Schrijf mij een brief, mijn brievenbus hunkert naar
een handgeschreven enveloppe, met een bericht hoe het met je gaat en hoe je het
mist om ons te zien.
De enigen die mij nog schrijven, zijn maatschappijen
die geld willen zien, herinneringen en bedelbrieven, of nog, schreeuwlelijke
braderijen van waardeloze niemendallen
Schrijf mij een brief!
Ik wil je handschrift zien, als je dat nog geoefend
hebt in plaats van op toetsen te tokkelen.
Ik wil zien hoe je hand over het papier schreed en
krullen maakte in de f en de g, hoe je puntjes op de is zette en zachtjes de
ts kruiste, denkend aan het volgend woord. Want de zin van de zin laat mij je
ziel zien. Vertel mij hoe je langs de velden en de beemden liep en de wind op
je wangen voelde. Vertel me hoe het gaat met je kinderen en of je ze nog ziet.
Zeg me hoe je de kleine handjes van je kleinkinderen mist op je schouders.
En is je inspiratie opgedroogd, schrijf dan een
gedicht over nadat je het goed en hardop hebt gelezen.
Maar wél een dat verwoordt hoe het met je gaat en
waarom je eenzaam bent omdat je binnen moet blijven, of waarom je blij bent dat
je deze ogenblikken hebt voor jezelf en het lezen van een boek of het
beluisteren van muziek.
Pak je taal op en vertrouw je gedachten toe aan het
witte vel, zodat ik jou kan zien want taal is het enige dat ons nog rest om bij
elkaar te komen. Gebruik knuffeltaal, en geef me een taalknuffel.
Schrijf mij een brief zoals die uit 1904 die mijn
grootvader schreef toen hij mijn grootmoeder vroeg om haar nog eens te mogen
zien met de belofte dat hij haar gelukkig wilde maken. Had hij die niet geschreven,
dan was ik er wellicht niet geweest.