Vervolg...
Als ik terugdenk aan die tabakspluk-ervaring, dan zijn er toch twee
kernideeën die fundamenteel waren: "niet
treuzelen" en "niet kleinzerig doen".
Dat hebben de beide "kilnhangers"
mogen ervaren in die twee zomers dat ik er geweest ben.
De ene is er doodziek geworden, een zware bronchitis, met hoge koorts.
Door het voortdurend zwoegen onder en tussen die doorweekte bladeren en onder
het aanhoudend koud gedruppel van de bladeren aan de bovenste balken. De
combinatie, elke dag opnieuw, van zich in het zweet zwoegen en die bijna
aanhoudende kille douche, was écht niet gezond. Maar zoals gezegd: "niet kleinzerig doen". Eén dag uitzieken
was toegestaan, maar de volgende dag was er geen plaats of tijd meer voor
medelijden of voor geklaag: een paar pillen om de koorts te doen zakken, en
weer aan het werk. Nee, daar was géén arbeidsinspectie en géén "Comité voor Preventie en Bescherming op het
Werk".
De andere is op een dag naar beneden gedonderd vanop die gladde en
smalle balken. Zo'n kiln had geen "vloer" op de verschillende verdiepingen;
er waren alléén maar balken waarop je moest zien te balanceren. En het moest
allemaal héél snel gaan. ("Niet treuzelen.")
Want die stokken met tabaksbladeren, die bleven maar komen, aan een strak
tempo, vanop die lopende band. Je moest dus héél vlug de ene stok goed op de
balken zien te hangen, en op tijd weer bij het uiteinde van de lopende band zijn
om de volgende stok van de band af te halen want anders zou die op de grond
vallen en wellicht verloren zijn. En die haast en gejaagdheid, op die gladde
balken, is hem fataal geworden. Gelukkig is het allemaal nog redelijk
meegevallen: blauwe plekken, kneuzingen, een pijnlijke schouder. "Niets
ernstigs", dus, al had dit wel dramatisch kunnen aflopen. De volgende dag mocht
hij gewoon opnieuw de kiln in: "Niet kleinzerig doen".
Een mens kan zich niet voorstellen dat zoiets dezer dagen nog zou
kunnen.
En ja, ik heb het zelf ook mogen ondervinden.
Dat "niet treuzelen" begon
al bij de rit van het erf naar de tabaksvelden. Omdat die velden niet allemaal
dichtbij lagen, moesten de plukkers met de tractor mee rijden. 's Morgens vroeg
en na de middag, naar de velden toe, en ook op de terugweg. Maar op zo'n
tractor kunnen wel geen vijf mensen zitten; die was totaal niet voorzien op "passagiers". We stonden dus naast elkaar
gedrumd, een paar naast de zitplaats van de chauffeur, en een paar op de dissel
waar de gammele kar achter hing. En ondertussen proberen ons ergens aan vast te
klampen, en het evenwicht te bewaren; én uitkijken dat er geen lege bakken van
de hobbelende kar af tuimelden.
De weg naar de velden liep niet over verharde wegen: dat waren aarden paadjes
met putten en bulten. Zeker als het kort daarvoor geregend had, en de
tractorwielen sporen getrokken hadden. Maar ja: "niet treuzelen". Het moest dus rap gaan, en de chauffeur trapte
hard op het gaspedaal. De kar bokte over de weg als een wild paard.
En op een keer is het misgegaan: ik verloor mijn evenwicht, en
tuimelde van de dissel af, tussen de tractor en de gammele kar door. Ik kwam op
mijn rug op de grond terecht, en de kar bonkte over mij heen. Gelukkig voor mij
huppelde het gevaarte, door een bult in de weg, net omhoog toen de as van de
kar boven mij passeerde, want anders was ik er wellicht niet meer geweest om
dit na te vertellen.
De vrouw van de tabaksboer heeft mij in spoed naar de dokter gebracht,
maar de schade leek mee te vallen: een paar blauwe plekken, een gekneusd borstbeen
en mijn ene arm was opengehaald.
De volgende dag heb ik een volledige dag rust gekregen om wat te
herstellen. Maar de dag daarna: "niet
kleinzerig doen", met een omzwachtelde arm.
Wie nog zou twijfelen: tabak kan inderdaad dodelijk zijn!
En tóch was het een heerlijke periode.
Na het leegmaken van de kiln,
van zes tot zeven uur 's morgens, stond een stevig ontbijt te wachten. En dan
tot de middag plukken (en naaien, en hangen), aan een razend tempo. 's Middags
konden we nieuwe energie opdoen bij de korte lunch, en om één uur waren we
alweer aan het werk.
Maar op een geslaagde dag hadden we wél om twee uur in de namiddag al
gedaan, en waren we (meestal) vrij. Nadat we ons een beetje gefatsoeneerd
hadden. Dat "fatsoeneren" betekende
vooral: het plakkerige teer uit ons haar en van ons lichaam proberen te
verwijderen onder de "douche". Die "douche" was gewoon een sproeier in de
serre waar we konden gaan onder staan en hopen dat het regenwater voldoende
opgewarmd was door de zon, en dat diegene die voor ons gedoucht hadden niet ál
het warm water hadden opgebruikt.
Nadien, in de namiddag was het dan genieten en ontspannen. Behalve die
enkele keren waarbij we (min of meer) "vrijwillig"
nog een klusje mochten klaren: babysitten op de kinderen, koeien gaan vangen die
uit de weide van een andere boer ontsnapt waren, meehelpen krieken plukken (of
waren het perziken?). Of een zeldzame keer tabak gaan oogsten bij een andere
tabaksboer die in de problemen gekomen was en niet tijdig alle tabaksbladeren
geplukt kreeg.
We hebben de kans gehad om een geheel nieuwe wereld te leren kennen. We
hebben op het strand mogen zonnen aan het Erie-meer, en méér dan eens mogen
genieten van een zomerse avondlijke BBQ. We hebben geleerd lief en leed te
delen, en samen te werken met mensen van allerlei pluimage: er was iemand bij uit
Mexico, en iemand uit Toronto. En een paar jongens uit Quebec die een soort
Frans spraken waar we niets van begrepen. En we hebben geleerd om zélf onze
kleren te wassen in de wasserette (die onze passage ternauwernood overleefd
heeft, want vermoedelijk niet voorzien op in teer gedrenkte kleren).
En we hebben een uniek "avontuur"
beleefd in het verre Canada.
We zijn er, al bij al, toch "rijker"
door geworden...
|