Mensen zijn ofwel voor honden, ofwel voor katten, hoor je soms. Ik heb het nooit echt begrepen gehad op katten. Ik groeide op met honden, trouwe viervoeters, en vond een kat een arrogant schepsel. Toch heb ik me ooit, door toedoen van mijn man zijn kinderen, laten overtuigen, en haalde ik een kitten in huis. Een lappenkat, zoals ze weleens zeggen, geen streepjes of vlekjes, maar een wirwar van verschillende tinten.
Het moet zo'n negen jaar geleden zijn. Mijn man en ik woonden net samen, en ik beleefde de meest duistere periode tot nog toe. Ik kan me niet meer herinneren wat er me toe heeft aangezet, maar ik besloot, voor de derde keer op een vrij korte tijdsspanne, er uit te stappen. Mijn man moest die dag laat werken, en ik had via allerhande bijsluiters een ideale cocktail gevonden. Ik verzamelde alle pilletjes netjes, stapte in mijn wagen, en reed naar een verlaten steegje vlak naast de spoorweg. Ik zette m'n wagen wat aan de kant, en begon met behulp van een flesje water de pilletjes naar binnen te spelen. Eén voor één eerst, maar al gauw duwde ik handenvol naar binnen. Ik herinner me tot op de dag van vandaag nog steeds de bittere smaak van de verschillende pillen, en denk nog steeds terug aan die avond elke keer ik het apothekerskastje bij mijn moeder open trek. Een geur van slechte herinneringen. Ik stapte uit mijn wagen, misselijk van het mengsel van pillen en water. Ik begaf me naar het spoor, en begon over de rails te lopen. Na een tijdje merkte ik dat één en ander met me gebeurde, en ik werd ontzettend angstig. Ik heb al van zolang ik me herinner geen goede band met het donker. Donker maakt me bang. Wanneer ik alleen thuis ben, branden dan ook alle lichten, en zijn alle gordijnen dicht, ten einde het donker buiten te sluiten. Ik keerde terug, ging in mijn wagen zitten, en besloot huiswaarts te keren. Hoe ik thuis geraakt ben vraag ik me nog steeds af. Ik weet alleen nog dat ik me op de sofa gelegd heb, meer niet.
Ik moet vrij snel in een soort subcoma geraakt zijn, volgens de dokters. Mijn man kwam vroeger thuis dan voorzien, en vond me. Hij was in de veronderstelling dat ik lag te slapen, en besloot me te laten liggen. Hij wist hoe slecht mijn nachtrust de voorafgaande weken was geweest. Tot hij zag dat het katje constant op me aan het springen was, en hij merkte dat ik niet reageerde. Mijn hand was ondertussen helemaal opengekrabt en -gebeten door het onding. We woonden toen nog in het huis naast dat van mijn ouders, en in paniek rende hij naar hen. Mijn vader heeft me blijkbaar in leven gehouden tot de ambulance er was, en een dag later ontwaakte ik uit die zogenaamde subcoma. Ik was zo slim geweest de bijsluiters van mijn cocktail achter te laten aan de spoorweg, en hierdoor was het voor de artsen van het urgentieteam niet echt eenvoudig. Mijn maag werd leeggepompt, maar er was al een behoorlijk aantal in mijn bloed terechtgekomen, en antidrugs konden er niet worden toegediend omdat men simpelweg niet wist wàt ik had genomen.
Het katje is vrij snel moeten vertrekken. Ik haatte het beestje, want het had onrechtstreeks m'n leven gered. Gemengde gevoelens, van het ene naar het andere uiterste. Op donkere dagen kan ik niet één kat zien, maar als mijn twee meisjes me overstelpen met hun kleine persoonlijkheidjes en met hun liefde, kan ik niet anders denken dan "Godzijdank dat die kat er was". Ik zou die kleine armpjes om me heen en de dikke zoenen van hen, de blik in hun ogen, hun lachjes en nog zoveel meer voor geen geld van de wereld willen missen...
JC Bloem schreef ooit : Denkend aan de dood kan ik niet slapen en niet slapend denk ik aan de dood. Ik zou dit stukje zelf niet beter kunnen afsluiten...
|