzwachtelde arm.
Wie nog zou twijfelen: tabak kan inderdaad dodelijk zijn!
En tóch was het een heerlijke periode.
Na het leegmaken van de kiln,
van zes tot zeven uur 's morgens, stond een stevig ontbijt te wachten. En dan
tot de middag plukken (en naaien, en hangen), aan een razend tempo. 's Middags
konden we nieuwe energie opdoen bij de korte lunch, en om één uur waren we
alweer aan het werk.
Maar op een geslaagde dag hadden we wél om twee uur in de namiddag al
gedaan, en waren we (meestal) vrij. Nadat we ons een beetje gefatsoeneerd
hadden. Dat "fatsoeneren" betekende
vooral: het plakkerige teer uit ons haar en van ons lichaam proberen te
verwijderen onder de "douche". Die "douche" was gewoon een sproeier in de
serre waar we konden gaan onder staan en hopen dat het regenwater voldoende
opgewarmd was door de zon, en dat diegene die voor ons gedoucht hadden niet ál
het warm water hadden opgebruikt.
Nadien, in de namiddag was het dan genieten en ontspannen. Behalve die
enkele keren waarbij we (min of meer) "vrijwillig"
nog een klusje mochten klaren: babysitten op de kinderen, koeien gaan vangen die
uit de weide van een andere boer ontsnapt waren, meehelpen krieken plukken (of
waren het perziken?). Of een zeldzame keer tabak gaan oogsten bij een andere
tabaksboer die in de problemen gekomen was en niet tijdig alle tabaksbladeren
geplukt kreeg.
We hebben de kans gehad om een geheel nieuwe wereld te leren kennen. We
hebben op het strand mogen zonnen aan het Erie-meer, en méér dan eens mogen
genieten van een zomerse avondlijke BBQ. We hebben geleerd lief en leed te
delen, en samen te werken met mensen van allerlei pluimage: er was iemand bij uit
Mexico, en iemand uit Toronto. En een paar jongens uit Quebec die een soort
Frans spraken waar we niets van begrepen. En we hebben geleerd om zélf onze
kleren te wassen in de wasserette (die onze passage ternauwernood overleefd
heeft, want vermoedelijk niet voorzien op in teer gedrenkte kleren).
En we hebben een uniek "avontuur"
beleefd in het verre Canada.
We zijn er, al bij al, toch "rijker"
door geworden...
Dat tabak dodelijk kan zijn, is een versleten cliché, maar ik heb het
wel aan den lijve ondervonden. Of toch zo goed als.
Hiervoor moet ik terug naar de zomers van 1974 en 1975: mijn avonturen
in de Canadese tabaksteelt, waarover ik het eerder al heb gehad (op 30 december
vorig jaar).
Voor een goed begrip zal ik toch eerst een korte introductie in de "leer van detabakspluk" moeten meegeven.
(Vandaar dat dit een dubbel-aflevering moet worden. De ontknoping
volgt in "Deel 2"...)
De tabaksplanten staan in eindeloze rijen naast elkaar, en groeien tot
zowat 2 meter hoog. Elke plant heeft een drietal bladeren per niveau: de onderste bladeren (de zandbladeren) groeien bijna tegen de
grond, en zijn het eerste rijp, en de bladeren daar boven rijpen in volgorde
van hun hoogte. De bladeren worden manueel geplukt door 5 mensen die op een
pluk-machine zitten waar vijf zitjes
op gemonteerd zijn, die in de hoogte verstelbaar zijn, en die aangedreven wordt
door een soort bromfietsmotor. Een geleider voor het voorwiel zorgt ervoor dat
de machine mooi recht tussen de rijen tabaksplanten blijft rijden, en de
bedoeling is dat elke plukker telkens van de rij planten aan zijn rechterkant
in het voorbijrijden de juiste bladeren af plukt en in een bak deponeert die
voor hem geplaatst is. De hoofdplukker start de machine op aan het begin van
een rij, en dan rijdt het ding verder, tot de hoofdplukker ongeveer halfweg
stopt omdat de bak voor het zitje van de plukkers dan in principe helemaal vol
is. Die bak wordt op een hogere steun geplaatst en vervangen door een lege bak,
en dan gaat het weer verder, tot het einde van de rij. Voor de rest dendert het
ding ongenadig vooruit. Als plukker moet je maar zien dat je in het voorbij
rijden de bladeren kan mee grissen die moeten geplukt worden, en dat je die
mooi in je bak stapelt zodat die niet overvol raakt vóór je mag wisselen.
Dat je de bladeren in het voorbijrijden moet zien te plukken van de
planten in de rij aan je rechterkant, was voor mij, als linkshandige, een
bijkomende handicap. En ja, ik heb het dus meermaals meegemaakt dat ik mijn
geplukte bladeren niet meer in die bak gepropt kreeg, omdat ik slecht gestapeld
had. Of omdat het gewoon allemaal te vlug ging en ik amper de tijd had om de
bladeren van de plant af te trekken, en er niet toe kwam om ze mooi te stapelen.
En dan probeerde ik toch maar met de moed der wanhoop verder te doen en de
bladeren gewoon op mijn schoot te leggen in de hoop dat ik ze allemaal kon
blijven vasthouden. Een hels karwei was het.
Een hels karwei, zeker in het begin, omdat je dan nog de routine mist
om het allemaal vlot te blijven doen. Een hels karwei is het sowieso in de
eerste weken, omdat je laag tegen de grond tussen die rijen tabaksplanten door
rijdt die hoog boven je uit groeien en 's morgens kletsnat zijn van de dauw, of
van de regen. Na tien minuten ben je al doorweekt en verzopen. En je rug is op
het einde van de werkdag gebroken door de hele tijd naar die "zandbladeren" te tasten.
Op het einde van de rij planten staat een tractor te wachten met tien
lege bakken op een gammele kar. De lege bakken worden op de grond gegooid, de
volle bakken worden van de "plukmachine"
op de kar overgeplaatst, de lege bakken komen op plukmachine, en de volgende 5
rijen planten kunnen weer geplukt worden. En er mag daarbij geen tijd verloren
worden, want het moet rap gaan allemaal.
De man met de tractor haast zich dan naar de "naaitafel" op het erf, waar enkele naaisters de bladeren uit de
volle bakken op een lange tafel deponeren en aan een stok vast naaien. Zodra de
bakken geleegd zijn, spoedt de tractorman zich weer naar het veld om daar op
tijd te staan met de geleegde bakken tegen dat de plukkers een nieuwe rij
afgewerkt hebben. En dan wordt er weer gewisseld. Zo gaat dat de hele werkdag
door.
De vrouwen aan de "naaitafel"
leggen de stokken met de opgenaaide tabaksbladeren op een lopende band, die de
stokken binnen in de "kiln" vervoert.
Een "kiln" is een soort droogschuur
voor tabaksbladeren. Zo'n "kiln" is
eigenlijk niets meer dan een hoge houten barak, met binnenin een reeks balken
en dwarsbalken, verspreid over vele "verdiepingen",
en daar worden de zwaarbeladen stokken aan opgehangen door de "kilnhanger". Die moet over die balken
balanceren, en de stokken, die gestaag blijven komen, van die band afnemen en
mooi evenwijdig en op de gepaste afstand op de balken hangen, zodat ze allemaal
goed en vlug kunnen drogen. Omdat hij van bovenaf aan moet beginnen, en de
stokken met tabaksbladeren lager komen te hangen naarmate de dag vordert, heeft
de kilnhanger dezelfde plezierige
ervaring als de plukkers, maar dan nog erger: de kletsnatte bladeren hangen
boven en rond zijn hoofd, en na enkele minuten is hij compleet doorweekt.
De farm waar wij mochten
werken, was vrij groot: 40 acres, of
16 ha, tabaksplanten. We moesten ongeveer 1 acre
per dag plukken, want dat was min of meer wat in een kiln kon opgehangen worden. De eerste week waren we daar soms tot
vier uur in de namiddag mee bezig, maar eens we de routine te pakken hadden,
ging het alsmaar vlugger. Na een paar weken slaagden we er al in om tegen twee
uur in de namiddag klaar te zijn met ons werk. Maar dan moesten we wel de hele
tijd aan een razend tempo doorwerken. En we begonnen, vanaf de tweede week, ook
al vanaf 6 uur 's morgens met het leegmaken van een kiln.
Als ik me goed herinner, had onze baas 7 of 8 kilns staan. Na een goeie week waren die dus allemaal vol, en moest
de eerste weer leeg gemaakt worden. Want ondertussen waren de bladeren in die
eerste kiln, normaal gezien, al
helemaal droog door de hete lucht die er een hele week door gejaagd was. En zo
ging het de volgende dagen ook: elke dag begon met het leegmaken van de
gedroogde bladeren uit een kiln.
Ik zag daar elke ochtend ontzettend tegen op, tegen dat uur werken in
de kiln, omdat we met z'n allen een soort "menselijke
ketting" moesten vormen, en de stokken met gedroogde tabaksbladeren aan
elkaar moesten doorgeven. Daarbij moesten meerdere mensen in de kiln zelf staan, op die smalle balken,
hoog boven de begane grond. Ik stond elke keer stijf van de stress en de
spanning: mijn hoogtevrees en valangst...
We schrijven het jaar 1972. Vier jonge mannen uit dezelfde klas,
Latijn-Wiskunde, uit het Koninklijk Atheneum van Kortrijk, starten in oktober
hun universitaire studies in Gent. Drie daarvan zitten trouwens samen op kot,
in Home Astrid.
Was dat verstandig om met vier vrienden aan dezelfde universiteit te
beginnen? Niet echt, eigenlijk. De resultaten waren er dan ook naar: twee van
de vrienden hebben na dat eerste jaar moeten afhaken. Want, in alle
eerlijkheid, echt héél veel hebben die jonge mannen dat eerste jaar niet
bepaald gestudeerd. Ze waren te druk bezig met op café gaan: biljarten. Of bij
elkaar op de kamer zitten: kaarten, naar de radio luisteren (Jan Van Rompaey: "Jan en Alleman", toen het nog kon dat er veel en lang gepraat werd op de radio), eindeloos discuteren
over alles wat de vorige generatie fout had gedaan.
En ja: ze zijn een zeldzame keer ook al eens naar een "T-dansant" gegaan, een TD. Ik vermoed dat dit concept nu zelfs
niet meer bestaat. Nu gaan jongeren naar de "discotheek". Maar toen bestond dat nog: een "TD", die georganiseerd werd door één of andere studentenclub, en
waar dus alléén studenten welkom waren. Het grappige was dat wij, groentjes,
stipt om 10 uur 's avonds al onze opwachting maakten, want zo stond het op de
affiches: dat het "om 22u" zou
beginnen. Maar vóór middernacht was daar geen kat te bespeuren...
Ik ben niet zo dikwijls naar zo'n TD
geweest. Mijn budget liet dat niet toe, want mijn ouders konden het zich niet
permitteren om mij veel "drinkgeld"
mee te geven. Ik had daar eigenlijk ook niet echt veel te zoeken: dansen kon ik
niet, en ik waagde me daar dus ook niet aan. Ik voelde ook niet de aandrang om er "een meisje op de scharrelen" (om dan de volgende dag met de "verovering" te kunnen stoefen), wat
voor de meeste (mannelijke) studenten de voornaamste drijfveer was om naar een TD te gaan.
Tóch ging ik er graag naar toe, die zeldzame keren. Ook al was ik een
gediplomeerd "muurbloempje". Ik hield
van de sfeer, en van de muziek die daar gedraaid werd. Vreemd genoeg hield ik
vooral van de "tegelplakkers" van
toen. Vreemd, inderdaad, omdat mijn
status van "muurbloempje" vooral bij
die gelegenheden pijnlijk duidelijk werd. Bij de zwierige, uptempo liedjes,
waarbij écht moest gedanst worden, kon ik mezelf wijs maken dat ik nu eenmaal
niet kon dansen, en dus was het geen schande dat ik zowat als enige op mijn
stoel bleef zitten. Bij een tegelplakker
had ik dat excuus niet: je hoeft niet te kunnen dansen bij een tegelplakker. Je moet alléén de moed
opbrengen om naar een meisje toe te stappen om te vragen of ze met je wil "dansen", en dan sta je daar samen enkele
minuten met de voeten te schuifelen. Maar dat durfde ik dus niet: ik was een
absolute kluns wat de omgang met meisjes betrof. (Wat héél bizar was, want ik
had drie zussen...) Ik bleef bevroren op mijn stoel zitten, met mijn schaamte als
enig gezelschap.
En tóch hield ik van die tegelplakkers
van toen. Wellicht omdat het mooie liedjes waren, en zijn. Onsterfelijke
klassiekers. Zoals "Albatross", uit
1969, van Fleetwood Mac (in de oude tijd met Peter Green). Of "Nights in White Satin", uit 1967, van de
Moody Blues. Of "A whiter Shade of Pale",
ook uit 1967, van Procol Harum.
Nu wil het toeval dat ik onlangs een recente versie van "A whiter Shade of Pale" gehoord heb. Met
klassiek orkest. Wat wel passend is, want het nummer is losweg gebaseerd op een
klassiek muziekstuk. Vermoedelijk iets van Johann Sebastian Bach, al zijn de
meningen daarover verdeeld. Hoe dan ook, deze (live) versie uit 2006 heeft bij
mij alle nostalgie-kranen opengezet.
Los van alle nostalgische bedenkingen vind ik dit ook gewoon één van
de allermooiste en allerknapste songs ooit. (Al snap ik geen bal van de tekst
van het liedje. Een tekst die vooral uitblinkt in Salvador Dali-achtige
absurditeit, en die vermoedelijk niet in een geheel "nuchtere" toestand geschreven werd.)
Deze recente versie benadert de perfectie. Ik zou zeggen: ga erbij
zitten, in volledige stilte, en geniet.
Ik weet niet of het opgevallen is, maar we hebben gisteren de kaap van
10.000 "views" bereikt. Eerder dan ik
verwacht had, trouwens.
Even had ik het plan opgevat om de lezer die "view 10.000" op zijn/haar naam had geschreven, te belonen met een
geschenkje. Een beetje zoals de honderdduizendste bezoeker van de Boekenbeurs,
of het Autosalon. Een klein probleemke was natuurlijk dat ik niet zou weten wat
ik als geschenk zou kunnen of moeten geven. Een gratis exemplaar van mijn
eerste verhalenbundel, misschien? Het had gekund. Maar de vraag naar een gepast
geschenk stelt zich eigenlijk niet eens. Want het belangrijkste probleem bij
dat voornemen was vooral dat ik niet eens weet wie die "tienduizendste view" op zijn/haar naam had: ik heb er geen enkel
idee van wie wanneer naar mijn blog komt kijken.
Ik hou het dus bij een welgemeend "dankjewel"
naar alle lezers toe. Zij die elke
dag komen kijken, zij die af en toe eens langs komen.
Ik ben er best wel een beetje trots op: "tienduizend views"! Dat betekent dat de zowat 275 stukjes in mijn
blog alles bij elkaar dan toch al 10.000 keer gelezen zijn. En dat op minder
dan 10 maanden tijd.
Al verbleekt die "prestatie"
natuurlijk helemaal bij de één miljoen "likes"
voor het filmpje van een "Jeruzalema"-dansje
op TikTok, gemaakt door een familie
uit Diepenbeek.
Hoe leuk en goedgemaakt het filmpje ook is, een mens vraagt zich toch
af: "Waarom trekt precies dit een miljoen
kijkers aan?" Er circuleren ondertussen al duizenden "Jeruzalema"-filmpjes op het internet: op YouTube, op Instagram, op Facebook.
En vele daarvan zijn écht wel indrukwekkend, méér dan dat TikTok-niemendalletje.
Vele daarvan zijn ook gemaakt en gepost
met een écht engagement, onder andere als ondersteuning en aanmoediging voor
het zorgpersoneel. Ik denk dan vooral aan het filmpje dat door het personeel
van het UZ in Gent opgenomen werd: mooi, indrukwekkend en geëngageerd. Ik geef graag
de link mee voor wie het nog niet gezien zou hebben:
En tóch is het een zoveelste, niet eens erg originele, luchtige versie
die een miljoen volgers kan lokken. Hoe zou dat toch komen? Ligt het aan het
platform? Zou het kunnen dat TikTok een veelvoud van "volgers" aantrekt, vergeleken met YouTube bijvoorbeeld? Dat lijkt
in ieder geval toch zo, als je hoort hoeveel volgers de Vlaamse TikTok-koningin
Celine Dept heeft!
Op YouTube heeft ze ongeveer 500.000 volgers, samen met haar
collega-vlogger. Wat hen trouwens op een massa giftige verwijten en
beledigingen van de volgers van een jaloerse vlogger (die "maar"
300.000 volgers heeft) te staan is gekomen. Voorzover dat nog moest bewezen
worden: het intellectueel niveau van zo'n "volger"
ligt vér beneden het gemiddelde IQ. En het "moreel"
niveau haalt zelfs dat van een bonobo niet.
Maar op TikTok heeft de jongedame een veelvoud aan volgers: méér dan 10 miljoen, wereldwijd.
Enfin, daarmee weet ik al wat er op het programma zal staan van onze
door corona uitgestelde familiebijeenkomst, volgend jaar: we zullen een filmpje
op TikTok zetten met onze versie van de line-dance bij "Achy Breaky Heart". Succes verzekerd!
Ik verwacht minstens een miljoen "volgers".
Tenminste als Donald Trump ondertussen niet opnieuw president geworden is, want
dan zal ons dansje niet meer in de USA kunnen bekeken worden. Donald houdt immers
niet van TikTok...
Eén van de voorbije weekends hadden we ons groot familiefeest gepland.
Voor de verjaardag van ons kleine zusje. In het landelijke Jabbeke.
We hadden grootse en ambitieuze ideeën en vooruitzichten. We zouden heel
zeker véél stappen, indachtig de weldadige invloed van een vroege wandeling op
ons ochtendhumeur, en van een avondlijke wandeling op onze nachtrust. En we
zouden in de late uurtjes naar de sterrenhemel kijken. Omdat dat ons innerlijke
rust bezorgt, en ons positief en tevreden stemt omtrent het leven. En uiteraard
zouden we elke avond dansen, want dat garandeert een fitter brein én een
grotere harmonie onder de mensen. (Wie mij niet direct gelooft, moet maar eens
gaan terugzoeken in oudere stukjes van deze blog. Over "wandelen", over "sterren
kijken", over "dansen".)
We hadden het plan al helemaal uitgedacht hoe ons kleine zusje ons zou
leren "line dancen" op "Achy Breaky Heart". Of anders de "Scottish". Wat in beide gevallen vermoedelijk
vooral hilarisch zou geweest zijn en niet direct een waardig resultaat zou
opgeleverd hebben.
We zouden ook met z'n allen samen eten, omdat we weten dat samen aan
tafel gaan een gevoel van verbondenheid creëert. Verbondenheid waar we nu, in
deze bange tijden, méér dan ooit nood aan hebben.
We zouden lachen en blij zijn, en even vergeten dat de wereld op dit
moment maar een somber oord is. En we zouden de nieuwste aanwinsten in de
familie rot verwennen, zodat hun ouders ons nadien zouden vervloeken omdat de
baby's onhandelbaar veeleisend zouden zijn.
Helaas: corona is er tussen gekomen, en ons familiefeest is in het
water gevallen. Uitgesteld voor een jaar, in de hoop dat Covid-19 ondertussen
iets "van vroeger" zal zijn.
Uitgesteld omdat een feest waarbij iedereen met een neusmondmasker moet
rondlopen, en je op anderhalve meter afstand van je naaste familie moet
blijven, niet bepaald ons droombeeld van een onvergetelijk familiefeest was.
Doodzonde, eigenlijk. Want we hadden er ons allemaal ontzettend op
verheugd. Vooral omdat het de laatste keer zou/zal zijn dat we met de hele
familie samen een verjaardag zouden vieren.
Maar wat zouden wij mogen klagen dat corona onze feestvreugde vergald
heeft? Volgend jaar komt er een nieuwe kans. Als we corona onder de knie zullen
gekregen hebben. Of geleerd zullen hebben ermee te leven zoals met al die andere
virussen die ons constant belagen zonder dat ze ons leven zijn gaan overheersen.
Al bij al is onze familie door corona uitzonderlijk gespaard gebleven.
We hadden geen corona-doden of zwaar zieken te betreuren. We zijn niet
getroffen geweest door corona-werkloosheid. Er waren geen
corona-faillissementen, en niemand van de familie is door corona in de armoede
gestort.
Niemand van ons heeft zijn/haar dochter moeten uithuwelijken om zó
toch wat geld te verdienen om de rest van het gezin te kunnen voeden, en
niemand is in de bossen moeten gaan stropen om 's avonds voedsel op tafel te
kunnen zetten.
Dus ja: "Wat zouden wij mogen
klagen?"
Want helaas zijn er nog altijd veel te veel mensen die wél mogen
klagen, zelfs zonder corona om hun leven te vergallen. De mensen die de dupe
zijn van corrupt leiderschap of van lucratieve wapendeals. De mensen die
gevangen zitten in een land waar de elite zichzelf verrijkt of zichzelf
verheerlijkt. De mensen die elke dag bang moeten zijn voor een reeks bommen of
granaten of raketten op hun dorp, en die niet naar het ziekenhuis kunnen als ze
ziek zijn, omdat alle ziekenhuizen plat gebombardeerd werden.
We hebben ons feest nog niet gehad, maar laat ons toch maar een
vreugdedansje maken omdat we al bij al door het leven verwend zijn...
De iets oudere lezers en de cinefielen zullen bij "Vertigo" ongetwijfeld onmiddellijk
denken aan die thriller van Alfred Hitchcock
uit 1958. Filmcritici beschouwen de film als één van de beste uit de
filmgeschiedenis. Hitchcock zelf wordt trouwens gezien als één van de grootste
filmregisseurs ooit. Al wordt ook zijn nagedachtenis bezoedeld door de "#MeToo" affaire. Een aantal van de
actrices die in zijn films een hoofdrol gespeeld hebben (zoals Kim Novak in "Vertigo" of Tippi Hedren in "Birds") kwamen in de hoogdagen van "MeToo" met verhalen naar buiten over
seksueel misbruik door de machtige en gevreesde Hitchcock. Niemand zal ooit met
zekerheid weten wat ervan aan is, en of het al dan niet om aandachtzoekerij
ging, méér dan 50 jaar na de feiten. (Dat Tippi Hedren net haar autobiografie
had uitgebracht en een beetje publiciteit kon gebruiken, zal wel toeval zijn,
zeker?)
De titel van de film verwijst naar het hoofdpersonage: de man lijdt
aan extreme hoogtevrees, wat zich in zijn geval manifesteert als "draaiduizeligheid", of "vertigo".
"Bij draaiduizeligheid zie je
alles om je heen draaien. Je kunt ook het gevoel hebben dat je zelf ronddraait
terwijl je toch stil ligt of zit. Draaiduizeligheidwordt veroorzaakt door een verstoring van
het evenwichtsorgaan. Dit is een klein orgaantje binnenin het oor. Als dat niet
goed werkt, krijgen je hersenen verkeerde informatie doorgestuurd over de
positie van je lichaam ten opzichte van je omgeving."
Het heeft helaas mijn ambitieuze plannen voor een actieve "staycation" vergald. Want op de eerste
dag van mijn vakantie was het al prijs toen ik 's morgens vroeg de ogen opende
en de slaapkamer voor mijn ogen in het rond zag draaien. Letterlijk! Zoiets had
ik nog nooit meegemaakt. Zelfs niet bij de zeldzame keren dat ik, in mijn jonge
jaren, te veel gedronken had.
Gelukkig verdween het nare gevoel min of meer als ik mijn ogen dicht
kneep, want in de duisternis zie je niets draaien. Er bleef alléén een licht
misselijk gevoel over. Maar zodra ik de ogen weer durfde te openen, was het opnieuw van dát. Helemaal onthutsend werd het toen ik naar het toilet moest. Het
valt écht niet mee om uit je bed te stappen en naar de badkamer te strompelen
als alles om je heen voortdurend rond draait. Als kermisattractie is dat ongetwijfeld
een hoogvlieger, maar de werkelijke ervaring is minder leuk.
Enfin, ik ben toch opnieuw in slaap gevallen, en toen ik een paar uur
later weer wakker werd, was het min of meer over. Er was alleen nog een
onaangenaam gevoel van duizeligheid en misselijkheid, dat daarna een paar dagen
is blijven aanslepen. Maar dat was leefbaar.
Gelukkig wist ik wat de oorzaak was: mijn Ménière.
Vertigo is één van de symptomen van de ziekte: "Aanvallen van heftige, zeer hinderlijke draaiduizeligheid die enkele
uren aanhouden. Het gaat gepaard met gehoorsvermindering en oorsuizen of
een vol gevoel in de oren. Je kunt ook misselijk zijn en braken. De aanvallen
duren 2 tot 5 uur. Daarna kun je nog enkele dagen lichtere klachten ervaren."
Ik had al enige dagen tevoren waarschuwingen gekregen door intens
oorsuizen in mijn linkeroor, en was dus min of meer voorbereid op een nakende
aanval. Al had ik dít toch niet zien aankomen.
Gaan fietsen met de kans op aanvallen van draaiduizeligheid was écht
geen optie. Mijn plannen voor véél fietskilometers, en mijn hoop op een
vriendelijke weegschaal, kon ik al van de eerste dag opbergen.
Er was nog altijd de mogelijkheid om mijn stoute schoenen aan te
trekken voor een fikse wandeling, en een nieuw complimentje van mijn
stappenteller. Maar in Merelbeke moet je op straat altijd een neusmondmasker dragen, ook al is er in de verste verte
geen mens te bekennen. En dan komt mijn opstandige aard naar boven. Ik ben best
bereid om een mondmasker te dragen als ik boodschappen ga doen, of naar de
apotheek moet, of naar de post. Of als ik in het dorp moet zijn waar nog andere
mensen rondlopen. Maar ik vertik het om een mondmasker op te zetten waar dat
totaal geen zin heeft omdat er toch niemand in mijn buurt komt. Helaas: de
richtlijnen zijn strikt, en geen mondmasker (zinvol of niet) betekent een
mogelijke boete. En dus ga ik niet wandelen.
Ik blijf gewoon thuis, en vul mijn dagen met schrijven. Althans zolang
de woorden op mijn laptop niet in het rond gaan draaien voor mijn ogen...
Ik wil graag eens een waarschuwing uitsturen voor jonge en/of
toekomstige ouders: het is een vreselijk ondankbare job, en je zal gegarandeerd
tekortschieten. Waarmee zich dan ook meteen de vraag stelt: "Zou je er wel aan beginnen?"
Eerlijk gezegd: "Ik weet het
niet!"
Oh jawel, er zullen momenten komen, later, véél later, als je kind
volwassen zal zijn, waarbij je met een zeker gevoel van trots zal kunnen
denken: "Zie, dat is mijn kind, en kijk
eens wat hij/zij bereikt heeft!" En dan kan je even de illusie koesteren
dat je daar als ouder een verdienste aan (gehad) hebt. Maar dan zijn er ook die
momenten waarop je kind je verwijt dat je hem/haar onheus behandeld hebt,
tekort gedaan hebt, overdreven streng en onrechtvaardig opgevoed hebt. Die momenten
komen bijzonder hard aan, en maken dat je aan jezelf gaat twijfelen: "Heb ik als ouder écht compleet gefaald?"
Het antwoord op die laatste vraag is sowieso: "Ja!"
Je hebt als ouder gefaald. Hoe dan ook. Misschien, wellicht, hopelijk,
niet de hele tijd, maar toch dikwijls. Véél te dikwijls!
Het probleem is dat er geen handboek bestaat voor het ouderschap en
voor de opvoeding van je eigen kind. Er is geen handleiding, er is geen cursus.
Je moet het zelf leren, gaandeweg. En hopen dat je de fouten die je in het
begin maakt, niet al te dikwijls zal herhalen. Maar dát je fouten zal maken,
daar mag je zeker van zijn. Soms zijn die nog te herstellen. Maar soms niet
meer, en dan laten die bij jou als ouder én bij je kind littekens achter die,
ook véél later, af en toe nog pijnlijk kunnen opspelen.
Soms, meestal, hebben je fouten geen onherstelbare gevolgen voor je
kind, later. Maar soms komt het nooit meer helemaal goed. En dan moet je met
het schuldgevoel verder leven. En als je denkt dat dat wel zal slijten, vergeet
het maar: op en tijd stond zal je daar wel aan herinnerd worden door je kind. Al
dan niet opzettelijk of doelbewust.
En ja, het is een ondankbare job.
Als het later goed gaat met je kind, is het zijn/haar verdienste. Als
het fout loopt met je kind, dan is het jouw schuld. Maar nooit, of toch zelden,
heb je het gevoel dat je waardering krijgt voor wat je als ouder gepresteerd
hebt. Nooit, of toch zelden, kan je jezelf op de borst kloppen en zeggen: "Dat heb ik toch weer mooi voor elkaar
gebracht."
Er zijn, gelukkig maar, wél momenten waar je als ouder met een goed
gevoel kan op terugkijken. En er zijn ook momenten waar je kind met een goed
gevoel op terugkijkt en zegt: "Dat was fijn!"
Maar dat zijn helaas uitzonderingen. Het zijn vooral de momenten waarop je
gefaald hebt, die blijven hangen, op één of andere manier.
Al wil ik toch met een positieve bedenking eindigen. Je kinderen
hebben je hard nodig. Ze hebben je nodig als ze klein zijn. Maar, al laten ze
het niet meer expliciet merken, ze hebben je ook nog altijd nodig als ze
volwassen zijn. En, al bij al, dat geeft een heel warm en fijn gevoel.
En er is natuurlijk ook nog altijd Moederdag en Vaderdag:
twee dagen die (meestal) veel kunnen goed maken.
Dus ja, als je mij zou vragen: "Zou
ik er dan wel aan beginnen?", dan zou ik zeggen: "Als het dát is wat
je wil. Maar het is op eigen risico! En je moet wel tegen een stootje kunnen."
Cat Stevens heeft trouwens een mooi liedje geschreven over vader-zoon spanningen. Maar het zou
evengoed over moeder en dochter kunnen gaan:
Wie zou op 26 november van het vorige jaar gedacht hebben dat ik nu,
zeven maanden later, nog altijd stukjes voor deze blog zou schrijven? Maar zie:
we zijn aan aflevering 200 toe. En de inspiratie is er niet minder op geworden.
Al zal deze "jubileum-aflevering"
een beetje anders zijn dan "normaal":
geen sarcastisch stukje over Donald Trump, geen kolder over de Belgische
regeringsvorming, geen verbijstering over de corona-obsessie bij de media.
Gewoon een meditatief stukje over de zin van het schrijven, over de zin van het
leven, over de zin van alles.
Ik vraag me van tijd tot tijd inderdaad af: "Waarom doe ik dit, die blog?"
Omdat ik het graag doe, dat is zeker. Omdat ik er zélf plezier aan
beleef. Omdat ik het gevoel, of de "pretentie",
heb dat ik toch wel iets te vertellen heb. En omdat ik er, net als iedere
creatieveling, "nood" aan heb om "gelezen" te worden en waardering te
krijgen voor mijn geschrijf. Of dacht u dat het bij Tom Lanoye of bij
vuilbekker Herman Brusselmans anders was? Al hebben zij wel iets méér lezers
dan ik.
Maar afgezien daarvan: "Wat is
de zin van dit geschrijf? Heeft iemand er iets aan? Zit iemand erop te wachten?
Wordt iemand er beter van? Zou het voor iemand een verlies zijn als ik géén
stukjes meer zou schrijven?"
Ik heb er het raden naar. Ik kan het alléén maar hopen. Het zou me een
heel fijn gevoel geven.
Eigenlijk sluit dit aan op een stukje dat ik eerder al geschreven heb,
met de bedenking: "Zou het een verlies
zijn als ik er niet (meer) zou zijn?"
En dan gaat het niet meer over de zin van dit geschrijf, maar over de
zin van mijn leven, de zin van hét leven.
"Moeder, waarom leven wij?"
vroeg Lode Zielens zich in 1932 al af. Het antwoord dat hij in zijn
naturalistische roman heeft verteld, was bijzonder negatief en zwartgallig: "Wij lijden omdat wij leven." En wie nu
meteen zin zou hebben om dat boek te lezen, moet ik toch waarschuwen: het is een
vreselijk triest en hard verhaal. Wie depressieve neigingen heeft, blijft er
liefst vér van weg.
Zó negatief wil ik écht niet klinken: het leven is al bij al niet zó
slecht. Voor mij toch niet. Voor velen onder ons niet. Helaas zijn er nog
altijd al te veel mensen op deze planeet voor wie het leven wél "lijden" is. Ook bij ons in België. En
met deze corona-crisis zijn er veel bijgekomen, té veel.
Het is niet evident, vermoed ik, om je leven zó te beleven dat het
écht zinvol wordt, en dat je er achteraf op kan terugkijken met een goed en
voldaan gevoel. Met het gevoel dat je iets "verwezenlijkt"
hebt, iets nagelaten hebt, een "spoor"
dat blijvend is. Maar het is de wens van iedereen, denk ik. En een
wijdverspreide angst om "misbaar" te
zijn en er helemaal niet toe te doen. Ik heb het op 30 mei al eens geschreven.
Om van ons leven inderdaad iets waardevol te maken, daar moeten en
kunnen we alleen maar ons best voor doen. Misschien moeten we daarbij ook niet
al té ambitieus zijn, en accepteren dat ook "kleine bijdragen" hun waarde kunnen hebben.
Dit is dan ook mijn "boodschap"
bij deze 200ste aflevering.
Laat ons blijven lachen met alles (en zeker ook met onszelf), en de
draak steken met alle stommiteiten van onze "leiders".
Maar laat ons vooral geduld hebben met elkaar. Elkaar leren en willen
begrijpen. Elkaars mening appreciëren ook als we ze niet delen. En elkaar een
warm hart toe dragen.
Ik weet dat dit nogal "melig"
klinkt. En daarom voeg ik er ook nog een "melig"
liedje aan toe:
When the night
has come
And the land is dark
And the moon is the only light we'll see
No I won't be afraid
Oh I won't be afraid
Just as long as you stand, stand by me
If the sky that we look upon
Should tumble and fall
Or the mountain should crumble to the sea
I won't cry, I won't cry
No I won't shed a tear
Just as long as you stand, stand by me
Whenever you're in trouble won't you stand by me
Oh stand by me
Whoa stand now, oh stand, stand by me
Nee, het "corona"-tijdperk
is nog lang niet voorbij, ook al mag vanaf volgende week bijna alles opnieuw
(behalve wat niet mag).
Maar ik heb toch de sterke indruk dat de meeste mensen ondertussen al
helemaal teruggevallen zijn op de oude gewoontes: het verkeer is weer even druk
als "voor corona", de mensen zoeken
elkaar weer even frequent op als "voor
corona", de winkels zijn weer even vol als "voor corona". En als ik gehoopt had dat die nieuw verworven "hoffelijkheid" en vriendelijkheid die ik
met een blij hart tijdens mijn corona-wandelingen had gevoeld, een "blijver" zou zijn, dan was ik blijkbaar
fout. Ook dát is weer helemaal als vroeger: de mensen lopen elkaar weer met een
onverschillige blik voorbij, bezig met hun eigen beslommeringen. Die "verbondenheid" als "slachtoffer" van eenzelfde plaag is weg, ook de veelgeroemde "solidariteit" is weg.
Corona heeft geen sporen nagelaten, behalve dan de ingeburgerde "afstand"; letterlijk en figuurlijk.
En behalve de ruïnes die de lockdown veroorzaakt heeft. Velen blijven berooid
achter door de (tijdelijke) werkloosheid, en/of omdat ze hun laatste
spaarcenten hebben moeten aanspreken om zich staande te kunnen houden. Mensen
die vroeger al moeite hadden om het einde van de maand te halen, zijn nu
aangewezen op voedselbonnen of voedselbedeling. Mensen die vroeger al moesten
hopen dat er genoeg zou zijn om de maandelijkse huur te betalen, lopen nu
maanden achter. En de daklozen en thuislozen, die worden zo goed als totaal aan
hun lot overgelaten.
Het toverwoord "solidariteit"
betekent niet zo veel meer in deze post-corona tijd. Het is weer "elk voor zich".
Maar er zijn er nog altijd die zich inzetten, die zich blijven
inzetten. Die zich ook de voorbije weken zijn blijven inzetten, ook al waren ze
daarmee misschien schuldig aan het negeren van de lockdown-verplichtingen.
Er is de voorbije maanden dikwijls opgeroepen tot applaus voor de
zorgverstrekkers in ziekenhuizen en in woonzorgcentra, en voor de
thuisverplegers. Misschien wordt het nu wel tijd voor een applausje voor
de vele vrijwilligers die zich met hart en ziel zijn blijven dubbel plooien
voor diegenen die in de marge leven, diegenen die niet meetellen, diegenen die
onzichtbaar zijn. Omdat ze voor die "onzichtbaren"
in de weer waren, zijn ook die vrijwilligers "onzichtbaar" gebleven. Géén applaus, géén waardering, géén
bloemetje.
Een mooi voorbeeld van dat soort onzichtbaar vrijwilligerswerk, is de
vzw "Mondiale Werken" in Lier en de
ruime omgeving. De vzw bestaat sinds 2016, en draait volledig op vrijwilligers
die erkende vluchtelingen bijstaan in het zoeken naar een woning en in het
zoeken naar werk, en in hun integratieproces in Vlaanderen. Het is niet omdat
er een corona-lockdown was dat die vluchtelingen, of andere naamlozen, opeens
geen woonst meer nodig hadden, wel integendeel: om de "social distancing" te kunnen handhaven, werden veel vluchtelingen
weg gehaald uit de asielcentra, en toen stonden ze opeens op straat. Voor de
vrijwilligers was "in hun kot blijven"
niet echt een optie als ze die mensen wilden helpen. Een applaus hebben ze daar
niet voor gekregen, eerder een corona-boete.
Misschien is deze post-corona periode dé gelegenheid om eens na te
denken over de verstotenen, diegenen die overal uit de boot vallen.
En over die vrijwilligers die voor hen in de weer blijven, zonder dat
de media daarover berichten, en zonder een opbeurend bezoek van Koningin
Mathilde.
Vandaag, 26 mei, is het precies 6 maanden geleden dat ik met mijn blog
gestart ben.
Anders dan anders komt er vandaag geen kritisch of sarcastisch stukje.
Ik wil bij deze gelegenheid wél een klein overzichtje maken van de
voorbije zes maanden, én iedereen bedanken die mijn blog (regelmatig of
sporadisch) leest. Want zonder lezers zou al dit geschrijf tamelijk zinloos
zijn.
Ik heb ondertussen, in die zes maanden, al 170 stukjes geplaatst. Soms
bewust karikaturaal en té zwart-wit. Soms vrolijk en luchtig. Soms sarcastisch
en bijtend. Soms verontwaardigd en boos. Soms hoopvol en optimistisch. Soms
over het klimaat, en soms over wetenschappelijke vooruitgang. Soms over de
goedheid van de mens, soms over onze hebzucht en arrogantie. Af en toe over
mijn kat. Dikwijls over Donald Trump; méér dan ik eigenlijk zelf gewild had. En
méér over corona dan ik zelf verwacht had.
Niet iedereen was het altijd eens met wat ik schreef, maar dat is
normaal, want het was nu eenmaal mijn opzet om de eigenzinnige en averechtse
kijk van een verstokte linkshandige neer
te pennen. Maar over het algemeen hebben jullie de meeste stukjes weten te waarderen:
de gemiddelde "waardering" scoort
4,96 op 5. En dat doet toch wel deugd.
Hoe veel lezers ik heb of gehad heb, weet ik niet. Het zijn er minstens 17, want op de enquête die ik een tiental dagen
gelanceerd heb, heb ik tot nu 17 antwoorden ontvangen.
Wat ik wel weet, is dat het aantal "views" en het aantal "bezoekers" de laatste weken behoorlijk aan het stijgen is. Daar waar het aantal "bezoekers" in de eerste drie maanden
rond 50 per week schommelde, is dat nu al sinds een vijftal weken opgelopen tot ongeveer 100 per week.(Misschien wel een corona-effect?)
Ondertussen staat onze blog ook al op plaats 41 in de top-100 van
de meest "populaire" blogs in
bloggen.be, en zelfs op plaats 1 in de top-100 van de categorie "Columns".
En dus: "Dank u!"
Thank you for
being a friend
Traveled down the road and back again
Your heart is true you're a pal and a confidant
I'm not ashamed to say
I hope it always will stay this way
My hat is off, won't you stand up and take a bow
Mijn moeder leed aan de "Ziekte
van Ménière", bijna haar hele volwassen leven. Lange tijd is dat voor haar relatief
leefbaar gebleven omdat ze er een soort medicatie voor kreeg; een
vochtafdrijvend middel, geloof ik. Maar op een bepaald moment was dat medicijn
niet meer te verkrijgen. Uit de markt genomen omwille van mogelijke
nevenwerkingen, misschien? Of omdat het niet rendabel was? Daarna is haar
levenskwaliteit steil bergaf gegaan, en haar laatste levensjaren waren een
echte hel.
Ondertussen, 20 jaar later, is er nog altijd geen geneesmiddel. De
ziekte is al bekend sinds 1861, en er zijn in Nederland naar schatting 10 à
15.000 mensen die aan de ziekte lijden. (Ik vermoed dat de cijfers voor België
gelijkaardig zullen zijn.) Dat is ongeveer 1 op 1000 mensen. Maar de echte
oorzaak is ook nu nog altijd niet gekend. Het zou te maken hebben met de
ophoping van "endolymfe", de
vloeistof die zich in ons binnenoor bevindt en die aan onze hersenen de
informatie moet doorsturen voor ons evenwicht. Bij een teveel aan "endolymfe" raakt ons evenwicht
ontregeld.
Omdat de onderliggende oorzaak niet kan achterhaald worden, is er ook
nog geen afdoend geneesmiddel. Er zijn wel aanwijzingen dat het te maken zou
kunnen hebben met stress. Volgens de site www.hoorzaken.nl: "Er wordt weleens erop gewezen dat de
aandoening vooral optreedt bij mensen met een perfectionistische instelling en
een zeer zorgzaam karakter met een hoog verantwoordelijkheidsgevoel. Stress
wordt gezien als een belangrijke veroorzaker voor het optreden van nieuwe
aanvallen."
Voor wie geen idee heeft wat de Ziekte
van Ménière dan wel zou kunnen betekenen, dit is een getuigenis van een
patiënt: "Dat je het gevoel hebt dat je
dood gaat als je voor het eerst een duizeligheidsaanval krijgt en niet weet wat
het is. Zó intens dat angst en paniek overheersen."
Het zijn heus niet alléén de Corona-patiënten die angstwekkende
verhalen te vertellen hebben. (Maar het is alléén bij Corona-patiënten dat we
daarmee om de oren geslagen worden.)
De ziekte is vermoedelijk voor een deel genetisch bepaald, en dus
erfelijk. In ons gezin zijn we met meer die er last van hebben. (In elk geval
van het "Syndroom van Ménière".) Tot
voor kort bleef dat bij mij beperkt tot constant oorsuizen in het linkeroor, en
daar viel wel mee te leven. Ik dacht eigenlijk dat het mijn eigen schuld was:
het geluid van mijn iPod misschien te dikwijls te luid gezet? Maar sedert kort
komen daar aanvallen van draaiduizeligheid bij. Te frequent om goed te zijn. En
dan ben ik minstens drie uur werkelijk totaal buiten strijd.
Omdat de aanvallen volkomen onaangekondigd beginnen, voel ik me nu erg
belemmerd in mijn behoefte om te gaan wandelen of fietsen. Stel je voor dat ik
midden mijn gezwoeg op de berg naar Munte opeens een aanval krijg? Ik raak dan,
letterlijk, geen stap meer verder. Ik kan dan moeilijk een paar uur midden op
straat gaan liggen tot het over is, hee? Ik moet op zo'n moment misschien hopen
dat die twee oudere dames op hun elektrische fiets toevallig ook weer daar aan
het rijden zijn, achter mij aan. Maar met die Corona-maatregelen mogen zij mij
niet recht helpen of opzij leggen: ze moeten minstens anderhalve meter afstand
houden. Als het mij bij het wandelen zou overvallen, dan zou ik ergens op een
bank kunnen gaan zitten; maar dat mag nu ook niet meer: bankzitten in een park is een ernstige overtreding. Wandelen en
fietsen, dat wordt dus moeilijk.
Dat het nu erger geworden is, heeft (volgens mij) alles te maken met
de "Corona-stress".
Ondanks mijn volgehouden sarcasme en mijn stelling dat dit "gewoon een griep is", heeft het
Corona-virus zich toch, willens nillens, diep in mijn brein geworteld. En ik
vermoed dat ik hierin verre van een uitzondering ben: ik vrees dat héél veel
mensen bewust of onbewust "besmet"
zijn door de Corona-paniek. En door die aanhoudende "stress", of angst of onzekerheid, ook vatbaarder voor onderliggende
problemen of ziektes.
Ik stel voor dat we dit "Coronitis"
gaan noemen. (Ik zou misschien wel een soort patent op die benaming moeten
claimen? Dan kan ik later rijk worden door de auteursrechten die ik zal mogen
innen bij elk gebruik van de term "Coronitis"!)
Ik heb het eerder al tot vervelens toe herhaald, en ik blijf fanatiek
op diezelfde nagel kloppen: de media!
De media, reguliere en andere, houden niet op. Ze blijven ons met een
nooit geziene volharding onderdompelen en bestormen met Corona-berichten, bij
voorkeur met een hoog alarm- en sensatie-gehalte. Niemand ontsnapt eraan,
niemand kan er zich tegen beschermen. Allemaal worden we gehersenspoeld tot Corona-slachtoffers. (En die onnozele
YouTube-filmkes met Jens Dendoncker
zijn een belachelijk schaamlapje om te "bewijzen"
dat ze ook een positieve boodschap brengen.)
Coronitis, inderdaad.
Bij mij is het beperkt tot een opstoot van Ménière, maar ik vrees dat het bij heel veel mensen véél ergere
gevolgen zal hebben. Angst- en slaapstoornissen, hartproblemen; woedeaanvallen
en frustratie en agressie, zware psychische problemen. Ik vrees dat een groot
deel van de wereld ernstig ziek zal
worden. En het zal héél lang duren, tot vér na de Corona-epidemie, eer de mensheid
hiervan zal genezen.
En niemand zal ooit de moed en eerlijkheid opbrengen om schuld te
erkennen en de verantwoordelijkheid voor deze ramp op zich te nemen.
Het is niet altijd duidelijk wat er precies van ons verwacht wordt in
deze Corona-tijden. Moeten we nu allemaal in "ons kot" blijven? Zoals Maggie ons heeft voorgehouden. Of
moeten/mogen we, op ons eentje of met twee, buiten komen om te zorgen dat we
genoeg bewegen en om ons mentaal welzijn te verzorgen?
Ik heb voor dat laatste gekozen: nu de lentezon uitbundig schijnt, ga
ik elke dag een flinke wandeling maken in de frisse lentebries van eind maart. En
van de stappenteller op mijn smartphone krijg ik dan een pluim!
Maar het voelt toch niet helemaal hetzelfde aan als die "rustgevende wandeling" waar ik midden
januari al eens over verteld heb.
Wat wél nog altijd hetzelfde is, dat zijn de blaffende honden
onderweg.
Eigenlijk zijn er nu precies nog méér dan voorheen. Ik vermoed dat
iedereen opeens een hond gekocht heeft. Een nieuwe remedie tegen Corona
misschien? Als dat virus even hard opschrikt als ik, door het geblaf van een
hond die zich achter de haag verstopt heeft, dan zal het rap uit onze contreien
verdwenen zijn!
Maar misschien waren die honden er wel al altijd, en hadden hun
baasjes gewoon nooit tijd om met hen te gaan wandelen? En nu kan het wel. Zo
zie je maar: "Elk nadeel heb z'n
voordeel!", zoals de beroemdste Johan ter wereld ooit zei. Dankzij Corona
krijgen alle honden in de buurt nu een luxe behandeling, inclusief een flinke
wandeling elke dag. En dát bovendien in de meest gezonde lucht die we hier in de
voorbije 20 jaar gehad hebben.
Afgezien daarvan is het inderdaad vreemd wandelen en zó weinig autos
te zien voorbij rijden. Het lijkt precies elke dag "autoloze zondag", dezer dagen. Maar doordat er zo weinig auto's rondrijden, is het toch elke keer een
beetje schrikken als ik er toch eentje achter mijn rug hoor opdoemen. Dus
helemaal "rustgevend" is mijn
wandeling ook nu niet.
Mijn auto staat óók zo goed als werkloos op de oprit: alléén voor de
wekelijkse boodschappen komt die nog een keer in beweging. Ik heb een laatste
keer getankt bij het begin van de crisis, toen de olieprijs naar beneden
getuimeld was omdat Rusland en Saoedi-Arabië elkaar de duvel wilden aandoen. En
het ziet er naar uit dat ik pas over drie maanden nog een keer naar een
benzinestation zal moeten rijden. In stilte vloek ik hierbij wel een beetje: de
benzineprijs heeft al in eeuwen niet meer zó laag gestaan, en juist nu heb ik
geen benzine nodig!
Wat wél erg opvalt, is dat de mensen die ik onderweg ontmoet,
vriendelijker lijken dan vroeger. Daar waar de meeste mensen je voorheen straal negeerden bij het
voorbij stappen, en zelfs niet eens reageerden als je hen wilde groeten met een
vriendelijk "goeiedag", krijg je nu
bijna altijd een vorm van respons: een vriendelijke "goeiedag" terug of een brede glimlach.
Hoe dat zo precies komt, weet ik niet goed. Misschien is het een soort
compensatie voor de fysieke afstand die de overheid ons oplegt? Een poging om
dan toch "innerlijk" de afstand wat
kleiner te maken? Of zou het gewoon het weldadig effect van de uitbundige
lentezon zijn waardoor mensen zich warmer en positiever opstellen? Hoe dan ook,
het is een verademing en een fijne nieuwe ervaring. Wat Corona al niet doet met
een mens!
Als het enigszins kan, dan probeer ik toch bij elke wandeling tot aan
het "Nieuw Cultuurhuis" van Merelbeke
te stappen, omdat ik daar een vertroostend gevoel en verse moed uit kan putten.
Want telkens als ik dat gebouw in het oog krijg, denk ik: "Hoe lelijk het leven er nu ook uit ziet, met die corona-ellende en die
corona-eenzaamheid en angst en onzekerheid, het is nog altijd mooier dan het
gedrocht dat ze hier neergepoot hebben, en het kan ook nooit zó lelijk worden!"
Dat is een héél positieve gedachte die mij dan weer even wat nieuw optimisme
kan geven.
We beleven donkere en barre tijden, en we voelen ons allemaal
overdonderd door angst en onzekerheid en paniek. Velen onder ons zijn bedrukt
en somber gestemd, en zien geen zon meer schijnen aan de verre horizon.
Daarom deze poging om wat vreugde en plezier te brengen: een aantal danslessen. Om alvast te oefenen, en zo even de angsten te vergeten. En als heel
die crisis eenmaal voorbij zal zijn, kunnen we allemaal samen de frustraties en
voorbije zorgen van ons af dansen.
Eens zien wat de mogelijkheden zouden zijn.
We gaan het toch een beetje simpel moeten houden, want ik heb twee
linkervoeten.
De gemakkelijkste is ongetwijfeld de Polonaise. Die is in deze tijden wel wat vervelend om te oefenen,
wegens het afstand houden en vooral wegens het beperkt aantal oefenpartners
aangezien we niet bij elkaar op bezoek mogen komen. Maar goed; we kunnen toch
al eens proberen:
Ik heb er een goed gevoel bij dat dit wel zal moeten lukken.
Wat al iets delicater is voor een stijve hark als ik, is de Hucklebuck. Die is wel gemakkelijker te
oefenen in Coronatijden: je hebt sowieso enige afstand tot de mede-dansers
nodig. Wie zich al wil bekwamen, kan dit gebruiken:
In mijn jonge jaren kon ik nog goed mee met mijn
jongere broer en zussen: op kerst- en oudejaarsavond was dat bij ons thuis
altijd ambiance. Maar op mijn gezegende leeftijd wordt dat al iets moeilijker.
De Scottish, dat wordt wel
een probleem om thuis te oefenen, vrees ik. Op je eentje lukt dat héél
moeilijk, en als je een meter van elkaar verwijderd moet blijven, vallen de
meeste klassieke "moves" in het
water. Maar misschien met een spiegel en veel fantasie? Dit lijkt een goed
oefenstukje:
Ik heb wél het idee dat ik bij deze opgave eerder aan de kant zal
moeten blijven staan, want het risico bestaat dat ik het hele gezelschap
onderuit zal halen.
Wat zonder problemen moet lukken in deze eenzame tijden, is de Line-Dance. Dit kan je perfect op je
eentje uitproberen. En afstand houden is hierbij zelfs een aanrader. Voor een
kluns als ik zal véél oefening nodig zijn, want het lijkt me ontzettend
ingewikkeld. Stoelen aan de kant, en daar gaan we:
Als ik het filmpje bekijk, dan vrees ik toch wel een beetje voor mijn
eigen mogelijkheden. Dit lijkt me eerder iets voor de natuurlijke gratie van
een vrouw.
Voor wie niemand heeft om mee te oefenen, stel ik de Cha Cha voor. Het is misschien al voor
de meer gevorderden, maar wie niet waagt niet wint:
Het lijkt wel iets voor de fitness, niet? Wie weet
brengt zelfs een onhandige prutser als ik er wat van terecht. Ik ga voor de
zekerheid wel de achterste regionen bevolken.
Bij de Boogiewoogie krijg ik
bij het kijken alleen al kramp in de benen. Maar dit is natuurlijk wel het échte
werk. Ik stel voor dat de ware kunstenaars op dit muziekje beginnen oefenen:
Op mij hoef je hiervoor wel niet te rekenen. Ik zal toekijken van aan
de zijkant.
Op het einde van de dag, na het derde glas wijn ofzo, zullen we dan
zeker wel het lef bij elkaar gevonden hebben voor de Twist. Hoe moeilijk kan dat zijn? Zo te zien op dit filmpje is dat
een fluitje van een cent:
Volgens mij is het voldoende om te doen "alsof": een beetje met de heupen wiegen. Wie zou dat niet kunnen?
Is er iemand die nu nog rechtop staat? Zo ja, dan wordt die bij deze
bevorderd tot dansmeester van de Post
Corona Dance Club.
Ik stel voor dat iedereen die een paar van die simpele dansjes onder
de knie heeft, een filmpje maakt. Dan kunnen we een compilatie maken voor het 7-uur Journaal. Dat zal eens iets anders
zijn dan de dagelijkse Corona-cijfers.
Vandaag voor de verandering eens géén kritisch of satirisch of grappig-bedoeld
stukje in mijn blog. Vandaag wil ik een positief en ongecompliceerd stukje
brengen: een pluim voor de vele vrijwillig(st)ers, in België en over de hele
wereld.
Iedereen kent wel iemand die als vrijwillig(st)er werkt, maar we staan
allemaal té weinig stil bij de inzet en grootmoedigheid van die mensen. En
alléén wie zélf als vrijwillig(st)er werkt, wéét hoeveel energie en hoeveel
tijd dat kost.
Ik heb het zowat een week geleden al eens gehad over de vrijwilligers
bij de brandweer of bij de ambulancediensten. Maar er zijn er véél meer, die
misschien niet altijd even zichtbaar zijn of niet even spectaculair bezig.
En dan denk ik aan de vrijwilligers (m/v) bij het Rode Kruis,
bijvoorbeeld, die paraat staan bij grote evenementen om hulp te bieden bij een
zonneslag of kapotte voeten. Of de vrijwilligers die de zelfmoordlijn bemannen
om wanhopige zielen op te vangen. Of de vrijwilligers in rusthuizen die de
eenzaamheid van oudere mensen helpen verlichten. Of de vrijwilligers in de
Kringloopwinkel, die de ingebrachte stukken herstellen en weer verkopen. Of de
vrijwilligers in de voedselbanken die voedingsmiddelen inzamelen en verdelen
onder de minder gegoeden. Of de vrijwilligers die vluchtelingen en asielzoekers
helpen om hun weg te vinden in onze ingewikkelde samenleving. Of de
vrijwilligers die hangjongeren op straat aanspreken om hen weer op het juiste
pad te zetten. Of de mantelzorgers thuis die in alle stilte en anonimiteit de
zorg opnemen voor de velen die aan het eind van hun krachten zijn. Of diegenen
die zich met hart en ziel inzetten om het leven van kankerpatiënten op één of
andere manier wat mooier en draaglijker te maken, en bij hen een glimlach op
het gelaat te toveren. Of diegenen die zich inzetten om het verdriet te
verzachten bij jonge ouders die hun kindje bij, of net vóór, de geboorte verloren
hebben.
Enzovoort, enzovoort: de lijst is, gelukkig maar, eindeloos.
Niet iedereen ziet het zitten om ook zélf vrijwilligerswerk te doen.
Soms ontbreekt de tijd, soms ontbreekt de energie, soms durven we de stap niet
te zetten.
Maar we kunnen wél allemaal ons steentje bijdragen door op één of
andere manier een vrijwillig(st)er of een vrijwilligersorganisatie te steunen.
Materieel, met één of andere financiële bijdrage bijvoorbeeld. Of moreel, door
een beetje reclame te maken en/of een bloempje te gooien.
En zie, dat is wat ik hierbij heb willen doen: een groot compliment
strooien naar alle vrijwillig(st)ers. Overal in het land. En in alle mogelijke
taken, klein of groot, zichtbaar of onzichtbaar.
Voor een financieel duwtje heb ik de volgende suggestie: een concert
van het koor Dudoka, op 31 januari
aanstaande:
Ik slaap niet goed. Er zijn veel te veel gedachten die in mijn hoofd
blijven malen en die mij de weg naar dromenland ontzeggen. Veel te veel
gedachten ook die ik nog wil geformuleerd krijgen, bijvoorbeeld in deze blog.
En het Zandmanneke durft mij waarschijnlijk niet te storen bij die drukke
kronkelingen in mijn hoofd.
Dan wil een rustgevende lange wandeling wel eens helpen. De stoute
schoenen aantrekken en naar buiten gaan. Plompverloren zomaar nergens heen stappen, en de gedachten laten fladderen in de wind. Dan bid ik dat die
gedachten mij 's nachts met rust zullen laten. Ik hoop eigenlijk stilletjes dat
ze argeloos ergens rechtdoor zullen blijven lopen waar ik stiekem afgedraaid
ben.
En dus ga ik af en toe op stap, alléén, op zoek naar rust en stilte:
de stilte van de akkers of van de buitenwijken in Merelbeke.
Op één van die wandelingen kwam ik nietsvermoedend voorbij een grote
tuin, met een dikke haag als omheining. Opeens kwam daar een hond tegen die
omheining aan springen. En maar blaffen en grollen! Mijn hart is toen even
stilgevallen, gestopt met kloppen; en ik kreeg rillingen en kippenvel. Had ik
toen een vuurwapen bij gehad, dan had ik misschien wel geschoten! De
herinnering aan mijn kindertrauma komt elke keer opnieuw naar boven als een
hond onverhoeds naar mij begint te blaffen: de herinnering aan die keer dat ik
als kleine jongen moest gaan lopen voor een keffende stratier met scherpe tanden.
En ik vraag me dan af: "Wat
heeft die hond?"
Dat hij zijn territorium wil en moet verdedigen, daar kan ik helemaal
in komen; dat is zijn job, daar wordt hij voor betaald. Maar ik was helemaal
niet op zijn territorium: ik wandelde gewoon op het voetpad.
Zou het misschien een Russische hond geweest zijn, opgeleid door Poetin?
Met veroveringsdrang, overtuigd om zijn territorium uit te breiden?
Nu goed, na een tijdje begon mijn hart weer normaal te kloppen, en kon
ik mijn rustgevende wandeling verder zetten. Tot ik een eindje verder op een wandelpad in de verte twee dames zag
naderen. Met een hond! Maar het dier zag er ongevaarlijk en zachtaardig uit:
een Labrador, dacht ik. Ik stapte verder, gezwind, maar toch een beetje op mijn
hoede. En wat ik al gevreesd had, gebeurde ook: op het moment dat de twee dames
mij passeerden, veranderde de gemoedelijke hond in een monster en hij sprong
naar mij op, met ontblote tanden en een vervaarlijke grom. Ik spartelde
achteruit en probeerde mijn hartslag weer onder controle te krijgen.
De dame met de hond trok het beest onmiddellijk naar zich toe, en putte
zich uit in verontschuldigingen: "Sorry,
meneer! Dat doet hij anders nooit!"
Tja, dat zal dan wel, zeker? Misschien was het wel een Amerikaanse
hond, opgeleid door Trump? Met een immense geldingsdrang, overtuigd om iedereen
te overblaffen?
Het duurde toch een hele tijd eer ik helemaal gekalmeerd was. Ik zocht
op mijn IPod naar een afspeellijst met zachte, dromerige muziek, en dat hielp
wel. En ik zette mijn rustgevende wandeling met een positieve ingesteldheid
weer verder.
Tot ik een eindje verder op het jaagpad langs de Schelde een man in
mijn richting zag stappen. Met een hond! Een herdershond; een Mechelse of een
Duitse, ik zou het niet weten, maar een vervaarlijk beest sowieso. De man leek
zijn hond goed onder controle te hebben, en hield het dier heel kort aan de
leiband. Als ik ver genoeg aan de kant voorbij zou stappen, moest dat wel
lukken, dacht ik zo. Ik week dus zo ver mogelijk naar de zijkant van het
jaagpad, tot in het gras van de berm, en hoopte op een veilige doortocht. Maar
helaas: op het moment dat de man mij kruiste, snokte de hond aan zijn leiband
en sprong grommend en grauwend naar mij toe. Gelukkig had de man sterke armen,
en hij trok het monster onmiddellijk van mij weg.
"Mijn excuses, meneer. Dat doet
hij anders nooit!"
Misschien was het wel een Israëlische hond, opgeleid door Netanyahu?
Met een ongebreidelde agressiviteit, overtuigd om iedereen uit de weg te
ruimen?
Nee, ik heb de volgende nacht niet echt goed en rustig geslapen. De
normale gedachtenkronkels zijn achterwege gebleven, maar de hele nacht heb ik
moeten vluchten voor keffende hondjes die in mijn been wilden bijten.
Het zal wel aan mij liggen, vermoed ik: ik ben een kattenmens, geen
hondenmens.
Zoals de titel van mijn blog al laat vermoeden, zal ik in deze blog vooral tegendraadse commentaren spuien over de hilarische stommiteiten die de wereld, en dan vooral de verantwoordelijken en onze leiders, elke dag tentoon spreiden.
"Sinister" betekent "links", en dat ben ik ook: linkshandig, averechts, tegendraads...
Maar af en toe ook dromerig, dromend.
Want er zijn ook mooie mensen en mooie momenten om met een tedere noot naar te kijken en over te rapporteren.
Ik wil van deze blog dus ook profiteren om af en toe eens een verhaaltje of een sprookje op mijn bezoekers los te laten, of gewoon om te laten weten dat ik iets moois gezien of gehoord heb.
Ik hoop op frequente en vele bezoekers. En ik hoop vooral dat elke bezoeker vreugde en plezier kan beleven aan wat ik te vertellen heb.