Demonen
Het
demoniseren van een persoon is het opzettelijk smaden of belasteren
van die persoon waarbij deze dan voorgesteld wordt als een demon, een
duivel of een booswicht. De lasteraar probeert om zijn slachtoffer in
de ogen van anderen tot een object van angst en afschuw te maken, met
de bedoeling dat zij hem kwaad aandoen en dat de lasteraar zelf
ongestraft kan blijven terwijl hij in wezen niet de beschermer en de
waarschuwer is voor wie hij wil doorgaan, doch de eigenlijke
boosdoener of demon.
Demonisering
is aldus een listige manier van kwaad doen en vaak ook moorden,
waarbij de dader als een soort van illusionist zijn slachtoffer in de
rol van dader weet te positioneren terwijl hij zichzelf verbergt in
de slachtoffersrol die hij dan, zoals door hem voorgesteld, met
anderen deelt. Demonisering is een kwaadaardig spel van verwisseling
van maskers: de duivel zet zijn slachtoffer een duivelsmasker op en
eigent zichzelf het onschuldige gezicht van zijn slachtoffer toe.
Demonisering is ook wat dieven en bij uitstek parasieten doen: zij
nemen de plaats in van hun slachtoffer zoals het moederkoren een
zwarte parasiet in de vorm van een graankorrel de plaats inneemt
van de graankorrel welke hij verteert. Wie demoniseert, spant aldus
anderen voor zijn kar om het vuile werk dat hij in zijn zinnen heeft,
op te knappen.
Demonisering
toont zich meermaals waar karaktermoord voorafgaat aan fysieke moord
en van dergelijke gesofisticeerde moordpartijen staat de geschiedenis
bol. Het historisch veruit meest beruchte geval van demonisering
betreft de heksenprocessen van Salem die van start gingen in 1692 met
vierentwintig ter dood veroordelingen van onschuldigen. Een ander
bekend geval van demonisering is de afschildering van de profeet
Mohammed als de antichrist. Ook joden werden meermaals tot
zondebokken gemaakt en derhalve tot slachtoffers van genocide in
de concentratiekampen van Hitler stierven zo maar eventjes zes
miljoen mensen nadat zij eerst door de nazi's gedemoniseerd werden.
In sommige religies worden vrouwen gedemoniseerd want beschouwd als
handlangers van de duivel die mensen verleiden tot het kwade en die
aldus het heil in de weg kunnen staan om die reden worden zij dan
onzichtbaar gemaakt met versluierende kledij maar ook door opsluiting
en zij worden zelfs vaker verminkt. Vandaag worden opnieuw christenen
gedemoniseerd om het christendom te kunnen uitroeien en de weg vrij
te maken voor de praktijken van de oorlogslogica.
Sinds
Augustinus van Hippo een van de grootste filosofen aller tijden
duidelijk gemaakt heeft dat het kwaad allerminst een aanwezigheid is,
een persoon of een demon, maar daarentegen een afwezigheid en meer
bepaald een tekort aan het goede, dient men zich bij het ter sprake
komen van demonen vooreerst af te vragen wiens creaturen zij dan wel
zijn en in wat voor een wereld zij kunnen gedijen. Want als een demon
een maaksel is, een masker op een onschuldig gezicht, dan heeft elke
demon een maker en zoals hoger gezegd is die maker de eigenlijke
booswicht. En verder kunnen maskers pas gedijen in een
carnavalsstoet, wat wil zeggen: in een wereld waarin allen gemaskerd
door het leven gaan.
Edoch, de
paradox wil nu wel dat het Griekse woord voor masker, 'persona' is,
waaruit ons woord en ook ons begrip 'persoon' werd afgeleid, wat
suggereert dat personen sowieso maskers zijn of dus niet-personen.
Die paradox maakt alvast duidelijk dat het onderscheid tussen
werkelijkheid en schijn ónduidelijk is en zo ook het verschil tussen
goed en kwaad een zaak waarover iedereen altijd al een maximale
duidelijkheid heeft nagestreefd. En daar waar de zaken onklaar
blijven en de meningen verdeeld, wordt een rechter aangesteld:
onafhankelijk van alle andere machten verheft hij zich zoals een
magiër om alle onduidelijkheid eens en voorgoed van tafel te vegen
met de vrijspraak van de goeden en de veroordeling van de bozen.
Zoals men de boom kent aan zijn vruchten, zo ook onderscheidt men dan
de weldoeners van de booswichten aan de respectievelijke beloningen
en de straffen die hen te beurt vallen.
Andermaal
echter doemt hieruit een paradox op. Een paradox die de rede van de
adem beneemt, want hoe dan wel kan het succes een beloning van het
goede zijn als de wereld des duivels is en de wereldse rijkdommen
veeleer de booswichten sieren terwijl de rechtvaardigen veroordeeld
zijn tot het kruis van hun Heiland zonder hetwelk er geen opstanding
mogelijk is?
Maar
uitgerekend dat is demonisering: de dader verwisselt zijn gezicht met
dat van zijn slachtoffer en de ganse wereld blijkt gedoemd om in
datzelfde bedje ziek te zijn. Geen rechter kan het pleit beslechten
en de schapen van de bokken scheiden dan de ene opperrechter bij het
einde van de tijden en tot dan blijven goed en kwaad verzegeld: zij
zijn uitsluitend kenbaar in de intentie van hun daders en op geen
enkele andere manier, ook al behoort alles wat wij, mensen,
intenderen op geen enkele wijze tot de tastbare wereld.
En zo
ontpopt zich een derde paradox: de werkelijke wereld is een
onzichtbare realiteit; de waarheid manifesteert zich niet in het
concrete bestaan; goed en kwaad worden bewaard in een innerlijkheid
en zij zullen niet eerder aan het licht treden totdat dit licht
voorgoed alle duisternis uit de wereld heeft verdreven. En tot zolang
zullen het hebben en het krijgen van gelijk onverenigbaar blijven.
Tot zolang zal geen mens in staat zijn om de waarheid te zien, om te
oordelen, te geven of te ontvangen. Tot zolang zal er een scheur
bestaan in ons bestaan en zal er een binnenste zijn en een buitenste,
onderling verwikkeld in een niet aflatende strijd.
(J.B., 6
maart 2017)
|