Zalige
Alexandrina da Costa van Balasar (1904-1955)

Alexandrina da Costa werd geboren op 30 maart 1904 in
Balasar, Portugal, ongeveer 250 km van Fatima. Op Heilige Zaterdag van 1918,
terwijl Alexandrina, haar zuster Deolinda en een buurmeisje ijverig aan het
naaien waren, drongen drie mannen gewelddadig hun huis binnen en probeerden hen
te verkrachten. Om haar zuiverheid te bewaren sprong Alexandrina door het raam
en viel 4 meter naar beneden. Net als de H. Maria Goretti, wilde ze liever
sterven dan in te gaan op de avances van de mannen. Ze had vele verwondingen en
de dokters stelden de diagnose dat ze verlamd zou blijven en dat haar toestand
nog ging verslechteren.
Tot ze 19 jaar was kon ze nog met moeite in de kerk geraken
waar ze kon bidden, tot grote verbazing van de parochianen. Maar toen haar
verlamming verslechterde moest ze in bed blijven. Van 14 april 1924 tot haar
dood, 31 jaar, moest ze in bed blijven en was ze volledig verlamd. Gedurende de
eerste jaren vroeg Alexandrina de Heilige Moeder om de genade van een
miraculeuze genezing en beloofde ze een missionaris te worden als ze genas. Ze
besloot alles weg te geven wat ze had, haar in rouw te kleden voor de rest van
haar leven, haar haar af te knippen, als ze maar genas. Haar familie traden
haar bij in het bidden voor haar gezondheid, maar ze bleef verlamd.
Haar toestand verslechterde zodanig dat ze bij de minste
beweging verschrikkelijke pijn leed. Ze werd verschillende keren de laatste
sacramenten toegediend. God hielp haar geleidelijk aan inzien dat lijden haar
roeping was en dat ze een bijzondere opdracht had van offerziel te zijn voor de
Heer. Hoe meer Alexandrina begreep dat dit haar missie was, hoe meer ze haar
toestand omarmde. Ze begon te verlangen naar een leven verenigd met Jezus. Deze
vereniging kon enkel gerealiseerd worden door haar ziekte en haar onvermogen
hem lief te hebben, op te dragen aan Hem. Zonder te weten hoe, offerde ze zich
op als offerziel voor de bekering van zielen.
Als antwoord op deze bijzonder moedige vraag, vermeerderde
haar pijn geleidelijk aan en werd bijna onverdraaglijk. Nacht na nacht lag ze
wakker en probeerde te bidden, haar hoofd verzonken in haar kussen, tussen haar
vingers de rozenkrans gekneld, alsof ze verzachting verwachtte van de kralen. O
Jezus, verzuchtte ze, dit is uit liefde voor U, voor de bekering van
zondaars, en als eerherstel voor de beledigingen van het Onbevlekte Hart van
Maria. Ondanks de hevige pijnscheuten, hield ze haar moedige offer vol, dag na
dag, maand na maand, jaar na jaar.
Haar
liefde voor de Onbevlekte Maagd Maria
Alexandrina had een vurige devotie voor de Heilige Moeder.
Haar devotie voor OLVrouw, die ze sinds haar kindertijd had, werd de
springplank om veilig in de armen van Christus te belanden. Haar
parochiepriester leende haar een beeld van het Onbevlekte Hart van Maria en
nadien spaarde Alexandrina elke cent om een gelijkaardig beeld te kunnen kopen.
Ze kuste veelvuldig dit beeld. Betreffende de Heilige Moeder en haar
oorsponkelijke vraag voor genezing zei ze eens : OLVrouw heeft mij nog een
grotere genade gegeven [dan genezing]: eerst onthechting; dan een volledige
gelijkvormigheid aan Gods wil; en uiteindelijk de dorst naar lijden.
Haar
devotie voor de Eucharistie

Vele keren tijdens haar lange dagen gingen uit naar het
tabernakel bij de nabijgelegen Kerk, en ze bad gebeden zoals : Mijn goede
Jezus, jij bent een gevangene en ik ben een gevangene. We zijn beiden
gevangenen. Jij bent een gevangene voor mijn welzijn en geluk en ik ben een
gevangene van jouw handen. Jij bent Koning en Heer van allen en ik ben een
aardworm. Ik heb je in de steek gelaten, enkel denkend aan deze wereld waar de
vernietiging van zielen gebeurt. Maar nu, dat ik berouw toon met heel mijn
hart, verlang ik enkel wat jij verlangt, en te lijden met berusting. O mijn
Jezus, ik aanbid je overal waar je vertoeft in het Heilig Sacrament. Waar je
wordt geminacht, sta ik bij je. Ik houd van jou voor degenen die niet
liefhebben. Ik doe eerherstel voor degenen die je beledigen. Kom in mijn hart.
Haar
devotie tot de Heilige Mis
Toen de lange pijnlijke maanden jaren werden, verlangde
Alexandrina ernaar om het heilig Misoffer te laten opdragen in haar nederige
kamer. Het leek haar een genade die onbereikbaar was en ze hield het verlangen
voor zichzelf. Maar in de herfst van 1933, toen ze hoorde dat een heilige
Jezuiet priester, Mariano Pinho in het district predikte, vertelde ze aan haar
zuster Deolinda haar vurige wens. Haar zuster zei haar dat ze alles zou doen
wat ze kon.
Kort nadien, schreef de parochiepriester naar Alexandrina en vroeg
haar of ze de Heilige Mis zou begeleiden. Ze reageerde onmiddellijk Het
zou zon vreugde voor mij zijn dat ik niet weet hoe mij te gedragen, maar het
zou een ontbering zijn voor elke priester om te vasten op zon koude morgen
En op 20 november 1933 celebreerde Fr Pinho SJ de eerste Mis in haar kleine
kamer, met als doel alle pelgrims van over de hele wereld te bereiken. Hoewel
de Mis vele keren in haar kamer werd opgedragen vergat Alexandrina nooit de
eerste keer toen ze overweldigd was van vreugde. Met die eerste Mis, zei ze
daarna, begon OLHeer zijn tederheid te vermeerderen naar mij en tegelijkertijd
het gewicht van mijn kruis. Ik werd gezegend met de genade die Hij in zijn
goedheid gaf.
Een
verschijning van Jezus
Kort na de eerste Mis die opgedragen was in haar kamer
ontving ze een visioen van Christus. Hier is een verslag van die memorabele
gebeurtenis :
Op een nacht verscheen Jezus mij in de gedaante als was
hij net van het kruis gehaald. Ik kon diepe, open wonden zien in zijn handen,
zijn voeten en zijn zijde. Het Bloed stroomde uit deze wonden, en uit zijn
borst. Het stroomde met zon kracht dat het gewaad rond zijn pols drenkte van
het bloed en op de vloer terechtkwam. Jezus kwam dichter naar mijn bed. Met
grote liefde was ik in staat om de wonden te kussen in zijn handen en ik
verlangde deze te kussen van zijn voeten. Maar door mijn verlamming kon ik dit
niet doen. Hoewel ik niets van mijn verlangen aan Jezus zei, wist Hij wat ik dacht
en met zijn handen hield hij een voet omhoog en dan de andere en ik kon ze
kussen. Ik overwoog de wonde in zijn zijde en het Bloed dat eruit stroomde en
ik was vervuld met medelijden en ik gooide mij in zijn armen en riep uit O
mijn Jezus, hoeveel heb je voor mij geleden! Ik bleef in zijn amen voor enige
ogenblikken en toen verdween Hij. Deze sublieme visioen liet een onwisbare indruk
na op Alexandrina: zelfs jaren erna was de herinnering zo levendig dat het leek
dat het nog zichtbaar was.
Tocht
naar Kalvarie

In haar brief aan haar geestelijke leidsman van die tijd,
Fr Mariano Pinho S.J.:
-
Ik schrijf een korte brief omdat mijn kracht
niets meer toelaat. Ik heb de nacht slecht doorgebracht. Ik kon geen positie
vinden om te liggen. Zo gaan de dagen voorbij, de ene al beter dan de andere,
met dit kruis dat OLHeer me geeft. (6 nov 1933)
-
In de nacht van zaterdag op zondag weet ik niet
wat door mijn hoofd ging. Ik sliep en was wakker: het was alsof ik stierf. Dit
vreemde fenomeen duurde maar kort, maar het herhaalde zich. Ik denk dat het
veroorzaakt werd door mijn rug. Ik hoop dat OLHeer luistert naar mij, maar dat
zijn Heilige Wil geschiede
Dikwijls vraag ik: O mijn Jezus, wat wil je dat ik
doe? En elke keer hoor ik dit antwoord : Lijd, heb lief en doe eerherstel.
(28 maart 1933)
-
Gezegend is de Heer die mij geroepen heeft in
deze wereld om te lijden en zovele beproevingen te lijden! Daar doe ik vele
zonden bovenop die me meer pijn doen dan iets anders. Ik vraag elke dag om
lijden en ik voel een grote geestelijke troost wanneer ik meer lijd, omdat ik
meer te bieden heb aan mijn Jezus. Hoe dan ook er zijn dingen die zoveel moeite
kosten, maar Gods Wil en niet mijn wil geschiede. (30 dec 1933)
-
Mijn lijden is aanzienlijk toegenomen en ik kan
nu enkel vloeistoffen tot mij nemen door een zwelling in mijn mond. Misschien
zal het weggaan, zoals het gekomen is. Door de zwakheid waarin ik mij bevind
zal het onmogelijk zijn om heel lang te leven
Het gebrek aan voedsel
veroorzaakt me verder lijden terwijl vloeistoffen me doen overgeven. Ik vraag
God elke dag om me geen moment in de steek te laten, wel wetend dat ik zonder
Hem niets zou kunnen verdragen. (8 maart 1934)
-
Ik zou je willen danken voor je
verjaardaggroeten. Ik kan maar een paar zinnetjes schrijven. Het zullen zeker
mijn laatste zijn. Ik verontschuldig mij, maar ik kan niet verder schrijven.
(ze geeft haar pen aan haar zuster) Mijn lijden is nog toegenomen. Het is
daardoor dat het mijn laatste zullen zijn dat ik naar je schrijf. Het is
onmogelijk om de pen zelfs maar voor een paar seconden vast te houden, de pijn
is zo groot. Ik had een mooi Paasgeschenk van Jezus: naast fysiek lijden, heeft
hij me geestelijk lijden gegeven. (7 april 1934)
Twee maanden later in een
andere brief, sprak ze over de verschuiving van sommige van haar ribben en
voegde eraan toe:
-
Ik kan er niet op leunen zonder grote pijn te
voelen, noch kan ik kleren erop verdragen
Komt alles van God, of komt het van
de duivel, sinds er incidenten zijn geweest in mijn leven die zijn werk lijken
te zijn. (22 juni 1934)
Deze verwijzing naar de duivel
is de eerste indicatie naar de duivelse aanvallen die ze begon te lijden. Op
het feest van OLVrouw van de Berg Carmel schreef ze:
-
Ik heb de indruk dat de ribben van de borst
zich verenigd hebben met deze van de rug, dat veroorzaakt me zoveel pijn dat ik
niet weet hoe het te verdragen. Wanneer de pijn onuitstaanbaar is, vind ik de
helft van mijn lichaam op het bed liggend en de andere helft op Deolindas
schoot. Dit zorgt ervoor dat mijn zuster hele nachten in mijn gezelschap moet
blijven. Het kost me zelfs moeite om te spreken. (16 juli 1934)
-
Ik heb aan Jezus herhaald : zend me zoveel
lijden als je wilt, als ik maar eerherstel kan aanbieden voor de beledigingen
die Je ontvangt. (15 aug 1934)
Op 6 september 1934 ervaarde
Alexandrina een buitengewone extase, waarin de medelijdende stem van Christus
haar uitnodigde om dichter naar zijn Heilig Hart te komen en te delen in het
intense vuur van zijn verlossende pijn: Geef me je handen, omdat Ik hen wil
nagelen met de Mijne. Geef me je voeten, omdat Ik ze wil nagelen met Mijn
voeten. Geef me je hoofd, omdat Ik het wil kronen met doornen zoals ze deden
met Mij. Geef me je hart omdat Ik het wil doorboren met een lans zoals ze het Mijne
hebben doorboord. Wijd je lichaam aan me toe; bied jezelf helemaal aan Mij aan
Help Me in de verlossing van de mensheid. En Alexandrina stemde toe met het
verzoek van Jezus.
Aanvallen
door de duivel

Alexandrinas leven van lijden
als uitboeting voor de zonden werd nu overschaduwd door de machten van de
duisternis. Van 1934 af begon ze overweldigd te worden door afschuwelijke
visioenen en gehuil, godslasterlijke beschimpingen dat God haar in de steek had
gelaten, dat zelfmoord de oplossing was voor haar leven. Beseffend dat de geest
van Satan in hoofdzaak rebellie is, plaatste ze haar wil volledig in handen van
haar geestelijke leidsman. Wanneer Fr Pinho niet kon langskomen vroeg hij
Alexandrina om hem te informeren van alles wat er met haar was gebeurd. Op 14
september 1934 schreef ze hem :
-
Weet je wat dat zwarte gezicht van de Hel in
mijn hoofd probeerde te steken? Wat Ik aan jou schrijf zal de oorzaak zijn van
mijn veroordeling, en als ik hem niet gehoorzaam zal het ergste gebeuren
Het
doet me wenen.
Haar zo gekweld ziend,
verscheen OLHeer een maand later en zei : Wie wil je gehoorzamen, Mij en je
leidsman of de duivel? Zijn woorden staken haar een hart onder de riem, maar
de duivel bleef haar aanvallen : Excommunicatie, duizend excommunicaties als
je blijft schrijven naar je geestelijke leidsman! Je brandt reeds in de hel.
Bekeer je, ongelukkige! Bekeer je, miserabele stakker! Het is door affectie dat
ik op deze manier spreek. Ik kom nu van je Christus die me zei om jou te nemen,
omdat hij je niet langer kan redden. Hij was verdrietig door je schrijven. De
duivel voegde eraan toe dat het nutteloos was te bidden, omdat er geen redding
was voor haar, dat niemand haar zou helpen, dat ze zou veroordeeld worden.
Alexandrina zegt hierover: Op
een nacht na de gebeden voelde ik de nood om te slapen, toen er plotseling een
grote duisternis in mijn kamer kwam
Ik zag een zwarte schaduw en het sprong
naar me toe : Ik kom in naam van je Christus om je naar de hel te dragen, met
bed en al. Ik kuste de crucifix en de stem vervolgde, Je kust dat boosaardig
ding! Hij beval me dingen te doen waar ik niet kan over spreken
Het was enkel
wanneer ik wijwater nam dat ik gerust werd gelaten.
Ze vervolgde: Zo nu en dan zie
ik een vlug licht. Twee keer zag ik twee grote ogen, die naar me staarden, maar
ze verdwenen vlug. Op zondag hoorde ik een zeer lieve stem zeggend: Mijn
dochter, ik kom je vertellen niets te schrijven van wat je ziet: je zicht
bedriegt je. Voel je niet hoe zwak je bent? Je doet me pijn daarmee; het is je
Jezus die tot je spreekt, niet Satan. Ik was op mijn hoede en begon de
crucifix te kussen. De stem werd kwaad en donderde Als je blijft schrijven zal
ik je lichaam vernietigen. Denk je dat ik dat niet kan? In een brief aan Fr
Pinho op 14 februari 1935 schreef Alexandrina : De demon wil dat ik de
gezegende zaken die ik draag en de crucifix die ik in mijn hand houd wegdoe.
Hij vertelde me dat hij mij geheimen moest vertellen maar dat ik eerst deze
zaken moest wegdoen want hij haat ze.
|