Niet meer weten van welk hout pijlen te maken. Iedereen heeft het wel eens. Het lijkt me plots klaar en duidelijk. Ik weet nu van welk hout mijn pijlen gemaakt zijn. Van een soort dat zich diep in je wurmt, om bij contact meteen te versplinteren en een gapende wonde achter te laten, waar warm bloed uit gutst. Bloed dat naderhand stolt tot dikke ruwe korsten die bij de minste beweging pijnlijk openscheuren. Kraters waar etter en gal uitsijpelt.
Na een emotioneel zware dag viel ik in slaap rond half negen, toen ik m'n meisjes hun bed instopte en even bij hen ging liggen. Maar m'n hoofd wekte me. De wereld lijkt in diepe slaap te verzonken, het is voorbij twee uur, en gehuld in duisternis heb ik me naar beneden begeven en m'n laptop aangeschakeld. Hier zit ik, alweer, slapeloos, een nachtwezen.
M'n beslissing het huurhuis dat ik gaan bekijken was niet te nemen, wegens te vroeg. M'n man vroeg er me één en ander over. Plots vindt hij nu wel dat ik het nemen moet. "O ja, tuurlijk," repliceerde ik, "en waarvan ga ik het betalen ? Hoe ga ik het inrichten als ik momenteel geen rooie duit heb ?" Hij bood me aan het te huren, en ondertussen nog thuis te blijven. Zodra het financiële uit de doeken zou zijn, kan ik dan de overgang maken. Met de opmerking natuurlijk dat ik altijd terugkomen mag. "Wanneer het niet lukt." Woordnuance : wanneer, niet als... Hij is er zo van overtuigd dat het me niet lukken zal, dat ik naderhand met hangende pootjes aankloppen zal.
Flarden van het gesprek met m'n zus gisteren, die komen bovendrijven : je bent zwak, je vecht niet, je wil altijd je zin, je bent een vluchter, je gaat nooit genezen, je bent een egoist, want je denkt alleen aan jezelf en niet aan de vier kinderen. Mijn kinderen, och, ja, maar die andere twee...Wat zullen die moeten doormaken ? Alsof ze me in de twijfel waarin ik ruim een jaar geleden verkeerde, wil terugduwen.
Een nachtwezen. Een nachtvlinder. Een ordinaire mot.
Tot de mot beseft dat ze niet thuishoort in de wereld der vlinders. M'n leven in een notedop.
Heb ik gevochten ? Tuurlijk heb ik gevochten ! Ik heb zwarte golven van verdriet getrotseerd, ik ben bergen van onzekerheid over geklauterd. En wat nu ? Met wat voor doel uiteindelijk ? Om me als een verslagen gladiator naar het midden van de arena te begeven, en mezelf op m'n knieën te gooien, m'n handen te reiken naar het zwaard van Damocles boven me, en m'n hart erop te spiesen.
De dingen waar je niet van doodgaat, daar word je sterker van. Kijk nu eens, hoe sterk ik wel ben. Onzin.
Ik moet gewoon het dromen afleren. Of het najagen van dromen, beter. Want dromen worden in mijn geval altijd nachtmerries.
Verdwijnen kan ik niet, omwille van m'n meisjes. Misschien ben ik inderdaad wel zwak. Misschien moet ik me gewoon neerleggen bij m'n lot, m'n terug in m'n oude keurslijf wurmen, en blijven waar ik ben, hier in dit huis, hier in dit huwelijk. Misschien, als ik heel hard probeer, zal ik terug kunnen ademen hier. Misschien, als ik heel hard probeer, zal ik kunnen leven zoals de meerderheid dat doet : zonder gevoelens, maar denkend aan de luxe die het met zich meebrengt.
Denk aan je kinderen. Denk aan je familie. Denk aan je luxe. Denk aan het huis. Denk aan de tuin. En denk niet aan jezelf...
|