Een speeltuin slaapt. In 't roestige scharnieren van
schommels krassen griffels op een lei. De glijbaan doffer, nergens
snoeppapier, een vergeten jasje hangt gewezen bij
het hek dat ik
omzichtig open. Jij, was jij maar hier mijn kind, je grappig zwieren, jij
tomeloze, tuimelende meid. Nu wil je enkel nog mijn zuchten sieren.
Je
daagt mij uit? Ik hoor je klare lach ik zie je plots uit fotolijsten
springen. Je zipt de jaren tot een ogenblik.
En óver vragen, vóór het
weten van sta ik met ons en met vandaag te zingen. Jij werd geen jij, je
blijft voor altijd ik.
Categorie:Sonnetten
Boerenkost
Het is gedaan met al die tierelantijnen. Vandaag gestampte boerenkost: een lap van vers geregeld
spek, kabuis en pap van gort met krenten oftewel rozijnen
en kannen
bier daarbij. Geen snelle hap gelijk op 't land de schichtige konijnen nog
knabbelend in struikgewas verdwijnen en keutelen van danig
repjerap.
Laat pezewevers boterhammen smeren met schaars een likje
uitgemolken vet, het zout het smout de koffiebonen wegen.
Wij zitten
aan! O neen we zijn geen heren met tandenstokertjes en stijf
servet. We zijn gerijpt gekeerd
gekeurd. Belegen.
Categorie:Sonnetten
Muzenissen
ik vroeg de muze of ze even bleef of ze
een vrolijk lied voor me wou zingen ze keek ver weg van mij langsheen de
dingen het open venster in terwijl ik schreef
verdwaalde woorden zocht,
herinneringen mijn ogen sloot in dromen dook dan scheef- gezakt weer
rechtkwam en - toe maar, vergeef het haar - op zoetgevooisde zuchtjes
gingen
haar tas haar lapjesjas haar strohoed door het raam. en zij
daarbij. voorbij! het wachten heeft nu niet langer zin ik ga
ervoor:
ik bak een ei en een sonnetje. klachten? hier is het zout. ik
heb een houten oor ik fluit de blues en gaar, diep in gedachten
Categorie:Sonnetten
Sonnet voor Sophia
In verre tijden toen de appels
rood begerenswaardig aan de bomen groeiden wijl Adam en zijn Evaliefje
stoeiden nog op hun hoede voor wat Hij verbood
de Schepper van hun leven en de dood: van die waaraan de vreemde bloesems
bloeiden de boom der goeden en van de verfoeiden wie daarvan plukte stond
aan onheil bloot.
Maar het gebeurde! Hij heeft het gezien! "gij dwazen!" vloekt Hij. Sophia
misschien -die hij nog vlug vantussen scherven raapt-
zou Zij, getooid met Waardigheid en Woord de zoete balsem brengen naar het
oord zal Zij het doen, terwijl Hij zich verslaapt?
Categorie:Sonnetten
Vertwijfeling
Er staat een wezen op de horizon. Het
waaiert niet het wenkt niet maar het kijkt. Het blinkt over het water en het
wijkt geen ogenblik. Ik wandel in de zon,
gestrand. De maten, het
gewicht geijkt, de heup geolied, vaste passen on- bewogen, schouders
losgezwierd. Het won- der mensenkind dat even God gelijkt.
Maar in
mijn nekvel is een haak geslagen: ik werd geënterd hoewel ik geen
boot geen luchtschip ben met volle buik. Ik breek
voorzichtig want ik
kan ze niet verdragen die ogen in de verte en hoe groot het antwoord is,
hoe bang de oversteek.
Categorie:Sonnetten
Voor wie...
voor wie een strak sonnetje schrijven wil zo eentje naar de regel van de ouden en later dan een écht om van te houden kaboem kaboem die kletste op z'n bil
die meet en telt scandeert en weegt als zouden de lettergrepen nu eens zwaar dan licht in rotten opmarcheren naar hun plicht getrimd getemd in vijf- of zevenvouden
maar als de avond valt zijn daar de vinders de liefste Chibiabos draait de lier er danst muziek de vleugels vrij en vlinders
ontelbaar zij, met elegante zwier een rondedans gelijk van blije kinders verstrooien het sonnetje op papier
Categorie:Sonnetten
Rebels
Maar mensen toch, dat zijn toch geen
sonnetten! De bakkerin, een spitse helleveeg, wees woedetrillend op de
hompjes deeg, keek met een viezig oog naar de kornetten
die bibberdend
verkleurden. Eentje zweeg in alle talen om het onheil te beletten. Helaas, een andere die ging een keel opzetten van oei en ach en kijk de trog is
leeg.
Ze draaiden snel de kleppen van hun petten, hun ogen veilig
afgedekt. 't Venijn zou zich uit volle borst verzetten! Zo stond ze daar
bedreigend stoer te zijn.
De kleinste zag nog net haar platte
tetten. 'Uit volle borst? Veel zal het dan niet zijn!'
*ludiek
reactie-sonnetje geschreven n.a.v. de Sonnettenwedstrijd op Schrijf.Net
Categorie:Sonnetten
Hic et nunc!
Ze schreef op ieder blad hetzelfde woord, in
blije halen of verkrampt. Verborgen soms achter overmoed of lamme
zorgen: ze had de harpen van de hoop gehoord.
En altijd weer geloofde
ze in morgen, in later en in beter. In de graal die zij zichzelf beloofde,
telkenmaal wanneer het duister dreigde haar te worgen.
Met niets dan
honger in haar loze handen, ontwaakte ze, eerst twijfelend en bang. De
toekomst leeg. Van uitgeleefd verleden restten alleen nog rafelende
banden.
Ze rechtte zich. Ze schreef op het behang, met vaste hand, trefzeker schreef ze: heden!
gij
lichtgelovig volk der Nederlanden dat zegeningen, bollenbloei en doem kan
plaatsen als ik maar zijn naam vernoem want frisse vragen over het verband
en
of ik niet te naarstig denk aan roem met klatergouden woorden in mijn
handen uw frêle hersenpannen laat verzanden die vragen blijven hangen in
gezoem
dat moet de dichter des hebben gedacht toen hij wellustig schier aan 't
schrijven ging de ploert voorbij want die werd onverwacht
een marionet die aan een draadje hing en al wat hij misdeed werd
neergebracht op god, dat makkelijk inzetbaar ding
Categorie:Sonnetten
Het sonnet, een vader
Als ik je tóch weer bij de hand
wil nemen je afgemeten pas mijn sprongen laat bedwingen, die geijkte
regelmaat, het veren van je voeten waar je gaat
met mij gelijk een ruiter naast zijn paard, mijn meester ben je dan, mijn
strenge menner, mijn onvoorwaardelijk aanvaarde kenner en ik gehoorzaam,
want ik weet: ik bén er
en mag er zijn, je laat aan mij het lied. Je laat mij neuriën je laat mij
tieren we zingen samen en je remt mij niet
je laat mij vrijelijk de dans versieren en als je merkt hoe zalig ik
geniet mag ik zelfs eventjes de teugels vieren
Categorie:Sonnetten
Mensje
Ik zit op een terrasje wat te kijken. Ze
hebben het er nog maar neergezet. De voorjaarsfrisse sleutelbloemen
strijken in mengeling een kleurenmenuet.
Ik heb mijn tas met wat
noodwendigheden en hebbedingen op de grond gezet. Zo ben ik nu het mensje
weltevreden, compleet met glaasje port en sigaret.
Hoewel...de stoel
naast mij blijft onbezet. Die ene daar, de and're zijn genomen dat ik daar
nu zomaar ineens op let...
Ik wist het wel: je zou nu nooit meer
komen. Toch heb ik mij wat dichterbij gezet en in gedachten weer je hand
genomen.
Categorie:Sonnetten
Maartse buien
Het merelvrouwtje zal vandaag
niet komen. Het regent zo verdrietig en de lucht Is uit de blije blauwte
weggevlucht En hangt nu muizengrijs tussen de bomen,
De lentewind
verwatert tot een zucht. Diep in de botten aarzelen de dromen, Een wachten
op de warmte die moet komen, Op nieuwe vogels en een nieuw gerucht.
Ik
zal dan maar alleen dit liedje zingen, En wiebelen op wat
herinneringen Aan wat ik gister in de luchten las.
Maar gisteren lijkt
al zo lang geleden. Het past niet meer in 't kader van het heden. Ik wilde
dat het gauw weer morgen was!
Categorie:Sonnetten
Aliënatie
Ze zou een tango schrijven aan zijn voeten een wilde polka
zwieren om zijn hals zich laten draaien in de wijde wals van grote dagen,
diepe nachten zoeten
met snoozy-lachjes op zijn ogen waar hij slaapt
in haar. Ze zou zijn wimpers groeten nog voor hij wakker werd. Er zou niets
moeten alleen maar mogen altijd mogen, maar....
Hij roept,
wil vlees! Ze schudt het pepervat doorprikt gebraad. Terwijl het witlof
fruit ontglipt het botervlootje aan haar handen.
Ze kijkt naar hem, ze
wil hem zeggen dat... Hij hoort niet meer, hij staart zijn ogen uit op
beelden van voor haar te verre landen.
Categorie:Sonnetten
De zevende dag
De storm jaagt wolken zand en schuim over het strand. Je rug gebalde weerstand recht je hoge kraag. Ik ken jouw wens:
altijd een zondag als vandaag, zo'n zweepslag in de mist van dit verwaterd
land.
Ik? Hoor Sibelius, een verre achtergrond, zie door het raam het
wuiven van mijn liefste boom. Het huis een warme haven voor intens
gedroom, glas binnen handbereik, pantoffels en de hond.
Zo leeft elkeen
op zondagen zijn kleine wens. Hoewel er in de schriften staat dat God die
dag tevreden zijn gedane werken overzag, denk ik dat Hij op 't laatst nog
even tot de mens
gesproken heeft: bekijk en kies, want alles mag. Dat
deelden wij, die avond na de rijke dag.
*idee en eerste versregel zijn van Joop Komen, waarvoor dank.
Categorie:Sonnetten
De terugkeer
Ze keek tot hij verdween in haar pupillen, de leegten die
haar doodgeboren droom naar binnen zogen in die dunne schroom, bij alles
wat ze ooit had durven willen
en dat haar stom ontglipte. Dat
fantoom- verdriet in kelen die niet kunnen gillen een onbestemde honger
moeten stillen: de wortelresten, de gevelde boom.
Maar door de tunnel,
achter zwarte gaten, ziet zij een nooit gedachte lente aan: zijn kind, zijn
naam, hij heeft haar niet verlaten.
Ze weet het nu, ze zal zijn wegen
gaan. Het spoor dat hij haar stervend heeft gelaten blijft in de welving
van haar voeten staan.
*in samenwerking met en naar een idee van Joop
Komen
Categorie:Sonnetten
Kleding-ketens
Ze zou 't klassieke pakje niet meer dragen. Het knelde, werd wat sleets na
zoveel jaar. Zo! Met een triompfantelijk gebaar trok zij het uit en stelde
zich geen vragen.
In blits-moderne snit wou ze behagen: gedurfd, uniek,
o noem het gerust raar! En nieuw van top tot teen tot in d'r haar: aan
rode piekjes wou ze zich ook wagen.
In trendy look trad zij in 't
openbaar. Men bracht meteen de handen op elkaar. Een groot succes!
Aanbidders! Hoe conform
het kledingstuk nauw aansloot op zijn doel. Ze
pronkte, praalde in haar zelfgevoel, maar eer ze 't wist was zij... in
uniform.
*in samenspraak met en naar een idee van Joop Komen
Categorie:Sonnetten
De belofte
ik zou zo graag eens in je auto rijden zei Daantje die
al op zijn sterfbed lag. toen ze de holten rond zijn ogen zag en wist: hij
is zijn dood aan't voorbereiden,
vertroostte ze: komt heus nog wel een
dag dat ik je bij je arm zal begeleiden dan kan je met me mee een ritje
rijden zodra je even uit je bedje mag...
mijnheer op kamer zes is
overleden. ze keek naar hem en dacht: we doen het, Daan en klampte op
de gang een zuster aan
ze heeft haar auto voor de deur gereden, en in
de witte stilte van die nacht is hij naar 't mortuarium
gebracht.
*Opgedragen aan Yvonne, beste vriendin en verpleegster op rust, want haar waar
gebeurd verhaal uit een kleine kliniek, anno 1950-55 ongeveer.
Categorie:Sonnetten
Breekpunt
hij weet geen wijsjes meer ineen te flansen kan niet meer draaien voor z'n
daaglijks brood. het aapje op het orgeltje is dood bezweken aan het al te
gekke dansen
en aan het bedelen, het rokje rood van schaamte, aan het
knagende verlangen als vroeger in een speelse boom te hangen van alle
tinkelbelletjes ontbloot.
hij leeft, maar weet zich nu met alle
ogen die hij uiteindelijk begrepen heeft geen raad. zijn allermooiste
mededogen
zit diep in 't lijf, dat bang benepen leeft de huid te dun
en tranen die niet drogen een hart dat breekbaar in zijn handen beeft