het grote woord is eruit. Ondanks alles, ondanks onze beider overtuiging dat liefde niét bestaat, geven we het toch toe. Er is liefde tussen ons. Houden van. Al kunnen we het niet definiëren, al is het een wankel geloof... toch kunnen we er niet omheen.
Maar het is geen liefde die ons opbrandt, of ons in gevaar brengt. We kennen beiden de grenzen van deze relatie. Willen we meer? Natuurlijk. Maar we nemen het zoals het komt. Het is zo vreemd om te merken dat ik in deze relatie de grootste realist ben. En misschien ligt daarin het verschil, én het duurzame. Want in mijn dagelijkse relatie is er ook zo veel realiteitszin, van beide kanten dan wel. Dat ik me niet laat meeslepen door de dromen van Neil, de overtuiging dat we nog wel eens samen op vakantie zullen geraken, nachten samen is ... goed. Dat is de beste omschrijving. Het is goed. Ik kan ervan genieten, maar heb geleerd te zeggen "on verra". De woorden die hij zo vaak uitspreekt, zijn ook mijn reactie geworden. Nog meer dan bij hem.
Wat me raakt, is hoe hij met affectie over mijn kinderen spreekt. Dat zijn hart een slag overslaat als één van mijn kids bij hen in de zaak langskomen, omdat ze hem aan mij doen denken.
Is het perfect? Neen, dàt zeker niet. Onze relatie is en blijft voor een groot deel gebaseerd op lichamelijk verlangen, zeker van zijn kant uit. En dat frustreert me af en toe. Ik kan me niet anders voelen als hij, meteen na het vrijen (dat jammer genoeg nu beperkt blijft tot mijn bureau, door de lockdown), zijn telefoon neemt om te zien wélke oproep hij gemist heeft, zijn echtgenote terugbelt (want het zijn àltijd zijn eega, dochter, schoonzoon en héél soms zijn zoon), en me zegt dat hij moet gaan. Ik wéét dat elke vraag of ik die dag "tijd heb" een vraag is om me te zien en te vrijen.
Dus het gebeurt dat ik -heel bewust- nu zeg dat ik géén zin heb in seks. Niet helemaal de waarheid. Maar ik heb ingezien dat ik het voor mezelf soms erger maak door mee op te gaan in het verlangen, en me daarna gebruikt te voelen. Dus weiger ik, en geniet ik van een moment samen zonder vrijen. Die beslissing genereert ook spijt. Maar minder... veel minder.
Droom ik dan niet meer? Natuurlijk wel. Ik blijf dromen van enkele dagen samen weg. Een nacht samen. Maar ik zie er ook de beperkingen van in. We zijn té verschillend om samen te leven. Zoals hij ooit zei: "moesten we elkaar hebben ontmoet, 30 jaar geleden, hadden we samen kunnen evolueren". Maar nu, op onze leeftijd, zijn we volledige andere levens gewend. Hij de prins die bediend moet worden, en ik die een man wil die naast me staat, als gelijkwaardige. Echte gelijkwaardigheid.
|