2e overweging

Werp u neer, mijn ziel, voor de voeten van uw hemelse
Moeder; bezie Haar met diep medelijden en kinderlijke liefde: Zij heeft
onuitsprekelijk voor u geleden met en om haar Jezus. Geen mensenkind heeft meer
en langduriger geleden dan Maria, en nochtans is Zij het heiligste, het
onschuldigste van alle schepselen. Maria is, Zij alleen, de geheel vlekkeloze
Maagd. Zij moest niet lijden, omdat het lijden een vrucht en een straf van de
zonde is. En toch vinden wij Maria alle smarten verenigd. Terecht mag Zij met
de Profeet verzuchten : Mijn leven verging in droefheid en mijn jaren in zuchten.
Daar Zij uitverkoren was tot Moeder Gods en tot Moeder van
de mensen, moest Zij haar geliefde Zoon aan de wereld schenken voor de
verzoeningsdood op het kruis en ons, zondaars, baren voor het leven van de
genade. Zij zal zijn: de Moeder van Smarten. De grote vreugden van haar enig
voorrecht, - het goddelijk Moederschap, - hebben Haar ook gebracht de smarten
van de Koningin der martelaren.
De kleine Jezus, o Maria, voorwerp van uw liefde en
vreugde, is het Lam Gods, bestemd voor het bloedig offer. Gij brengt Hem groot
met de tederste zorgen; maar voor uw ogen ontrolt zich reeds het lijdensdrama
van uw Jezus: gegeseld, met doornen gekroond, aan het kruis genageld, met gal
gelaafd, veracht en bespot temidden van zijn verschrikkelijk lijden, bespot tot
in de dood. Dat alles wist Gij door de H. Schrift en de verlichting van de H.
Geest.
Uw smarten werden nog vergroot door de beminnelijke
aantrekkelijkheid van uw goddelijk Kind, wiens schoonheid de Engelen verrukte.
Gij openbaarde aan de H. Brigitta: Telkens Ik mijn Zoon bezag, Hem in doeken
wond, zijn handen en voeten bezag, werd mijn ziel met nieuwe droefheid
overstelpt, terwijl Ik er steeds aan dacht, dat men Hem eens zou kruisigen.
Ach! Hoe dikwijls rolden hete tranen uit uw moederogen op de wangen van uw
goddelijk Kind, als Gij Het in uw armen drukte.
Gij aanvaarde zulk droevig lot zonder klagen noch zuchten.
O Maria, mijn Moeder, leer mij U na te volgen: moge, als ik bedroefd ben, het
denken aan uw tranen mij moed geven en sterken.
Toen Maria haar Kind in de Tempel aan de Heer opdroeg,
voorspelde de heilige grijsaard Simeon haar: Deze jongen zal velen in Israël ten val brengen of
laten opstaan. Hij zal een omstreden teken zijn ook door uw ziel zal een
zwaard gaan. (Lukas 2, 34-35) Maria neemt haar Kind terug uit de armen van
Simeon, en bergt Het weg aan haar Moederhart met onuitsprekelijke liefde en in
smart: voor Jezus zal Zij, zo nodig, tot de laatste druppel bloed geven. Weldra
gaat Simeons voorspelling reeds gedeeltelijk in vervulling.
Een Engel verscheen in een droom aan Jozef en zei: Sta op,
neem het kind en zijn moeder mee en vlucht naar Egypte, en blijf daar tot ik u
waarschuw. Want Herodes staat het kind naar het leven.
Hij stond op en nam nog die nacht met het kind en zijn moeder de wijk naar
Egypte. (Matt 2, 13-15)
Een zwaard, roodgeverfd door het bloed van onschuldige
kinderen, volgt Maria! Men wil Jezus treffen! Dit zwaard doorboorde niet haar
Kind, maar wel haar Moederhart. De angst voor het gevaar, dat haar goddelijk
Kind dreigt, de smart om zoveel onschuldig bloed, het medelijden met al die
weeklagende moeders is als het zwaard dat Marias minnend Hart doorboorde.
Ach! Hoeveel medelijden boezemt Gij in, Bannelinge, zo
tenger van lichaam, zo jong nog, zo arm en van alles beroofd, die voortvlucht
over onbegaanbare en hobbelige wegen, door brandende zandwoestijnen, naar de
bittere ballingschap! En wanneer Gij mocht weerkeren, na eindeloze maanden van
angst en ontbering, wachtten U nieuwe smarten.
Mijn ziel, zie medelijdend op naar uw hemelse Moeder, voor
wiens ogen steeds het zwaard van Simeon flikkert: Zij redt haar Kind uit
Herodes handen, maar er wacht haar een nog veel wredere dood van haar lieve
Jezus.
|