Om tien voor negen stond ik al bij m'n zus, gepakt en gezakt om een dagje naar zee te vertrekken. Ik had haar niet kunnen overtuigen om niet mee te gaan. Achteraf bekeken viel haar gezelschap best mee, ze was blijkbaar ook zelf aan wat rust toe.
Het was nog geen half elf toen we al op de Oostendse dijk liepen. Een flinke wandeling waarbij m'n twee meisjes achter de twee tieners die hun rollerblades hadden aangetrokken, aan huppelden. Ik huurde tot groot jolijt van de jongste voor elkeen een gocartje dat electrisch werd aangestuurd, zodat ze enkel maar het gaspedaal hoefden in te drukken. Dolle pret, want de jongste vond altijd wel net iets te laat de hendel waarmee ze remmen moest.
We spendeerden een half uurtje op een terrasje, om dan het strand op te trekken. Er was nauwelijks volk, anders had je me er niet gezien.
In de zomermaanden mijd ik de zee als de pest. De vlaamse kust althans. Vierkante meters strand en dijk en terras, volgestouwd met toeristen, neen, dank je. Ik heb ondertussen mijn stekje gevonden aan de nederlands kust, prachtige stukjes ongerepte natuur, een plekje waar ik met de meisjes ga krabben vangen, met vissenkoppen die we s'morgens in de plaatselijke vismijn kopen, en die we aan bamboe stokken binden. De meisjes gruwelen ervan, maar zodra de eerste krab er zich door laat vangen, zijn ze het vergeten. Je ziet er nauwelijks andere mensen. Dàt is de zee voor mij. Niét dijken vol mensen die lopen te paraderen met wat ze zich in feite niet kunnen permitteren, hopend op een zekere vorm van achting of afgunst van de mede-toeristen. No thanks.
M'n zus besloot me alvast te laten gaan, zij zou voor een snackje zorgen. Ik zeulde de buggy het strand op, legde het gigantisch grote deken neer, en installeerde ons. We liepen al gauw schelpjes te zoeken, met onze voeten in het opkomende zeewater. Ijzig koud, voelde het aan, maar de zon compenseerde dat ruimschoots. Pas anderhalf uur later dook m'n zus terug op, ze had blijkbaar de winkelstraten niet kunnen weerstaan. Ondertussen liepen de kinderen al in hun onderbroekje te dollen op het strand, en was ik vooral aan het genieten door hen af te letten. Het kon natuurlijk niet uitblijven, de kleinste stond plots voor me, kleddernat. "Mama, ik ben in het water gevallen." Ze gierde het uit, ik trok haar natte onderbroek uit, en plaatste haar tussen m'n benen met een dikke handdoek omheen haar. Ze genoot van de warmte, en ik genoot van haar kleine, perfecte lichaampje, dat altijd heerlijk zoet geurt. Even later verdween ze weer, in een droge onderbroek, met haar emmertje in de aanslag. Schelpenjacht. Het was al bijna drie uur toen we terug de dijk opwandelden. Alle zand weg wrijven en kleren uitschudden. Eerlijk gezegd heb ik het zo niet begrepen op zand, maar voor m'n meisjes heb ik het meer dan over. Een ijsje en stilaan wandelden we terug, richting jachthaven.
Een halve kilo garnalen, ongepeld graag. Talloze kraampjes met schoteltjes die je ogen uitsteken en doen watertanden. Ik liet iedereen iets kiezen en bestelde wat extra's voor thuis. Lekker op een bankje alles oppeuzelen, terwijl meeuwen ongeduldig en enigszins arrogant op kliekjes zitten te wachten, turend naar bootjes die de haven in- en uitdreven. De zoute geur. De zon die onze rug verwarmde.
Ik had hen nog beloofd de duinen in te trekken, maar het bleek plots al voorbij vijven, en we besloten gezamenlijk huiswaarts te keren.
Ik dropte een flink uur later m'n zus af, en reed richting m'n ouders. "De visboer !" Een flinke portie garnalen, en een prachtig ogende joekel van een kabeljauwfilet.
Pas om zeven waren we terug thuis. Nee, niks van, géén rust. De oudste had ik onderweg beloofd om haar nog te leren rollerbladen. Dus ruimde ik vlug alle spullen op, zocht haar en mijn rollerblades, en weg waren we. Zij en ik, een uur lang. Ons tweetjes, héél traag. Met vallen en opstaan. Een blokje waar ik normaal zo'n twintig minuten over doe. Maar ik had er geenszins spijt van : haar geconcentreerde snoet, gebeten om het aan te leren. En dat deed ze. Toen we uiteindelijk onze straat terug in rolden, was ze al behoorlijk vlot. Ze wou nog even verder oefenen op het terras, en ik nam van de gelegenheid gebruik om even tot mezelf te komen. Ik vroeg m'n man de meisjes even in het oog te houden, en herdeed het blokje dat ik net ervoor samen met m'n dochter reed. Lekker snel, de wind in m'n haren.
De twee in bad. En om negen uur trok ik het donsdeken over hen. Een hele dikke zoen en knuffel. Ze lagen nog volop na te genieten. "Mama, dit gaan we nog vaker doen hé, het was superleuk." Tuurlijk, meisjes, tuurlijk...
Wat hou ik van die twee. Zij maken m'n leven de moeite waard.
Het was bijna een perfecte dag. Ware het niet dat ik constant alle mogelijke pistes in m'n hoofd afspeelde van wat er me te gebeuren staat, van wat er me gebeuren zal. M'n hoofd zit zo vol, ik voel me zo verward, dat ik nauwelijks nog weet van welk hout pijlen te maken. Want alles heeft z'n voor- en z'n nadelen. S'avonds, toen ik neerplofte achter m'n pc, en dit bericht begon, overviel het me.
Misschien was ik nog volop de indrukken van de dag aan het verwerken. Ik heb gewoon net iets te veel aan m'n hoofd, vrees ik; en het meest beangstigende is, dat ik géén idee meer heb hoe ik dit kluwen moet ontwarren.
|