Ik slaap niet goed. Er zijn veel te veel gedachten die in mijn hoofd
blijven malen en die mij de weg naar dromenland ontzeggen. Veel te veel
gedachten ook die ik nog wil geformuleerd krijgen, bijvoorbeeld in deze blog.
En het Zandmanneke durft mij waarschijnlijk niet te storen bij die drukke
kronkelingen in mijn hoofd.
Dan wil een rustgevende lange wandeling wel eens helpen. De stoute
schoenen aantrekken en naar buiten gaan. Plompverloren zomaar nergens heen stappen, en de gedachten laten fladderen in de wind. Dan bid ik dat die
gedachten mij 's nachts met rust zullen laten. Ik hoop eigenlijk stilletjes dat
ze argeloos ergens rechtdoor zullen blijven lopen waar ik stiekem afgedraaid
ben.
En dus ga ik af en toe op stap, alléén, op zoek naar rust en stilte:
de stilte van de akkers of van de buitenwijken in Merelbeke.
Op één van die wandelingen kwam ik nietsvermoedend voorbij een grote
tuin, met een dikke haag als omheining. Opeens kwam daar een hond tegen die
omheining aan springen. En maar blaffen en grollen! Mijn hart is toen even
stilgevallen, gestopt met kloppen; en ik kreeg rillingen en kippenvel. Had ik
toen een vuurwapen bij gehad, dan had ik misschien wel geschoten! De
herinnering aan mijn kindertrauma komt elke keer opnieuw naar boven als een
hond onverhoeds naar mij begint te blaffen: de herinnering aan die keer dat ik
als kleine jongen moest gaan lopen voor een keffende stratier met scherpe tanden.
En ik vraag me dan af: "Wat
heeft die hond?"
Dat hij zijn territorium wil en moet verdedigen, daar kan ik helemaal
in komen; dat is zijn job, daar wordt hij voor betaald. Maar ik was helemaal
niet op zijn territorium: ik wandelde gewoon op het voetpad.
Zou het misschien een Russische hond geweest zijn, opgeleid door Poetin?
Met veroveringsdrang, overtuigd om zijn territorium uit te breiden?
Nu goed, na een tijdje begon mijn hart weer normaal te kloppen, en kon
ik mijn rustgevende wandeling verder zetten. Tot ik een eindje verder op een wandelpad in de verte twee dames zag
naderen. Met een hond! Maar het dier zag er ongevaarlijk en zachtaardig uit:
een Labrador, dacht ik. Ik stapte verder, gezwind, maar toch een beetje op mijn
hoede. En wat ik al gevreesd had, gebeurde ook: op het moment dat de twee dames
mij passeerden, veranderde de gemoedelijke hond in een monster en hij sprong
naar mij op, met ontblote tanden en een vervaarlijke grom. Ik spartelde
achteruit en probeerde mijn hartslag weer onder controle te krijgen.
De dame met de hond trok het beest onmiddellijk naar zich toe, en putte
zich uit in verontschuldigingen: "Sorry,
meneer! Dat doet hij anders nooit!"
Tja, dat zal dan wel, zeker? Misschien was het wel een Amerikaanse
hond, opgeleid door Trump? Met een immense geldingsdrang, overtuigd om iedereen
te overblaffen?
Het duurde toch een hele tijd eer ik helemaal gekalmeerd was. Ik zocht
op mijn IPod naar een afspeellijst met zachte, dromerige muziek, en dat hielp
wel. En ik zette mijn rustgevende wandeling met een positieve ingesteldheid
weer verder.
Tot ik een eindje verder op het jaagpad langs de Schelde een man in
mijn richting zag stappen. Met een hond! Een herdershond; een Mechelse of een
Duitse, ik zou het niet weten, maar een vervaarlijk beest sowieso. De man leek
zijn hond goed onder controle te hebben, en hield het dier heel kort aan de
leiband. Als ik ver genoeg aan de kant voorbij zou stappen, moest dat wel
lukken, dacht ik zo. Ik week dus zo ver mogelijk naar de zijkant van het
jaagpad, tot in het gras van de berm, en hoopte op een veilige doortocht. Maar
helaas: op het moment dat de man mij kruiste, snokte de hond aan zijn leiband
en sprong grommend en grauwend naar mij toe. Gelukkig had de man sterke armen,
en hij trok het monster onmiddellijk van mij weg.
"Mijn excuses, meneer. Dat doet
hij anders nooit!"
Misschien was het wel een Israëlische hond, opgeleid door Netanyahu?
Met een ongebreidelde agressiviteit, overtuigd om iedereen uit de weg te
ruimen?
Nee, ik heb de volgende nacht niet echt goed en rustig geslapen. De
normale gedachtenkronkels zijn achterwege gebleven, maar de hele nacht heb ik
moeten vluchten voor keffende hondjes die in mijn been wilden bijten.
Het zal wel aan mij liggen, vermoed ik: ik ben een kattenmens, geen
hondenmens.
|