Stilletjes herstel ik. Op mijn eigen manier tracht ik de controle over mijn leven terug te krijgen.
Een geluk: vandaag had ik een dag verlof voorzien, om ergens te gaan helpen, iets bouwen. Maar de plannen veranderden, en ik besloot, tegen mijn gewoonte in, die dag verlof te laten staan. In de wetenschap dat mijn partner al voorzien had om de dag door te gaan brengen met zijn moeder en de kids. Een dag alleen thuis... heerlijk.
Een dag waarop ik orde kan scheppen in de chaos die mijn leven werd. Of toch een poging waag. En dus weigerde ik de wandeling die Neil me om 11h last minute voorstelde. "ik ga wandelen met mijn kleindochter. Kom je mee?" Ik stond in de garage, omringd door zaken om op te ruimen. Gekleed in een jogging, amper opgemaakt. Ik ben niet goed met "last minute", en dat zou hij intussen moeten weten. Ik heb planning nodig, overzicht, controle. Met hem leerde ik al minder te plannen, leerde ik dat plannen toch steeds weer veranderen, of zelfs onmogelijk zijn. Altijd kans op het onverwachte.
Maar vandaag heb ik nood aan planning. En mijn plan was "de garage opruimen". Orde scheppen. In mijn huis én in mijn hoofd. Dat kàn ik gewoon niet onderbreken voor een wandeling met hem en zijn kleindochter. Niet zomaar. Had hij me vanochtend gezegd dat die mogelijkheid erin zat, dan zou ik dat hebben ingecalculeerd. Net zoals ik incalculeerde dat hij mogelijk zou langskomen vanmiddag. Ik zei hem dinsdag al dat ik vandaag vrij had genomen. Hij onthield het toch al, prima. Ergens is het hem ontgaan dat ik alleen thuis zou zijn (of vertelde ik het -bewust- niet expliciet?).
Dus: wandeling neen. Langskomen over de middag: prima. Zo zat het in mijn hoofd.
Intussen is hij al lang terug vertrokken. Stipt als altijd naar zijn dochter toe. Geen seconde te laat ginder. Ik ben degene die moet wachten. Wachten op een woordje, op nieuws. Op iets. Alles is goed bedoeld. Hij vertrok hier met een brede smile, omdat ik lachte. Er is zo weinig nodig om hem gelukkig te maken, enkel mijn geluk. Dus verberg ik. Omdat hij hier niets aan kan doen, aan deze wirwar van gevoelens. Het is mijn wirwar, en ik moet ze zelf ontwarren. Alleen.
De dag gaat te snel. Over enkele uurtjes zijn ze hier weer allemaal. Vlucht ik weer weg. In slaap. In lezen. Ver weg van hier. Niét omdat ik mijn gezin niet graag zie. Maar omdat ik niet meer weet hoé ik normaal moet doen.
|