Over
onderwijs en vorming
Deel
3: Later bestaat niet?
Er
is momenteel een kentering gaande bij althans een deel van de
pedagogen, maar algemeen worden de opvoeding en het onderwijs
voorgesteld als een voorbereiding op 'later'. Een voorbereiding wil
zeggen: niet een zaak die haar doel vindt in zichzelf maar een zaak
die in functie staat van een zekere toekomst, zoals een knecht in
dienst staat van zijn heer. Aan de opvoedelingen wordt geleerd dat
zij moeten werken voor later; dat in het heden dient gezaaid te
worden opdat morgen geoogst zou kunnen worden. Vandaag moeten offers
gebracht worden die ons morgen ten goede zullen komen; in onze jonge
jaren moeten wij sparen om onze oude dag te verzekeren.
Deze
aangeleerde toekomstgerichtheid heeft een schijn van hoop en
optimisme maar in feite verkapt zij een heel andere realiteit:
wanneer ons geleerd wordt om toekomstgericht te denken, is dat
allerminst met het oog op een of ander paradijs dat ons te wachten
staat maar, precies integendeel, heeft het alles te maken met de
wetenschap dat na de jeugd en de bloei van het leven, de aftakeling,
de ziekten en een gewisse dood ons wachten, omdat na elke opgang een
ondergang volgt, zoals ook Friedrich Nietzsche dicht in zijn machtige
meesterwerk:
"Was
gross ist am Menschen, das ist, dass er eine Brücke und kein Zweck
ist: was geliebt werden kann am Menschen, das ist, dass er ein
Übergang und ein Untergang ist.
Ich
liebe Die, welche nicht zu leben wissen, es sei denn als
Untergehende, denn es sind die Hinübergehenden. (1)
En
aan die weinig benijdenswaardige toekomst is het dat wij moeten
denken zoals de voorbeeldige mier doet in één van de
tweehonderddrieënveertig educatieve fabels van Jean de La Fontaine
die, in het spoor van de Griekse dichter Aisopos, De
krekel en de mier herschreef.
Terwijl in de zomer de mier hard werkt, doet de krekel niets dan
zingen en als het winter wordt, klopt de krekel bij de mier aan om
voedsel maar de mier weigert. Bij de slotzin kan men zich vragen
stellen daar hij uitgerekend door een dichter werd verzonnen: steekt
ook hij dan niet de draak met de moraal van de oude verzen?
Wie
leeft van kunst gaat door voor gek.
Vaak
lijdt hij honger en gebrek. (2)
De
toekomstgerichtheid en het vooruitgangsgeloof, het
vooruitgangsoptimisme ook, welke ons met zoveel vuur worden
bijgebracht in onze jonge jaren, lijken alleen maar de hemel op aarde
te beloven: in werkelijkheid verraden ze de komst van een ware hel en
trachten ze ons aan te zetten om dan toch te proberen om het leed dat
ons te wachten staat wat te verzachten of het met hooguit enkele
jaren uit te stellen.
Edoch,
als klap op de vuurpijl blijken wij in de zogenaamde toekomst te zijn
beland in een wereld die de in haar fabels gedane beloften allerminst
nakomt: de naarstige spaarders zijn blut doordat de banken met hun
centen gaan lopen; het geld bedoeld om ziektekosten mee te dekken
verdwijnt in de zakken van malafide genezers die het lustig
opsouperen. Zo heeft men nog net de tijd om de leugens die men heeft
geleerd, aan zijn kinderen door te geven want onmiddellijk daarna
verliest men de geleerde verzen door een plotse groei van grote gaten
in 't geheugen die de gewisse komst aankondigen van de man met de
zeis die niemand over 't hoofd ziet.
De
grote poëet P. C. Boutens (die in 1830 overigens kon fluiten naar
zijn koninklijke onderscheiding wegens godbetert geruchten over zijn
homoseksualiteit), zegt over de Goede
Dood:
Alle
schoon dat de aard kan geven Blijkt een pad dat tot u voert (
)
(3)
Alweer een classicus en derhalve iemand die zich de
Helleense cultuur heeft eigen gemaakt met haar eeuwige tragiek van de
tegendoelmatigheid welke in alle eerlijkheid het leven weerspiegelt.
Dat
zogenaamde pessimisme staat zeer in tegenstelling tot de christelijke
cultuur of althans tot wat men van die christelijke cultuur gemaakt
heeft nadat zij werd opgeslokt door het Romeinse Rijk die haar tot
staatsgodsdienst maakte, want Jezus Christus is verwant aan
Zarathustra of Zoroaster die Nietzsche inspireerde. Het zoroastrisme,
het mazdeisme of het parsisme is ook een monotheïsme met een messias
maar dan nog duizend jaar ouder dan het christendom, het is de
religie van de Meden en de Perzen, sinds de zevende eeuw wat
verdrongen door de islam maar zij telt toch nog meer dan twee miljoen
aanhangers (onder wie de legendarische Freddie Mercury); deze
mondeling overgeleverde leer werd in de derde eeuw opgetekend in de
Avesta en bewaard door de Parsi's in Bombay die afstammen van de
Sassanieden.
Later, zo herhaalt men tot vervelens toe in zijn
beloftevolle hersenspinsels en ook een van onze grootste dichteressen
steekt de draak met 'later' waar zij in een van de prachtigste
gedichten in de Nederlandse letterkunde een oude grootvader een
belofte laat doen aan zijn kleinzoon:
"Toekomende jaar
misschien,
Als gij wel leert en
braaf zijt,
(...)
wij zullen zien. (4)
Het gaat om het gedicht Het geschenk van Rosalie
Loveling. De belofte kan niet waar gemaakt worden omdat de
toekomst er heel anders blijkt uit te zien dan gedacht: 'later'
blijkt eens te meer niet te bestaan.
'Later' blijkt een fabeltje, een belofte waarmee zowat
iedereen kan zoet gehouden worden; 'later' is het afstel dat zich
vermomt als uitstel; 'later' is de valse belofte, de leugen, het
gemene bedrog. Wie het hebben over 'later', vertrouwen wij gewoon
niet meer, dat tijdperk is voorgoed voorbij.
De wereld is gevuld met mensen van alle leeftijden,
mensen in alle mogelijke levensstadia en niemand kan zeggen welk
stadium het begin is en hetwelk het einde. Draait het ganse leven om
de wijze ouderling en is hij het doel van het bestaan? Edoch,
weinigen willen met hem ruilen! Leven wij dan eigenlijk om kind te
kunnen zijn en wordt al de rest er maar bij genomen? Of is de
volwassenheid het zwaartepunt van het bestaan, de periode dat wij
werken en voor niets anders oog hebben of tijd? Iedereen wil oud
worden maar niemand wil het zijn; iedereen wil jong zijn maar
kinderen kunnen niet rap genoeg groot worden; iedereen vindt de
middelbare leeftijd de allerbeste tijd maar eenmaal de vijftig
voorbij verlangen wij naar ons pensioen en eenmaal met pensioen
begint die nostalgie te knagen: On se croit à la page de l' amour
et on est déjà à la page de la mort. (5) En hoe zit dat dan met
het onderwijs?
Is de leerling een voorlopige mens, iemand die goed zijn
best moet doen om later leerkracht te kunnen worden? Of is het net
andersom en zijn de leerkrachten er voor de leerlingen omdat de
leerlingen het doel zijn van het ganse gebeuren? Een ding is zeker:
als wij leven met het oog op later, dan zullen we nimmer leven in het
nu. Edoch, wat is moreel verantwoord?
Wij willen leerkracht worden, zo zeggen de leerlingen in
koor, zodat wij er voor de leerlingen kunnen zijn. Echter, heimelijk
vinden de leerkrachten dat de leerlingen er voor hen zijn en
op een lerarenvergadering achter gesloten deuren zei in
het bijzijn van schrijver dezes ooit een directeur: Geef aan
niemand slechte punten, collega's, en knoop het in uw oren: elke
leerling is anderhalf lesuur waard! Voor de slechte
verstaander: alvast deze school blijkt er helemaal niet te zijn om
aan kinderen iets bij te brengen; zij is er voor het personeel dat
immers aan de leerlingen dik verdient en dat hen daarom veeleer zoekt
te verwennen. En zo zie je maar, want dit zijn nu de lieden die ook
werkelijk blijken te geloven dat later niet bestaat...
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 25 februari 2018)
Verwijzingen:
(1)
Friedrich Wilhelm Nietzsche, Alzo
sprach Zarathustra. Ein
Buch für Alle und Keinen, hoofdstuk
5.
(2)
Jean de La Fontaine, De
krekel en de mier.
Zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Fabels_van_Jean_de_La_Fontaine
(3)
P.C. Boutens, Goede
Dood. Zie ook:
http://www.gedichten.nl/nedermap/poezie/poezie/46550.html
(4)
Rosalie Loveling, Het
geschenk,
fragment. Zie ook:
http://www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3056290
(5)
Kris Vansteenbrugge, Grijsloke 2000, Grijsloke 2000.
|