Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Betanie aan, waar
Lazarus woonde, die Jezus uit de doden had opgewekt. Hij werd uitgenodigd aan
het avondmaal bij Simon de melaatse. Ook Lazarus lag samen met de Apostelen bij
Jezus aan. Martha diende op en Maria wenste de goddelijke Gast een blijk te
geven van de innigste liefde. Zij nam een albasten flesje balsem echte,
kostbare nardus zalfde de voeten van Jezus en droogde ze met haar haren af.
Het huis werd gevuld met de geur van het reukwerk. (Matt 26,6; Joh 12,3)
Judas kon zijn spijt niet verbijten: hij haatte Maria
Magdalena wegens haar verkwisting: Waarom, zo viel hij uit, heeft men die balsem niet voor driehonderd
denariën verkocht en het geld aan de armen gegeven? (Joh 12,5) Dit zei hij
echter niet omdat hij om de armen bezorgd was, maar omdat hij een dief was, en
omdat hij de beurs droeg, het daarin gestorte bedrag ontvreemdde. (Joh 12,6) Er
ontgaat hem een gelegenheid om zich geld toe te eigenen.
Mijn ziel, je zou graag willen zien wat Judas gezien heeft.
Hij heeft in Jezus gezelschap mogen leven je zou je zalig prijzen, als je
had kunnen zien wat hij gezien heeft. Jezus noemde hem vriend. Judas was
tegenwoordig bij de bruiloft van Kana. Hij was bij de opwekking van Lazarus.
Jezus was zo goed en toch viel Judas!
Een hartstocht bracht hem ten val: de dorst naar geld
doodde in zijn ziel elk edel gevoel en verstikte de liefde voor zijn goddelijke
Meester. En in het openbaar verwijt hij Jezus de verkwisting van Magdalena te
hebben toegelaten. Jezus echter doorgrondt Judas' geheime bedoelingen en neemt
de verdediging van Magdalena op Zich: Laat haar! De armen zullen jullie
altijd bij je hebben, maar Mij niet. (Joh 12,7-8)
Judas was beschaamd, vernederd. Verbitterd als hij was,
besloot hij zijn Meester aan diens vijanden te verkopen. Ziedaar, mijn ziel,
hoe een lage drift Judas ten val bracht. Hij wordt er zodanig door verblind,
dat hij zelfs geen liefdevolle opmerking van zijn Meester kan verdragen. Leer
hieruit, uw hart nooit te hechten aan aardse goederen, of u door geen andere
hartstochten te laten verblinden. Wees blij als er iemand u vermaant; en wees
er dankbaar voor.
Voor niemand was het een geheim dat de Joodse priesters
Jezus zochten te doden. Wie zich openlijk voor Jezus verklaarde, werd uit de
tempel gedreven. Jezus zelf verweet de Joodse priesters hun boze plannen. Beter
dan wie ook was Judas van dit alles op de hoogte. Na de laatste vermaning van
Jezus in het huis van Simon de melaatse was hij van zijn Meester geheel vervreemd.
Het gezelschap van de Apostelen verveelde hem. Opgejaagd door zijn geldzucht,
begeeft hij zich de woensdag voor Pasen, naar de raadsvergadering van de Joodse
priesters en vraagt: Wat wilt u me geven, als ik Hem aan u overlever? (Matt
26, 15) Judas bepaalt geen som: elke prijs is welkom.
Jezus vijanden zijn blij verrast: wat een uitkomst! Graag
hadden zij de Verlosser in hun macht; maar zij durfden Hem in het openbaar niet
aanhouden uit vrees voor het volk, en zij wisten niet hoe Hem in het geheim
gevangen te nemen.
Zij verdringen zich rond Judas, beramen plannen, maar het
mag niet te veel kosten: dertig zilverlingen, zodat alles naar wens verloopt,
zonder oproer van het volk.
Judas neemt aan. Hij kent de levenswijze van zijn Meester;
weet waar Hij gewoonlijk de nachten doorbrengt in gebed, in eenzaamheid. Judas
zal er dus wel voor zorgen, dat Jezus gevangen wordt zonder dat het volk er
iets vanaf weet.
Verrader! Betoont gij op die manier uw dankbaarheid aan uw
goddelijke Meester voor alle weldaden die gij van Hem ontvangen hebt? In ruil
beraamt gij verraad en stelt u aan het hoofd van de samenzwering, tegen het
leven van uw goede Meester! Ondankbare verrader!
En opdat de Apostelen hem niet zouden verdenken, mengt
Judas zich onder hen en neemt met hen deel aan het laatste avondmaal. Welke
schijnheiligheid! Judas zoekt nog enkel een gelegenheid om onze Zaligmaker over
te leveren: hoe eerder hoe liever!
Helaas! Ben ik, o mijn Jezus, niet slechter geweest dan
Judas? Eenmaal slechts verkocht hij U aan uw vijanden. En ik! Als ik zweeg in
gezelschap dat ik Christen ben, heb ik U dan niet verraden, ben ik dan niet een
oorzaak geweest van vijandschap en opstand tegen U? Barmhartigheid, Heer, en
medelijden!
Onze goddelijke Zaligmaker bereidde stilaan zijn Apostelen
voor tot zijn nakend lijden en kruisdood. Op zekere dag, te Caesarea Philippi,
vroeg Jezus aan zijn leerlingen: Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? Simon
Petrus antwoordde: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.(Matt
16,13-16) Nadat de Apostelen zo duidelijk zijn Godheid beleden hadden,
voorspelde Jezus hen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en daar veel lijden van
de hogepriesters en schriftgeleerden zou ondervinden; dat Hij gedood zou worden
en op de derde dag verrijzen. (Matt 16,21)
De Apostelen droomden nog van aardse grootheid voor hun
Meester; zij begrepen niets van het liefdesgeheim van het lijden; ze stonden
verslagen. En de vurige Petrus neemt Jezus ter zijden en zegt Hem: God beware
U, Heer! Dat mag U niet overkomen. Dit was nu eens echt Petrus! Hij bewonderde
zijn jeugdige Meester: voor Hem zou hij gevochten hebben, en hij kon niet
dulden dat men Jezus ook maar enig leed zou berokkenen: gedood worden, dat
nooit!
Maar Jezus antwoordt hem verontwaardigd: Weg van Mij,
Satan! Een ergernis zijt gij Mij, want gij zijt niet bedacht op wat God wil,
maar op wat de mensen willen! (Matt 26,22-24). O Jezus, Gij verlangt zo voor
ons te sterven, dat Gij uw Apostel, die U ervan weerhouden wil, verontwaardigd,
afwijst en hem Satan dat is verleider en vijand noemt.
Om Petrus en de overige Apostelen te genezen van hun vrees
voor het lijden, verzamelt Jezus rond Zich de leerlingen, die hem volgen; en
Hij verklaart dat alwie zijn leerling wil zijn, zichzelf moet verzaken, veel
doorstaan om Zijn naam en Hem volgen in zijn lijden en vernederingen.(Matt 16,24)
Mijn ziel, mag je u een waar leerling van Jezus noemen? Heb
je jezelf verzaakt? Heb je jezelf met je kruis beladen en Jezus gevolgd? Of heb
je tot nu toe deel uitgemaakt van hen, die de Apostel Paulus noemt: vijanden
van Christus kruis? (Fil 3,18) Geliefde Heiland, genees mijn blindheid, en
moge ik steeds met liefde het kruis dragen, dat uw Voorzienigheid mij oplegt.
Jezus voorspelde nogmaals zijn lijden en dood. Op zekere
dag leidt Hij Petrus, Jakobus en Johannes op een hoge berg. En Hij werd voor
hun ogen van gedaante veranderd; zijn gezicht schitterde als de zon, en zijn
kleren werden wit als sneeuw. En hun verscheen Elia met Mozes: en die spraken
met Jezus. En er gleed een wolk over hen die hen overschaduwde en er klonk een
stem uit de wolk: Deze is mijn welbeminde Zoon, luister naar Hem!
Opeens keken de drie Apostelen rond en zagen niemand meer
dan Jezus alleen. (Matt 17,1-9; Marcus 9,2-9) En als zij de berg waren
afgedaald, ging Jezus met zijn Leerlingen door Galilea, en Hij verbood hun iets
van het gebeurde voort te vertellen. Want Hij onderrichtte hen en zei : De
Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van mensen, en zij zullen Hem doden,
en als Hij gedood is, zal Hij na drie dagen verrijzen. (Matt 17,22-24; Marcus
9,30-32; Lucas 9,44)
O Jezus, hoe komt Gij de zwakheid van uw leerlingen
tegemoet: Gij toont U in al uw heerlijkheid voor hun ogen, om hen te bevestigen
in het geloof, ook wanneer zij U zullen zien in de smartelijkste vernederingen.
Vergeet nooit, mijn ziel, in uw overweging van Jezus
lijden, dat Hij, die lijdt en sterft, de God van glorie is, uit liefde voor u
mens geworden, vernederd en geslagen.
De leerlingen durfden Jezus niet ondervragen. Zij begrepen
niet dat hun Meester, de Messias, de Zoon van God, kon overgeleverd worden aan
de mishandelingen van de mensen. De Apostelen hadden de H. Geest nog niet
ontvangen, die hun verstand zou verlichten om de geheimen van de Verlossing te
begrijpen.
Jezus wilde hen duidelijk te kennen geven dat Hij Zich
vrijwillig aan zijn vijanden overlevert. Enige dagen voor het laatste
Paasfeest, op weg met zijn Apostelen, zegt Hij hen: Zie, wij gaan naar
Jeruzalem, en de Mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en
schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen. en Hem overleveren
aan de heidenen om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen, en op de
derde dag zal Hij verrijzen. (Matt 20,18-20; Marcus 10,32-34; Lucas 18,31-34)
De Apostelen letten nauwelijks op Jezus woorden; zij
redetwisten onder elkaar wie de eerste zal zijn in zijn rijk, wie aan zijn
rechter- en wie aan zijn linkerhand zal zitten. Maar Jezus vraagt hun: Kunt
gij de beker drinken, die Ik drinken moet? (Matt 20,22; Marcus 10,38) Mijn
ziel, uw Verlosser leert u hier, dat gij op aarde, grootmoedig en liefdevol de
beker van het lijden moet drinken als gij dicht bij Hem wilt zijn in zijn rijk.
Voor lange perioden, terwijl ze nieuw lijden te verduren
kreeg, leek OLHeer haar in de steek gelaten te hebben, want ze hoorde niet
langer de geruststelling van zijn stem. De duivel buitte deze opportuniteit ten
volle uit door in haar ziel twijfel te zaaien over de waarde van haar lijden,
door haar te overtuigen dat ze vervloekt was, en opnieuw haar aan te zetten om
zelfmoord te plegen. Ik nam wijwater zoals ik gedaan heb op gelijkaardige
gelegenheden, vertelde ze Fr Pinho. Ik bad lang en oprecht, O mijn Jezus,
nooit, nooit wil ik jou beledigen. Ik neem me voor niets te doen of zeggen wat
je kan beledigen. Ze vervolgde: Er zijn dagen dat de duivel me zo uitgeput
doet voelen en die mij zovele boosaardige suggesties en twijfels in mijn
gedachten zaait, dat als het niet voor de goedheid van God was, hij me reeds
zou overwonnen hebben Hij heeft me reeds zoveel in bekoring gebracht dat ik op
sommige dagen voel alsof de hel me zal overweldigen. Hij dringt aan om
zelfmoord te plegen en zegt dat hij de middelen heeft om dit te doen zonder dat
het iets kost. Hij voegt eraan toe dat ik lijd voor niets, dat OLHeer me niet
liefheeft, dat mijn geestelijke leidsman geen woord gelooft van wat ik naar hem
schrijf, dat wat ik voel in mezelf wanneer OLHeer spreekt veroorzaakt wordt
door het weer, of door mijn ziekte.
Wanneer ze veelvuldig de crucifix naar haar lippen brengt,
spot de duivel met bedreigende stem. Eens raasde hij: Als het niet voor de
bedrieger was die je in je hand houdt, zou ik mijn voet in je nek zetten. Ik
zou je lichaam tot pulp veranderen. Maar je zult zien dat Hij dit met je zal
doen. Je zult dan wensen dat je naar mij komt, maar ik zal je niet accepteren.
Dank dat object van bijgeloof maar Ik vrees het niet meer, maar ik haat het!
Alexandrinas moed werd herhaaldelijk op de proef gesteld.
Op 2 februari 1935 sprak ze dat ze rode wezens zag die ze niet kon beschrijven
en vervolgde: Helaas! Had ik maar een priester om mijn hart te openen Hoe kan
ik zon ellende vermijden? Ik ween, maar het zijn tranen van overgave aan de
heilige Wil van God. Al die tijd blijft haar lichamelijk lijden voortduren en
haar extases werden talrijker en diepgaander.
Onder tranen, smeekte Alexandrina OLHeer om tussen te komen
en de aanvallen te beeindigen. Teder en medelijdend, legde Hij uit hoe hij dit
verdere lijden van haar nodig had om meer zondaars te helpen. Hij zei haar in
een aantal extases: Mijn dochter, lijden is de sleutel naar de Hemel. Ik heb
zoveel verdragen om de Hemel te openen voor de hele mensheid, maar voor velen
was het nutteloos. Ze zeggen Ik wil van het leven genieten, ik ben in de
wereld gekomen enkel voor het plezier. Ze zeggen de Hel bestaat niet. Ik ben
voor hen gestorven en zij zeggen dat ze dat niet gevraagd hebben om dat te
doen. Ze hebben ketterijen gevormd tegen Mij. Om hen te redden zoek ik bepaalde
zielen uit en leg het kruis op hun schouders. Gelukkig is de ziel die de waarde
van lijden kent! Mijn kruis is zoet als het gedragen wordt uit liefde voor Mij
Ik koos jou uit je moeders schoot. Ik waak over jou in je grote moeilijkheden.
Ik koos ze voor jou, zodat Ik een offerziel had die me veel eerherstel zou
bieden. Leun op mijn Heilig Hart en vind er de sterkte in om alles te lijden.
Enkel gevoed door de Eucharistie
Op Goede Vrijdag 27 maart 1942 begon een nieuwe fase voor
Alexandrina- Ze ontving geen voedsel meer behalve de Heilige Eucharistie. Dit
buitengewone mirakel bleef 13 jaar en 7 maanden duren tot haar dood.
Betreffende het leven van de Eucharistie alleen, vertelde Jezus haar in extase:
Je zult geen voedsel meer tot jou nemen op aarde. Je voedsel zal Mijn Vlees
zijn; jouw bloed zal Mijn Goddelijk Bloed zijn, jouw leven zal Mijn Leven zijn.
Je zult het ontvangen van mij wanneer Ik Mijn Hart verenig met jouw hart. Vrees
niet, mijn dochter
Dokters stonden verbaasd door dit fenomeen en deden
verschillende proeven op Alexandrina handelend op een koude en vijandige manier
tegenover haar. Dit vermeerderde haar lijden en vernedering, maar ze herinnerde
zich de woorden die Jezus tot haar sprak : Je zult zeer zelden troost
ontvangen Ik wil dat terwijl je hart gevuld is met lijden, op je lippen een
glimlach is. Ze werd bevolen door de Kerkautoriteiten om getest te worden in
een Hospitaal voor 40 dagen en de verschillende medische proeven bevestigde
haar absolute vasten. Het officiele rapport uitgegeven door Dr Araujo
bevestigde het wonder als wetenschappelijk onverklaarbaar. In het rapport
stond: Het is absoluut zeker dat gedurende 40 dagen van bedlegerig te zijn in het
ziekenhuis, de zieke vrouw niet at of dronk en we geloven dat dit fenomeen
zich voordeed de laatste paar maanden het is onverklaarbaar. Het rapport is
getekend door Dr Gomez de Araujo van de Koninklijke Academie van Artsenij,
Madrid, specialist in zenuwziekten en artritis. Nog een ander medisch rapport
spreekt over het volgende: Wij, ondergetekenden Dr C.A. di Lima, Professor
van de Medische Faculteit in Oporto en Dr E.A.D. de Azevedo, gegradueerde
dokter van dezelfde faculteit verklaren dat, na onderzoek van Alexandrina Maria
da Costa, 39 jaar, en wonende te Balasar, van het district van Povoa de Varzim
haar verlamming bevestigen. We verklaren ook dat de bedlegerige vrouw van 10
juni tot 20 juli 1943 haar onthield van vast en vloeibaar voedsel. We getuigen
ook dat ze haar gewicht, temperatuur, bloeddruk, puls en bloed normaal waren.
Haar mentale conditie was constant en helder en verder Wat de fenomenen
betreft die ze elke vrijdag had om 15.00 u (extasen) geloven we dat ze behoren
tot de mystieke orde
Haar heilige dood
Vroeg in de ochtend van de 13de, de 38ste
verjaardag van de laatste verschijning van OLVrouw te Fatima en het mirakel van
de zon, riep ze uit: O mijn God, Ik houd van jou! Ik ben volledig de jouwe! O
wat verlang ik naar Jou te vliegen! Zal het vandaag zijn? O ik zou zo gelukkig
zijn zo gelukkig! Een visioen van het Onbevlekte Hart van Maria verzekerde
haar, Ik zal je meenemen. Door het witte stralende licht hoorde ze de stem
van Jezus, Je zult bij de heiligen zijn, en de stem van de eeuwige Vader, Dit
is onze zeer geliefde dochter. Bij dageraad had ze een gelukzalige glimlach op
de lippen en vroeg Deolinda om de crucifix en de medaille van OLVrouw van
Smarten om te kussen. Wanneer ze tot haar gebracht werden vroeg Deolinda haar
waar ze naar lachte fluisterde ze Naar de Hemel Hemel. Kort voor 8.00 u
ontving ze de Heilige Communie met liefde en devotie. Het was haar laatste. De
kamer was gevuld met biddende priesters, pelgrims en familieleden. Ze had nog
een boodschap voor hen en voor de hele mensheid: Zondig niet. De pleziertjes
van dit leven zijn niets waard. Ontvang de Communie, bid de Rozenkrans elke
dag. Dat is het belangrijkste.
s Middags was ze vol vreugde dat het paradijs naderde. O
ik ben zo gelukkig, zo gelukkig dat ik eindelijk naar de Hemel mag! De dokter
smeekte haar om hen daar te herinneren en Alexandrina knikte glimlachend. Ze
vroeg dan aan al de aanwezigen te bidden voor de stervenden. Deze werden geleid
door Mgr Mendes op zijn knieen en zijn woorden dreven de heilige ziel naar de
goddelijke omhelzing.
Haar onophoudelijk lijden bleef tot het einde, maar ze
weerstond de verschrikkelijke pijn met vastberadenheid. Als de zon onderging in
de lucht, ebde Alexandrinas leven traag weg. Ze kuste de crucifix en de
medaille van OLVrouw van Smarten opnieuw. Tot ziens, fluisterde ze aan haar
wenende familieleden, we zullen elkaar terug ontmoeten in de Hemel. Om 20.00
u kuste ze haar crucifix voor de laatste keer. Om 8.29 u stopte haar hart met
kloppen.
Zalige Alexandrina da Costa, bid voor ons!
Noveengebed
O Jezus, U die Uw welbehagen vindt in eenvoudige en
nederige personen, die zo dikwijls genegeerd worden, vergeten en geminacht door
de mensen, verhef Uw nederige Dienares Alexandrina naar de glorie van Uw
altaar. Zij verlangde te leven verborgen voor de wereld en onthecht van zijn
ijdelheden. U kent OLHeer Jezus en weet dat in onze tijd er nood is aan lessen
in heiligheid. Heiligheid is het ware streefdoel van elke mens en de Christelijke
roeping en brengt een schepsel naar de top van morele schoonheid. Schenk dan, O
Jezus, Uw Dienares de aureool van glorie en hoor onze gebeden die we door haar
voorspraak aan U aanbieden; verleen ons in het bijzonder de gunst die we vragen
(noem uw verzoek) als het ter ere is van Uw Heilige Naam, de glorie van het
Onbevlekte Hart van Maria en de redding van zondaars, in wiens naam de
godvruchtige Alexandrina haar heeft opgeofferd. Amen. Heilige Alexandrina Maria
da Costa, bid voor ons!
Ik geloof
in God de Almachtige Vader ...
Onze Vader ...
Weesgegroet ...
Glorie zij de Vader ...
Goddelijk
Kindje Jezus
trek nooit "Uw Hand" weer van mij
dat zo prachtig handelt.
Goddelijk Kindje Jezus, Zoon van God
en Zoon van Maria,
schenk mij een kinderlijk hart,
schenk mij tederheid tegenover hen allen
die bedroefd zijn,
die twijfelen,
die wenen,
Buig U over hen allen
die lijden in hun hart en geest.
Zegen alle kinderen ter wereld.
Ik geloof
in God de Almachtige Vader ...
Onze Vader ...
Weesgegroet ...
Glorie zij de Vader ...
Goddelijk
Kindje Jezus
Vermeerder steeds in ons
de liefde en de verering
voor de Heilige Kerk.
Goddelijk Kindje Jezus
Ik hou ervan om mij U in Uw huis
te Nazareth in te beelden.
Ik kan het mij voorstellen...
lachend ...
beminnelijk ...
en dikwijls in gebed met de
Heilige Maagd en de Heilige Jozef
Plaats in mijn hart de zuiverheid en
de zachtheid.
Bevrijd mij van de droefenissen
en ontmoedigingen.
Goddelijk Kindje Jezus, leid uw Kerk
en help ons om trouw te blijven
aan Uw onderricht.
Deze gedachte kwam onlangs in me op: zou God niet willen
zoals ik, dan zou ik toch willen zoals Hij. Veel mensen willen in alles hun zin
hebben; dat is slecht, want dat leidt tot misstanden. Anderen zijn wat beter,
die willen wel wat God wil, ze willen niets tegen zijn wil in; maar als ze ziek
zijn, willen ze wel dat het Gods wil zou zijn dat ze gezond worden. Op die
manier willen ze dat Gods wil met de hunne overeenstemt, liever dan dat zij
overeenkomstig zijn wil zouden willen. Dat moeten we nemen zoals het is, maar
juist is het niet. De rechtvaardigen daarentegen hebben helemaal geen wil; wat
God wil, is hun volstrekt om het even, hoe groot de last ook mag zijn.
Zalige
Alexandrina da Costa van Balasar (1904-1955)
Alexandrina da Costa werd geboren op 30 maart 1904 in
Balasar, Portugal, ongeveer 250 km van Fatima. Op Heilige Zaterdag van 1918,
terwijl Alexandrina, haar zuster Deolinda en een buurmeisje ijverig aan het
naaien waren, drongen drie mannen gewelddadig hun huis binnen en probeerden hen
te verkrachten. Om haar zuiverheid te bewaren sprong Alexandrina door het raam
en viel 4 meter naar beneden. Net als de H. Maria Goretti, wilde ze liever
sterven dan in te gaan op de avances van de mannen. Ze had vele verwondingen en
de dokters stelden de diagnose dat ze verlamd zou blijven en dat haar toestand
nog ging verslechteren.
Tot ze 19 jaar was kon ze nog met moeite in de kerk geraken
waar ze kon bidden, tot grote verbazing van de parochianen. Maar toen haar
verlamming verslechterde moest ze in bed blijven. Van 14 april 1924 tot haar
dood, 31 jaar, moest ze in bed blijven en was ze volledig verlamd. Gedurende de
eerste jaren vroeg Alexandrina de Heilige Moeder om de genade van een
miraculeuze genezing en beloofde ze een missionaris te worden als ze genas. Ze
besloot alles weg te geven wat ze had, haar in rouw te kleden voor de rest van
haar leven, haar haar af te knippen, als ze maar genas. Haar familie traden
haar bij in het bidden voor haar gezondheid, maar ze bleef verlamd.
Haar toestand verslechterde zodanig dat ze bij de minste
beweging verschrikkelijke pijn leed. Ze werd verschillende keren de laatste
sacramenten toegediend. God hielp haar geleidelijk aan inzien dat lijden haar
roeping was en dat ze een bijzondere opdracht had van offerziel te zijn voor de
Heer. Hoe meer Alexandrina begreep dat dit haar missie was, hoe meer ze haar
toestand omarmde. Ze begon te verlangen naar een leven verenigd met Jezus. Deze
vereniging kon enkel gerealiseerd worden door haar ziekte en haar onvermogen
hem lief te hebben, op te dragen aan Hem. Zonder te weten hoe, offerde ze zich
op als offerziel voor de bekering van zielen.
Als antwoord op deze bijzonder moedige vraag, vermeerderde
haar pijn geleidelijk aan en werd bijna onverdraaglijk. Nacht na nacht lag ze
wakker en probeerde te bidden, haar hoofd verzonken in haar kussen, tussen haar
vingers de rozenkrans gekneld, alsof ze verzachting verwachtte van de kralen. O
Jezus, verzuchtte ze, dit is uit liefde voor U, voor de bekering van
zondaars, en als eerherstel voor de beledigingen van het Onbevlekte Hart van
Maria. Ondanks de hevige pijnscheuten, hield ze haar moedige offer vol, dag na
dag, maand na maand, jaar na jaar.
Haar
liefde voor de Onbevlekte Maagd Maria
Alexandrina had een vurige devotie voor de Heilige Moeder.
Haar devotie voor OLVrouw, die ze sinds haar kindertijd had, werd de
springplank om veilig in de armen van Christus te belanden. Haar
parochiepriester leende haar een beeld van het Onbevlekte Hart van Maria en
nadien spaarde Alexandrina elke cent om een gelijkaardig beeld te kunnen kopen.
Ze kuste veelvuldig dit beeld. Betreffende de Heilige Moeder en haar
oorsponkelijke vraag voor genezing zei ze eens : OLVrouw heeft mij nog een
grotere genade gegeven [dan genezing]: eerst onthechting; dan een volledige
gelijkvormigheid aan Gods wil; en uiteindelijk de dorst naar lijden.
Haar
devotie voor de Eucharistie
Vele keren tijdens haar lange dagen gingen uit naar het
tabernakel bij de nabijgelegen Kerk, en ze bad gebeden zoals : Mijn goede
Jezus, jij bent een gevangene en ik ben een gevangene. We zijn beiden
gevangenen. Jij bent een gevangene voor mijn welzijn en geluk en ik ben een
gevangene van jouw handen. Jij bent Koning en Heer van allen en ik ben een
aardworm. Ik heb je in de steek gelaten, enkel denkend aan deze wereld waar de
vernietiging van zielen gebeurt. Maar nu, dat ik berouw toon met heel mijn
hart, verlang ik enkel wat jij verlangt, en te lijden met berusting. O mijn
Jezus, ik aanbid je overal waar je vertoeft in het Heilig Sacrament. Waar je
wordt geminacht, sta ik bij je. Ik houd van jou voor degenen die niet
liefhebben. Ik doe eerherstel voor degenen die je beledigen. Kom in mijn hart.
Haar
devotie tot de Heilige Mis
Toen de lange pijnlijke maanden jaren werden, verlangde
Alexandrina ernaar om het heilig Misoffer te laten opdragen in haar nederige
kamer. Het leek haar een genade die onbereikbaar was en ze hield het verlangen
voor zichzelf. Maar in de herfst van 1933, toen ze hoorde dat een heilige
Jezuiet priester, Mariano Pinho in het district predikte, vertelde ze aan haar
zuster Deolinda haar vurige wens. Haar zuster zei haar dat ze alles zou doen
wat ze kon.
Kort nadien, schreef de parochiepriester naar Alexandrina en vroeg
haar of ze de Heilige Mis zou begeleiden. Ze reageerde onmiddellijk Het
zou zon vreugde voor mij zijn dat ik niet weet hoe mij te gedragen, maar het
zou een ontbering zijn voor elke priester om te vasten op zon koude morgen
En op 20 november 1933 celebreerde Fr Pinho SJ de eerste Mis in haar kleine
kamer, met als doel alle pelgrims van over de hele wereld te bereiken. Hoewel
de Mis vele keren in haar kamer werd opgedragen vergat Alexandrina nooit de
eerste keer toen ze overweldigd was van vreugde. Met die eerste Mis, zei ze
daarna, begon OLHeer zijn tederheid te vermeerderen naar mij en tegelijkertijd
het gewicht van mijn kruis. Ik werd gezegend met de genade die Hij in zijn
goedheid gaf.
Een
verschijning van Jezus
Kort na de eerste Mis die opgedragen was in haar kamer
ontving ze een visioen van Christus. Hier is een verslag van die memorabele
gebeurtenis :
Op een nacht verscheen Jezus mij in de gedaante als was
hij net van het kruis gehaald. Ik kon diepe, open wonden zien in zijn handen,
zijn voeten en zijn zijde. Het Bloed stroomde uit deze wonden, en uit zijn
borst. Het stroomde met zon kracht dat het gewaad rond zijn pols drenkte van
het bloed en op de vloer terechtkwam. Jezus kwam dichter naar mijn bed. Met
grote liefde was ik in staat om de wonden te kussen in zijn handen en ik
verlangde deze te kussen van zijn voeten. Maar door mijn verlamming kon ik dit
niet doen. Hoewel ik niets van mijn verlangen aan Jezus zei, wist Hij wat ik dacht
en met zijn handen hield hij een voet omhoog en dan de andere en ik kon ze
kussen. Ik overwoog de wonde in zijn zijde en het Bloed dat eruit stroomde en
ik was vervuld met medelijden en ik gooide mij in zijn armen en riep uit O
mijn Jezus, hoeveel heb je voor mij geleden! Ik bleef in zijn amen voor enige
ogenblikken en toen verdween Hij. Deze sublieme visioen liet een onwisbare indruk
na op Alexandrina: zelfs jaren erna was de herinnering zo levendig dat het leek
dat het nog zichtbaar was.
Tocht
naar Kalvarie
In haar brief aan haar geestelijke leidsman van die tijd,
Fr Mariano Pinho S.J.:
-Ik schrijf een korte brief omdat mijn kracht
niets meer toelaat. Ik heb de nacht slecht doorgebracht. Ik kon geen positie
vinden om te liggen. Zo gaan de dagen voorbij, de ene al beter dan de andere,
met dit kruis dat OLHeer me geeft. (6 nov 1933)
-In de nacht van zaterdag op zondag weet ik niet
wat door mijn hoofd ging. Ik sliep en was wakker: het was alsof ik stierf. Dit
vreemde fenomeen duurde maar kort, maar het herhaalde zich. Ik denk dat het
veroorzaakt werd door mijn rug. Ik hoop dat OLHeer luistert naar mij, maar dat
zijn Heilige Wil geschiede Dikwijls vraag ik: O mijn Jezus, wat wil je dat ik
doe? En elke keer hoor ik dit antwoord : Lijd, heb lief en doe eerherstel.
(28 maart 1933)
-Gezegend is de Heer die mij geroepen heeft in
deze wereld om te lijden en zovele beproevingen te lijden! Daar doe ik vele
zonden bovenop die me meer pijn doen dan iets anders. Ik vraag elke dag om
lijden en ik voel een grote geestelijke troost wanneer ik meer lijd, omdat ik
meer te bieden heb aan mijn Jezus. Hoe dan ook er zijn dingen die zoveel moeite
kosten, maar Gods Wil en niet mijn wil geschiede. (30 dec 1933)
-Mijn lijden is aanzienlijk toegenomen en ik kan
nu enkel vloeistoffen tot mij nemen door een zwelling in mijn mond. Misschien
zal het weggaan, zoals het gekomen is. Door de zwakheid waarin ik mij bevind
zal het onmogelijk zijn om heel lang te leven Het gebrek aan voedsel
veroorzaakt me verder lijden terwijl vloeistoffen me doen overgeven. Ik vraag
God elke dag om me geen moment in de steek te laten, wel wetend dat ik zonder
Hem niets zou kunnen verdragen. (8 maart 1934)
-Ik zou je willen danken voor je
verjaardaggroeten. Ik kan maar een paar zinnetjes schrijven. Het zullen zeker
mijn laatste zijn. Ik verontschuldig mij, maar ik kan niet verder schrijven.
(ze geeft haar pen aan haar zuster) Mijn lijden is nog toegenomen. Het is
daardoor dat het mijn laatste zullen zijn dat ik naar je schrijf. Het is
onmogelijk om de pen zelfs maar voor een paar seconden vast te houden, de pijn
is zo groot. Ik had een mooi Paasgeschenk van Jezus: naast fysiek lijden, heeft
hij me geestelijk lijden gegeven. (7 april 1934)
Twee maanden later in een
andere brief, sprak ze over de verschuiving van sommige van haar ribben en
voegde eraan toe:
-Ik kan er niet op leunen zonder grote pijn te
voelen, noch kan ik kleren erop verdragen Komt alles van God, of komt het van
de duivel, sinds er incidenten zijn geweest in mijn leven die zijn werk lijken
te zijn. (22 juni 1934)
Deze verwijzing naar de duivel
is de eerste indicatie naar de duivelse aanvallen die ze begon te lijden. Op
het feest van OLVrouw van de Berg Carmel schreef ze:
-Ik heb de indruk dat de ribben van de borst
zich verenigd hebben met deze van de rug, dat veroorzaakt me zoveel pijn dat ik
niet weet hoe het te verdragen. Wanneer de pijn onuitstaanbaar is, vind ik de
helft van mijn lichaam op het bed liggend en de andere helft op Deolindas
schoot. Dit zorgt ervoor dat mijn zuster hele nachten in mijn gezelschap moet
blijven. Het kost me zelfs moeite om te spreken. (16 juli 1934)
-Ik heb aan Jezus herhaald : zend me zoveel
lijden als je wilt, als ik maar eerherstel kan aanbieden voor de beledigingen
die Je ontvangt. (15 aug 1934)
Op 6 september 1934 ervaarde
Alexandrina een buitengewone extase, waarin de medelijdende stem van Christus
haar uitnodigde om dichter naar zijn Heilig Hart te komen en te delen in het
intense vuur van zijn verlossende pijn: Geef me je handen, omdat Ik hen wil
nagelen met de Mijne. Geef me je voeten, omdat Ik ze wil nagelen met Mijn
voeten. Geef me je hoofd, omdat Ik het wil kronen met doornen zoals ze deden
met Mij. Geef me je hart omdat Ik het wil doorboren met een lans zoals ze het Mijne
hebben doorboord. Wijd je lichaam aan me toe; bied jezelf helemaal aan Mij aan
Help Me in de verlossing van de mensheid. En Alexandrina stemde toe met het
verzoek van Jezus.
Aanvallen
door de duivel
Alexandrinas leven van lijden
als uitboeting voor de zonden werd nu overschaduwd door de machten van de
duisternis. Van 1934 af begon ze overweldigd te worden door afschuwelijke
visioenen en gehuil, godslasterlijke beschimpingen dat God haar in de steek had
gelaten, dat zelfmoord de oplossing was voor haar leven. Beseffend dat de geest
van Satan in hoofdzaak rebellie is, plaatste ze haar wil volledig in handen van
haar geestelijke leidsman. Wanneer Fr Pinho niet kon langskomen vroeg hij
Alexandrina om hem te informeren van alles wat er met haar was gebeurd. Op 14
september 1934 schreef ze hem :
-Weet je wat dat zwarte gezicht van de Hel in
mijn hoofd probeerde te steken? Wat Ik aan jou schrijf zal de oorzaak zijn van
mijn veroordeling, en als ik hem niet gehoorzaam zal het ergste gebeuren Het
doet me wenen.
Haar zo gekweld ziend,
verscheen OLHeer een maand later en zei : Wie wil je gehoorzamen, Mij en je
leidsman of de duivel? Zijn woorden staken haar een hart onder de riem, maar
de duivel bleef haar aanvallen : Excommunicatie, duizend excommunicaties als
je blijft schrijven naar je geestelijke leidsman! Je brandt reeds in de hel.
Bekeer je, ongelukkige! Bekeer je, miserabele stakker! Het is door affectie dat
ik op deze manier spreek. Ik kom nu van je Christus die me zei om jou te nemen,
omdat hij je niet langer kan redden. Hij was verdrietig door je schrijven. De
duivel voegde eraan toe dat het nutteloos was te bidden, omdat er geen redding
was voor haar, dat niemand haar zou helpen, dat ze zou veroordeeld worden.
Alexandrina zegt hierover: Op
een nacht na de gebeden voelde ik de nood om te slapen, toen er plotseling een
grote duisternis in mijn kamer kwam Ik zag een zwarte schaduw en het sprong
naar me toe : Ik kom in naam van je Christus om je naar de hel te dragen, met
bed en al. Ik kuste de crucifix en de stem vervolgde, Je kust dat boosaardig
ding! Hij beval me dingen te doen waar ik niet kan over spreken Het was enkel
wanneer ik wijwater nam dat ik gerust werd gelaten.
Ze vervolgde: Zo nu en dan zie
ik een vlug licht. Twee keer zag ik twee grote ogen, die naar me staarden, maar
ze verdwenen vlug. Op zondag hoorde ik een zeer lieve stem zeggend: Mijn
dochter, ik kom je vertellen niets te schrijven van wat je ziet: je zicht
bedriegt je. Voel je niet hoe zwak je bent? Je doet me pijn daarmee; het is je
Jezus die tot je spreekt, niet Satan. Ik was op mijn hoede en begon de
crucifix te kussen. De stem werd kwaad en donderde Als je blijft schrijven zal
ik je lichaam vernietigen. Denk je dat ik dat niet kan? In een brief aan Fr
Pinho op 14 februari 1935 schreef Alexandrina : De demon wil dat ik de
gezegende zaken die ik draag en de crucifix die ik in mijn hand houd wegdoe.
Hij vertelde me dat hij mij geheimen moest vertellen maar dat ik eerst deze
zaken moest wegdoen want hij haat ze.
Reeds lang konden de Joodse priesters onze goddelijke
Zaligmaker niet meer dulden. Hun invloed bij het volk ging teloor. De grote
menigte stond in bewondering voor de jeugdige Boeteprediker. Deze trof de
Farizeeen, verweet openlijk hun schijnheiligheid: witgepleisterde graven, van
buiten schoon, maar van binnen vol van doodsbeenderen en allerlei onreinheid.
(Matt 23, 27)
Steeds nam Hij tegen hen in, de verdediging op van
verdrukten, armen, weduwen en wezen: zelf raakten zij met de vinger de lasten
niet aan, die zij op de schouders van de mensen legden. (Matt 23, 4).
Hun razernij steeg ten top, wanneer Jezus, in het bijzijn
van een grote menigte, Lazarus uit de doden had opgewekt. Vele getuigen van dit
wonder geloofden in de Verlosser. Maar sommigen gingen naar de Farizeeen en
zeiden hun wat Jezus gedaan had. De opperpriesters en de Farizeeen belegden een
vergadering. Die mens doet veel wondertekenen, zeiden zij, en laten wij Hem begaan,
dan gaat iedereen in Hem geloven, en zullen de Romeinen ons land en ons volk
komen uitroeien. (Joh 11,48)
Nijd, afgunst is de enige drijfveer van hun listen: iedereen
zal in Hem geloven. De menigte is van hen vervreemd.- Maar om aan hun boosaardigheid
wat schijn van recht te geven, voegen zij er bij: De Romeinen zullen komen en
ons volk verdelgen. Het Evangelie toont overduidelijk aan, dat de afgunst de
hoofdzaak was van Jezus vijanden. Zozeer verblind en misleid de afgunst hen
dat geen enkele beschuldiging tegen Jezus wordt ingebracht, tenzij zijn
wonderen! En daarom zijn zij des te schuldiger.
Het is onbegrijpelijk dat de joodse priesters, na Jezus
goddelijke wondermacht gezien te hebben, zich durfden schuldig maken aan een
moord: ja, een godsmoord. Maar, door nijd en afgunst verblind, haatten zij
Jezus met een duivelse haat. En de H. Cyprianus verklaart: De nijd is de
wortel van alle kwalen, de bron van alle zwakheden, het beginsel van alle
misdaden, het verleidingsmiddel van het helse serpent.
Mijn ziel, hebt gij u nooit door de drift van afgunst laten
voeren tegenover uw naasten? Hebt gij nooit spijt gevoeld dat anderen
deugdzamer zijn dan gij, meer gezegend door God, omdat zij deugdzamer leven?
Jezus, die het slachtoffer geweest zijt van de afgunst van
de Joden, schenk mij de genade, die ondeugd voor altijd uit mijn hart te bannen.
Een enkel doel bezielt de raadsvergadering van de joodse
opperpriesters en Farizeeen: de Onschuldige te doen sterven. Maar niemand durft
die openlijk verklaren.
Een van hen Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei
echter: Gebruik toch uw verstand! U ziet niet in dat het in uw eigen belang is
wanneer 1 mens sterft voor het volk en niet onze hele natie ten onder gaat.
(Joh 11,50) Dat deze mens schuldig of onschuldig is, daar gaat het niet over.
Het is dus vastgesteld in de hoge raad van de Joden, dat
Christus moet sterven: de grote meerderheid keurt het voorstel van Kajafas
goed. Maar God weet het goede te trekken uit het kwade: de woorden van zijn
vijanden verklaren, duidelijk dat Jezus moet sterven voor zijn volk. En niet
voor het volk alleen, maar ook om de verstrooide kinderen Gods bijeen te
brengen, (Joh 11,52) zegt de H. Johannes. Ook voegt Johannes erbij, dat
Kajafas dit voorspelde, niet uit eigen kennis, maar omdat hij dat jaar
hogepriester was.
Bewonder, mijn ziel, de liefde van God voor de mensen.
Liefde, die ons wordt bekend gemaakt door de boosaardige Kajafas! Het is ons
heil, dat de Zoon Gods sterft voor onze zaligheid.
Ach, hoe boosaardig moet dan de zonde zijn, vermits Jezus
moet sterven om ze uit te boeten.
Onze goddelijke Zaligmaker wist heel goed, wat er in de
raad tegen Hem gesmeed werd. Hij aanbidt de Wil van zijn Vader en aanvaardt met
liefde, te sterven voor het heil van de mensen. Omdat echter zijn uur nog niet
gekomen was, trok Hij zich terug in de nabijheid van de woestijn.
Wanneer gij soms door anderen moet lijden, klaag er niet
over, al zijt gij onschuldig; verdraag het uit liefde tot uw Verlosser, die het
toelaat tot uw meerder welzijn en om u gelijkvormig te maken aan Hem, die zo
onschuldig leed.
De H. Johannes zegt: Vanaf die dag waren de Joodse
priesters vastbesloten om Hem ter dood te brengen.(Joh 11,53) De hogepriesters
en Farizeeen hadden intussen het bevel gegeven dat iedereen die te weten kwam
waar Hij was, daarvan aangifte moest doen, zodat ze Hem konden arresteren. (Joh
11,57)
Ach! Mijn Verlosser, hoe verlangen uw vijanden naar uw
dood. Helaas! De gelegenheid zal hun maar al te gauw gegeven worden en dit door
1 van uw eigen boezemvrienden.
Zonder liefde heeft wat je ook doet niet de minste waarde.
Maar wat uit liefde gebeurt, hoe gering en onopvallend het ook is, zal heel
veel vrucht dragen. Bij God weegt zwaarder de mate van liefde waarmee je iets
doet, dan wat je doet. Wie veel bemint, doet veel. Veel doe je, als je iets op
een goede manier doet.
Ik geloof
in God de Almachtige Vader ...
Onze Vader ...
Weesgegroet ...
Glorie zij de Vader ...
Het Kind
groeit op en wordt sterker
en vervult zich met wijsheid.
Goddelijk Kindje Jezus,
met uw ouders teruggekeerd
naar jullie nederige huis te Nazareth,
om er eenvoudig te leven in gebed en
overpeinzing, met het werk en de liefdadigheid,
geplaatst in het hart der kinderen.
Dat onze Heer, onze God zou gekend,
gelief en gediend worden
en dat er vrede en vreugde zou heersen.
Aanschouw, mijn ziel, vol stille bewondering de H. Familie
in haar schamel huisje te Nazareth. Jezus groeit op in jaren en in wijsheid
onder de ogen van zijn Moeder en zijn voedstervader. Hoewel Maria Moeder van
God en Koningin van het heelal is, draagt zij geen diamanten kroon. Zij is niet
omgeven met wereldse praal en glorie. Zij is de edele arme, die met haar
bruidegom, de H. Jozef werkt en zwoegt voor haar goddelijk Kind, zelf
vrijwillig arm geworden.
Daarbij maakt de liefde Haar alles voor allen: een Moeder
is Zij voor alle noodlijdenden, voor armen en zieken. Zij is echter hier reeds
de Moeder van Smarten: temidden van haar dagelijks werk is haar geest in de
droevigste gedachten verzonken; altijd zweeft Haar het beeld van haar lijdende
Jezus voor de geest.
Een pijnlijke gebeurtenis komt plotseling dit stil leven
verstoren. Maria en Jozef gingen, ieder jaar, naar Jeruzalem voor het
Paasfeest. En toen Jezus twaalf jaar was en zij, volgens het gebruik, naar daar
gingen en de dagen hadden volbracht en terugkeerden, bleef het Kind Jezus te
Jeruzalem achter, en zijn ouders hadden het niet bemerkt. (Lukas 2, 41-44)
Arme Moeder! Na de eerste dagreis spoedde Zij zich naar de
H. Jozef. Helaas, ze zag haar Kind niet! Tevergeefs zoeken Maria en Jozef Hem
onder de verwanten en bekenden. En toen zij Hem niet vonden, keerden zij naar
Jeruzalem terug, zoekend naar Hem (Lukas 2, 45) Welke verschrikkelijke nacht:
elk uur is een eeuwigheid voor het angstig Hart van de Moeder. De morgen zal
hen wellicht het Kind doen weervinden!
Wrede ontgoocheling! Niemand weet iets over Hem, niemand
heeft Jezus gezien! Eindelijk, op de derde dag, vinden zij Hem terug in de
Tempel temidden van de Schriftgeleerden. Al de droefheid, de angst en de
foltering van Marias Moederhart komen tot uiting in deze woorden: Kind,
waarom hebt Gij ons dit aangedaan? Zie, uw vader en Ik zochten U met droefheid.
(Lucas 2, 48) Jezus gaat met hen naar Nazareth terug, totdat voor Hem het
ogenblik gekomen is om zijn goddelijke leer aan de wereld te verkondigen.
Mijn hemelse Moeder, zou ik om U en met U niet alles
lijden?
Ondank is s werelds loon. Dit ondervond Maria al te zeer;
en voor haar teder Hart was de ondankbaarheid van de mensen jegens haar Zoon,
wel een van de grootste smarten. Zij had uit haar zuiver bloed het lichaam van
het Woord Gods gevormd. Zij had Hem groot gebracht en bewaard voor het heil van
de wereld. Maar o wee! al te dikwijls zal Zij haar goddelijke Zoon het
mikpunt zien worden van tegenspraak, vervolging en laster!
Waar Hij gaan of staan mocht, werd Jezus bespied: geneest
Hij een zieke op een Sabbat, verwijten zijn vijanden Hem dat Hij de Sabbatrust
schendt. Drijft Hij duivels uit, verwijten zij Hem dat Hij ze uitdrijft door
Beelzebub, het hoofd der duivels. Zo leefde en leed Maria met Jezus drie volle
jaren van zijn openbaar leven.
Zelfs degenen die in Jezus geloofden te Jeruzalem, vreesden
in het openbaar hun overtuiging te laten blijken, omdat ze door de
opperpriesters en Farizeeen de toegang tot de tempels ontzegd werden als ze
voor Jezus opkwamen. Nog erger: iedereen vreesde de Heiland een nachtverblijf
te verlenen. Daarom verliet Jezus s avonds de stad, en zocht een onderkomen in
het nabijgelegen Bethanie bij Lazarus, Maria en Martha of bracht de nacht door
in de Olijftuin, biddend tot zijn hemelse Vader.
Schandelijke ondank zou volgen: de joodse priesters
besloten Jezus te doden, en zij zouden geen rust meer vinden vooraleer de
Verlosser stierf op het kruis. Ach! Mijn hemelse Moeder, heb medelijden met
mij. Ook ik ben ondankbaar geweest tegen uw goddelijke Zoon en tegen U. Door
mijn grote en vele zonden heb ik mij bij Jezus vijanden aangesloten, en uw
beminnelijk Hart met zoveel scherpe zwaarden doorboord. Moeder, verkrijg vergiffenis
voor mij, ik zal geen ondankbare meer zijn. Ik schenk met hart met al zijn
liefde aan uw Jezus; ik wil Hem als mijn goede Meester eren en beminnen en
trouw dienen.
Ik geloof
in God de Almachtige Vader ...
Onze Vader ...
Weesgegroet ...
Glorie zij de Vader ...
Sta op en
neem het Kind en Zijn Moeder
met u meer om te vluchten naar Egypte.
Goddelijk Kindje Jezus,
weggekropen in Haar armen,
om te vluchten voor de woede van Herodes,
Heb medelijden voor de kinderen
die verplicht zijn om te vluchten
en zich te verbannen om te ontsnappen
aan de machtige boosaardigheid
van de hovaardigen der wereld.
Laat onze harten toegankelijk
voor elke menselijke wanhoop.
Ik geloof
in God de Almachtige Vader ...
Onze Vader ...
Weesgegroet ...
Glorie zij de Vader ...
Laat uw
dienaar gaan in vrede,
want mijn ogen hebben Uw Redding gezien
Toen Maria, Uw Moeder en Jozef
naar de tempel gingen
om u voor te stellen aan de Vader,
Verheugde het aanschouwen
de oude Siméon.
bezield door de Heilige Geest,
nam hij U in zijn armen
en herkende hij U de
"beloofde Redder."
Laat ons waakzaam
blijven voor Uw oproepen en
uw genade.
Gabriël van
de Moeder van Smarten
of Gabriele dell'Addolorata (Assisi, 1 maart 1838 Gran Sasso, 27
februari 1862) is Italiaans heilige. Hij was een Passionistisch geestelijk
student die bekend is om zijn devotie tot de Maagd Maria.
Hij werd
geboren als Francesco Possenti te Assisi. In zijn jeugd was hij, net
zoals zijn leeftijdgenoten, zeer gericht op de wereld en de maatschappij, ging
naar theaters, zat achter de vrouwen aan, ging jagen met rijkere mensen en men
gaf hem de bijnaam 'danser'. Maar nadat hij getroffen was door tuberculose en
zijn zuster was gestorven aan cholera, werd hij priester en ging in het
klooster bij de orde van de paters Passionisten, waar hij door Maria heen werd
geleid. Hij nam daar de naam aan van de aartsengel Gabriel, die Maria de Blijde
Boodschap bracht en voegde er Addolorata (van Smarten) aan toe. Zijn
leven werd niet gekenmerkt door grote gebeurtenissen, maar door gebed, overgave
en devotie tot de Maagd Maria en de contemplatie over haar smarten bij het
lijden van haar zoon. Hij stierf aan tuberculose in Gran Sasso in de regio Abruzzen.
Hij werd zalig verklaard op 31 mei 1908; zijn heiligverklaring, door Paus
Benedictus XV, volgde in 1920. Zijn feestdag is, sinds 1969, op 27 februari.
Mijn ziel, werp u neer voor de voeten van uw lijdende
Verlosser: - in de Olijfhof, - of bij de geselkolom, - of op Kalvarie naast het
kruis. Bezie uw goddelijke Meester, die in de hof biddend de ogen hemelwaarts
richt; vestig uw blik in de zijne. Wat lees je in de ogen van de Heiland?
smart, eindeloze, oneindige smart! Jezus bidt in droeve verlatenheid: pijnen knellen
zijn Hart, zozeer dat Hij in doodsstrijd valt. Volg uw Meester verder van de
ene naar de andere rechtbank waar zijn vijanden zitten: bezie Hem, geslagen,
bespuwd, gegeseld, met doornen gekroond.
Waarvan spreken u die goddelijke ogen, gevuld met tranen en
bloed? Smartvol en droevig laat Jezus de blikken gaan over zijn vijanden:
zouden zij nu geen medelijden hebben? Nee, medelijden kennen ze niet: Weg met
Hem! Kruisig Hem! (Joh 19,15) Ze hebben Hem gekruisigd, en Jezus hangt
vastgeklonken tussen hemel en aarde; zijn goddelijke blikken laat Hij dwalen
over de woeste menigte, die schreeuwt en tiert. Jezus! Laat nu mijn ogen kijken
in de uwe: is er een smart die uw smart evenaart? Nee, o Jezus!
En wanneer de stervende Heiland een laatste maal zijn ogen
ten hemel richt en verlaten zucht: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij
verlaten? (Mat 27,46) kan ik bij zon lijden mijn tranen nog weerhouden? Of is
mijn hart kouder dan steen? Geliefde Verlosser, terecht noemde de profeet U: man
van smarten, met ziekte vertrouwd, een mens die zijn gezicht voor ons verbergt,
door ons geminacht en als niet de moeite waard beschouwd. (Jesaja 53,3) Zou ik dan nog durven klagen, als ik met U
lijden mag, als Gij mij beproevingen zendt?
Lijdende Zaligmaker, laat uw blik gaan over mijn ziel. Uw
oog achtervolgt mij met zijn verwijt, totdat mijn hart U alleen toebehoort en
onuitwisbaar uw lijdensbeeld met zich meeneemt. Nader dichter, mijn ziel, bij
uw lijdende Zaligmaker: kijk in die goddelijke ogen. Zij spreken u van
ontzettend lijden, nog meer echter van nooit doorgronde, medelijdende en
barmhartige liefde. Niemand heeft geleden of kon lijden zoals Jezus heeft
geleden, maar ook niemand heeft bemind zoals Jezus bemind heeft; en omdat Hij
ons allen, omdat Hij mij in het bijzonder met een oneindige liefde beminde,
heeft Hij ook mateloos geleden.
Van alle eeuwigheid beminden de Vader, de Zoon en de H.
Geest ons. Uit liefde daalde Gods Zoon op aarde neer en de liefde van zijn
goddelijk Hart deed Hem verzuchten naar zijn lijdensuur. Die liefde drong er
bij Hem op aan de lijdenskelk te drinken tot verzoening en redding van de
mensen. En terwijl zijn ledematen trilden onder de geselslagen, en krampachtig
verwrongen waren bij de kruisiging, klopte zijn Hart van oneindige liefde voor
zijn vijanden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen
(Lukas 23, 34); van oneindige liefde tot de rouwmoedige zondaars : Heden zult
gij met Mij zijn in het Paradijs. (Lukas 23, 43)
Als Jezus dan zijn Moeder zag en de leerling die Hij
liefhad, sprak Hij tot zijn Moeder : Vrouw, ziedaar uw zoon! Daarna zei Hij
tot de leerling: Ziedaar uw Moeder! (Joh 19,26-27) Jezus minnend Hart
dacht aan alles en aan allen!
O Jezus, Gij hebt mij bemind; voor mij en in mijn plaats
geboet. Reeds eeuwen tevoren had Jesaja deze oneindige liefde voorspeld: Hij
heeft onze ziekten op zich genomen, en onze smarten heeft hij gedragen; wij
echter beschouwden hem als een geslagene, door God gekastijd en vernederd. Hij
werd doorstoken vanwege onze opstandigheid, vanwege onze zonden werd hij
gebroken. Hij werd gestraft; ons bracht het vrede, en dankzij zijn striemen is
er genezing voor ons. Wij allen zijn als schapen verloren gelopen, en ieder van
ons is eigen wegen gegaan; maar de heer heeft de schuld van ons allen op hem
laten neerkomen. Hij werd gefolterd, maar hij onderwierp zich; hij heeft zijn
mond niet geopend, zoals een lam dat naar de slacht wordt geleid. En zoals een
schaap dat stom is voor zijn scheerders, heeft hij zijn mond niet geopend.
Nee, nooit zal ik Jezus genoeg beminnen, Hem voldoende mijn
dankbaarheid betuigen. Geliefde Verlosser, Gij hunkert naar mijn ellendig hart,
mijn armzalige liefde. Zou ik U dit hart kunnen weigeren? Trek het tot U, en
dat het voor altijd U allen behoort.
9 Maart 1991 : OLHeer zegt : Dit is het teken van de
Verenigde Harten van Jezus en Maria.
24 maart 1996 : OLHeer zegt : De representatie van de Verenigde
Harten in grafische vorm is een symbool van Onze spirituele eenheid. Het
vertegenwoordigt de diepte van Onze vereniging op aarde en in de Hemel. Het
zijn de Verenigde Harten van Jezus en Maria die zullen komen om zegevierend
over het Nieuwe Jeruzalem te heersen.
9 maart 1991 : OLVrouw : Spoedig zal je een zeer krachtig
gebed tot de Verenigde Harten van Jezus en Maria krijgen. Het zal een
smeekgebed zijn en vele gunsten zullen verleend worden door deze voorspraak.
11 maart 1991 : Ik wil de devotie tot Onze Verenigde Harten
aanwakkeren in de harten in de hele wereld. Het is doelbewust eenvoudig te
bidden, maar heeft een diepe betekenis. Vele gunsten zullen verleend worden
door dit gebed. Wanneer jullie bidden, bid dan voor blijvende vrede in de
wereld. Dit is Mijn gebed. In ruil zal Ik bidden voor al jullie intenties.
Kroontje van de verenigde harten : Het wordt gebeden op een
rozenkrans dat bestaat uit 5 keer een Onze Vader en 5 keer drie Weesgegroeten.
De medaille bestaat uit de afbeelding van het Heilig Hart aan de ene kant en
het Onbevlekt Hart aan de andere kant.
Hoe te
bidden :
Kruisteken
1e meditatie : ter ere van het H. Hart van Jezus
OLVrouw : Ik nodig Mijn kinderen uit om de diepte en
perfectie van Mijn Zoons Hart te overwegen. Sta toe om getrokken te worden tot
dit vat van perfecte Liefde, Barmhartigheid en Waarheid. Laat de Vlam van Zijn
Hart jullie verteren en jullie brengen naar de hoogten van vereniging met de
Heilige Drie-eenheid. Aan Hem alle eer en glorie! Jezus, schenk Mijn kinderen
een honger naar redding door devotie aan Uw Allerheiligste Hart.
Onze Vader
3 x Weesgegroet
2e meditatie : ter ere van het Onbevlekt Hart
van Maria
Onbevlekt Hart van Maria, U bent het zuivere vat van
genade, de definitie van heiligheid, en een teken van de apocalyps. Maria, Uw
Hart is een Toevluchtsoord van Heilige Liefde een tegenstrijdig teken in een goddeloos
tijdperk. Dierbaar Hart van Maria, het werd bepaald dat de bekering en vrede
van de wereld aan U werden toevertrouwd. Enkel door Heilige Liefde kan de
strijd worden gewonden. Als U, Hart van Maria, doorboord werd door vele
zwaarden, doorboor dan op uw beurt onze harten met de brandende pijl van
Heilige Liefde. Onbevlekt Hart van Maria, bid voor ons.
Onze Vader
3 x Weesgegroet
3e meditatie : overweeg het Lijden van Onze Heer
Jezus werd vrijwillig ter dood gebracht voor de zonden van
de mensheid. Hij stierf voor elk van ons allen. Vanuit Zijn zijde stroomt nog
altijd een oneindige bron van Liefde en Barmhartigheid. Wees niet weerbarstig
zoals Simon was om de kruisen te omhelzen die jullie gegeven worden. Velen komen
terecht in de eeuwige vlammen van de hel omdat niemand gewillig is te lijden
voor hen. Eeuwig Slachtoffer, werkelijk aanwezig in de tabernakels van de
wereld, bid voor ons.
Onze Vader
3 x Weesgegroet
4e meditatie : overweeg de smarten van Maria
Zoals Mijn Zoon heeft geleden voor jullie, zo heb Ik ook
geleden in Mijn geest, in Mijn hart en in Mijn lichaam. Mijn fysiek kruis bleef
verborgen. Naar mijn emotionele en geestelijke kruisen kan enkel gegist worden
het brandt in Mij. Zo zou ook jullie lijden moeten verborgen blijven indien
mogelijk om verdiensten te vergaren voor zielen, genade voor de wereld.
Onze Vader
3 x Weesgegroet
5e meditatie : als eerherstel voor de Harten van
Jezus en Maria
OLVrouw : Ik nodig jullie uit om te begrijpen dat jullie ja
op dit moment tot Heilige Liefde het eerherstel tot Onze Verenigde Harten is.
Ik vertel jullie dit, Mijn kleintjes want leven in Heilige Liefde op elk moment
vereist heroische zelfdiscipline en overgave aan Gods Goddelijke Wil door
Heilige Liefde. Jullie kunnen vele grote dingen offeren bezittingen,
gebeurtenissen en meer, maar niets is zo groot als je eigen wil te offeren. Dit
is het grootste eerherstel.
Onze Vader
3 x Weesgegroet
Op de medaille : Zeg het gebed tot de verenigde harten van
Jezus en Maria : O Verenigde Harten van Jezus en Maria. Jullie zijn vol genade,
vol barmhartigheid, vol liefde. Laat mijn hart samengevoegd worden tot de Uwe
zodat mijn noden aanwezig zijn in Uw Verenigde Harten. En laat vooral Uw genade
op deze bijzondere nood neerkomen (noem uw verzoek) Help me uw liefdevolle wil
herkennen en accepteren in mijn leven. Heilige Wonden van de Verenigde Harten
van Jezus en Maria, beantwoord mijn gebed. Amen.
15 maart 1996 : Jezus verscheen met Zijn Hart en in Zijn
Hart was Marias Onbevlekt Hart. Ik verlang dat de devotie tot de Verenigde
Harten verspreid wordt. Satan is tegen deze afbeelding, want hij ziet een macht
die hij niet kan overwinnen. Ik geef genaden voor degenen die deze afbeelding
vereren en zijn betekenis overwegen. In de Verenigde Harten ligt de belichaming
van de betekenis van Mede-Verlosseres.
17 maart 1996 : Laat ze weten dat verering en meditatie van
de Verenigde Harten Gods volle genade in hun midden brengt.
26 oktober 1991 : OLVrouw : Ik heb van Mijn Zoon een
bijzondere genade verkregen. Zielen die het Kroontje van de Twee Harten bidden
voor het ontvangen van Zijn Echte Aanwezigheid zullen bijzondere genade
ontvangen. Ze zullen dichter bij Jezus komen. Maak dit kenbaar.
28 maart 1996 : OLVrouw : Wanneer Mijn Zoon terugkeert zal
het door de overwinning zijn van Onze Verenigde Harten. Mijn Hart is het
Toevluchtsoord dat jullie leidt naar Goddelijke Liefde en Goddelijke
Barmhartigheid.
Ik geloof
in God de Almachtige Vader ...
Onze Vader ...
Weesgegroet ...
Glorie zij de Vader ...
Hier
komen de Wijzen
uit het Oosten...
Goddelijk
kindje van Betlehem,
U glimlacht naar de Wijzen,
geleid door de sterren
en vanuit het Morgenland gekomen
om U te aanbidden.
U "de Redder", aan Israël beloofd.
Help ons om de weg te volgen
die naar U leidt om U aan te bieden:
het goud van onze liefde,
de wierook van onze gebeden
en de mirre van onze aanvaarding
van onze moeilijkheden
en onze beproevingen.
Werp u neer, mijn ziel, voor de voeten van uw hemelse
Moeder; bezie Haar met diep medelijden en kinderlijke liefde: Zij heeft
onuitsprekelijk voor u geleden met en om haar Jezus. Geen mensenkind heeft meer
en langduriger geleden dan Maria, en nochtans is Zij het heiligste, het
onschuldigste van alle schepselen. Maria is, Zij alleen, de geheel vlekkeloze
Maagd. Zij moest niet lijden, omdat het lijden een vrucht en een straf van de
zonde is. En toch vinden wij Maria alle smarten verenigd. Terecht mag Zij met
de Profeet verzuchten : Mijn leven verging in droefheid en mijn jaren in zuchten.
Daar Zij uitverkoren was tot Moeder Gods en tot Moeder van
de mensen, moest Zij haar geliefde Zoon aan de wereld schenken voor de
verzoeningsdood op het kruis en ons, zondaars, baren voor het leven van de
genade. Zij zal zijn: de Moeder van Smarten. De grote vreugden van haar enig
voorrecht, - het goddelijk Moederschap, - hebben Haar ook gebracht de smarten
van de Koningin der martelaren.
De kleine Jezus, o Maria, voorwerp van uw liefde en
vreugde, is het Lam Gods, bestemd voor het bloedig offer. Gij brengt Hem groot
met de tederste zorgen; maar voor uw ogen ontrolt zich reeds het lijdensdrama
van uw Jezus: gegeseld, met doornen gekroond, aan het kruis genageld, met gal
gelaafd, veracht en bespot temidden van zijn verschrikkelijk lijden, bespot tot
in de dood. Dat alles wist Gij door de H. Schrift en de verlichting van de H.
Geest.
Uw smarten werden nog vergroot door de beminnelijke
aantrekkelijkheid van uw goddelijk Kind, wiens schoonheid de Engelen verrukte.
Gij openbaarde aan de H. Brigitta: Telkens Ik mijn Zoon bezag, Hem in doeken
wond, zijn handen en voeten bezag, werd mijn ziel met nieuwe droefheid
overstelpt, terwijl Ik er steeds aan dacht, dat men Hem eens zou kruisigen.
Ach! Hoe dikwijls rolden hete tranen uit uw moederogen op de wangen van uw
goddelijk Kind, als Gij Het in uw armen drukte.
Gij aanvaarde zulk droevig lot zonder klagen noch zuchten.
O Maria, mijn Moeder, leer mij U na te volgen: moge, als ik bedroefd ben, het
denken aan uw tranen mij moed geven en sterken.
Toen Maria haar Kind in de Tempel aan de Heer opdroeg,
voorspelde de heilige grijsaard Simeon haar: Deze jongen zal velen in Israël ten val brengen of
laten opstaan. Hij zal een omstreden teken zijn ook door uw ziel zal een
zwaard gaan. (Lukas 2, 34-35) Maria neemt haar Kind terug uit de armen van
Simeon, en bergt Het weg aan haar Moederhart met onuitsprekelijke liefde en in
smart: voor Jezus zal Zij, zo nodig, tot de laatste druppel bloed geven. Weldra
gaat Simeons voorspelling reeds gedeeltelijk in vervulling.
Een Engel verscheen in een droom aan Jozef en zei: Sta op,
neem het kind en zijn moeder mee en vlucht naar Egypte, en blijf daar tot ik u
waarschuw. Want Herodes staat het kind naar het leven.
Hij stond op en nam nog die nacht met het kind en zijn moeder de wijk naar
Egypte. (Matt 2, 13-15)
Een zwaard, roodgeverfd door het bloed van onschuldige
kinderen, volgt Maria! Men wil Jezus treffen! Dit zwaard doorboorde niet haar
Kind, maar wel haar Moederhart. De angst voor het gevaar, dat haar goddelijk
Kind dreigt, de smart om zoveel onschuldig bloed, het medelijden met al die
weeklagende moeders is als het zwaard dat Marias minnend Hart doorboorde.
Ach! Hoeveel medelijden boezemt Gij in, Bannelinge, zo
tenger van lichaam, zo jong nog, zo arm en van alles beroofd, die voortvlucht
over onbegaanbare en hobbelige wegen, door brandende zandwoestijnen, naar de
bittere ballingschap! En wanneer Gij mocht weerkeren, na eindeloze maanden van
angst en ontbering, wachtten U nieuwe smarten.
Mijn ziel, zie medelijdend op naar uw hemelse Moeder, voor
wiens ogen steeds het zwaard van Simeon flikkert: Zij redt haar Kind uit
Herodes handen, maar er wacht haar een nog veel wredere dood van haar lieve
Jezus.