4e overweging
Reeds lang konden de Joodse priesters onze goddelijke
Zaligmaker niet meer dulden. Hun invloed bij het volk ging teloor. De grote
menigte stond in bewondering voor de jeugdige Boeteprediker. Deze trof de
Farizeeen, verweet openlijk hun schijnheiligheid: witgepleisterde graven, van
buiten schoon, maar van binnen vol van doodsbeenderen en allerlei onreinheid.
(Matt 23, 27)
Steeds nam Hij tegen hen in, de verdediging op van
verdrukten, armen, weduwen en wezen: zelf raakten zij met de vinger de lasten
niet aan, die zij op de schouders van de mensen legden. (Matt 23, 4).
Hun razernij steeg ten top, wanneer Jezus, in het bijzijn
van een grote menigte, Lazarus uit de doden had opgewekt. Vele getuigen van dit
wonder geloofden in de Verlosser. Maar sommigen gingen naar de Farizeeen en
zeiden hun wat Jezus gedaan had. De opperpriesters en de Farizeeen belegden een
vergadering. Die mens doet veel wondertekenen, zeiden zij, en laten wij Hem begaan,
dan gaat iedereen in Hem geloven, en zullen de Romeinen ons land en ons volk
komen uitroeien. (Joh 11,48)
Nijd, afgunst is de enige drijfveer van hun listen: iedereen
zal in Hem geloven. De menigte is van hen vervreemd.- Maar om aan hun boosaardigheid
wat schijn van recht te geven, voegen zij er bij: De Romeinen zullen komen en
ons volk verdelgen. Het Evangelie toont overduidelijk aan, dat de afgunst de
hoofdzaak was van Jezus vijanden. Zozeer verblind en misleid de afgunst hen
dat geen enkele beschuldiging tegen Jezus wordt ingebracht, tenzij zijn
wonderen! En daarom zijn zij des te schuldiger.
Het is onbegrijpelijk dat de joodse priesters, na Jezus
goddelijke wondermacht gezien te hebben, zich durfden schuldig maken aan een
moord: ja, een godsmoord. Maar, door nijd en afgunst verblind, haatten zij
Jezus met een duivelse haat. En de H. Cyprianus verklaart: De nijd is de
wortel van alle kwalen, de bron van alle zwakheden, het beginsel van alle
misdaden, het verleidingsmiddel van het helse serpent.
Mijn ziel, hebt gij u nooit door de drift van afgunst laten
voeren tegenover uw naasten? Hebt gij nooit spijt gevoeld dat anderen
deugdzamer zijn dan gij, meer gezegend door God, omdat zij deugdzamer leven?
Jezus, die het slachtoffer geweest zijt van de afgunst van
de Joden, schenk mij de genade, die ondeugd voor altijd uit mijn hart te bannen.
Een enkel doel bezielt de raadsvergadering van de joodse
opperpriesters en Farizeeen: de Onschuldige te doen sterven. Maar niemand durft
die openlijk verklaren.
Een van hen Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei
echter: Gebruik toch uw verstand! U ziet niet in dat het in uw eigen belang is
wanneer 1 mens sterft voor het volk en niet onze hele natie ten onder gaat.
(Joh 11,50) Dat deze mens schuldig of onschuldig is, daar gaat het niet over.
Het is dus vastgesteld in de hoge raad van de Joden, dat
Christus moet sterven: de grote meerderheid keurt het voorstel van Kajafas
goed. Maar God weet het goede te trekken uit het kwade: de woorden van zijn
vijanden verklaren, duidelijk dat Jezus moet sterven voor zijn volk. En niet
voor het volk alleen, maar ook om de verstrooide kinderen Gods bijeen te
brengen, (Joh 11,52) zegt de H. Johannes. Ook voegt Johannes erbij, dat
Kajafas dit voorspelde, niet uit eigen kennis, maar omdat hij dat jaar
hogepriester was.
Bewonder, mijn ziel, de liefde van God voor de mensen.
Liefde, die ons wordt bekend gemaakt door de boosaardige Kajafas! Het is ons
heil, dat de Zoon Gods sterft voor onze zaligheid.
Ach, hoe boosaardig moet dan de zonde zijn, vermits Jezus
moet sterven om ze uit te boeten.
Onze goddelijke Zaligmaker wist heel goed, wat er in de
raad tegen Hem gesmeed werd. Hij aanbidt de Wil van zijn Vader en aanvaardt met
liefde, te sterven voor het heil van de mensen. Omdat echter zijn uur nog niet
gekomen was, trok Hij zich terug in de nabijheid van de woestijn.
Wanneer gij soms door anderen moet lijden, klaag er niet
over, al zijt gij onschuldig; verdraag het uit liefde tot uw Verlosser, die het
toelaat tot uw meerder welzijn
en om u gelijkvormig te maken aan Hem, die zo
onschuldig leed.
De H. Johannes zegt: Vanaf die dag waren de Joodse
priesters vastbesloten om Hem ter dood te brengen.(Joh 11,53) De hogepriesters
en Farizeeen hadden intussen het bevel gegeven dat iedereen die te weten kwam
waar Hij was, daarvan aangifte moest doen, zodat ze Hem konden arresteren. (Joh
11,57)
Ach! Mijn Verlosser, hoe verlangen uw vijanden naar uw
dood. Helaas! De gelegenheid zal hun maar al te gauw gegeven worden en dit door
1 van uw eigen boezemvrienden.
|