Over de duivel (delen 6-10)
6. Het moederkoorn en de komedie
Moederkoorn is een schimmel die in het koren gaat woekeren bij vochtig weer; ze gaat in de korenaar zitten en neemt daar de plek in van een graantje. De schimmel probeert zich onzichtbaar te maken door de vorm aan te nemen van het gouden graantje maar hij wordt verraden door zijn zwarte kleur. Moederkoorn ontleent zijn naam aan het medicinaal gebruik ervan in het kraambed. De schimmel is zeer giftig en hallucinogeen en zorgde in de middeleeuwen voor epidemieën met vaak veel slachtoffers. Ook de beruchte historie van de heksen van Salem zou met moederkoorn te maken hebben.
Het moederkoorn is een parasiet: hij leeft op de kap van een gastheer maar hij doodt die niet omdat hij ervan afhankelijk is en zeer zeker is dat een eigenschap die ook aan de duivel kan toegeschreven worden: omdat de essentie van het kwaad ligt in een tekort aan het goede, kan het kwaad niet zonder het goede bestaan en is het sowieso ondenkbaar dat het kwaad het goede volledig ongedaan maakt. Diabolo betekent dwarsligger of tegenstrever en van tegenwerking kan geen sprake zijn zonder een of andere werking. Het kwaad is een tekort aan het goede en voor zover het op zichzelf bestaat, teert het op het goede en is het daarvan ook in zijn bestaan afhankelijk.
Zoals nu een parasiet zich kan verbergen in zijn gastheer door diens vorm of uiterlijk aan te nemen zodat hij aldus mogelijke tegenstanders kan verschalken, zo ook kan hij de werking van zijn gastheer nabootsen om anderen te laten geloven dat zij met de gastheer te maken hebben en niet met de parasiet. En stel nu eens dat zich in onze wereld een plaag manifesteert waarbij mensen met specifieke activiteiten of beroepen systematisch beheerst worden door parasieten die de schijn ophouden deze beroepen uit te oefenen terwijl de eigenlijke vaklui werden uitgeschakeld.
De dokter ziet er nog wel uit zoals voorheen, hij draagt een witte schort en om de nek een stethoscoop, ontvangt patiënten en schrijft pillen voor, maar zijn activiteit is slechts een nabootsing van het beroep van de echte geneesheer: deze parasiet-geneesheer immers geneest niet doch hij verrijkt alleen zichzelf terwijl zijn geneespraktijk slechts een vertoon is, een voorwendsel, een toneeltje.
De dokter, maar ook de garagist die aan uw wagen prutst en die u op kosten jaagt, alleen maar om er zelf beter van te worden. De leraar op school die doet alsof hij lesgeeft maar die niet langer eisen stelt aan zijn leerlingen omdat hij die beschouwt als zijn klanten die naar hij verhoopt, op de makkelijkst mogelijke manier een getuigschrift willen halen. De rechters die zich laten omkopen door misdadigers en die hun slachtoffers straffen. De politici die de staat verarmen door in haar naam nooit meer af te betalen leningen aangaan bij banken die de superrijken vertegenwoordigen. De producenten van allerlei goederen die kopers in de maling nemen met waren van verwerpelijke kwaliteit.
Ongetwijfeld wordt alras duidelijk dat deze helse toestanden reeds de regel zijn. Toegegeven, er wordt nog een klein beetje genezen door de dokters en er wordt nog een beetje les gegeven door de leraren, de waren hoeven nog niet onmiddellijk in de vuilnisbak te belanden, de blinde rechtspraak werkt nog min of meer en onze politici houden het land ternauwernood recht. Maar dat geschiedt alleen, zoals gezegd, omdat het kwaad parasiteert op het goede: de parasiet doodt zijn gastheer niet maar dan alleen uit eigenbelang.
7. Het kwaad als enige werkelijkheid?
Het relativisme duwt het sublieme weg en men went aan wat slecht is; een cultuur van verslaving en verdoving maskeert het onderscheid tussen waar en vals, tussen wil en wens, terwijl alleen de pijn verwijst naar het sublieme. Het leven wordt gedragen door moeizaam volgehouden inspanningen maar het kwaad zit die inspanningen dwars: het is een tekort aan het goede maar ook het teveel is een tekort (aan de juiste maat). Bij ontsporing gaan schimmen de plaats innemen van het authentieke, het doel wordt verwisseld met het middel. Christus' plaats wordt ingenomen door de duivel en Dostojevski's grootinquisiteur die staat voor de kerk openbaart een geheim: "De Schepper heeft de mens overschat en daarom staan wij nu borg voor zijn heil in ruil voor zijn vrijheid, zoals de duivel het wil". De duivel parasiteert op zijn gastheer - Christus - maar hij doodt die niet omdat hij ervan afhankelijk is; hij verbergt zich achter zijn uiterlijk en zo holt het kwaad het leven uit.
De gedachte dat het kwaad ons verschalkt door zich met het goede te omkleden vindt men terug in de oudste sprookjes en legenden maar het verhaal laat steeds ruimte voor de hoop omdat uiteindelijk het kwaad niet zonder het goede kan bestaan. In De wolf en de zeven geitjes van de gebroeders Grimm doopt de wolf zijn zwarte poot in wit meel om de geitjes ertoe te bewegen de deur voor hem te openen en hij verslindt ze - op eentje na. Uit de geopende doos van Pandora ontsnappen alle kwalen - op één na. De gevallen mens wordt uit het paradijs verjaagd en verliest alle beloften - op één na.
Het sluwe geitje dat op haar beurt het kwaad heeft verschalkt, werd gespaard door het sprookje zelf en wel om het te kunnen navertellen. Eén kwaal bleef in de doos van Pandora zitten: is het de kwaal die alle andere kwalen zal treffen? En na de zondeval werd aan de mens een redder beloofd: hij werd gedood doch herrees zoals een vuurvogel uit zijn eigen as in de vorm van de kerk waarvan hij het hoofd is maar die teruggekeerde Christus blijkt de duivel zelf en zo geraken wij tenslotte elk spoor bijster.
Dit verliezen van elk spoor - de uiteindelijke absolute onwetendheid - blijkt ons gewisse lot dat even zeker is als de dood. Wie leven, bevinden zich op een trein en de sporen waar die over heen raast, liggen even vast als zijn bestemming die ook onze toekomst is. Wij geloven te bewegen doch wij worden slechts bewogen; wij geloven te spreken doch het is de taal zelf die doorheen onze monden spreekt; wij geloven in een eigen wil doch wij kunnen slechts willen wat ons ingeboren verlangen ons voorhoudt te doen. En als wij tegen die plicht 'zondigen', dan schuiven wij de schuld daarvoor in de schoenen van de duivel - diegene die verantwoordelijk wordt voor ons eigen kwaad, precies zoals Christus dat wilde zijn, die de schuld van alle mensen op zich nam en uitboette. En zijn Christus en de duivel dan inderdaad niet één en dezelfde? Zijn het goede en het kwaad dan niet de twee kanten van één munt? De dag en de nacht van de wereldbol? Het wel en het wee? Het genot en de pijn? Het sublieme dat verheft en datgene wat weer afvlakt? En is het goede dan niet slechts een illusie waarin het kwaad zich verbergt? Een mantel omheen een illuster spook?
8. De duivel genaamd Economie
"En niemand mag kopen of verkopen, dan wie dat merkteken heeft, of de naam van het beest, of het getal van zijn naam". (Openbaring 13:17).
In tegenstelling tot de godheid en de heiligen, verschijnen de duivels helemaal niet. De persoonlijke manifestatie van demonen in de menselijke wereld gebeurt uitsluitend op het ogenblik dat ze uitgedreven worden. Het kwaad blijft verborgen zolang men de andere kant op kijkt, pas het verzet tegen het kwaad dwingt het om aan het licht te komen en zo bijvoorbeeld kunnen verkrachters en andere criminelen hun gang blijven gaan zolang hun slachtoffers zwijgen; slachtoffers die de moed vinden om te spreken, jagen hun misdadigers tegen zich in het harnas en worden aldus dikwijls het zwijgen opgelegd.
Nu gebeuren duiveluitdrijvingen bij de vleet: in het katholicisme wordt het exorcisme uitgevoerd over elke dopeling en driewerf helaas voor wie hun geloof willen afzweren maar volgens de kerkelijke leer laat het doopsel een onuitwisbaar merkteken na in de ziel.
Bepaalde atheïsten verwijten aan de 'religies van het Boek' - het Jodendom, het Christendom en de Islam - dat zij al te antropocentrisch zijn want de ganse schepping draait daar uiteindelijk om de mens. Er valt inderdaad wat te zeggen voor een ethiek die de menselijke persoon centraal stelt want het gevaar dreigt dat men hem gaat zien als een dier zoals een ander, als een dienaar van de maatschappij of, erger nog, als een werktuig van de economie en dat ware een onvergeeflijke aberratie.
In het communisme wordt de staat aanzien als belangrijker dan de menselijke persoon en op dit punt vloekt deze ideologie met de christelijke leer. Christus vertelt dat de goede herder zijn kudde achterlaat om één schaap te gaan zoeken in het onherbergzame, zoals elke ouder zou doen omwille van zijn kind, maar een communist ziet er geen graten in om enkelingen op te offeren aan de staat.
En niet alleen in het communisme gebeurt dat want in feite zijn staten door de band geïnfecteerd met welbepaalde eenzijdige socialistische beginselen - zoals onder meer in het nationaalsocialisme ten tijde van het Derde Rijk - die zich met betrekking tot hun ethiek richten op wat zogeheten moraalfilosofen in elkaar hebben geflanst ter vervanging van de naastenliefde als maatschappelijk cement.
Met name het Britse utilitarisme van tweehonderd jaar geleden met aan het roer zeer welgestelde edellieden zoals Thomas Malthus (1766-1834), Jeremy Bentham (1748-1832) en John Stuart Mill (1806-1873) met hun al te simplistische en wereldvreemde leer dat men het grootste geluk moet nastreven (waarbij geluk wordt gelijkgesteld aan genot) voor het grootst mogelijk aantal mensen en dit eventueel ten koste van een minderheid aan slaven, frontsoldaten of andere mensenoffers, waarbij tevens gedacht kan worden aan de praktijken van abortus en euthanasie.
Deze verdedigers van het inhumane kapitalisme ten tijde van de Industriële Revolutie in Manchester en andere ellendige fabriekssteden krijgen overigens een rake veeg uit de pan van de sociaal geëngageerde Charles Dickens in zijn Hard Times uit 1854 maar ook reeds in A Christmas Carol uit 1843: daar weigert de misantrope vrek Ebenezer Scrooge aalmoezen aan de bedelaars met het argument dat ze maar beter verhongeren omdat ze aldus nog meehelpen in de strijd tegen de overbevolking, waarmee hij zinspeelt op Malthus' omstreden overbevolkingstheorie.
Het katholiek geïnspireerde westen veroordeelt het communisme met de mond maar past in de praktijk principes toe die op een nog veel rampzaliger manier afbreuk doen aan het principe dat de menselijke persoon tot einddoel maakt van het maatschappelijke streven. Immers, waar het socialisme individuen onderwerpt aan de staat, fnuikt het kapitalisme de menselijke persoon ten bate van godbetert de economie. In feite hoort de economie te functioneren in dienst van mens en samenleving als een louter instrument, overigens net zoals het ruilmiddel van het geld. Edoch, ook hier werden middel en doel onderling verwisseld en geldt dat wie geen nut hebben voor de economie, beschouwd mogen worden als maatschappelijk waardeloos.
Wie uit louter winstbejag drugs verkopen of plastics produceren die het milieu om zeep helpen, worden hoger aangeschreven dan wie zich zonder vergoeding inzetten voor de medemens omdat de grootte van iemands bezit het ultieme waardecriterium is geworden. Mensen worden vandaag getaxeerd op hun vermogen, ongeacht of het gaat om een consumptievermogen of om een potentiële vernietigingskracht. En in een kapitalistische economie die stoelt op concurrentie geeft de laatstgenoemde functie uiteraard de doorslag: waar het recht van de sterkste heerst, komen, zoals ooit de Chinese dictator Mao Zedong het verwoordde, de macht en het recht uit de loop van een geweer.
9. Het nieuwe Über-Ich
Opvoedelingen gehoorzamen hun ouders, de leraren en de autoriteiten en zij maken zich geleidelijk al de maatschappelijke (en eventueel ook de religieuze) wetten en regels eigen tegen de tijd dat zij volwassen zijn en op de eigen benen moeten kunnen staan. Dat proces van toe-eigening heet interiorisering: de van buitenaf opgelegde wet wordt een zaak die men zich ter harte neemt; de ouders en de opvoeders vallen niet weg maar zij transformeren zich in wat dieptepsychologen zoals Sigmund Freud (1856-1939) het Über-Ich hebben genoemd - het geweten dat gehoorzaamheid opeist, ook al gaat dat vaak in tegen de onmiddellijke individuele behoeftebevrediging en de persoonlijke belangen en ook tegen het platvloerse principe dat de maximalisatie van het genot beoogt vanuit de in feite volstrekt immorele gelijkstelling van genot aan geluk.
Maar honderd jaar later zijn de tijden behoorlijk veranderd. Onze westerse beschaving, rustend op de pijlers van de Grieks-Romeinse cultuur en het Christendom, bleef tweeduizend jaar lang als een onaantastbare reuzin overeind met Europa onder het patronaat van de moeder Gods zelf. Nu de intensifiëring van de communicatie van de wereld een dorp heeft gemaakt, kon de ontmoeting - vaak ook de botsing - van de vele wereldculturen niet langer uitblijven en heeft het navenante cultuurrelativisme een definitief einde gemaakt aan de zekerheden van weleer. De paus van Rome krijgt hier voor het eerst af te rekenen met meerdere concurrenten om u tegen te zeggen, waarvan het atheïsme niet de geringste is en in de onvermijdelijke aanvaringen die eruit volgen treden niet alleen de weldaden van de eigen cultuur in het voetlicht: zij confronteren ons ook met de arrogantie van het katholicisme dat eeuwenlang de luxe genoot van een onaantastbaar monopolie. De zopas verschenen turf van Frédéric Martel, getiteld: Sodoma. Het geheim van het Vaticaan, laat er geen twijfel over bestaan dat die arrogantie heeft geleid tot een hypocrisie die zijn gelijke niet kent. Naar Christus' eigen woorden is zijn imperium niet van deze wereld en dient men, anders dan de rijke jongeling, zijn bezit uit te delen aan de armen teneinde in het spoor van de Godmens te kunnen treden maar het (in dank van dictator Mussolini ontvangen) wereldse imperium van de kerk blijft na eeuwen van kolonialisme en neokolonialisme de armen (die nota bene Christus zelf vertegenwoordigen op aarde) uitbuiten en misbruiken en ik citeer Martel over de Roma Termini, waar de prostitués hun klanten ontmoeten: "Mohammed is sex worker. Zelf zegt hij 'escort', dat klinkt beter. En nog opmerkelijker: deze moslim heeft voornamelijk priesters en prelaten als klant, uit de kerken van Rome en het Vaticaan. 'Ik ben een van de migranten voor wie paus Franciscus opkomt', zegt hij ironisch" (1) Immers, "De twee grote migrantenroutes (...) leiden allebei naar de Roma Termini. Voor veel migranten is het letterlijk een 'terminus'. Een eindpunt". (2) "De priesters houden de markt (van de mannelijke straatprostitutie) in stand, ook al wordt die in deze internettijd steeds anachronistischer. En vanwege de anonimiteit richten zij zich voornamelijk op migranten". (3)
In wat andere bewoordingen hebben de autoriteiten van weleer zichzelf aardig in diskrediet gebracht terwijl de duivel zelf van de menselijke nood aan gezag gretig gebruik maakt om de ontstane leemte op te vullen met voorbeelden die niet langer het goede voor de opvoedelingen voor ogen hebben doch het eigen gewin ten koste van het geluk van wie zij manipuleren. Want deze demonen die dankzij de nieuwste media de ooit aan god zelf toegeschreven alomtegenwoordigheid genieten, liegen voor, bedriegen, verleiden en palmen in; zij verslaven en verdoven, misleiden en misbruiken. Het Über-Ich van weleer ging op in rook en zijn zetel werd ingepalmd door onwezens die wel een uiterlijk hebben (zij zien er van buiten uit als personen) maar die een innerlijk missen en die met andere woorden volstrekt zielloos zijn.
Verwijzingen:
(1) Frédéric Martel, Sodoma. Het geheim van het Vaticaan, Van Halewyck 2019, pagina 157. (Oorspr.: Sodoma. Enquête au coeur du Vatican, Éditions Robert Laffont, Parijs 2019).
(2) Ibidem, pagina 161.
(3) Ibidem, pagina 165.
10. De koning van de wereld
Het Über-Ich of het geweten van weleer, gevormd op grond van de geïnterioriseerde wetten en regels van ouders, opvoeders en autoriteiten, heeft plaats geruimd voor motto's en deviezen van een heel andere makelij. Het begon in de golden sixties (maar in feite begon het ten tijde van de 'zondeval') met de rijmelarijen van rebellerende idolen en van alternatieve diëtisten, de wijsheid van sterrenwichelaars en handlezers en de raadgevingen van mode-barons - afkomstig uit sectoren die het bijzonder goed bleken te doen sinds de klassieke toonbeelden hun krediet verloren. Maar deze zijn nog relatief onschuldige 'Ersatz-modellen' vergeleken bij de sinds kort opgang makende, nieuwe demonen van extreem-rechts.
De cruciale wet bij het streven naar macht luidt sinds de oudste tijden zoals iedereen wel weet: "Verdeel en heers!" Wie de macht wil veroveren of bestendigen, moet de vijand verzwakken en doet dat het best door in diens kamp verdeeldheid te zaaien. Waar machtswellustelingen alom ter wereld voortdurend op aansturen, is uitgerekend het tot stand brengen van die verdeeldheid maar daarbij mag nooit uit het oog worden verloren dat er vaak nauwelijks goede en slechte machtswellustelingen te onderscheiden vallen: van zodra iemand naar macht streeft, zal hij zich op straffe van een gewisse mislukking bedienen van de wel beproefde machiavellistische principes waaronder het beginsel dat het doel de middelen heiligt, waarmee duidelijk wordt dat voor hem alle middelen goed zijn aangezien het hoogste goed bestaat in het behouden of verkrijgen van de macht. En het tegen elkaar opzetten van mensen blijkt, zoals iedereen kan getuigen, een gegarandeerd product van de tweestrijd tussen rivaliserende partijen - in extenso: tussen extreem links en extreem rechts.
Extreem links pleit voor een nieuwe orde die indruist tegen de bestaande en die via het (intolerant) opleggen van exuberante tolerantieprincipes de vroegere orde op haar kop zet. In de praktijk veroorzaakt dit een herverdeling van de koek, wat wil zeggen dat de bevoordeelde klasse van weleer voortaan het onderspit zal delven terwijl de tot dan toe verguisden hun plaats innemen, zoals dat bijvoorbeeld het geval was bij de bevrijding van Mandela in Zuid-Afrika. Maar het gevaar is allerminst denkbeeldig dat de balans dan zo ver doorslaat naar het andere uiterste dat op den duur het volk zelf gaat smeken om de vroegere toestand te herstellen, wat niet zelden resulteert in een ware dictatuur. En door de band genomen lopen de underdogs van links na de machtsgreep van rechts gewoon over naar de partij van de nieuwe winnaar en zij worden daar bovendien ontvangen met open armen omdat tenslotte iedereen daar beter van wordt: de overlopers uiteraard maar ook de nieuwe machthebbers die zodoende hun aanhang alleen maar zien toenemen. Zo blijven (op een handvol 'naïevelingen' na - zoals Machiavelli ze zou noemen) dezelfde mensen aan de macht. Het verschil met voorheen bestaat erin dat de machthebbers met succes hun greep op het volk hebben versterkt.
Macht wordt verworven door twist te zaaien en uitgerekend dat is het waartoe de duivel Christus poogt te verleiden nadat hij Hem heeft meegenomen op een hoge berg van waar hij Hem de wereld toont: het zaaien van twist is wat men moet verstaan onder het knielen voor en het aanbidden van de duivel (want 'duivel' betekent 'twistzaaier') in de volgende passage van het Mattheüs- evangelie:
"Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, en hun heerlijkheid;
En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden." (Mattheüs 4:8-9) (1)
Opmerkelijk hierbij is dat Christus de duivel niet tegenspreekt waar deze suggereert dat al de koninkrijken van de wereld hem toebehoren en zo weet de gelovige voor eens en voor altijd dat de wereld des duivels is, wat andermaal bevestigd wordt door de woorden van Jezus:
"Mijn koninkrijk is niet van deze wereld". (2)
(J.B., 136 augustus - 21 september 2019)
Verwijzingen:
(1) Mattheüs 4:8. Zie: https://www.statenvertaling.net/bijbel/matt/4.html
(2) Johannes 18:36.