Beatrijs
v. 328-368
Dus quamen si den
telt gevaren
Smorgens aen een
foreest
Daer die voghele
hadden feest.
Si maecten soe groet
ghescal,
Datment hoerde over
al;
Elc sanc na der
naturen sine.
Daer stonden scone
bloemkine
Op dat groene velt
ontploken
Die scone waren ende
suete roken.
Die locht was claer
ende scone.
Daer stonden vele
rechte bome
Die ghelovert waren
rike.
Die ionghelinc sach
op die suverlike
Daer hi gestade minne
toe droech.
Hi seide: lief waert
u ghevoech,
Wi souden beeten ende
bloemen lesen,
Het dunct mi hier
scone wesen,
Laet ons spelen der
minnen spel.
Wat segdi, sprac
si, dorper fel,
Soudic beeten op
tvelt,
Ghelijck enen wive
die wint ghelt
Dorperlijc met haren
lichame?
Seker soe haddic
cleine scame!
Dit en ware u niet
ghesciet
Waerdi van dorpers
aerde niet!
Ic mach mi bedinken
onsochte.
Godsat hebdi diet
sochte!
Swighet meer deser
talen
Ende hoert die
voghele inden dalen
Hoe si singhen ende
hen vervroyen;
Die tijt sal u te min
vernoyen,
Alsic bi u ben al
naect
Op een bedde wel
ghemaect
Soe doet al wat u
ghenoecht
Ende dat uwer herten voeght.
Ic hebs in mijn
herten toren,
Dat ghijt mi heden
leit te voren.
Hi seide: lief, en
belghet u niet.
Het dede venus, diet
mi riet.
God gheve mi scande
ende plaghe
Ochtic u emmermeer
ghewaghe.
(...)
(
)
Ze kwamen in telgang gereden
Vroeg in de morgen aan
een bos,
Alle vogels hielden er
feest
Hun gezang schalde zo
luid,
Dat ze overal te horen
waren;
Elke vogel zong zijn
eigen lied.
Een zee van mooie bloemen
Bloeiden in een groene
wei,
Mooi waren ze en
geurig,
Geen wolkje aan de lucht,
Er stonden kaarsrechte
bomen
Rijkelijk voorzien van
lover.
De jongeling bekeek zijn frisse bruid
Die hij met oprechte
liefde beminde,
Hij sprak: Lief, als
het je zint,
We leggen ons hier, en
plukken bloemen,
Ik vind het hier betoverend
mooi
Laat ons het minnespel
spelen.
Wat hoor ik?, zei ze
,pummel!
Zal ik me in de weide
neerleggen
Als een vrouw die in
schande
Geld wint met haar lichaam?
Dan had ik wel kleine
schaamte!
Dat had je vast niet
gezegd,
Was je geen
boerenpummel!
Ik kan nog van idee
veranderen,
Dat is dan je
verdiende straf.
Zwijg liever en luister
eens
Naar de vele vogels in
het dal
Hoe ze zingen en zich
uitleven,
Je zal je des te
minder vervelen
Al ik naakt bij je neerlig
Op een wel gedekt bed.
Doe dan al wat je maar
wil
En al wat je hartje
lust.
Ik voel boosheid in
mijn hart,
Omdat je het mij nu voorstelt.
Hij zei: Lief maak je
maar niet boos
Het is de schuld van Venus;
God geve mij kommer en
kwel
Als ik het je weerom
vraag.
(
)
© W. Schuermans
Vlaamse medievisten
moesten, dat spreekt, in vorige eeuw Latijn kennen én Middelnederlands. De Nieuwe
Universiteit acht dat niet meer nodig en gooide die ballast overboord
In de
propedeuse las Neerlandicus Prof. Dr. Antonin van Elslander (RUG), een
beminnelijk man, met ons de Beatrijs, een van de hoogtepunten van de Vlaamse
Middelnederlandse literatuur. Daartoe gebruikten we een facsimile van het middeleeuwse
manuscript. Een paleografische oefening die er bovenop kwam.
Beatrijs woont al een
halve eeuw in mijn geheugenpaleis.
Bijlage: het verhaal van zuster Beatrijs, een korte animatiefilm.
Bijlagen: http://www.youtube.com/watch?v=D0r6KBN0iPg
15-07-2015, 00:00 geschreven door Willy Schuermans 
|