God - moet je weten - was van meet af aan al oud
nog ouder dan Methusalem die ik leerde kennen in het schooltje om de
hoek.
God had toen al een witte baard een mantel in de kleuren van mijn
jurkjes na de zomer.
Zo zag ik hem voor 't eerst op doek geschilderd hangen tussen "Het
Aardse Paradijs" en "De Kruisiging".
Hij had, zei Zuster Fabiana, een rechter- en een linkerhand waaraan we
zouden zetelen na onze dood.
Toen werd het winter, werd het heel lang winter. Het schooltje
sloot er vielen bommen heel nabij
Eén keer nog ging ik langs alleen met moeder.
"Kijk mam, ijsbloemen op de ruiten!" gebaarde ik. Ze keek niet weg, ze
haastte voort
"Mamie...? Is God nu ook bevroren?"
Ze durfde het niet horen.
*de titel van een opdracht bedacht door Margo van Gelder, op de toenmalige Werkgroep
Poëzie
Categorie:Waar is de tijd
|