Ah! Nietige wezens, zakken vol
water, hoofden vol waan. Ik had jullie goed te pakken, vanuit mijn viswinkel.
Met alle Chinezen en ook met den deze en die ook en die en die. Ik was beter
dan de pest en de cholera tezamen, deed jullie daveren op grondvesten die
stonken naar drijfzand. Dwazen!
Ik kroop in al je holten, ongezien, ongevoeld, hoe
meer hoe beter, en elke idioot die dacht mij te negeren, stak er twee anderen
aan, pure wiskunde! Fibonacci, exponentiële reeksen. Ik adem in je nek, frutsel
aan je vingers, niezen en snot, koelen en blazen, veel blazen, veel blagen.
Grote paniek en politiek! Zonder kop, alom verboden en verbieden zonder
samenspraak. Ik was de eenheid van de Unie en de Staten, ik ken geen grenzen en
geen douaan zag mij voorbijkruipen. Koningen, presidenten, eerste ministers of
tweede ministers of de n-de (und kein Ende!), dictators, stamhoofden, ze zijn
mij allemaal te min geweest. Ik heb Waterloo en de IJzer, de Ardennen en Hastings,
Verdun en Stalingrad, Guldensporen, verlaagd tot akkefietjes,
vergeet-mij-nietjes, 9/11 was een fait-divers, 3.000 man ocharme. Ik heb nooit
goed begrepen waarom jullie dachten boven alles verheven te zijn. Ik sloeg
jullie dus met verstomming -Bam! Boem! en maakte jullie sprakeloos. Smakeloos,
ik heb lekker onverdraagzaamheid gezaaid, onbegrip en onvermogen, kommer en
kwel!
Ah, pesterig, cholerisch mormel, geniepige
kleine egelachtige! We hebben het moeten doen met beenknuffels, met virtuele
handdrukken, met zitten kijken naar TV zonder vrienden en familie, met sport
zonder volk en volk zonder sport. Met cafés zonder bier en bier zonder cafés. Met
nadenken over nadenken en zwammen over zwammen, rieken aan statistieken en wie
geen partner had of geen familie, was alleen thuis in de schoot van de
eenzaamheid. Wij hebben onze vaders, moeders, broers of zusters, zelfs
kinderen, afgegeven zonder de warmte van samen! Zelfs zij die niet bezweken aan
jouw slijmerig gif, wier adem zacht vergleed in de nacht.
Weg met jou, schurftig secreet. Failliet Covied
subiet. Praat Priet. Alleen de taal was ons wapen, want die kent ook geen
grenzen. Spraak als cement tussen mensen. Wij hebben de taal, daar krijg je
nooit ofte nimmer vat op. Stomme bol. Stik in je eigen etter, zelfvoldane
spetter. Wij bleven
lezen: poëzie, Claus en Conscience, Montaigne en Machiavelli, Van Ostayen en De
Coninck.
Dus wij gaan nu terug! Naar het drukken van handen,
het omhelzen van geliefden, het ongehinderd kijken in de ogen van een ander. - Weg
met het korset, de bankschroef, de kantklauw en de wurglening, het keurslijf,
zelfs de dwangbuis! Weg die maskers, wij gaan ontpoppen en weer vlinders zijn,
ook in de buiken van de jeugd. Wij krijgen terug de smaak te pakken, wij gaan
proeven van vrijheid en verdraagzaamheid, de warmte van samenzijn.
Wij herstellen de Orde en zien elkaar elke maand in
onze open beslotenheid en besloten openheid. Dit was slam! Wij gaan voor 4 op
een rij, samenkomen tot Kerstmis.
F** you.
Pomerio 21/9/2021
|