We schrijven het jaar 1972. Vier jonge mannen uit dezelfde klas,
Latijn-Wiskunde, uit het Koninklijk Atheneum van Kortrijk, starten in oktober
hun universitaire studies in Gent. Drie daarvan zitten trouwens samen op kot,
in Home Astrid.
Was dat verstandig om met vier vrienden aan dezelfde universiteit te
beginnen? Niet echt, eigenlijk. De resultaten waren er dan ook naar: twee van
de vrienden hebben na dat eerste jaar moeten afhaken. Want, in alle
eerlijkheid, echt héél veel hebben die jonge mannen dat eerste jaar niet
bepaald gestudeerd. Ze waren te druk bezig met op café gaan: biljarten. Of bij
elkaar op de kamer zitten: kaarten, naar de radio luisteren (Jan Van Rompaey: "Jan en Alleman", toen het nog kon dat er veel en lang gepraat werd op de radio), eindeloos discuteren
over alles wat de vorige generatie fout had gedaan.
En ja: ze zijn een zeldzame keer ook al eens naar een "T-dansant" gegaan, een TD. Ik vermoed dat dit concept nu zelfs
niet meer bestaat. Nu gaan jongeren naar de "discotheek". Maar toen bestond dat nog: een "TD", die georganiseerd werd door één of andere studentenclub, en
waar dus alléén studenten welkom waren. Het grappige was dat wij, groentjes,
stipt om 10 uur 's avonds al onze opwachting maakten, want zo stond het op de
affiches: dat het "om 22u" zou
beginnen. Maar vóór middernacht was daar geen kat te bespeuren...
Ik ben niet zo dikwijls naar zo'n TD
geweest. Mijn budget liet dat niet toe, want mijn ouders konden het zich niet
permitteren om mij veel "drinkgeld"
mee te geven. Ik had daar eigenlijk ook niet echt veel te zoeken: dansen kon ik
niet, en ik waagde me daar dus ook niet aan. Ik voelde ook niet de aandrang om er "een meisje op de scharrelen" (om dan de volgende dag met de "verovering" te kunnen stoefen), wat
voor de meeste (mannelijke) studenten de voornaamste drijfveer was om naar een TD te gaan.
Tóch ging ik er graag naar toe, die zeldzame keren. Ook al was ik een
gediplomeerd "muurbloempje". Ik hield
van de sfeer, en van de muziek die daar gedraaid werd. Vreemd genoeg hield ik
vooral van de "tegelplakkers" van
toen. Vreemd, inderdaad, omdat mijn
status van "muurbloempje" vooral bij
die gelegenheden pijnlijk duidelijk werd. Bij de zwierige, uptempo liedjes,
waarbij écht moest gedanst worden, kon ik mezelf wijs maken dat ik nu eenmaal
niet kon dansen, en dus was het geen schande dat ik zowat als enige op mijn
stoel bleef zitten. Bij een tegelplakker
had ik dat excuus niet: je hoeft niet te kunnen dansen bij een tegelplakker. Je moet alléén de moed
opbrengen om naar een meisje toe te stappen om te vragen of ze met je wil "dansen", en dan sta je daar samen enkele
minuten met de voeten te schuifelen. Maar dat durfde ik dus niet: ik was een
absolute kluns wat de omgang met meisjes betrof. (Wat héél bizar was, want ik
had drie zussen...) Ik bleef bevroren op mijn stoel zitten, met mijn schaamte als
enig gezelschap.
En tóch hield ik van die tegelplakkers
van toen. Wellicht omdat het mooie liedjes waren, en zijn. Onsterfelijke
klassiekers. Zoals "Albatross", uit
1969, van Fleetwood Mac (in de oude tijd met Peter Green). Of "Nights in White Satin", uit 1967, van de
Moody Blues. Of "A whiter Shade of Pale",
ook uit 1967, van Procol Harum.
Nu wil het toeval dat ik onlangs een recente versie van "A whiter Shade of Pale" gehoord heb. Met
klassiek orkest. Wat wel passend is, want het nummer is losweg gebaseerd op een
klassiek muziekstuk. Vermoedelijk iets van Johann Sebastian Bach, al zijn de
meningen daarover verdeeld. Hoe dan ook, deze (live) versie uit 2006 heeft bij
mij alle nostalgie-kranen opengezet.
Los van alle nostalgische bedenkingen vind ik dit ook gewoon één van
de allermooiste en allerknapste songs ooit. (Al snap ik geen bal van de tekst
van het liedje. Een tekst die vooral uitblinkt in Salvador Dali-achtige
absurditeit, en die vermoedelijk niet in een geheel "nuchtere" toestand geschreven werd.)
Deze recente versie benadert de perfectie. Ik zou zeggen: ga erbij
zitten, in volledige stilte, en geniet.
|