Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
De watersnip is ongeveer
zo groot als een merel en heeft een overwegend bruin verenkleed, een
buitenproportioneel lange, rechte snavel, een vrij plomp silhouet, relatief
korte poten, een vaak ingedoken houding en een markante gestreepte kop en romp.
In Vlaanderen is het een
schaarse broedvogel. Het belangrijkste broedgebied bevindt zich in de vallei
van de Zwarte Beek in Limburg. In Europa is de watersnip het talrijkst aanwezig
in IJsland, Zweden, Finland, Noorwegen en Wit-Rusland.
De watersnip verkiest als
broedbiotoop zoetwatermoerassen met slijkerige oevers, hopen rottende planten
en ondiep water, hoog en laagveengebieden, vochtige heidevelden en drassige
hooilanden.
De achteruitgang van de
populatie is dan ook zo goed als uitsluitend te wijten aan de teloorgang van
deze biotopen, ten gevolge van ontwateringen, beeksaneringen of intensivering
van de landbouw.
De nestplaats zelf bevindt
zich meestal in de verlandingszone van moerasgebieden of in gemaaide
rietvelden. In grasland nestelt de watersnip enkel in vochtige hooilanden en
extensief beweide, natte grasgebieden.
Het nest een eenvoudig
ondiep kuiltje in de bodem wordt gebouwd tussen graspollen in lage ruigte of
tussen veenmoswallen.
Om het bij afwezigheid te
verbergen, wordt de vegetatie gedeeltelijk over het nest getrokken. Het legsel
bestaat meestal uit vier ovaal- tot peervormige eieren. Alleen het vrouwtje
broedt en ze begint er pas aan als het legsel compleet is.
De voedselbiotoop kan
identiek zijn aan de nestbiotoop maar kan ook apart liggen.
De watersnip foerageert
graag in ondiepe greppels, sloten, poeltjes, slikranden en in tot 10cm diep
water. Het hoofdvoedsel bestaat uit onder het bodemoppervlak levende
regenwormen, rode slijkwormpjes, kevertjes, emelten, kokerjuffers, insectenlarven,
land- en waterslakjes, slakkeneitjes, bladluizen,
Tijdens hun baltsvluchten
maken watersnippen een typerend, mekkerend geluid, waardoor ze ook wel
hemelgeit worden genoemd. Dit geluid brengen ze tijdens hun duikvluchten
voort door de buitenste staartpennen die harde schachten bevatten in de
wind te laten trillen. Met rukkende, spartelende vleugelslagen maken de
mannetjes boven hun broedgebied horizontale rondvluchten op een hoogte van 50
tot 100m. Af en toe schieten ze in snelle duikvlucht 10 à 15m omlaag. Daarbij
werpen ze zich op één kant waarbij de vleugels half geopend en komvormig van
het lichaam worden afgehouden.
De 14 pennen tellende
staart is gespreid zodat de opzij gestrekte, vibrerende veren er aan beide
kanten uitsteken. De vleugels maken bij het neervallen trekkende bewegingen
waardoor het snorren dat door de vibrerende geluidsveren wordt opgewekt
verandert in het zogenaamde blaten.
Na het neervallen vliegen
de vogels weer snel omhoog en herhalen ze deze duikvluchten soms honderden
keren. Deze baltsvluchten worden soms door 2 of 3 mannetjes tegelijk
uitgevoerd. Als er een vrouwtje in de buurt is, veranderen deze baltsvluchten
van karakter.
Het vliegpatroon bestaat
uit een reeks korte stijgingen en dalingen die in hoog tempo worden uitgevoerd
en waarbij de vogels tijdens de dalingen met de vleugels in een V-houding zich
op spectaculaire wijze op hun zij en zelfs op hun rug gooien.
Soms gebeurt dit op grote
hoogte maar ook wel vlak boven de grond.
De broedbiotoop van de
watersnip in Vlaanderen komt de laatste decennia steeds meer onder druk te
staan. Een herstel van de populatie is onwaarschijnlijk aangezien het overgrote
deel van de voormalige broedgebieden ongeschikt is geworden.
In het gunstigste geval
kan zich een Vlaamse broedpopulatie op laag niveau handhaven.
Een eerder verschenen artikel kan je opdiepen uit het archief
De raaf is de grootste kraaiachtige groter dan de zwarte kraai en de
roek bekend om zijn intelligentie en is, op de liervogels na, de grootste van
alle zangvogels.
Raven zijn vaak te vinden boven de wildste en rotsachtigste gebieden en
zelfs boven, hoge kale pieken. Ze komen ook voor in minder wild beboste regios
of boerenland, biotopen waar ook de zwarte kraai zich thuis voelt.
Als raven met rust worden gelaten, kunnen ze boven de kustplaatsen
worden gezien waar ze soms op hoge gebouwen nestelen.
Eeuwenlang werd de ietwat griezelig uitziende raaf beschouwd als een
onheilsbode, een reputatie die hij dankte aan zijn gewoonte als aaseter op
galgen- en slagvelden te verschijnen.
Meer dan een eeuw geleden was hij in onze streken nog een algemene
broedvogel, maar genadeloze vervolging door de mens leidde hier tot zijn
uitroeiing.
In andere delen van Europa trok de soort zich in de bergen,
veengebieden en onherbergzame heuvels terug. Deze grote zangvogel heeft een
sterke overlevingsdrang en een uitstekend aanpassingsvermogen.
De roofvogel draagt een geheel zwart kleed, heeft verlengde keelveren
(baard), een vooruitstekende grote kop met een massieve snavel.
Bij het krassen zet de raaf de lange veren op keel en kruin uit. De
zware kop lijkt dan nog dreigender. Verder zijn de uitgestrekte hals, de
ruitvormige staart en de lange hoekige gevingerde vleugels kenmerkend. De vogel
heeft een lichaamslengte die reikt tot 64cm, een spanwijdte die varieert tussen
120 en 150cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 0.8 en 1.5kg.
Raven hebben een gevarieerd menu, bestaande uit vlees van kadavers,
zoals konijnen, hazen, schapen, hertenjongen of op het strand schelpdieren en
aangespoelde karkassen; ook prooidieren zoals vogels, eieren, grote kevers en
vette rupsen,
Niet-broedende vogels vormen groepen, maar broedparen verdedigen een
territorium, vooral door zich in de lucht te manifesteren. Op de grond beweegt
de raaf zich al springend of lopend. In de lucht is hij een acrobaat. Vaak rolt
de raaf: een zijdelingse rol met half gesloten vleugels en kort daarna weer
terug.
Andere vliegkunsten en zweefvluchten helpen de vogels met elkaar te
communiceren.
De roep is ook belangrijk: zelfs wanneer ze ver van elkaar vandaan
zijn, blijft een paar met elkaar in contact door luid te roepen. De roep kan
individueel worden herkend. De typisch roep is schor, luid en ver dragend.
De monogame raven brengen slechts één broedsel per jaar groot en
beginnen vroeg; soms al in februari. De soliede nesten van raven worden ieder
jaar verder uitgebouwd op traditionele plekken, zoals op richels onder
overhangende rotsen, in steengroeven of in hoge dennen of eiken.
In onverstoorde gebieden kunnen de vogels lager nestelen.
De partners bouwen samen het omvangrijke nest van dikke takken, dunne twijgen,
heideplanten en soms stukken zeewier. Het wordt versterkt met aarde en mos. De
kom wordt dik gevoerd met gras, mos en een laagje haar en wol.
Het legsel bestaat uit 4-8 lichtblauwe tot groene eieren met een grijs-
tot zwartbruine vlektekening.
Het broedende wijfje wordt door het mannetje op het nest gevoerd. Na ca
3 weken verschijnen de jongen, die na 3-6 weken kunnen vliegen.
Beide ouders zorgen voor de jongen, aan wie ze geplette insecten,
kleine vogels of zoogdieren voeren waarvan ze eerst de veren de haren of botten
hebben verwijderd.
In Vlaanderen is de
tureluur een vrij schaarse broedvogel. De populatie wordt geschat op slechts
300 tot 350 broedparen. De meeste daarvan zijn te vinden in de kustpolders,
maar ook in het Antwerpse havengebied zijn ze talrijk aanwezig.
De natuurcompensatie die
er kwam na de havenuitbreiding heeft daar voor een groot deel mee te maken.
Op Europees niveau wordt
de populatie geschat op 300 000 broedparen, Rusland niet meegerekend.
Hoewel de aantallen in
verschillende delen van Europa slinken zoals in Finland, Ierland en Nederland
lijken ze elders vrij stabiel.
De broedgebieden van de
tureluur bevinden zich vooral in kruidenrijke graslanden en
kwelders. In ons land
bestaat de broedbiotoop vooral uit brak- en zoutwaterschorren, zilte lage
eilanden met een hoge
grondwaterspiegel en slijkerige poeltjes en grachten, weilanden nabij
kreken en in toenemende
mate ook op opspuitterreinen in havengebieden.
Toch kan ook de tureluur
naast grutto, kievit en scholekster als een echte weidevogel
worden beschouwd waarbij ontwatering
en intensieve landbouwactiviteiten de soort duchtig
parten kunnen spelen.
Vroeger broedden ze ook op
uitgestrekte heidevelden en hoogvenen, maar deze biotopen zijn
voor de tureluur echter
heel zeldzaam geworden.
Na de overwintering langs de kusten van
Nederland, België en de wat zuidelijker gelegen
landen tot aan de Afrikaanse kust,
begint het tureluurmannetje onmiddellijk aan de balts.
Het zijn de mannetjes die met trillende
vleugels hoog in de lucht een flink stuk stijgen en dan
Weer fluitend een stukje neerwaarts
glijden, om daarna weer te stijgen en opnieuw een stukje
trillend en fluitend af te dalen.
Naast die sierlijke capriolen, die zich
op grote hoogte afspelen om de toekijkende vrouwtjes op
de grond te prikkelen, rent het mannetje
minutenlang het vrouwtje achterna, haar opdrijvend
met ingetrokken hals, iets afhangende
vleugels en met een gespreide staart.
Soms houden beide vogels
even stil en drukken ze zich tegen de grond om daarna weer kriskras doorheen
het grasland te rennen. Het gedrag werkt blijkbaar aanstekelijk want meerdere
tureluurs zullen zich in het spel mengen. En zo kan het gebeuren dat er wel 6
tureluurs zowel mannetjes al vrouwtjes door het gebied heen rennen.
Tureluurs zijn plaats- en
partnertrouw of ligt het aan de vaststelling dat beide partners erg trouw zijn
aan hun nestplek en dat ze, als ze weer op dezelfde locaties als vorig jaar
aankomen, vanzelf ook weer een paar vormen? Je kan er alleen maar naar gissen
wat ze nu met die drukke achtervolgingen bedoelen, maar duidelijk is wel dat ze
op een paring uitdraaien.
Na al dat rennen staat het
vrouwtje stil en zal ze met gestrekte romp en de staart iets opwaarts de paring
inzetten. Het mannetje staat in eerste instantie naast haar en begint met mooie
sierlijke pasjes en trillende, hoog opgeheven vleugels aan zijn
liefdesavontuur. Al fluitend en trillend gaat hij eerst iets achteruit om
achter het vrouwtje te komen. Dan maakt hij sierlijke passen en fladdert hij langzaam
verticaal omhoog om zo op de rug van het vrouwtje te landen. Zijn jodelende, vibrerende
roep is dan op grote afstand te horen. Een onmiskenbaar zomergeluid!
Tijdens de eileg in de
eerste weken van april paren de vogels s ochtends en s avonds.
Na het laatste ei houden
de paringen op; als er 4 zijn komen er geen nieuwe meer bij.
De vogels zijn dan druk
bezig met het bebroeden van de eieren. De eerste tureluurkuikens komen in de
eerste weken van mei uit het ei, precies in de periode dat er massaal wordt gemaaid
in Vlaanderen.
Als landbouwers in de
eerste dagen van mei gaan maaien, is ongeveer de helft van de nesten
uitgekomen. Zorg voor de overige nesten is dan ook belangrijk en zonder
bescherming hebben ook de rondlopende tureluurkuikens geen schijn van kans. Zij
hebben voldoende vegetatie rond het nest nodig, waarin ze veilig kunnen
schuilen.
Als de boer niet wil dat
de nesten kapot worden gemaaid, dan zit er niets anders op om met een grote
boog om het nest heen te maaien. Een vlak van 50 m² laten staan, is geen
overbodige luxe.
Een hele zone niet maaien
is een alternatieve oplossing om natuurlijke predators niet de hint te geven
dat er wat lekkers te rapen valt op dat eilandje.
Pieter
Cox, wiens interesses hoofdzakelijk
bij natuurbeheer, monitoring en natuurfotografie liggen, maakte ook zijn
voorkeur bekend, via 4 fotos van vogels en eentje van een insect.
Hij licht zelf uitgebreid
toe wat hem aantrok in de volgende reeks fotos, waarbij het ook al eens fout
kan gaan.
1ste foto:
jonge grauwe klauwier
Locatie: Poda Bulgarije
18/09/2014
Tot op heden heb ik al 2 x
problemen gehad met geheugenkaartjes. Jammer genoeg gebeurde dat in beide gevallen
tijdens een vakantie. Dit deed zich onder andere voor op een vakantiereis in
Bulgarije. Na vele fotos te hebben gemaakt, kreeg ik een foutmelding op mijn
scherm en stelde ik vast dat ik vele fotos (gedeeltelijk) kwijt was. Ik had
die dag een juveniele grauwe klauwier, relatief van dichtbij kunnen
fotograferen. En, ja juist die foto kon ik maar voor een gedeelte op mijn
computer inladen (rechterhelft was blanco).
Grote wijzigingen
doorvoeren via fotoshop probeer ik zoveel mogelijk te mijden, maar met deze
foto kon ik het niet aanzien. De blanco rechterhelft bestond gelukkig enkel uit
een wazige achtergrond, welke je via fotoshop aanvullend kan simuleren.
Met deze foto wil ik
aantonen dat digitale fotografie niet altijd naar wens verloopt al is die
vele malen interessanter dan analoge fotografie.
2de foto:
vorkstaartplevier
Locatie Ebro-Delta
Spanje 18/04/2015
Tijdens een natuurreis in
Spanje was ik een groepje vorkstaartplevieren aan het fotograferen, met de
telelens uit de hand langs een wandelpad.
Helaas waren ze te ver weg
om er mooie fotos van te maken en toen er een helikopter overvloog, dacht ik
dat ik geen schijn van kans meer maakte.
De groep vorkstaartplevieren
vloog meteen op, maar eentje landde vervolgens vlakbij mij.
Onverwacht had ik dus toch
nog een kippenvelmoment!
3de foto:
purperreiger
Locatie: Ebro-Delta
Spanje 18/04/2015
Een kennis van mij had
eerder een gelijkaardige trip gemaakt, als de tocht die ik 2015 aanvatte. Hij
kwam terug met een foto van een purperreiger met een slang in zijn snavel, een
prachtopname gewoon.
Tot mijn verbazing kreeg
ik de kans een gelijkaardige foto te maken. Alleen had de purperreiger de slang
voor een paling ingeruild. Ook deze momentopname legde ik vast uit de hand
vanop een wandelpad in een natuurgebied.
4de foto:
Maghrebekster
Locatie: Agadir Marokko
20/01/2106
Tijden een doortocht door
Marokko, waar de Maghrebekster voorkomt, een ondersoort van onze ekster, had
ik de kans de fraaie en elegante Noord-Afrikaanse te fotograferen. Al moest ik
uit de hand, op mijn knieën zittend, de elegante verschijning vereeuwigen, ben
ik zeer tevreden over deze momentopname.
5de foto:
zwervende heidelibel
Locatie: Oirschotse Heide
Nederland 22/06/2013
Tijdens de eerste jaren
dat ik op verkenningstocht trok in de natuur, ging mijn aandacht hoofdzakelijk
naar vogels.
Pas later begon ik te
beseffen dat de natuur zoveel meer moois te bieden heeft.
Libellen zijn mijn tweede
liefde geworden. Hun levenscyclus is bijzonder boeiend en daarenboven zijn ze
ook nog eens fotogeniek. Vandaar deze keuze (foto met macrolens en uit de hand
genomen)
Jaarlijks terugblikken op
de startdag van dit blog (04/07/07) is telkens weer wat tijd maken om de
bijdragen en bijpassende illustraties kritisch onder de loep te nemen.
De educatieve
doelstellingen die huisfotografen Wim Dekelver en Pieter Cox helpen
verwezenlijken, zorgen jaarlijks nog steeds voor een toenemend aantal
natuurfans en vogelliefhebbers.
Inmiddels zijn er 530
artikels verschenen en 1840 fotos gepubliceerd, onder meer over 180
vogelsoorten.
Sinds ook Facebook en
Twitter als aankondigingskanalen werden ingeschakeld om lezers aan te trekken bij
het verschijnen van een nieuwe bijdrage, is de populariteit nog gevoelig
gestegen. Via die fora bereik je bredere netwerken en wek je bijgevolg de
interesse op om eens een bezoekje te brengen aan de blog
Dit jaar opnieuw kozen
beide natuurfotografen hun top 5 onder hun favoriete beeldopnames. Geen
gemakkelijke opdracht, maar na een overwogen selectie, boden beiden een knappe
reeks aan, een lust voor het oog.
Wim Dekelver hield
niet alleen rekening met de fotografische kwaliteit, maar ook met de
zeldzaamheid van het onderwerp en vooral met de persoonlijke beleving op het
moment van de opname.
1ste foto: blauwe
reiger
Locatie: De Grote Kreek
Ekeren
Deze foto werd in de late
namiddag genomen vanuit een kijkhut, meen zon die al goed aan het zakken was,
wat de warme kleuren verklaart.
2de foto: kluut
Locatie: Kortbroek
Kruibeke
Deze opname is gemaakt van
achter een kijkscherm, s morgens vrij vroeg met sterk tegenlicht, omgezet in
zwart/wit om het grafische van de foto te benadrukken.
3de foto:
woudaap (mannetje)
Locatie: Groot Rietveld
Kallo
Deze foto werd genomen in
de vrije natuur, met lange wachttijden en dan plots af en toe even een
verschijning. Aandachtig blijven is de boodschap.
4de foto:
zwarte wouw
Locatie: Feldberg
Duitsland
Deze momentopname werd
vastgelegd vanuit een kijkhut, na een wachttijd van 6.30 tot 17.00. Geduld is
een schone deugd!
5de foto: grote
zilverreiger
Locatie: De kuifeend
Ekeren
Deze foto werd genomen
vanuit de kijkhut met bomen in de schaduw op de achtergrond, op het moment dat
een zonnestraal recht op de zilverreiger priemde
Geraadpleegde bron: De
Standaard [Jenny De Laet (UGent) / Gerald Driessen (Natuurpunt)]
Het broedseizoen 2016 is
uitermate dramatisch voor kool- en pimpelmezen, meldt gedragsecologe Jenny De
Laet (UGent). Natuurpunt voegt er aan toe dat het broedseizoen voor heel wat
grondbroeders en Afrikatrekkers slecht wordt.
Door de afwisselende koude
en warme periodes werden heel wat legsels verlaten, waardoor heel wat eieren
bleven liggen en weinig jongen uit kwamen.
Daarna kregen we de
overvloedige regens die een negatieve impact hadden op het voedselaanbod en
voor heel wat dode jongen zorgden.
De Laet en haar team
baseert zich voor haar bevindingen op een 30 ha groot controlebos met 192
nestkasten en een netwerk van ongeveer 450 nestkasten in de steden Gent,
Dendermonde en Sint-Niklaas. Momenteel worden de nestkasten nog gecontroleerd
op eventuele vervolglegsels of 2de broedsels, maar die zijn er amper
eind juni, want begin juli beginnen de mezen reeds te ruien.
Het broedseizoen 2016
lijkt dus zowel voor de koolmezen als de pimpelmezen een verloren seizoen.
Over exacte cijfers
beschikt Natuurpunt niet, maar ook voor andere soorten werden gelijkaardige
signalen opgevangen. Dat klinkt logisch, want met de koude zijn er bijzonder
weinig insecten, merkt Gerald Driessen op. Hij stelt vast dat zowat alle
grondbroeders, zoals kievit, scholekster, grutto, maar ook veldleeuwerik en
graspieper te maken krijgen met heel nat gras en onderkoelde jongen als gevolg
of zelfs overstroomde nesten.
Ook de broedsels van
vrijwel alle Afrikatrekkers hebben het moeilijk. Steenuilen kampen door het
slechte weer met een tekort aan muizen, waardoor ze op regenwormen
overschakelen, met diarree bij de jongen als gevolg.
Eenden hebben minder last
van zon nattigheid, immers hun kuikens verlaten onmiddellijk het nest.
Om de gevolgen in te
schatten, zal Natuurpunt ringers in het najaar vragen om goed uit te kijken
naar jonge vogels. Eerder trokken natuurhelpcentra al aan de alarmbel, toen
veel jonge en onderkoelde dieren werden binnengebracht.
Als kleinste en
behendigste van alle grondeleenden doet de wintertaling soms denken aan een
steltloper, vooral wanneer een groepje opvliegt vanuit een modderige poel;
draaiend en kerend voordat ze er op topsnelheid vandoor gaan.
Ze leven in open gebieden,
met een moerassig karakter. Vooral het merenland Finland herbergt enorme aantallen wintertalingen,
gevolgd door Zweden, Noorwegen en het westen van Rusland.
Waterrijke gebieden met
een welige begroeiing van de oevers vormen het geliefd leefgebied van de wintertaling,
maar alleen op voorwaarde dat het er rustig is. Watersport en recreatie hebben
onherroepelijk hun negatieve weerslag op de soort.
Ze vliegen in
onregelmatige dichte vluchten en maken voortdurend onverwachte wendingen
(slingerende bochten en tuimelingen). Daardoor lijkt het net of ze altijd haast
hebben.
Het zijn wel onrustige
vogels die bij het minste onraad loodrecht op vliegen.
Met de kop en schouders onder
het wateroppervlak zwemmend (grondelend), verzamelen ze kleine diertjes
(waterinsecten, wormen, slakken). In het ondiepe water voeden ze zich door met
een knabbelende snavelbeweging kleine zaden en water- of moerasplanten
(wortels, scheuten) te eten.
In de late zomer en herfst
kunnen ze zich verzamelen in groepen van honderden vogels, vooral op plekken
waar het waterniveau is gedaald en er uitgestrekte moddervlaktes zijn ontstaan,
vol met frisgroene ontkiemende zaden van oeverplanten.
Wintertalingen trekken in
de late herfst vanuit West-Azië en Noord-Europa naar het westen en het zuiden.
Ze brengen de winter verspreid over heel Europa door. Ze worden hierbij wel
vaker vergezeld van vogels uit IJsland. Sommige vogels bereiken zelfs overwinteringsgebieden
in Noord-Afrika.
Als broedvogel gaat het de
soort niet voor de wind; de aantallen namen de laatste decennia reeds verder af
ten gevolge van verdroging en landschapsingrepen in hun leefgebieden.
De meeste wintertalingen
broeden in vennen en in mindere mate nabij plassen op de hoge zandgronden.
Het beheer moet gericht
zijn op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waterrijke gebieden,
zoals ondiepe plassen met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie, vochtige
tot overstroomde meersen (natuurlijk afstromingsgebied) en uitbreiding van
estuariene (trechtervormige brede monding) gebieden (slikken & schorren).
Wie een eerder verschenen
artikel over de wintertaling uit het archief wenst op te diepen, kan dat via de
zoekrobot:
Van de 3 soorten in onze
streken broedende kiekendieven is de bruine kiekendief verreweg de meest
voorkomende. Dit is altijd zo geweest daar het vroeger hier niet ontbrak aan geschikte
biotopen: moerasgebieden.
Dat voor de vogel vele
volksnamen werden bedacht, is een aanwijzing dat hij heel bekend was bij de plattelandsbevolking.
Toch was hij geen populaire vogel, integendeel deze kuikendief was helemaal
niet geliefd.
De bruine kiekendief is
een echte moerasvogel, met een voorkeur voor rietland. Van de 3 soorten
(blauwe, grauwe en bruine) kiekendief broedt en jaagt de bruine kiek in de
natste en hoogste vegetaties.
Alle kiekendieven hebben
een actieve manier van jagen, waarbij ze laag boven de grond hun jachtgebied
afzoeken op een kenmerkende manier, met veel draaien, schommelen, kort bidden,
Ze kunnen op deze gevarieerde
manier jagen omdat kiekendieven een groot vleugeloppervlak hebben ten opzichte
van hun gewicht. De bruine kiekendief hanteert een rustigere jachtvlucht dan de
blauwe en de grauwe. Hij jaagt veel dichter bij het nest, maar zoekt zijn
jachtdomein ook grondiger af.
De bruine kiekendief
verkiest grote (minstens 5 ha, bij voorkeur 10 ha en zelfs meer) ongestoorde
open rietvelden met weinig of geen bomen (< 10 bomen / ha), met weinig (<
10 cm) tot geen fluctuaties in het waterpeil tijdens het broedseizoen.
Als foerageergebied wordt
het volledige landschap benut, inclusief akker- en weiland.
Bij het jagen worden naast
moerassen en rietvelden ook lijnvormige elementen afgevlogen zoals rietkragen langs
perceelranden, waar hij vanop geringe hoogte op een prooi duikt.
Het broedareaal omvat heel
Europa behalve IJsland en noordelijke delen van Scandinavië, alsook het
Verenigd Koninkrijk.
Een groot deel overwinter
in Afrika. Bij ons is het voornamelijk een zomervogel vanaf april tot oktober.
Hij is een vrij schaarse broedvogel van voornamelijk kustpolders, de grote
havengebieden (Antwerpen en Zeebrugge), de Oost-Vlaamse krekengebieden en
omliggende polders, maar ook geschikte leefgebieden in het binnenland.
De laatste jaren kan men
spreken van een gestage toename van de bruine kiekendief in Vlaanderen tot een
140 à 160 broedparen. Dit is deels te wijten aan een betere bescherming van
roofvogels en een beperkter gebruik van persistente pesticiden in de landbouw.
Sinds 2011 coördineert het
INBO (Instituut voor Natuur- en bosonderzoek) een studie in Vlaanderen en
Zeeland naar de ecologie van de bruine kiekendief. Het onderzoek leert ons meer
over de relatie tussen landschapsgebruik, prooiaanbod en broedsucces.
Het vormt een basis voor
overleg en samenwerking met de landbouwsector. Naast het behoud van grasrijke
landschapselementen is de boodschap het duurzaam garanderen van voldoende
prooiaanbod door het optimaliseren van teeltkeuzes en het stimuleren van
innovatieve systemen zoals vogelakkers die inpasbaar zijn in de moderne
akkerbouw.
Zo zijn meerjarige
graslandteelten zoals graszaad interessant omdat ze hogere dichtheden aan
veldmuizen bieden, een belangrijke prooi voor deze vogelsoort. In het studiegebied zijn de opgenomen open
landschappen vooral landbouwgebieden.
In het kader van het LifeWatch
project (een hoogtechnologisch vergrootglas op de diversiteit) konden 4
volwassen bruine kiekendieven worden uitgerust met innovatieve GPS-loggers van
het Uva-Bits type. De zenders laten toe om zeer nauwkeurig verschillende
facetten van de vogelactiviteiten te registreren. Doel is op perceelniveau een betrouwbaar
beeld van hun doen en laten te verkrijgen.
Hieronder merk je hoe
vogels wiens verplaatsingen wenst te traceren met een datalogger (tracking
system) worden uitgerust.
De rode wouw is een vogel
uit de familie van de arendachtigen. Het is één van de weinige roofvogels die
je vrijwel alleen in Europa aantreft, van Spanje tot Zweden.
De rode wouw stond vroeger
bekend onder de naam Rode Milaan. Die naam vertoonde alvast meer verwantschap
met de Franse naam Milan royal en het Duitse Rotmilan.
Het Belgische bolwerk van
de rode wouw, als broedvogel dan, bevindt zich in de Oostkantons.
De totale Waalse
broedpopulatie wordt geraamd op 150 tot 180 koppels.
In Vlaanderen broedt de rode
wouw slechts sporadisch, namelijk net op de grens tussen het broed- en
overwinteringsgebied.
Sporadisch overwintert er
wel eens eentje maar doorgaans is de roofvogel een doortrekker.
In hoofdzaak betreft het doortrekkende
vogels uit Duitsland, Polen en in mindere mate Scandinavië, die op weg zijn
van of naar het winterkwartier. Overwinteren gebeurt voornamelijk in Frankrijk
en het Middellandse Zeegebied.
Een knappe reportage van
Frederik Thoelen, als bioloog werkzaam in het Natuurhelpcentrum van Opglabbeek vind
je in onderstaand filmpje
De fel verzwakte rode
wouw, die in het Natuurhelpcentrum werd binnengebracht, werd aangetroffen in
een weide in Borgloon. Rode wouwen broeden daar niet; dus was dit ongetwijfeld
een vogel die uit het zuiden kwam en op weg was naar zijn broedgebied.
Een bloeduitstorting onder
één van de vleugels wees erop dat het dier een stevige klap had gekregen
(hoogspanningskabel geraakt, botsing met een voertuig, )
Na twee weken revalideren
kon de roofvogel weer worden vrijgelaten.
Daar men benieuwd was
welke vliegroute de herstelde rode wouw zou kiezen, werd besloten samen met
roofvogelonderzoekers René Janssen en Paul Voskamp de rode wouw van een zender
te voorzien.
Vlak voor de vrijlating
werd de wouw met een GPS/GSM-zender werkend op zonne-energie uitgerust.
Dit toestelletje is zo
ingesteld dat de GPS elke 2 u de exacte positie opslaat. Om de 8 u stuurt via het
GSM-deel de zender een SMS met de coördinaten naar de databank. Die vluchtgegevens
worden automatisch op Google Earth weergegeven. De vogel heeft geen last van
dit zendertje. Zwak punt is het harnasje dat na enkele jaren zal verduren en
doorbreken.
Frederik Thoelen is al
blij als hij één jaar de rode wouw kan volgen, zodat broed- en
overwinteringsplaats kunnen worden getraceerd. Inmiddels is de vogel reeds 3
maanden onderweg.
Wie eerder verschenen
artikels wenst te raadplegen kan via de zoekrobot volgende artikels in het
archief opvissen:
30/05/2015 De rode wouw broedde voor het eerst in het
Dijleland
26/11/2010 De rode wouw (in gevangenschap
prachtige fotoreeks)
De zwarte wouw is
voornamelijk een aaseter die zijn kostje soms in de directe nabijheid van
mensen bij elkaar zoekt.
Ook struint hij graag
vuilnisbelten en visafslagen af omdat daar altijd wel wat eetbaars te vinden
is.
De zwarte wouw staat er ook
om bekend de prooi van andere roofvogels te ontfutselen door hun net zo lang
lastig te vallen tot zij hun buit loslaten.
Mochten we meer (grote)
krengen in onze natuurgebieden achterlaten, we zouden heel wat dieren tevreden
stellen.
Das, vos en zeearend zijn
er niet vies van en kleine zangvogeltjes als mees en roodborstje peuteren er graag
de larven van de aasvliegen tussen uit. Muizen knagen aan de botten om hun
behoefte aan kalk op peil te houden. Er zijn zelfs paddenstoeltjes die alleen
maar groeien op de hoeven van overleden zoogdieren. Zeldzame paddenstoelen
uiteraard, want er blijven maar weinig kadavers liggen in ons opgeruimde
landje.
De zwarte wouw kan echter
ook uitstekend vissen, waarbij hij de visjes vlak onder het wateroppervlak met
een stevige greep weet te verrassen.
De roofvogel is een
laagvlieger die doorgaans op zon 10 tot 60m boven de grond op zoek is naar
voedsel.
Hoewel deze wouw tot de
meest talrijke soort behoort, is hij in Europa echter zeldzaam geworden. Aan de
Zwitserse meren vind je nog een flinke populatie.
In een door Brabants
Landschap beheerd natuurgebied in het zuidoosten van de provincie zijn in 2014
twee jonge zwarte wouwen uitgevlogen en dat was al het 4de jaar op
rij.
Dat is heel bijzonder als
je beseft dat er van deze gracieuze roofvogel met zijn karakteristieke gevorkte
staart in ons land jaarlijks maar twee paar tot broeden komen.
Wie de uitgebreide
identiteitskaart wenst te raadplegen kan via de zoekrobot het volgend artikel
uit het archief opvissen
De Zeearend in het vizier krijgen, een moeilijke opdracht
In deze reportage,
gesigneerd door Wim Dekelver, verneem je (en dat is overigens niet
de eerste keer) hoe moeilijke omstandigheden de prachtige, maar veeleisende
hobby, kunnen bederven.
Dag 1
De 1ste dag verbleven
we in de kijkhut bovenaan een heuvel, die uitzag op het meer 1.5 à 2 km verder,
waar het koppel zeearenden zich doorgaans hoog in de bomen schuilhield.
Dank zij hun scherpe blik
is het voor arenden geen probleem om vanaf die verre uitkijkpost een prooi vóór
de hut op te merken.
Deze keer had Fred er een
(aangereden) wasbeertje als lokspijs gelegd.
Vanaf dan was het geduldig
wachten geblazen en hopen dat de zeearend(en) snel het lokaas zou(den)
bestormen.
Jammer genoeg kregen we van
de hele dag de grootste roofvogel van Europa niet te zien.
Wél waren we verstijfd van
de koude; immers van s morgens 6.30 u tot 17.00 u bivakkeerden wij in de
onverwarmde kijkhut.
Slechts een paar eksters doken
op, maar net vóór het moment, dat Fred weer zou opdagen, streek vlakbij een
zwarte wouw neer. En dit was écht wel wow!
We waren blij omdat we de
aanvankelijk tegenvallende eerste dag dan toch positief hadden kunnen afronden.
Dag 2
Tijdens de 2de dag
voorzag de planning een tocht op het meer (2 u) met een elektrisch aangedreven
bootje. Van hieruit zouden we de arenden fotograferen op het ogenblik dat ze in
duikvlucht een vis uit het water lichtten.
We zagen wel twee arenden
hoog in de bomen de omgeving afspeuren, maar hoe hard Fred ook smeekte en
vissen rond het bootje uitwierp, er kwam geen beweging.
Het was na de boottocht
duidelijk; we hadden alweer pech!
Zeer verveeld over de pijnlijke
situatie bood Fred ons tijdens de namiddag het gratis gebruik van de hut aan.
Maar ook deze nieuwe kans, bracht de arend(en)s niet op nieuwe gedachten. Hij/ze
liet(en) ons zitten.
Dag 3
De 3de dag verbleven
we opnieuw in dezelfde kijkhut boven op de heuvel, zoals het programma dit
voorzag, maar weer was/waren de vedette(n) nergens te bespeuren. De
frustratie viel van onze gezichten af te lezen.
Dag 4
Tijdens de 4de
en laatste dag van ons verblijf voeren we terug met het elektrisch bootje op
het meer, in een ultieme poging toch een duikvlucht mee te maken. De
weersomstandigheden waren allesbehalve gunstig. Door de dichte mistbanken
kregen we maar af en toe de oevers te zien. De moed zakte ons in de schoenen.
Immers voor dergelijke
actiefotos heb je een zeer korte sluitertijd nodig (1/2000 sec en sneller) en
daarvoor was er te weinig licht. De mist zorgde er bovendien ook nog voor dat
je fotos een grauwgrijze achtergrond kregen met weinig contrast.
Nog bijkomende hinderende
vooruitzichten dus. Daarentegen leek dit weertje wél gunstig om de roofvogels
in verleiding te brengen.
Ten langen leste hadden de
arenden inderdaad dan toch gevolg gegeven aan de smeekbeden van Fred: één
enkele keer deden ze een duikvlucht.
Een berekende en enige kans
Tussen het aanvliegen,
gevolgd door een verkenningsronde over het bootje om de vis te lokaliseren, de
duikvlucht waarbij de buit wordt gevat en het weer wegvliegen, lag welgeteld 50
sec.
De aanvalsduik zelf
speelde zich af in een 10-tal sec. Om deze fase perfect in beeld te brengen, kregen
we amper één enkele kans. Het was ook wat raden met welke lens en met welke
instellingen je het best gewapend was om die duikvlucht succesvol te
fotograferen.
Bovendien zat je in een licht
schommelend bootje en moest je uit de hand fotograferen in plaats van
rechtstaand op een solide ondergrond (fototoestel op statief met schommelkop of
swinghead).
Immers, voor een
natuurfotograaf die met flinke telelenzen werkt is alles wat stabiliteit en
snelheid bevorderd zeer welkom.
Daarenboven wist je niet op
voorhand waar (vanop welke afstand) precies en op welk moment de zeearend zijn
duik zou inzetten. Het was bliksemsnel reageren op het ogenblik dat de
roofvogel toesloeg (en dat was vlakbij, véél te kortbij eigenlijk).
Achteraf bleek dat niemand
er in geslaagd was écht goeie fotos te maken. Het lukte geen van ons om net
het moment te vattenwaarop de arend de klauwen in het water steekt en
de vis grijpt.
Hoe zou je zelf zijn?
Achteraf vernamen we dat Freds
zeearend Aalfred al 3 weken spoorloos was en de ontgoochelde man vreesde dat
hij overleden was.
Aalfred is een arend, die
door Fred in huis werd groot gebracht en waarmee hij bijgevolgeen heel hechte band had opgebouwd. Vandaar
dat de zeearend zeer gewillig inging op het verzoek om een uitgeworpen vis in
duikvlucht te vangen.
Maar Aalfred was verdwenen
en vrij snel was een ander mannetje op zijn nestplaats neergestreken. De
indringer betoonde echter meer interesse in de weduwe van Aalfred dan in de
vissen die Fred te grabbel gooide. Deze ladykiller had absoluut geen zin om Freds
spel mee te spelen. Hoe zou je zelf zijn?
Achteraf bij het
detailleren van alle opnames bleek echter dat de arend, die de enige duikvlucht
uitvoerde, toch Aalfred was. De opgeluchte Fred straalde van geluk, terwijl wij
eigenlijk op onze honger bleven zitten.
Van pure blijdschap schonk
Fred ons weer een kosteloze halve dag in de 2de hut.
Al bij al toch een geslaagde 4-daagse
Vanuit deze hut kregen we
tot onze grote tevredenheid heel wat vogelsoorten te zien (zwarte en rode
wouw, buizerd, bruine kiekendief, raaf, kraanvogel, geelgors, bonte kraai,
ekster, ). We kwamen allen met goeie fotos naar de thuisbasis en dat was dan
toch een bevredigende compensatie.
In de fotoreeks hieronder merk
je de gemiste kans (beeldopname 4), de foto die Wim zich anders had ingebeeld, maar wegens
totaal onscherp, helaas onbruikbaar. Shit happens!
Volgend jaar misschien
nogmaals proberen en hopen dat de Aalfred heel hongerig is?
De reusachtige arend,
steeds zeldzamer in zijn verspreidingsgebied, komt nog voor op afgelegen
moerassen, langs rotskusten en eilanden voor de kust en verschijnt s winters
op uitgestrekte kustvlakten.
De volwassen zeearend is
een indrukwekkende, grote roofvogel, gekenmerkt door een bruin verenkleed met
een lichter gekleurde vooruitstekende kop en hals.
Treffend is ook de krachtige
felgele snavel en de korte, wigvormige, witte staart, alsook de sterk bevederde
dijen en de naakte gele poten.
De roofvogel glijdt op licht
gewelfde brede en diep gevingerde vleugels, die een enorme spanwijdte hebben.
De lichaamslengte varieert
tussen 70 & 90 cm; de spanwijdte reikt tussen 2 & 2.50 m; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 4 & 6 kg.
De vlucht is zwaar en
direct met diepe soepele vleugelslagen, afgewisseld met glijvluchten op de
brede, vlak gehouden vleugels. Ook de duikvlucht naar een prooi getuigt van een
beheerste en efficiënte techniek.
Het jonge dier is
aanvankelijk donkerbruin met lichte vlekken, maar in de loop van 5 jaar
ontwikkelt hij geleidelijk het volwassen verenkleed, waarbij kop en hals meer
effen lichtbruin worden.
De roep lijkt veel op die
van de zilvermeeuw en bestaat uit een reeks in toonhoogte afnemende
kli-geluiden. Daarnaast laat hij een lager blaffend kra horen.
De imposante horst van
takken en twijgen wordt meestal in een boomtop, maar soms tegen een rotswand
aan gebouwd en doet vele jaren achtereen dienst.
Anders dan steenarenden,
die gewoonlijk schuw en verborgen leven zoekt de zeearend vaak de omgeving op
van kustdorpen, vooral met haventjes, waar een makkelijk maaltje vis of
visafval kan worden opgepikt.
Ondanks zijn grootte is
een zeearend zeer behendig en precies. Hij kan vanuit een lage duik/glijvlucht
een vis die net onder het wateroppervlak zwemt, met zijn klauwen uit het water
grijpen zonder zelf in het water te belanden.
Naast forse vissen, middelgrote
en zelfs grote watervogels (bv. ganzen), jonge robben en kleine landzoogdieren,
eet de zeearend ook geregeld aas; voornamelijk dode vissen drijvend in het
water of aangespoeld aan de kust.
Paren blijven het hele
jaar in hun territorium en beginnen in het voorjaar te baltsen.
Ze zweven samen, soms met
ondiep golvende bewegingen, waarbij de een naar de ander duikt. Soms rolt de
onderste vogel zich om en grijpen beide vogels elkaar bij de voeten.
Af en toe wentelen ze zo
naar de grond, de ene op de rug, vlak onder de voorzijde van de andere. Ze roepen veel vaker dan de
steenarend, met een keffende roep; het vrouwtje roept hoger dan het mannetje in
een versnellende reeks van 15 tot 20 roepen.
In de broedtijd komt de
zeearend vooral voor in de Balkan, Noordoost-Duitsland, Polen, Rusland,
Scandinavië en IJsland.
Buiten de broedtijd kan
men ook elders, vooral in kustgebieden en bij grote meren, de zeldzame zeearend
waarnemen.
Het wijfje broedt de
meestal 2, soms 3 kalk-witte eieren in ca 6 weken, grotendeels allen uit. De
jongen verlaten na ongeveer 3 maanden het nest. Er is slechts één broedsel per
jaar.
Adulte vogels zijn
standvogels; maar onvolwassen vogels trekken rond in heel West-Europa.
In de 3de
bijdrage, volgend weekend, vertelt onze huisfotograaf Wim Dekelver hoe de 4-daagse
fotojacht in Feldberg verliep, een avontuur met wisselend succes!
Op het spoor van de zeearend, een avontuur met wisselend succes
Vier bevriende
natuurfotografen, waaronder onze huisfotograaf, Wim Dekelver, besloten een
tijdje geleden om de zeearend voor de lens te halen.
Er werd half april een
4-daagse reis gepland in Oost-Duitsland, meer bepaald in Feldberg.
Het werd een geslaagde
onderneming maar eentje niet zonder (zware) beproevingen: Geduld is een schone
deugd
Historische schets
Reeds eeuwen geleden kwamen
kooplieden van heinde en verre naar de steden Rostock, Stralsund en Wismar om
er handel te drijven.
In de Middeleeuwen sloten
de belangrijke steden zich aan bij een Hanzeverbond (men denke aan de Duitse
vliegtuigmaatschappij Lufthansa).
In de oude stadskernen is
nog steeds de sfeer uit die vervlogen tijden op te snuiven in pittoreske kerkjes
en koopmanshuizen.
De Hanzesteden waren
belangrijke verbindingsknooppunten die leidden tot de Baltische Zee ofwel de
Oostzee. Deze historische handelssteden liggen veelal langs de 1 900 km
lange kust met goud-witte stranden, bekende badplaatsen en kuuroorden,
eilandjes en lagunes.
De deelstaat, vlak aan de
Oostzeekust gelegen, telt meer dan 2 000 meren, wat voor de streek heel
wat toeristische troeven oplevert: zeilen, wandelen, fietsen en golfen.
Het waarnemingsgebied (opnames met de gsm ondertekend door Wim
& Co)
Feldberg is een
uitgestrekt natuurpark gelegen in de deelstaat Mecklenburg Vorpommern met een
grote diversiteit van allerlei soorten (roof)vogels.
En daar was het om te doen
voor Wim en zijn vogelvrienden.
Al wist het viertal dat
zij dank zij de ervaring van een lokale conservator inhoudelijk gingen worden
ondersteund en de mogelijkheid gingen krijgen om achter de schermen of in
ontoegankelijke gebieden te fotograferen, dienden een aantal strikte afspraken nagevolgd.
Het viertal werd s
ochtends vroeg door boswachter Fred in het hotel Mecklenburger Hof afgehaald en
met de terreinwagen naar de schuilhutten gebracht. Aan het eind van de foto-dag
moesten de vogelspotters, vóór ze de hutten mochten verlaten, geduldig wachten
op de komst van Fred, de enige vertrouweling van de zeearenden.
Tijdens de wintermaanden
is het geraadzaam in een klein kacheltje en/of een oude slaapzak te voorzien, alsook
een stuk piepschuim, als extra isolatielaag voor de stevige wandelschoenen, daar
het erg koud kan zijn.
Er zijn diverse hutten in
het gebied, maar de belangrijkste is het zogenaamde erdversteck, een ruime
cilindervormige 4-persoons hut, deels in de oever van een grote poel gebouwd.
De hut biedt enig comfort, is uitgerust met aangepaste zitplaatsen. De lenzen
kunnen, gemonteerd op het statief, door een stoffen buis naar buiten worden
gestoken. Via de venstertjes kan je naderende vogels observeren.
Ook vanuit een elektrisch
aangedreven boot kunnen tijdens een tocht van anderhalf tot twee uur beelden
worden gemaakt. Daar het vaartuig nauwelijks trilt, kan ook met één-pootstatief
worden gewerkt. Dank zij de vier zitbanken, biedt het bootje aan de fotografen
een ruim schootsveld.
Freds tactiek bestaat erin
het paartje zeearenden, waarvan meestal het mannetje een vis vlak in de buurt
van de boot komt vangen, te lokken door op een juist ingeschatte afstand een
gegeerde prooi in het water te gooien.
Geraadpleegde bron:
Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2016-2
De provincie
West-Vlaanderen en het Agentschap voor Natuur en Bos realiseren in het Zwin een
nieuw bezoekerscentrum, een natuurpark en een kijkcentrum.
In het bezoekerscentrum
wordt de natuurliefhebber verwelkomd in een uitgestrekte onthaalruimte met
informatie over het Zwin en de Zwinstreek.
Elk jaar vliegen miljoenen
vogels heen en terug tussen de plaats waar ze broeden en die waar ze de winter
doorbrengen.
Het hele verhaal van tal van vogelsoorten die het Zwin daarbij als
draaischijf benutten, wordt op een interactieve manier verteld.
De informatie wordt op diverse
niveaus en manieren aangebracht, zodat iedereen ze naar zijn of haar interesse
kan beleven. Honderden voorwerpen, filmpjes, animaties, kijkkasten, tekeningen,
fotos, veren en zoveel meer illustreren de wonderlijke wereld van de vogels.
Geen vogels achter tralies
meer!
Onder een sterke impuls
van Vogelbescherming Vlaanderen koos de provincie in 2012 nog enkel voor wilde vogels
en zo hoort het ook. Het park is nu een natuurlijke verbinding tussen de
Kleyne Vlakte en de Zwinvlakte. Essentieel doel van de her-aanleg van het
park is om vogels en andere dieren zo dicht mogelijk bij de bezoeker te brengen.
Er werd 7 ha extra natuurgebied gecreëerd met nieuwe duinmeren.
Het geheel bestaat uit een
grillige vijver met eilandjes en 10 attractiepunten. Elk van die stopplaatsen behandelt
een eigen thema. Uiteraard gaat veel aandacht naar de vogels met onder andere:
een ooievaarstoren, een kijkhut en een kijkerscentrum.
Er is ook een labo-hut
(ontdekken van allerlei waterdiertjes, duiding over het ringen van vogels), een
vertelhut, een speciale voederplaats en een luisterduin, waar je wordt ingewijd in de
geluiden van de vogels.
Kortom, er werden kosten
noch moeite gespaard om het grote publiek te tonen hoe mooi en waardevol de
natuur kan zijn.
Het totaal vernieuwde Zwin zal vanaf de zomer van dit jaar
(vermoedelijk juni) toegankelijk zijn.
Wie eerder verschenen artikels
over het natuurreservaat wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot volgende
bijdragen opsnorren:
19/11/2011 De biodiversiteit in het Zwin
bevorderen
De grauwe gans, ook wel eens âsoepgansâ genoemd
De grauwe gans die
voorheen werd gefokt voor het vlees, de eieren en het dons, diende ook als
waakdier.
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2007-1
De grauwe gans is de grootste
van alle Europese ganzen. Ze heeft een wortelkleurige snavel en vleeskleurige
poten; kop en hals zijn grijsbruin, maar donkerder dan de rest van het lichaam.
De recente geschiedenis
van de grauwe gans als broedvogel in Vlaanderen gaat terug tot een succesvolle
herintroductie in de Zwinstreek te Knokke.
Na een eerste geslaagd
broedgeval in 1956 vormde zich hier een lokale broedpopulatie die in de jaren
60 en 70 uit enkele 10-tallen paren bestonden.
Begin jaren 80 werd voor
het eerst melding gemaakt van enkele broedgevallen buiten de onmiddellijke
omgeving van het Zwin. Tot halverwege de jaren 80 werd de kaap van 50
broedparen in Vlaanderen wellicht niet of nauwelijks overschreden.
Daarna ging het echter
snel. In 1994 werd het Vlaamse broedbestand geschat op 180 tot 190 broedparen
en bleek de soort tal van nieuwe gebieden te hebben gekoloniseerd.
In de daaropvolgende 6
jaar vond er nog eens een verdubbeling van de aantallen plaatsen. Omstreeks
2000 werd de kaap van de 1 000 paren overschreden.
Deze explosieve groei in
het grootste deel van het Noordwest-Europese verspreidingsareaal leidde
wellicht overal tot een toenemende uitwisseling tussen trekkende en meer sedentaire
ganzenpopulaties. In diezelfde periode verminderde de jachtdruk en ging de
soort ook meer gebruik maken van een netwerk van beschermde gebieden, langsheen
de trekroute.
De geluiden die bij de
grauwe gans de stemming van het weggaan, wegzwemmen en wegvliegen uitdrukken,
zijn bijzonder interessant. De heel kleine jonge ganzen reageren al instinctief
op de fijnste nuances van dit zeer ingewikkeld vocabularium.
Het gewone contactgeluid
het bekende langzame en snelle snateren van ganzen laten ze ook af en toe
horen als ze rusten, grazen of langzaam rondlopen.
De grauwe gans broedt
vooral in oevervegetaties en broekbossen langs waterplassen, zoals kreken,
kleiputten en grindplassen. Het nest is een uitholling in de grond met een geringe bekleding van plaatselijke
vegetatie; op vochtige plaatsen is het eerder een omvangrijk bouwsel van
riethalmen en biezen, bekleed met een dun laagje dons.
Er worden meestal 4 tot 6
eieren gelegd met tussenpozen van iets meer dan 24 uur.
Alleen het vrouwtje broedt
en ze begint er pas aan als het laatste ei is gelegd. Het broeden neemt
ongeveer 27 tot 29 dagen in beslag. De kuikens zijn donzige nestvlieders, wat
betekent dat ze spoedig na het uitkomen het nest verlaten en zelf hun voedsel
bij elkaar zoeken, terwijl de oudervogels hen bewaken en koesteren.
Het is vertederend om
ganzen met hun kuikens te zien. De gent of mannetjesgans is alert en houdt zeer
vaak de wacht terwijl de kuikens en het vrouwtje aan het grazen zijn. Omdat de
jongen nog niet kunnen vliegen, rennen ze bij het minste gevaar naar het
veiligere water.
Een week na het uitkomen
van de eieren beginnen de ouders aan de vleugelrui.
In één keer verliezen ze
al hun slapennen, zodat ze een paar weken niet kunnen vliegen.
Tegen de tijd dat de jonge
ganzen vliegvlug zijn, hebben de oudervogels nieuwe slagpennen.
De grauwe gans heeft de
reputatie intelligent te zijn, toegewijd en haar leven lang trouw te blijven
aan haar huwelijkspartner. Ook het familieverband blijft de hele winter
gehandhaafd. Deze factoren leiden tot een hechte samenhang tussen de
ganzentroepen.
Ze grazen dan ook in grote
kudden.
Het aantal claims van
landbouwschade door grauwe ganzen is de laatste jaren beduidend gestegen. In
tegenstelling met de meeste andere ganzensoorten kunnen grauwe ganzen ook in
belangrijke mate foerageren op akkergewassen (wintertarwe, bonen bv.) of op
oogstresten.
De meeste gevallen van
schade worden vastgesteld bij de residentiële (meestal verwilderde) populatie
in West- en Oost-Vlaanderen (Zwinstreek, krekengebied, Blankaart-gebied).
Het gaat hier meestal om
vogels die hun natuurlijk trekgedrag grotendeels verloren hebben en dus
jaarrond in hetzelfde gebied pleisteren.
De grauwe gans behoort tot
het jachtwild.
Om belangrijke schade aan
gewassen te voorkomen en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing
bestaat, mogen de ganzen onder strikt bepaalde voorwaarden met het geweer en
roofvogels worden bejaagd.
Deze bijzondere jacht mag
gebeuren op en rond percelen met graangewassen (geen maïs), waar de vogels
schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van die teelten vooraf een
schriftelijk verzoek tot bejaging heeft gericht tot de jachtrechthouder
(beëdigd jachtwachter).
Wie een
eerder verschenen artikel in het archief wenst op te sporen, kan dit via de
zoekrobot.
De sperwer is
een kleine roofvogel met brede, afgeronde vleugels en een vrij kleine, ronde
kop. Het mannetje is één van de kleinste roofvogels van ons land. Het vrouwtje
is duidelijk groter en weegt vaak het dubbele.
De sperwer
verkiest kleinschalige landschappen met voldoende bos om in te broeden, maar
jagen doet hij vaker in iets meer open domeinen, waar nog voldoende dekking is
door opgaande begroeiing. Bij het jagen, scheert hij bliksemsnel langs
bosranden en hagen, maar ook vaak langs dakranden op zoek naar kleine
zangvogels. Sperwers zijn uiterst behendige vogelvangers, die een fundamentele
impact kunnen hebben op zangvogelpopulaties.
De sperwer komt
in heel Europa voor en ontbreekt alleen in IJsland en enkele eilandjes in de
Middellandse Zee. Hij is dan ook de talrijkst voorkomende roofvogel, na de
buizerd en de torenvalk.
Het zwaartepunt
van het totale aantal broedparen bevindt zich in Oost-Europa (Rusland,
Groot-Brittannië en Ierland, Frankrijk, Zweden, Duitsland en Finland).
Net als de
havik jaagt ook de sperwer bij voorkeur op terreinen met voldoende dekking waardoor
hij er verrassingsaanvallen kan uitvoeren. De vogel jaagt ofwel vanaf een
zitplaats of laag vliegend langs hagen of bomenrijen. Opgeschrikte vogels
worden door de sperwer, die over een unieke lenig- en wendbaarheid beschikt, op
volle snelheid achtervolgd.
Sperwers zijn
echter ook zulke onstuimige jagers dat ze kleine zangvogels soms door openstaande
ramen of poorten achtervolgen. Zo kan het ook gebeuren dat tijdens een wilde
achtervolging de jager zelf verongelukt door tegen een ruit te smakken.
Onder de
vensterslachtoffers die in de Vlaamse Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren
(VOCs) terechtkomen, voert de sperwer elk jaar opnieuw de lijst aan.
Met zijn lange
dunne poten en opvallend lange tenen is de sperwer in staat potentiële
prooidieren in elke situatie te grijpen, ook in dicht struikgewas. Het hele
jaar door eet de sperwer bijna uitsluitend vogels ter grootte van een
goudhaantje tot een houtduif.
Het kleinere
mannetje heeft het in de Kille Meutel vooral gemunt op mezen en huismussen.
De sperwer
broedt bij voorkeur in bossen, het liefst in 20 tot 40 jaar oude aanplant van
sparren, dennen of lariksen. Meestal bevindt het nest zich in de buurt van
wegen, brandgangen of kleine open plekken in het bos, waar de prooioverdracht
plaatsvindt.
Ook
broedgevallen in loofbomen of zelfs hoog opgroeiende struiken als meidoorn en
hulst komen voor, voornamelijk wanneer geschikte naaldbomen ontbreken.
Vermoedelijk
vanwege het grotere voedselaanbod in de bebouwde kom hebben sperwers zich de
afgelopen decennia ook in stadsparken of op begraafplaatsen als broedvogel
gevestigd.
In voedselrijke
en landschappelijk geschikte gebieden zijn de nestplaatsen nagenoeg regelmatig
verdeeld, op afstanden van ongeveer een ½ tot 1 ½ km. In gebieden met minder
voedsel kunnen de afstanden echter oplopen tot 2 à 3 km).
De horst is een
vlak bouwsel van droge takjes losjes bijeengehouden en ruw bekleed met groene
takken. Het wordt hoofdzakelijk door het vrouwtje gebouwd op een hoogte van 4
tot 10m.
Doorgaans
worden 4 à 5 blauwachtige eieren gelegd tijdens het ene legsel per jaar.
Wie nog meer
wenst te weten te komen over deze kleine maar geduchte rover kan via de
zoekrobot eerder verschenen bijdragen in het archief opdiepen:
13/03/2015 Het schrikbewind van de sperwer
29/03/2014 Vervuiling jaagt sperwer weg
29/04/2012 Rover geeloog zaait paniek in de Kille
Meutel
Onderstaande fotoreeksen werden geschoten door fotografen die
hun beeldmateriaal op Twitter posten.
De huismussentelling, die reeds 15 jaar
lang wordt georganiseerd door
Vogelbescherming Vlaanderen, vindt plaats op 9 & 10 april!
Dit laagdrempelige
publieksonderzoek werd in 2002 opgestart om een idee te krijgen over het
aantallenverloop van huismussenpopulaties.
Uit de verwerking van de
eerste resultaten, bleek dat te weinig mensen over meerdere jaren aan de
telactie deelnemen.
Langdurige exacte
telgegevens, gecentraliseerd over een aantal opeenvolgende jaren, vormen immers
de basis voor een lange termijnonderzoek. Dergelijke waarnemingsgegevens van
enthousiaste huismussenspotters geven een duidelijk beeld over het aantal
aanwezige broedparen, aangetroffen op een precieze locatie.
April is dé uitgesproken maand om huismussen te observeren, want
de mannetjes zitten dan uitbundig te tsjilpen bij hun nestplaats. Hiermee
wensen ze een wijfje te lokken of op hun eigen partner indruk te maken.
Zitten er in je tuin of
rond je huis huismussen te tsjilpen of ken je een andere plek in de buurt waar
ze zich ophouden?
Probeer ze aanstaand
weekend bij voorkeur in de ochtend gedurende maximaal een kwartiertje te
tellen, omdat ze dan het actiefst zijn.
Inmiddels blijven de
grondtroepen van de Kille Meutel Vogelvrienden de actie Red de Zaventemse
Straatket in samenwerking met de milieudienst Zaventem en Vogelbescherming
Vlaanderen verder uitrollen.
Ook de wandelclub De
Parkvrienden van Zaventem, Natuurpunt Zaventem en Sterrebeek 2000 dragen hun
pluimpje bij om zoveel mogelijk onder hun leden en kennissen huismussenspotters
te rekruteren.
In alle leden- of
nieuwsbrieven van de hierboven vermelde verenigingen verscheen reeds een
bijdrage over de plannen van de Kille Meutel Vogelvrienden, alsook in de
gemeenteberichten en in diverse eerder verschenen Mens&Vogel-magazines van
Vogelbescherming Vlaanderen.
Daar zijn we de
voorzitters heel dankbaar voor!
Al was het niet
vanzelfsprekend om op 22/03, dag waarop we werden getroffen door
die afgrijselijke en verwerpelijke wandaden van een zoveelste gehersenspoelde IS-terroristen-cel,
de deelnemende scholen van hun huismussenhotels te voorzien, toch werden 6 van
de 8 huismussenhotels aan een gepaste gevel door Pro Natura opgehangen.
Na de paasvakantie zullen
alle huismussenhotels hun deuren openen
Ondertussen beschikken we dank
zij onze hechte samenwerking met Eddy Vandenbouhede, gangmaker bij de Huismussenwerkgroep
Koksijde, over 80 extra huismussen nest- en broedplaatsen.
Hierin zijn gerecupereerde
nestkastmodellen van VIVARA meegeteld, waarvan het in- en uitvliegen, of het
gebruik maken van de divers geconcipieerde nesten niet langer werd opgevolgd.
Onderstaande foto is deze van een ringmus (zwart vlekje op de witte wang!)
Om deel te nemen aan de
huismussentelling van 9 & 10 april, kan je gebruik maken van het
telformulier opgesteld door Vogelbescherming Vlaanderen http://www.mussenwerkgroep.be/ of kan je de tel-, locatie- en jouw
contactgegevens aan:
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2009 4
De laatste decennia is er
landschappelijk in ons land erg veel veranderd.
Meer bebouwing, meer
wegen, meer industrie. Al die veranderingen hebben hun invloed op mens en dier.
Sommige diersoorten verdwijnen, andere verschijnen omdat ze op de een of andere
manier profiteren van deze veranderingen.
Ook in de Limburgse
Maasvallei is het landschap ingrijpend gewijzigd. Door het baggeren van grind
zijn enorme waterplassen ontstaan die een grote aantrekkingskracht uitoefenen
op bepaalde vogelsoorten. Tijdens het voorjaar van 2008 werd door een koppel
visdieven een eerste broedpoging ondernomen.
Zo werden er tijdens het
voor- en najaar geregeld visdieven waargenomen, waaronder zelfs
overzomeraars.
De vogels hadden de oever
van een pas opgespoten terrein uitgekozen om hun eieren te leggen. Helaas ging
het opspuiten van het terrein verder. Contacten met het bedrijf leverde een
poosje wat uitstel op.
Plaatselijke
vogelbeschermers en vogelkijkers hoopten dat de vogels voldoende tijd zouden
krijgen om hun eieren uit te broeden en hun jongen groot te brengen.
Toch lukte deze tactiek
niet zo best en ontstond het idee om een nestvlotje te bouwen.
Onze bedoeling was de
jongen op dit vlotje te deponeren en het dan met behulp van en kajak naar het
midden van de grindplas te verplaatsen.
Zo konden we eventueel een
geslaagd broedsel redden als de opspuiters te dichtbij kwamen.
Toen we in de Vlaamse
broedvogelatlas lazen dat het er op
lijkt dat de toekomst van het visdiefje in Vlaanderen niet in de eerste plaats
door voedselaanbod of predatie zal worden bepaald, maar wél door de beschikbaarheid van
voldoende nestgelegenheid, besloten we om het vlotje verder te perfectioneren
tegen het broedseizoen van 2009.
Voor de bouw van de
ongeveer 1 m² grote vlotjes werd watervaste betonplex gebruikt. Voldoende
drijfvermogen werd verkregen door er enkele platen polyuretaan aan vast te
maken.
Om te voorkomen dat de
jongen van het vlotje zouden vallen, werd aan de randen een opstaand kantje van
enkele cm voorzien. Omdat visdieven van nature broeden op zand- en
kiezelstranden maakten we op de vlotjes een stuk metaalgaas vast om de
aangebrachte steentjes en het zand bijeen te houden.
Toch bleef het risico
reëel dat de jongen van het vlotje in het water zouden vallen.
In dat geval moesten ze de
mogelijkheid krijgen om er weer op te klimmen. Met het opstaande kantje was dat
niet makkelijk. Daarom werden aan 2 zijden van het vlotje bussels wilgentenen
bevestigd. Via deze takkenwirwar zouden de jongen toch nog op het droge kunnen
geraken.
Het plaatsen van de
vlotjes leek in eerste instantie erg simpel; gewoon verankeren met een ketting
aan een stevig betonblok.
Maar het waterpeil in de
Maas en de grindplassen kan gemakkelijk stijgen of dalen. Er zit een marge van
circa 6 m op!
Dat probleem moesten we
zien op te vangen.
Daarom hebben we de
vlotjes aan een langere kabel bevestigd. Aan het uiteinde hangt een zwaar
betonblok dat wegdrijven moet voorkomen. Een 2de kleiner betonblok
werd tussen het 1ste betonblok en het vlotje bevestigd.
Bij stijgend waterpeil kan
het vlotje dit kleine betonblok optillen, maar het zware blok voorkomt het
afdrijven.
De eerste 2 vlotjes werden
begin april 2009 geïnstalleerd op een grote plas in het bekend natuurreservaat
De Maten in Genk.
Voor het leggen van een
volgende reeks vlotjes kregen we de toestemming van de grindmaatschappij. Er
werd een rustige plas uitgekozen waar de vogels nauwelijks hinder ondervinden
van recreatie en uit de buurt blijven van roeiers, surfers en zwemmers.
De vlotjes werden te water
gelaten toen de visdiefjes uit hun winterverblijven terugkeerden.
Begin juli hadden
vogelkijkers met hun telescoop op één van de kunsteilandjes waar een koppeltje
was neergestreken de eerste jongen gespot.
Dag na dag waren de ouders
ijverig in de weer met het verzorgen van hun kroost en eind juli stonden de
jongen op uitvliegen.
Van de 5 vlotjes waren er
2 bewoond. Op het ene werden 2 jongen grootgebracht en op het andere groeiden 3
jongen gezond en wel op!
Na het ringen verlieten ze
in goede conditie hun drijvende broedplaats.
Vogelbescherming
Vlaanderen is er nu van overtuigd dat deze vlotjes extra nestgelegenheid voor
deze vogelsoort kunnen bieden.
Een eerder verschenen
artikel vind je via de zoekrobot in het archief op datum van:
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2010-3
De vogel is erg schaars
vertegenwoordigd in Europa.
Zijn meest noordelijke
verspreiding strekt zich uit tot over de Nederlandse kustgebieden tot op de
Waddeneilanden.
In West- en
Zuidwest-Europa komt de soort in significante aantallen enkel voor in Nederland
en Zuidwest-Spanje.
In Centraal en
Zuidoost-Europa is de soort ruimer verspreid met belangrijke concentraties in
Roemenië, Hongarije, Azerbeidzjan en Turkije.
Sinds 2003 telt men ook
kleine populaties in Vlaanderen (in Verrebroek, in het natuurgebied het Zwin, in
de achterhaven van Zeebrugge).
Deze sierlijke vogel
determineren is geen moeilijke opgave.
Hij is relatief groot en
heeft een zo goed als volledig wit verenkleed. Op korte afstand herken je hem
meteen aan zijn lange, aan het uiteinde spatelvormige verbrede snavel.
De volwassen vogels hebben
in de zomer een korte afhangende witgele kuif op het achterhoofd, een
oranje-gele borstvlek, geheel witte handpennen en een zwarte snavel met gele
punt.
Juveniels hebben een roze
snavel, zwarte vleugeltoppen en geen kuif.
In de vlucht is de
lepelaar niet te verwarren met bv. een zilverreiger, aangezien hij met
uitgestrekte hals vliegt, net zoals een ooievaar.
Hij vliegt met redelijk
snelle vleugelslagen, maar onderbreekt zijn vlucht door glijpauzes.
Om te foerageren, waadt de
lepelaar vooral s nachts behoedzaam door ondiep water, met de snavel iets
geopend. Met zijn kop voor een groot deel, onder het wateroppervlak, maakt hij
maaiende bewegingen.
De snavel is een
ultragevoelig instrument en bevat extra sensoren voor het opsporen van
voedsel. Op de tast lokaliseert de
lepelaar zijn prooien: insecten en hun larven, weekdieren, kleine schaaldieren,
kikkers, kleine visjes (bij voorkeur driedoornige stekelbaarsjes) en af en toe
iets plantaardigs.
Hij voelt onmiddellijk als
er iets lekkers tussendoor glipt. Dan klapt hij zijn snavel bliksemsnel dicht
en zit de prooi onherroepelijk gevangen.
Lepelaars zijn erg
kieskeurig wat hun broedbiotoop betreft. Ze verkiezen uitgestrekte
moerasgebieden met grote oppervlakken ondiep en helder water zonder al te veel
begroeiing. Broeden doen ze gewoonlijk in rietvelden, in moerasbossen of op
eilandjes, waar ze veilig zijn voor predators als katten, vossen of ratten.
Als ze op de grond broeden,
bestaat hun nest uit een groot platform van rietstengels en plantenresten.
Als ze in bomen of
struiken broeden, zijn het vooral takken en twijgen, die gebruikt worden.
Beide vogels bouwen aan
het nest en bij elke begroeting op de nestplaats wordt een takje of graspluk
aan de partner aangeboden.
Ze produceren één legsel
per jaar en dat bestaat doorgaans uit 4 bleke eieren, schaars bezet met
roodbruinachtige vlekjes en spikkels.
Ergens begin april worden
ze met tussenpozen van verschillende dagen gelegd en van zodra het legsel
compleet is door beide vogels bebroed.
Het broeden neemt ongeveer
22 à 24 dagen in beslag. De jongen zijn donzige nestblijvers en worden door
beide ouders van voedsel voorzien.
Lepelaars broeden in
kolonies en hun nesten bevinden zich op een afstand van 1 tot 2m van elkaar.
In de Verrebroekse
blikken, een gebied dat hoofdzakelijk uit brakke plassen bestaat die het hele
jaar met water zijn gevuld, werd sinds het ontstaan van de kolonie lepelaars (2003)
het broedsucces opgevolgd.
In 2007 vlogen niet minder
dan 44 jongen uit.
Lepelaars, die in
West-Europa broeden, overwinteren vooral langs de West-Afrikaans kust, zoals in
het tropische waddengebied voor de kust van Mauritanië.
In het najaar vliegen de
vogels via West-Frankrijk en Spanje.
In deze gebieden blijven
ze één tot twee weken hangen om krachten op te doen.
Niet alle noordelijke
vogels trekken daarna echter door naar Afrika; een aantal van hen zal daar de
winter doorbrengen.
Voor de vogels die toch
doorvliegen, kan de trek wel 2 maanden duren.
Tijdens die tocht sterft
ongeveer 50% van de juveniele vogels door jacht, hoogspanningskabels of
uitputting.
Begin februari vertrekken
de lepelaars weer uit hun winterkwartieren, richting broedgebieden in het
noorden.
Eerder verscheen al een
artikel over deze vogel, die je kan opzoeken in het archief via de zoekrobot,
namelijk op:
De kievit is met zijn
kenmerkende roep, zijn acrobatische baltsvluchten en zijn fraaie kuif een
opmerkelijke weidevogel.
In het broedseizoen vind
je kieviten vooral in schrale graslanden, weilanden en akkers.
Tijdens de voor- en
najaarstrek en in de winter vind je soms heel erg hoge aantallen bij elkaar,
vooral in vochtige hooi- en graslanden.
Het mannetje krabt soms
meer dan 10 nestkuiltjes uit. Het vrouwtje kiest dan één van die aangeboden
kuiltjes uit en legt daarin vanaf maart een 4-tal eieren.
Hoewel kieviten gewoonlijk
slechts één broedsel grootbrengen, is hun vermogen om vervanglegsels te
produceren legendarisch.
Beide partners bebroeden
het legsel. Wanneer een legsel verloren gaat, volgt er meestal een vervolglegsel
(met iets kleinere eieren).
In de Nederlandse
provincie Friesland is het de traditie om het eerste kievitsei aan te bieden
aan de Commissaris van de Koning. Vroeger werd dit ei zelfs aan de koningin
aangeboden.
Het eerste kievitsei staat
symbool voor het begin van het voorjaar.
/Het is inmiddels in de
Europese Unie verboden kievitseieren te rapen.
Friesland heeft echter een
uitzonderingspositie op cultuurhistorische gronden.
Aanvankelijk werd vanaf
2006 toegestaan eieren te rapen tussen 1 maart en 9 april met een max. van 15
eieren per persoon, maar in 2015 werd het rapen door de Raad van State weer
verboden.
In oude vakliteratuur
(1842) wordt de kievit omschreven als een talrijke broedvogel in de
uitgestrekte moerassige weiden van de Kempen en de polders.
De eieren waren toen zeer
gegeerd voor consumptie. Er werden er veel verkocht op de markt van Maastricht,
maar hun gelijkenis met kraaieneieren die ook zeer smakelijk zijn leidde
meer dan eens tot oplichterij.
Mannetjes hebben een
spectaculaire zangvlucht waarbij ze zich (om de 4 à 5 vleugelslagen) van de ene
zijde op de andere gooien waardoor de opvallende onderzijde naar alle kanten
zichtbaar wordt en de handpennen tegelijkertijd een ritmisch zoevend geluid
voortbrengen. Aan deze opvallende flapvleugelvlucht heeft de soort haar
Engelse naam (Lapwing) te danken.
Bij plots invallende vorst
verplaatsen kieviten zich massaal naar het zuidwesten, om de voortschrijdende
vorstgrens voor te blijven. Dit fenomeen staat beter bekend als vorsttrek.
Weidevogels hebben het
moeilijk. Steeds meer poldergraslanden worden gescheurd, meersen worden
voorzien van drainagegreppels, het aantal koeien per perceel neemt toe.
Natuurpunt staat in de
bres voor het behoud van het traditionele weidevogellandschap.
De Uitkerkse Polders is
één van de kroonjuwelen van Natuurpunt: een bastion voor kievit, tureluur en
grutto.
Al eerder verscheen een
bijdrage over de kievit, die je via de zoekrobot in het archief kan terugvinden
op datum van:
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.