in het cafeetje Het Grote Gevoel zaten
zij beiden op eenzelfde stoel als je maar weet wat ik daarmee bedoel met
dat cafeetje de stoel en de boel
ze waren nog jong maar de tijd was al oud het bier was verschaald en maar
halvelings koud zijn handen begrepen haar heupkens zo stout ze keek wat
beteuterd geen mens is van hout
hij wriemelde bevend haar roksken omhoog de ober bezag dat van achter de
toog hij dacht aan zijn Trien en dat zij hem bedroog een brandende
braamdoorn schoot recht in zijn oog
hij wiste met woede zijn laatste traan en als hij dat slikkend had
afgedaan is hij voor de tortelse duifkens gaan staan boosaardig van aard
zei hij kort: jullie gaan!
toen stonden ze op van hun enkele stoel die dampte nog na van Het Grote
Gevoel hij zette haar kraag recht want buiten was 't koel de ober verzoop
zich daarna in 't gewoel
van zijn cafeetje Het G.... G......
Yep!
*leuke herinnering aan ons "kelderken" op Schrijf.Net, waar ik toen mee mocht werken aan het onderhoud van de site. Het vers werd geschreven t.a.v. Marc Boelens, die, zo schreef hij, in gedichten "het grote gevoel" wilde lezen.
Categorie:Waar is de tijd
|