xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> De hele dag was een geren van hot naar her. De kapper, boodschappen en ga zo maar door. Een week van huis weg is lang, het vergt behoorlijk wat organisatie.
Er was nog iets dat ik deed tijdens mn boodschappen. Mn oudste wil koste wat het kost djembé leren spelen. Dus ging ik haar inschrijven. Ik raapte al mn moed samen en schreef mezelf ook in, voor pianolessen. 12 lessen om te beginnen, op een vrij onorthodoxe manier. Je zegt gewoon welke nummers je wil leren spelen, en al doende leer je. Vanaf volgende week dinsdag begin ik, een half uurtje per keer, van drie tot half vier. Thuisgekomen vroeg mn man me of ik F. niet was vergeten te gaan inschrijven. En ik floepte het er uit. Dat ik ook mezelf had ingeschreven. Hij was er niet bepaald blij mee. O, en dat moet niet meer gevraagd worden ? Ik legde hem uit dat ik vond van niet, omdat het tenslotte tijdens mn werkuren was. Maar uiteraard vond hij dat totaal niet terzake. Jij met je onzin. Denk maar niet dat er hier ooit iets dat nog maar lijkt op een piano binnenkomt. Ik vroeg hem hoe ik dan oefenen moest, aangezien ik een huur-keyboard meekrijg, want zonder thuis te oefenen lukt het niet. Daar had je dan maar eerder aan moeten denken, hier komt het niét binnen, en als je het riskeert, gooi ik dat huurgevalletje van je tegen de muur. Je steun en toeverlaat, noemen ze een partner niet zo ? Ik had geen zin meer om verder in te gaan op zn commentaar, hij was duidelijk uit op ruzie. Dus zweeg ik, wijselijk. Maar hij bleef doorgaan, niet meer over de piano, maar over het feit dat ik naar zijn mening mijn huwelijkse plichten niet nakom. Maandstonden of niet, je kan toch nog andere dingen doen. Natuurlijk kan ik dat, dacht ik, maar denk je nu écht dat ik je die dingen nu nog gun ? Ik dacht aan al die keren dat hij me geld vroeg, zodat ik naar de hoeren kan gaan, want hier gebeurt er toch niks. En ik was bijna geneigd hem het zwijgen op te leggen door hem honderd euro naar het hoofd te gooien. Zo, hier heb je wat geld, ga nu maar, zodat je mij met rust laat. Alsof ik het lef zou hebben. Om de afstandsbediening of iets anders tegen mn hoofd aan gegooid te krijgen ? Neen, dank je. Dus zweeg ik, zoals ik altijd al gezwegen heb. Maar deze keer borrelde het leven binnenin me. Wacht maar. Mijn tijd komt, sneller dan je denkt.
Daarnet. Mn oudste meisje hielp me met kleren uitzoeken en mn koffer maken. Ze zat op mn bed, haar knietjes opgetrokken, met haar grote kijkers het hele gegeven te aanschouwen, en ik zag dat het misging. Ik herken haar reacties vlugger dan eender wie, eenvoudigweg omdat ze zo erg op me lijkt, gevoelsmatig. Haar frele snoetje bleek, haar oogjes vol waterlanders die ze halsstarrig probeerde te bevechten. Ik ging op de grond zitten, mn rug tegen de kast aan. Hey, kom even bij mama zitten. Een vast patroon wanneer ze troost nodig heeft : ze komt op mn schoot zitten, met haar beentjes rondom me, haar buikje tegen de mijne, haar warme armpjes over mn schouders, haar hoofdje op mn borst. Ik trek haar met één arm dicht tegen me aan. Dichter, dichter. Tot ze lachend zegt : Mama, ik krijg wel bijna geen lucht meer hé. Mn vrije hand leg ik op haar voorhoofdje en ik laat mn duim over haar neusje gaan, terwijl ik ons zachtjes heen en weer wieg. Ik heb me al menigmaal afgevraagd of ze er zo van tot rust komt omdat ik dat al doe sinds haar geboorte.
De blik in jouw ogen verandert de kleur van mijn dag. Het is niet te geloven, van zwart als je boos bent, tot blauwer dan blauw als je lacht. De zon hangt voortdurend verliefd om je heen, en de maan laat je nooit een seconde alleen. Eén woord van jouw lippen, en telkens weer vind ik een doel. Het is niet te voorspellen, soms klink je als onweer, en soms als een zonnig seizoen. Maar hoe hard het ook vriest, je bent zo weer ontdooit, zo lang je bij mij bent, verveel ik me nooit. Want jij, jij bent de zon en de maan voor mij. Jij hebt het beste van allebei. Zo mysterieus en zo warm tegelijk, en je doet iets met mij. Je bent vrij, vrij om te gaan maar je blijft bij mij. Jij bent de eb en de vloed erbij. Je bent onweerstaanbaar, toe zeg me gewoon wat je vind. F., mn kind. Je bent wind en windstilte, en jij, jij hoort bij mij.
Een liedje dat ik altijd zachtjes fluisterend zing, samen met haar. Meestal gevolgd door een stukje Samson en Gert :
jij bent mijn beste vriend op aarde, jij bent mijn beste vriend op aarde. Ik zet het even voor je op een rij : aarde op vriend beste mijn ben jij !
Ik kreeg haar deze keer maar moeilijk getroost. « Ik wil niet dat je gaat morgen, mama. »
Daar zat ik dan. Ik, die normaal gezien nooit ween, of nauwelijks. En dikke tranen plengden niet alleen van haar gezichtje, maar ook van het mijne. Tranen voor het komende gemis. Wat ga ik ze missen, die twee. En wat ga ik hem missen. Het klinkt vast lachwekkend, uiteindelijk is het maar een weekje, maar momenteel lijkt die week een eeuwigheid te zullen duren.
Ik probeerde haar gerust te stellen.
- Herinner je je nog het nieuwjaarsfeestje bij tante ?
- Ja.
- Is dat al lang geleden ?
- Neen, dat was maar pas.
- Weet je dat het al vijf weken geleden is ? Lijkt niet zo lang hé. En mama is maar één weekje weg. Morgen is het maar een half dagje school, en dan is het alweer bijna weekend. Papa gaat vast heel leuke dingen doen met jullie, en na het weekend ben ik al bijna terug.
Ze stond op, liep haar kamer in, en kwam terug met Truffel. Truffel is het beertje van me dat ik ooit in Amerika kocht om het vervolgens heel de wereld mee rond te sleuren, vastgemaakt aan de riemen van mn rugzak waarin mn hele hebben en houden zat. Overal waar ik ben geweest, ging Truffel mee heen. En toen F. een jaar of drie was heb ik m haar gegeven, met de opdracht hem ook overal mee naar toe te nemen. Truffel, de beer die de wereld rondreisde. Mama, neem je Truffel voor me mee ? Dus vond hij een plaatsje in mn koffer. Toen ik klaar was met inpakken ging ik bij haar in bed liggen. Ik breng je een heleboel kadootjes mee, en ik bel elke dag, en we kunnen elkaar ook elke dag een email sturen. Zes is ze, en reeds o zo bedreven in dergelijke dingen, mn kleine slimme meid. Ze was gerustgesteld, ondertussen. Ik bleef bij haar liggen, we knuffelden en praatten nog een hele tijd alvorens ze zachtjes in slaap viel.
Ondertussen staat alles netjes ingepakt klaar. Ik heb alles wel drie keer overlopen, om mezelf ervan te overtuigen dat ik niks vergeten ben. Kleren ? Check ! Schoenen ? Check ! Make-up en wasgerei ? Check ! PC en werkdocumenten ? Check !
Het is best laat ondertussen. G. is in al zn koppigheid in slaap gevallen op de sofa. Ik denk dat ik maar eens mn bedje opzoek. Slaapzacht, België. Tot over een weekje...
|