The song of Hiawatha
Henry Wadsworth Longfellow
(1807-1882)
Prologue
(...)
Ye who love the
haunts of Nature,
Love the sunshine of
the meadow,
Love the shadow of
the forest,
Love the wind among
the branches,
And the rain-shower
and the snowstorm,
And the rushing of
greath rivers
Through their palisades
of pine-trees,
And the thunder in
the mountains,
Whose innumerable
echoes
Flap like eagles in
their eyries;
Listen to this wild
traditions
To this Song of
Hiawatha
(...)
(...)
Gij die houdt van tover
en natuur ,
Houdt van zonneschijn
in weide,
Houdt van de schaduwrijke
wouden,
Houdt van wind in boomgetakte,
Van regenbui én van sneeuwstorm,
Van gedruis van grote rivieren,
Tussen hoge pijnboompalissades,
Van rollende donder in
de bergen,
Met hun eindeloze weergalmen
die klappen als
arenden in hun nesten,
Beluister dan deze ongerepte
tradities,
Aanhoor dan het Lied van
Hiawatha.
(
)
© W. Schuermans
Ik groeide op met cowboys
en indianen, in de bloeiperiode van de Amerikaanse Western, in de tijd van chocoladefabrikanten die plaatjes in hun repen stopten en van 'chocolade Martougin' , die ons toen gelukkig maakte met prentjes over indianen en hun wijze van leven, in
een tijd van ware rakkers, die droomden van Winnetou, Old Shatterhand en van de
laatste der Mohicanen. De zomerdagen duurden en wij speelden hun avonturen na,
dunnetjes maar met gedragen kinderlijke ernst. Heerlijk
Het lange epische
gedicht van Longfellow herinnert mij blijvend aan de verschrikkelijke misdaden
die withuiden (nu zelf een bedreigde soort) begingen tegen roodhuiden in Noord-Amerika en hun rasgenoten in
Midden- en Zuid-Amerika. Onvergeeflijk
Bijlage:
1 Voordracht van de Prologue (volledig) met Nederlandse ondertitels