Een wirwar van gevoelens die ik zo graag van me af zou willen schrijven. En toch. Toch lijkt het me niet te lukken. Flarden. Meer rest er me niet.
Ach wat. Misschien moet ik maar eens ophouden met dat gedagdroom van me. Want uiteindelijk wordt het wel eens tijd de realiteit onder ogen te zien : nooit zal ik gered worden.
Als er al iemand me zou kunnen redden, dan ben ikzelf dat. En het is niet meer dan normaal dat ik dàt voor bekeken hou. Na talloze pogingen zonder vrucht...
Niet meer dan normaal. Eén woordje te veel : dan... Ik ben niet meer normaal. Ik was vast nooit normaal, en dat hoeft ook niet.
De eenzaat in mij schreeuwt het uit, terwijl ik constant omgeven ben door mensen. Eenzaam, niet alleen. Vreemd genoeg, tijdens de luttele momenten van solitude, schreeuwt mijn lichaam weer: is er dan niemand die me hoort ?
Materialisme. Meer en meer krijg ik een afkeer van hetgeen de mens gevangen houdt in een zelfgesponnen web. Meer, sneller, beter, groter... Creativiteit wordt in de kiem gesmoord, wegens niet voldoende economisch denkend... Tijd schiet mensen tekort. Zelfontplooiing is uitgesloten. De maatschappij fnuikt het denken van de mensen. Want als ze écht zouden gaan stilstaan bij de dingen zoals ze nu zijn, zouden ze dan niet gaan beseffen dat ze fout bezig zijn ? Zouden ze dan niet het roer willen omgooien ? En zou dan niet nog meer het hek van de dam zijn ?
Crisis, een woord dat meer dan ooit lijkt te komen bovendrijven. Ook bij mij : want voor de ik-ben-de-tel-kwijtgeraakt-zoveelste keer ga ik weer gebukt onder een mentale crisis... Geschiedenis herhaalt zich. Klopt, jammer genoeg. Het doet me meer dan ooit beseffen dat ik nooit écht genezen zal. Mijn geschiedenis van pijn en verdriet zal zich m'n hele leven lang blijven herhalen.
Is dat het nog waard ? Tuurlijk niet ! Helaas ben ik ook, zoals zovelen, gevangene van m'n eigen leven.
Toon Hermans schreef ooit : "sterven doe je niet meteen, maar af en toe een beetje. En alle beetjes die je stierf, 't is vreemd maar die vergeet je. Het is je dikwijls zelfs ontgaan, je zegt ik ben wat moe. Maar op een keer dan ben je aan je laatste beetje toe." Ik ben al veel beetjes gestorven...
Eerder deze week. Een prachtige nazomerdag. De zon in een laatste offensief tegen de herfst in. Ik had een behoorlijk lange terugweg voor de boeg. Ik duwde m'n gaspedaal helemaal in, en zag mijn teller de hoogte in schieten... 150, 160, 170. Een rechte baan voor me, kilometerslang. Een tweevaksbaan waarvan het rechtse vak gereserveerd leek voor kolossen van vrachtwagens die ik vlot passeerde. Héél even. Tien seconden misschien. Héél even sloot ik m'n ogen, en haalde ik m'n handen van m'n stuur. Héél even wenste ik intens dat een vrachtwagen met een eenvoudig manoeuver me van de baan en van deze wereld zou maaien. Een onverwacht gegeven. Een uitweg. Maar zelfs daarin werd ik niet gered...
Misschien ben ik gedoemd mijn leven zoals het nu is te ondergaan. Misschien is het mijn lot. Mag je je lot betwisten ? Mag ik blijven dromen van die fictieveling zonder gezicht, zonder naam, die onder aan mijn ivoren toren me toeroepen zal om m'n haren naar beneden te gooien, die me redden zal en meevoeren naar een plek waar ik rust en geluk zal vinden ? Mag ik blijven geloven in sprookjes, als dat me door de duisternis van het échte leven brengt ? Volwassen worden doe ik vast nooit... En dat vind ik niet eens erg...
|