Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Blauwborsten hebben een
voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en
een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem.
De vogel houdt van een
mengeling van open en begroeide grond, vaak te vinden langs de randen van met
riet omzoomde vennen en moerasjes met wilgenbosjes.
Ondanks zijn opvallend
uiterlijk worden blauwborsten gemakkelijk over het hoofd gezien.
Mannetjes zetten een brede
borst op om de centrale borstvlek beter te laten uitkomen als ze zingen. De
zang is luid, melodieus en zeer lang aangehouden, gemengd met veel imitaties.
Hij doet denken aan die van de nachtegaal, maar minder warm van toon. In vorm
en gedrag lijkt de blauwborst wat op de roodborst.
De blauwborst is door zijn
kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de vogelwereld.
Blauwborsten hebben in onze streken de afgelopen decennia een flinke opmars
gemaakt. Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte
vlek (ster), vandaar ook de naam witsterblauwborst. De witsterren, die een
tamelijk uniform uiterlijk hebben, bewonen een relatief klein gebied in West-
en Centraal-Europa, dat vaak uit vele kleine populaties bestaat.
Er worden ook wel
blauwborsten gezien met een oranje/rode ster op de blauwe borst, een zeldzame
doortrekker vooral afkomstig uit Scandinavië. De roodsterblauwborst broedt van
Scandinavië tot Noord-Siberië, Oost- en West-Alaska en tevens hier en daar in
berggebieden in Midden-Europa.
Witsterren trekken via
Spanje naar het zuiden en overwinteren in tropisch Afrika van Senegal tot
westelijk Soedan.
Roodsterren overwinteren
veel oostelijker en migreren slechts in kleine aantallen via Spanje en
verblijven dan in West-Afrika.
Ringonderzoek toont aan
dat blauwborsten ontzettend honkvast zijn gedurende de trek. Meerdere jaren
worden dezelfde vogels op exact dezelfde plek gevangen.
Beide fotoreeksen
illustreren het kleine verschil tussen de frequenter voorkomende witster- en zeldzamere
roodsterblauwborst.
Wie eerder verschenen
bijdragen van de wenst te raadplegen kan deze via de zoekrobot in het archief
opdiepen:
De wulp is een vogel uit
de familie van de strandlopers en snippen.
De familie bestaat uit
talrijke soorten die broeden in gematigde streken en poolgebieden. Finland en
Engeland herbergen de grootste aantallen.
Wulpen zoeken bij voorkeur
droge extensief gebruikte en kruidenrijke landerijen hoewel zij ook intensief
bewerkte grond niet schuwen.
De wulp is de grootste
steltlopersoort in onze contreien en heeft ook de langste (omlaag gebogen) snavel.
In het voorjaar heeft het
mannetje een opvallende baltsvlucht met een prachtige baltszang, gekenmerkt
door aanzwellende fluittonen en lang aanhoudende trillers. Wulpen zijn plaats-getrouw.
Ze komen vaak naar dezelfde plek om te broeden in de agrarische graslanden.
De vogels paren vaak al
voor de aankomst op het broedterrein.
Tijdens de vlucht vallen
de lange vleugels de nagenoeg witte ondervleugels op en doet de silhouet
wat denken aan een meeuwachtige.
Buiten het broedseizoen
trekken wulpen vaak naar de kust of naar getijdenrivieren, waar ze
schelpdieren, wormen, garnalen en krabben eten.
Slaapplaatsen liggen in vennen, op vloeivelden, in rietmoerassen en aan
de oevers van meren.
Wulpen overwinteren aan de
kusten van West-Europa. Tijdens zachte winters kan men wulpen aantreffen op
graslanden in het binnenland.
Een vogel die sterk op de
wulp lijkt, is de regenwulp. Je kan hem herkennen aan zijn opvallende oog- en
kruinstreep. Hij is kleiner dan de wulp en heeft een kortere snavel.
Wie de gedetailleerde id-kaart
wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief het eerder verschenen
artikel terugvinden.
De meerkoet en het
waterhoentje worden vaak met elkaar verward. Niet zo vreemd; het zijn beiden
zwarte watervogels, behorend tot de familie rallen. Het
onderscheidingskenmerk: de voorhoofdplaat is rood bij het waterhoentje en wit
bij de meerkoet.
Waar voldoende water is,
daar leven meerkoeten. Er is geen park, kanaal of sloot zonder een paartje
meerkoeten. Wie ze een tijdje gadeslaat, zal opmerken dat ze vaak duiken naar
voedsel. Ze kunnen zon 30 sec onder het wateroppervlak blijven.
In de winter zijn de
meerkoeten zeer sociale watervogels maar tijdens het broedseizoen zijn de
zwarte vogels echte kemphanen. Het territorium wordt onder het slaken van
schelle strijdkreten met snavel en poten verdedigd tegen buurkoeten, waarbij
het er fel aan toegaat.
Het vrouwtje broedt 22
dagen op de 4 tot 12 grijswitte of zandkleurige eieren met bruinzwarte vlekjes
en puntjes die ze in april legt; 80% van de meerkoetkuikens sterft in het 1ste
jaar na de geboorte. Van de jongen die het wel redden, overleeft slechts de
helft het daaropvolgende jaar.
De jongen worden nog 40
tot 60 dagen door hun ouders verzorgd. Zij bedelen dan constant met piepende
geluidjes om voer, waarbij ze al vanaf een grote afstand te horen zijn, ook door
hun belagers helaas (reigers, meeuwen, snoeken, ratten, ).
Meerkoeten eten vooral
waterplanten, maar zeker wanneer er jongen zijn, worden ook allerlei
waterdieren gevoerd en gegeten, die beter voorzien in de energiebehoefte van
dat moment.
Het zijn opportunistische
omnivoren die soms ook wel eieren van andere vogels plunderen, als ze een
onbeheerd nest aantreffen.
Van oorsprong zijn
meerkoeten echte moerasvogels met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen
op drijvende vegetatie en wortels van riet- en lis-moerassen. De meerkoet
vliegt niet gauw. Hij zal altijd proberen weg te rennen of te zwemmen van een
belager.
De meerkoet kan overigens
vlot vliegen; alleen is de start zo moeizaam. Als meerkoeten het luchtruim
kiezen, nemen ze een aanloop waarbij ze als het ware over het water lopen.
Aan elke teen van de
meerkoet zit aan weerszijden een flap. Bij een achterwaartse beweging van de
poot gaan de flappen wijd uit staan. Wordt de poot naar voren bewogen, dan
klappen de flapjes weer dicht. Daardoor kan de meerkoet in het water uitstekend
peddelen. Veel andere vogels die in en rond het water leven, hebben doorlopende
zwemvliezen tussen hun tenen.
Hoewel de meerkoet in de
zomer meestal alleen of in paren te zien is, vormen de vogels in de winter soms
grote groepen. Vooral als het water bevriest en de meerkoeten dreigen te
worden ingesloten, zoeken de vogels
elkaar op en houden ze samen een wak open.
Europese smienten zijn
middelgrote zwemeenden met een relatief dikke, ronde kop met korte snavel. In
tegenstelling tot diverse andere eendensoorten duiken smienten niet naar hun
voedsel. Het zijn echte slobberaars, die al grondelend in het water hun voedsel
vanaf het wateroppervlak naar binnen halen.
Smienten zijn typische
vegetariërs. Hoewel ze ook waterplanten eten, grazen smienten, anders dan de
meeste eenden, maar net als de ganzen weilanden af.
In het broedseizoen
verkiezen de smienten een open licht begroeid landschap met niet te grote
zoetwatermeren, plassen, vochtige of gedeeltelijk ondergelopen weilanden en
veengebieden.
Buiten het broedseizoen,
tijdens de trek en in de winter worden ze zowel op zoet, brak als zoutwater
aangetroffen. Onder meer op graslanden, ondiepe kustmoerassen, veenmeertjes,
langs riviermondingen en op wadden, slikken en platen langs de zeekusten.
In Vlaanderen is de smient
tijdens de meeste winters de talrijkste overwinterende watervogelsoort. Het
zwaartepunt van de verspreiding ligt in de IJzervallei en de kustpolders.
Andere gebieden met vele duizenden smienten zijn de Bourgoyen-Ossemeersen in
Gent en het havengebied van Antwerpen.
Smienten verplaatsen zich
ook zeer gemakkelijk op het land en vertoeven vaak op weilanden.
Het zijn schuwe vogels.
Buiten het broedseizoen vormen ze meestal grote groepen en worden ze bij
honderden gezien.
In de
overwinteringsgebieden kunnen groepen van enkele duizenden foeragerende vogels worden
gevormd. De eenden grazen ook s nachts en slapen overdag op grote
wateroppervlakken.
Na hun aankomst leven de
smienten van planten op kwelders en van zeegrasvelden.
Later in het jaar is meer
energierijk voedsel nodig om te overleven en schakelen ze over op
landbouwgewassen. Smienten eten voornamelijk ook laag gras. Met hun speciaal
aangepaste korte snavel kunnen ze afzonderlijke grassprieten plukken (300g /
vogel / dag). Dit vaak tot groot ongenoegen van boeren, die hun grasland en
gewassen (koolzaad bv.) snel kaal gegeten zien worden.
Na het voedsel zoeken,
rusten de grote groepen smienten meestal op binnenlandse meren, riviermondingen
of zelfs op open zee.
Smienten leggen nauwelijks
grote afstanden af tussen foerageergebied en slaapplaats.
Ze zijn vrij luidruchtig
maar hun gefluit is toch aangenaam. De woerd laat een luid, doordringend, hoog
maar melodieus geluid horen. Het vrouwtje heeft een lagere, snorrende roep.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te
raadplegen, kan via de zoekrobot een kijkje nemen in het archief
De bonte kraai is in grote
delen van Europa een vertrouwde vogel, die de zwarte kraai steeds meer
verdringt.
Tot voor kort werden de
bonte kraai en het nauw verwante familielid, de zwarte kraai, als één soort
beschouwd.
Beide soorten vermengen (hybridiseren)
zich alleen op plaatsen waar ze allebei voorkomen, bv. N-Schotland. De meeste
populaties blijven echter keurig van elkaar gescheiden al vertonen beide vogels
hetzelfde postuur en gedrag.
In West-Europa ontbreekt
de soort vrijwel geheel als broedvogel. Hoewel de bonte kraaien wel een
wintertrek naar het zuiden kennen, blijven de bonte kraaien uit Scandinavië de
laatste decennia steeds noordelijker overwinteren en wel in het zuiden van
Noorwegen, Zweden en Denemarken. Verondersteld wordt dat de Scandinavische
vogels noordelijker zijn gaan overwinteren als gevolg van verrijking van de
Noord-Europese landbouwgronden en een milder klimaat. Hierdoor kunnen de bonte
kraaien binnen het eigen broedgebied voldoende voedsel vinden.
Kenmerkend voor het
vederpak zijn de zwarte staart en de vleugels met een diepe groenblauwe gloed; het
lichaam is grijswit met een variabele bruinige, beige of rozige zweem. De afgeplatte
zwarte kop mondt uit in een zware zwarte snavel.
De lichaamslengte varieert
tussen 45 en 47cm; de spanwijdte wisselt tussen 93 en 104cm; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 540 en 800g.
Bonte kraaien lijken al
even intelligent te zijn als de zwarte kraaien, maar ze zijn wild en schuw op
plaatsen waar op hen wordt gejaagd. In dorpen en steden daarentegen zijn ze vlot
benaderbaar.
Zij kunnen in allerlei
habitats worden aangetroffen, maar hoofdzakelijk in open landschappen, waar ze
naar beschikbaar voedsel op akkers, langs wegen en spoorbermen zoeken.
Af en toe tref je ze ook
aan in stedelijke omgevingen, vooral dan op stortplaatsen.
Het zijn immers alleseters
en opportunisten.
Voor een groot deel zijn
bonte kraaien s winters afhankelijk van afval en aas (verkeersslachtoffers
zoals konijnen en vogels) en s zomers van grote insecten. Ze foerageren op
stranden (aangespoelde zeedieren), rond veevoer en op weilanden met mest van
vee en andere dieren. Ook menselijk afval wordt graag uitgeplozen in de hoop
iets eetbaars te vinden.
Doorgaans leven ze in
paren. Soms zijn grote zwermen te zien op bemeste velden, op vuilnisbelten of s winters langs kusten.
Ze bouwen een groot nest
van takken, minder diep dan deze van de roek, in bomen en struiken, die worden
gevoerd met aarde, mos, wortels, wol en veren.
Het legsel in de periode
maart juli telt 4 tot 6 eieren.
Het vrouwtje broedt in 17
tot 18 dagen de eieren uit. De eerste dagen zorgt het mannetje voor het voeren
van de jongen en na zon 10 dagen gaat het vrouwtje hierbij helpen. De jongen
blijven ongeveer een maand in het nest om daarna uit te vliegen.
Tegen het einde van het
tweede levensjaar worden ze geslachtsrijp en zoeken dan een partner met wie ze
monogaam door het leven gaan.
Bijen krijgen het
merendeel van hun pesticiden niet binnen via bespoten landbouwgewassen, maar
van wilde planten. Bovendien zijn de meeste van die pesticiden van stedelijke
aard.
Onderzoek van de
Amerikaanse Purdue Universiteit verzamelde 16 weken lang het stuifmeel in de
bijenkorven op 3 verschillende plaatsen in de staat Indiana. Ze wilden in de
eerste plaats leren welke bloemen de bijen zoal bezochten en tegelijk ook nagaan
welke pesticiden de bijen opnamen.
Indiana is een
landbouwstaat in de corn belt, met flink wat monocultuur van maïs en soja,
maar ook in die gebieden slagen de bijen erin om stuifmeel te verzamelen van
een brede waaier aan planten.
Het verzamelde stuifmeel
omspande 30 plantenfamilies en dus nog veel meer soorten. De speurders vonden
pesticiden van 9 diverse scheikundige groepen. De beruchte neonicotinoïden, die
ervan worden verdacht zeer dodelijk te zijn voor het bijenvolkje, waren daar
ook bij. Maar zij waren lang niet het belangrijkste gif.
De hoogste concentratie
insecticiden kwam van de pyrethroïden. Die worden ook wel in de landbouw
gebruikt, maar voornamelijk in huis gespoten tegen vliegen en muggen.
De wetenschappers zetten hun
korven in een weide die niet in gebruik was, aan de rand van een maïsveld bespoten
met neonicotinoïden en bij een veld zonder.
Het stuifmeel van
landbouwplanten vormde slechts een klein deel van wat de bijen inzamelden.
De bijtjes bleken vooral
te foerageren op vlinderbloemigen als klaver en luzerne.
De onderzoekers schrokken
van het grote aantal niet landbouw gebonden pesticiden dat ze aantroffen en nog
meer van de verbijsterende hoeveelheden, waarin ze die vonden.
De verklaring schuilt
achter de onderzoeksmethode die zich doorgaans enkel toespitst op de aanwezigheid
van neonicotinoïden. Nauwelijks iemand neemt de moeite om de rest te analyseren
en al helemaal niet te achterhalen wat de bijen ophalen bij niet
landbouwplanten.
De meest voorkomende
stoffen waren schimmeldoders en onkruidverdelgers. Pas dan kwamen de
insecticiden.
Neonicotinoïden zijn voor
bijen het dodelijkst, maar worden enkel op akkers gebruikt. Perythroïden kwamen
veel meer voor. Die zijn al sinds de jaren 50 in gebruik, hoofdzakelijk in
huizen. Maar die huizen liggen wel naast tuinen met een grote variatie aan
bloemen, waar bijen veel tijd doorbrengen.
De onderzoekers zagen een
duidelijke piek in de perythroïden in augustus en september, wanneer mensen
last hebben van muggen en wespen.
Het ziet er dus naar uit
dat niet de moderne landbouw met al haar bestrijdingsmiddelen het grootste
gevaar vormt voor de bijen, maar u en ik.
Eerder
verschenen artikels over de levensbelangrijke bijen vind je terug in het
archief:
13/08/2010 De mysterieuze verdwijnziekte
(bijenexpert Frans Jacob)
12/05/2013 Levensnoodzakelijk bestuivers
21/04/2014 Red de bestuivers! (honingbij hommel)
Vroeger werd in onze
streken op blauwe reigers gejaagd met behulp van afgerichte valken.
Als de reiger de jacht
overleefde, kreeg hij een metalen ring om de poot, waarop plaats en datum van
de geslaagde jacht gegraveerd stonden.
Er waren gevallen bekend van
reigers met 6 dergelijke ringen om de poot. De lange sierveren op het
achterhoofd werden door de jagers als trofee mee naar huis genomen. De daarmee
vervaardigde verenbosjes waren erg gegeerd. Uit data op pootringen leidde men
af dat sommige reigers meer dan 50 jaar oud waren. Deze ongeoorloofde methode
was wel een voorloper van het huidig wetenschappelijke ringwerk.
Deze prachtige vogel
verdient zeker de gouden medaille voor geduld.
Hij kan uren staan wachten
tot er een geschikte prooi in zijn blikveld komt. Zijn lange hals is dan
S-vormig ingetrokken, klaar om als een pijl uit een boog vooruit te schieten en
zijn slachtoffer met de dolksnavel te spietsen.
Soms besluipt hij zijn
geviseerde prooi terwijl zijn kop, hals en lichaam sierlijk in evenwicht
blijven.
Qua voeding is hij niet
kieskeurig. Hij is wel een slokop, die zijn buit in één beweging naar binnen
werkt.
Als overwegend viseter (paling,
baars, stekelbaars, jonge karper en snoek, voorn ,schol, forel, ) broedt hij
meestal in de nabijheid van visrijke wateren. Dat water kan zoet, zout, brak,
stilstaand of stromend zijn.
Maar hij doet zich ook te
goed aan: dikkopjes, kikkers, watersalamanders, hazelwormen, hagedissen, jonge
ringslangen, waterratten, veldmuizen, spitsmuizen, mollen, jonge konijnen,
allerhande insecten (rugzwemmers, mest-, water- en meikevers),
zoetwatermossels, slakken, regenwormen en zelfs donsjongen van andere
watervogels, zoals meerkoet, waterhoen, waterral, wilde eend,
De blauwe reiger vist veel
beter dan de meeste hengelsportliefhebbers, die soms met lede ogen moeten
toezien hoe een reiger in dezelfde sloot de vissen voor hun neus wegsnoept.
In onze streken bevinden
de broedkolonies zich voornamelijk in de bomen. Men beweert vaak dat reigers
jaar na jaar hetzelfde nest gebruiken. Dit is zeker niet altijd waar. Ook bij
vogels geldt het spreekwoord: wie eerst komt, eerst maalt.
In het voorjaar keren de
vogels weer naar hun broedkolonie en de mannetjes die eerst aankomen, kiezen de
grootste nesten.
Overjarige nesten die de
najaarsstormen hebben doorstaan, oefenen immers een grote aantrekkingskracht
uit op geslachtsrijpe vogels. De laatkomers moeten genoegen nemen met een
kleiner nest of moeten er zelf weer eentje bouwen. Dan gebeurt het wel vaker
dat ongeschikte nesten worden gesloopt om het tweedehandse nestmateriaal in een
eigen nest te verwerken.
Eens dat het mannetje de
woonplaats heeft uitgekozen, begint hij naar de vrouwtjes te lonken. Hij strekt
zijn nek naar alle kanten uit en tracht zo een wijfje te lokken. Als er eentje
naar hem komt, begint manlief de takjes van het nest te schikken. Als het
wijfje mee begint te doen, wil ze hiermee haar toestemming voor de paring
bevestigen.
Beide vogels werken daarna
gezamenlijk het nest netjes af vooral met riethalmen, zegge en gras.
Vorige uitgebreide
vogelportretten van de blauwe reiger kan je terugvinden in eerder verschenen
artikels (zelf 2 x onder dezelfde titel)
Ongewone vlinders duiken
op door het warmere klimaat
Enkele vlindersoorten, die
goed gedijen in warm weer, zijn in opmars in Vlaanderen.
Tegelijk sterven vele
soorten uit of trekken weg vanwege de milieuvervuiling, overbemesting, en te
cleane tuinen, volgens vlinderexpert, Wouter Vanreusel van Natuurpunt.
Neem het
kaasjeskruiddikkopje: tot 2009 kwam dat in onze streken niet voor. De kleine,
bruine vlinder zoekt warme en ruige plaatsen in Zuid- en Midden-Europa op. Maar
door de klimaatverandering zoekt deze vlinder het steeds noordelijker. Het
kaasjeskruiddikkopje is een van de vlindersoorten die hier in aantal het
sterkst toenemen.
Toch heeft de vlinder het
in Vlaanderen niet makkelijk. Er is wat beterschap na jaren van grote afnames,
maar het kan veel beter.
Vlinders lijden hier omdat
landbouwers te veel mest gebruiken, omdat de lucht door het verkeer is vervuild
en omdat groene ruimtes en tuinen te netjes worden gehouden; daardoor zijn er
te weinig wilde bloemen. Daardoor is het prachtige spiegeldikkopje hier
verdwenen.
Er zijn al 19 van de 64
inheemse dagvlindersoorten uitgestorven.
Vlinders tellen in je
tuin
Het landkaartje, de
dagpauwoog of het boomblauwtje; het zijn allemaal tuinvlinders waar Natuurpunt
het fijne van wil weten.
Want met hun grote
verscheidenheid zijn vlinders waardevolle graadmeters van ons leefmilieu.
Bovendien is het fantastisch om de kleurige fladderaars van dichtbij op te
volgen.
Loop een rondje in de tuin
van 15 tot 30 min en noteer alle vlinders die je opmerkt.
Kijk hoeveel vlinders van
een bepaalde soort je tegelijkertijd ziet en noteer het grootste aantal, maar
tel niet alles op.
Zie je bv. om 10.00 u 3
grote koolwitjes en om 10.25 u 4 exemplaren, geef dan 4 grote koolwitjes door
op je telformulier, dat pas op zaterdag beschikbaar zal zijn.
Wil je nog snel de meest voorkomende
vlinders leren herkennen?
Of wil je je tuin
inrichten met een paar gouden tips " neem een kijkje op www.vlinderweekend.be voor meer uitleg.
De fotoreeks bij dit
artikel is van Pieter Cox en brengt chronologisch de volgende soorten in beeld:
1.
Citroenvlinder
2.
Bruin
zandoogje
3.
Gehakkelde
aurelia
4.
Distelvlinder
5. Klein geaderd witje
Het weekend belooft een
leuk monitoringsevenement te worden, want de zon zal van de partij zijn en dat
weten ook de vlinders fel te appreciëren.
Een van de zeldzamere
reigersoorten in ons land is de koereiger.
In Spanje daarentegen zijn
koereigers een bekende verschijning in het landschap, maar ze zijn nog veel
algemener in Afrika en het Midden-Oosten (Rode Zee), waar ze zich verzamelen
rond kudden antilopen, buffels en olifanten.
Ze zijn vooral te zien in
weilanden met vee of op juist omgeploegde akkers, langs wegen en zelfs in
stadsparken en op vuilnisbelten.
Koereigers zijn veel
minder dan andere reigers gebonden aan water.
In Europa blijft de
verspreiding grotendeels beperkt tot het zuiden van Spanje, Portugal en
Frankrijk.
Ze foerageren vaak bij vee
en paarden (pikken teken van hun rug), volgen de ploeg van de tractor om wormen
en larven op te pikken. Ze volgen groot vee en eten insecten (sprinkhanen,
krekels, kevers, vliegen, libellen) die door hun hoeven worden verstoord en
opgejaagd.
Ze zoeken vooral op vers
geploegde akkers kleine prooien in de verse voren en zelfs op afvalhopen. Soms
lopen ze zelfs letterlijk tussen de poten van een koe en de benen van een paard
omdat daar de lekkerste hapjes te vinden zijn. Ze eten ook kikkers, hagedissen
en muizen.
Lijf en vleugels zijn wit;
in de zomer vertoont de rug lange beige pluimen; de kruin vertoont een kap van
gele sierpluimen; de gele rechte snavel is roodachtig en de borst vertoont een grote
gele vlek; de poten zijn vaalgeel tot bruin.
De lichaamslengte van deze
gedrongen reiger varieert tussen de 45 en 50cm; de spanwijdte reikt van 82 tot
95cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 300 en 400g.
De roep omvat onder meer
schorre, krassende tonen en een snel gekwaak.
De balts vindt grotendeels
plaats bij het nest, waarbij de sierlijke verlengde halsveren van pas komen.
Broeden doen ze in
kolonies met andere reigersoorten in lage dode bomen of middelgrote struiken in
de buurt van rietmoerassen.
Het vrouwtje maakt een rommelig
ondiep nest van takken en riet in bomen; zij legt 4 tot 5 eieren (1 legsel in
april juni) die na 22 tot 26 dagen uitkomen.
Tegen de avond vliegen
grote groepen in vormeloze witte wolken op om in bomen te rusten (soms dicht
bij gebouwen), vaak met duizenden tegelijk.
Deze fotoreeks is gemaakt
in de weilanden van Rangeerstation Antwerpen-Noord, waar ook de natuurdomeinen
de Grote Kreek en de Kuifeend gelegen zijn.
De watersnip is ongeveer
zo groot als een merel en heeft een overwegend bruin verenkleed, een
buitenproportioneel lange, rechte snavel, een vrij plomp silhouet, relatief
korte poten, een vaak ingedoken houding en een markante gestreepte kop en romp.
In Vlaanderen is het een
schaarse broedvogel. Het belangrijkste broedgebied bevindt zich in de vallei
van de Zwarte Beek in Limburg. In Europa is de watersnip het talrijkst aanwezig
in IJsland, Zweden, Finland, Noorwegen en Wit-Rusland.
De watersnip verkiest als
broedbiotoop zoetwatermoerassen met slijkerige oevers, hopen rottende planten
en ondiep water, hoog en laagveengebieden, vochtige heidevelden en drassige
hooilanden.
De achteruitgang van de
populatie is dan ook zo goed als uitsluitend te wijten aan de teloorgang van
deze biotopen, ten gevolge van ontwateringen, beeksaneringen of intensivering
van de landbouw.
De nestplaats zelf bevindt
zich meestal in de verlandingszone van moerasgebieden of in gemaaide
rietvelden. In grasland nestelt de watersnip enkel in vochtige hooilanden en
extensief beweide, natte grasgebieden.
Het nest een eenvoudig
ondiep kuiltje in de bodem wordt gebouwd tussen graspollen in lage ruigte of
tussen veenmoswallen.
Om het bij afwezigheid te
verbergen, wordt de vegetatie gedeeltelijk over het nest getrokken. Het legsel
bestaat meestal uit vier ovaal- tot peervormige eieren. Alleen het vrouwtje
broedt en ze begint er pas aan als het legsel compleet is.
De voedselbiotoop kan
identiek zijn aan de nestbiotoop maar kan ook apart liggen.
De watersnip foerageert
graag in ondiepe greppels, sloten, poeltjes, slikranden en in tot 10cm diep
water. Het hoofdvoedsel bestaat uit onder het bodemoppervlak levende
regenwormen, rode slijkwormpjes, kevertjes, emelten, kokerjuffers, insectenlarven,
land- en waterslakjes, slakkeneitjes, bladluizen,
Tijdens hun baltsvluchten
maken watersnippen een typerend, mekkerend geluid, waardoor ze ook wel
hemelgeit worden genoemd. Dit geluid brengen ze tijdens hun duikvluchten
voort door de buitenste staartpennen die harde schachten bevatten in de
wind te laten trillen. Met rukkende, spartelende vleugelslagen maken de
mannetjes boven hun broedgebied horizontale rondvluchten op een hoogte van 50
tot 100m. Af en toe schieten ze in snelle duikvlucht 10 à 15m omlaag. Daarbij
werpen ze zich op één kant waarbij de vleugels half geopend en komvormig van
het lichaam worden afgehouden.
De 14 pennen tellende
staart is gespreid zodat de opzij gestrekte, vibrerende veren er aan beide
kanten uitsteken. De vleugels maken bij het neervallen trekkende bewegingen
waardoor het snorren dat door de vibrerende geluidsveren wordt opgewekt
verandert in het zogenaamde blaten.
Na het neervallen vliegen
de vogels weer snel omhoog en herhalen ze deze duikvluchten soms honderden
keren. Deze baltsvluchten worden soms door 2 of 3 mannetjes tegelijk
uitgevoerd. Als er een vrouwtje in de buurt is, veranderen deze baltsvluchten
van karakter.
Het vliegpatroon bestaat
uit een reeks korte stijgingen en dalingen die in hoog tempo worden uitgevoerd
en waarbij de vogels tijdens de dalingen met de vleugels in een V-houding zich
op spectaculaire wijze op hun zij en zelfs op hun rug gooien.
Soms gebeurt dit op grote
hoogte maar ook wel vlak boven de grond.
De broedbiotoop van de
watersnip in Vlaanderen komt de laatste decennia steeds meer onder druk te
staan. Een herstel van de populatie is onwaarschijnlijk aangezien het overgrote
deel van de voormalige broedgebieden ongeschikt is geworden.
In het gunstigste geval
kan zich een Vlaamse broedpopulatie op laag niveau handhaven.
Een eerder verschenen artikel kan je opdiepen uit het archief
De raaf is de grootste kraaiachtige groter dan de zwarte kraai en de
roek bekend om zijn intelligentie en is, op de liervogels na, de grootste van
alle zangvogels.
Raven zijn vaak te vinden boven de wildste en rotsachtigste gebieden en
zelfs boven, hoge kale pieken. Ze komen ook voor in minder wild beboste regios
of boerenland, biotopen waar ook de zwarte kraai zich thuis voelt.
Als raven met rust worden gelaten, kunnen ze boven de kustplaatsen
worden gezien waar ze soms op hoge gebouwen nestelen.
Eeuwenlang werd de ietwat griezelig uitziende raaf beschouwd als een
onheilsbode, een reputatie die hij dankte aan zijn gewoonte als aaseter op
galgen- en slagvelden te verschijnen.
Meer dan een eeuw geleden was hij in onze streken nog een algemene
broedvogel, maar genadeloze vervolging door de mens leidde hier tot zijn
uitroeiing.
In andere delen van Europa trok de soort zich in de bergen,
veengebieden en onherbergzame heuvels terug. Deze grote zangvogel heeft een
sterke overlevingsdrang en een uitstekend aanpassingsvermogen.
De roofvogel draagt een geheel zwart kleed, heeft verlengde keelveren
(baard), een vooruitstekende grote kop met een massieve snavel.
Bij het krassen zet de raaf de lange veren op keel en kruin uit. De
zware kop lijkt dan nog dreigender. Verder zijn de uitgestrekte hals, de
ruitvormige staart en de lange hoekige gevingerde vleugels kenmerkend. De vogel
heeft een lichaamslengte die reikt tot 64cm, een spanwijdte die varieert tussen
120 en 150cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 0.8 en 1.5kg.
Raven hebben een gevarieerd menu, bestaande uit vlees van kadavers,
zoals konijnen, hazen, schapen, hertenjongen of op het strand schelpdieren en
aangespoelde karkassen; ook prooidieren zoals vogels, eieren, grote kevers en
vette rupsen,
Niet-broedende vogels vormen groepen, maar broedparen verdedigen een
territorium, vooral door zich in de lucht te manifesteren. Op de grond beweegt
de raaf zich al springend of lopend. In de lucht is hij een acrobaat. Vaak rolt
de raaf: een zijdelingse rol met half gesloten vleugels en kort daarna weer
terug.
Andere vliegkunsten en zweefvluchten helpen de vogels met elkaar te
communiceren.
De roep is ook belangrijk: zelfs wanneer ze ver van elkaar vandaan
zijn, blijft een paar met elkaar in contact door luid te roepen. De roep kan
individueel worden herkend. De typisch roep is schor, luid en ver dragend.
De monogame raven brengen slechts één broedsel per jaar groot en
beginnen vroeg; soms al in februari. De soliede nesten van raven worden ieder
jaar verder uitgebouwd op traditionele plekken, zoals op richels onder
overhangende rotsen, in steengroeven of in hoge dennen of eiken.
In onverstoorde gebieden kunnen de vogels lager nestelen.
De partners bouwen samen het omvangrijke nest van dikke takken, dunne twijgen,
heideplanten en soms stukken zeewier. Het wordt versterkt met aarde en mos. De
kom wordt dik gevoerd met gras, mos en een laagje haar en wol.
Het legsel bestaat uit 4-8 lichtblauwe tot groene eieren met een grijs-
tot zwartbruine vlektekening.
Het broedende wijfje wordt door het mannetje op het nest gevoerd. Na ca
3 weken verschijnen de jongen, die na 3-6 weken kunnen vliegen.
Beide ouders zorgen voor de jongen, aan wie ze geplette insecten,
kleine vogels of zoogdieren voeren waarvan ze eerst de veren de haren of botten
hebben verwijderd.
In Vlaanderen is de
tureluur een vrij schaarse broedvogel. De populatie wordt geschat op slechts
300 tot 350 broedparen. De meeste daarvan zijn te vinden in de kustpolders,
maar ook in het Antwerpse havengebied zijn ze talrijk aanwezig.
De natuurcompensatie die
er kwam na de havenuitbreiding heeft daar voor een groot deel mee te maken.
Op Europees niveau wordt
de populatie geschat op 300 000 broedparen, Rusland niet meegerekend.
Hoewel de aantallen in
verschillende delen van Europa slinken zoals in Finland, Ierland en Nederland
lijken ze elders vrij stabiel.
De broedgebieden van de
tureluur bevinden zich vooral in kruidenrijke graslanden en
kwelders. In ons land
bestaat de broedbiotoop vooral uit brak- en zoutwaterschorren, zilte lage
eilanden met een hoge
grondwaterspiegel en slijkerige poeltjes en grachten, weilanden nabij
kreken en in toenemende
mate ook op opspuitterreinen in havengebieden.
Toch kan ook de tureluur
naast grutto, kievit en scholekster als een echte weidevogel
worden beschouwd waarbij ontwatering
en intensieve landbouwactiviteiten de soort duchtig
parten kunnen spelen.
Vroeger broedden ze ook op
uitgestrekte heidevelden en hoogvenen, maar deze biotopen zijn
voor de tureluur echter
heel zeldzaam geworden.
Na de overwintering langs de kusten van
Nederland, België en de wat zuidelijker gelegen
landen tot aan de Afrikaanse kust,
begint het tureluurmannetje onmiddellijk aan de balts.
Het zijn de mannetjes die met trillende
vleugels hoog in de lucht een flink stuk stijgen en dan
Weer fluitend een stukje neerwaarts
glijden, om daarna weer te stijgen en opnieuw een stukje
trillend en fluitend af te dalen.
Naast die sierlijke capriolen, die zich
op grote hoogte afspelen om de toekijkende vrouwtjes op
de grond te prikkelen, rent het mannetje
minutenlang het vrouwtje achterna, haar opdrijvend
met ingetrokken hals, iets afhangende
vleugels en met een gespreide staart.
Soms houden beide vogels
even stil en drukken ze zich tegen de grond om daarna weer kriskras doorheen
het grasland te rennen. Het gedrag werkt blijkbaar aanstekelijk want meerdere
tureluurs zullen zich in het spel mengen. En zo kan het gebeuren dat er wel 6
tureluurs zowel mannetjes al vrouwtjes door het gebied heen rennen.
Tureluurs zijn plaats- en
partnertrouw of ligt het aan de vaststelling dat beide partners erg trouw zijn
aan hun nestplek en dat ze, als ze weer op dezelfde locaties als vorig jaar
aankomen, vanzelf ook weer een paar vormen? Je kan er alleen maar naar gissen
wat ze nu met die drukke achtervolgingen bedoelen, maar duidelijk is wel dat ze
op een paring uitdraaien.
Na al dat rennen staat het
vrouwtje stil en zal ze met gestrekte romp en de staart iets opwaarts de paring
inzetten. Het mannetje staat in eerste instantie naast haar en begint met mooie
sierlijke pasjes en trillende, hoog opgeheven vleugels aan zijn
liefdesavontuur. Al fluitend en trillend gaat hij eerst iets achteruit om
achter het vrouwtje te komen. Dan maakt hij sierlijke passen en fladdert hij langzaam
verticaal omhoog om zo op de rug van het vrouwtje te landen. Zijn jodelende, vibrerende
roep is dan op grote afstand te horen. Een onmiskenbaar zomergeluid!
Tijdens de eileg in de
eerste weken van april paren de vogels s ochtends en s avonds.
Na het laatste ei houden
de paringen op; als er 4 zijn komen er geen nieuwe meer bij.
De vogels zijn dan druk
bezig met het bebroeden van de eieren. De eerste tureluurkuikens komen in de
eerste weken van mei uit het ei, precies in de periode dat er massaal wordt gemaaid
in Vlaanderen.
Als landbouwers in de
eerste dagen van mei gaan maaien, is ongeveer de helft van de nesten
uitgekomen. Zorg voor de overige nesten is dan ook belangrijk en zonder
bescherming hebben ook de rondlopende tureluurkuikens geen schijn van kans. Zij
hebben voldoende vegetatie rond het nest nodig, waarin ze veilig kunnen
schuilen.
Als de boer niet wil dat
de nesten kapot worden gemaaid, dan zit er niets anders op om met een grote
boog om het nest heen te maaien. Een vlak van 50 m² laten staan, is geen
overbodige luxe.
Een hele zone niet maaien
is een alternatieve oplossing om natuurlijke predators niet de hint te geven
dat er wat lekkers te rapen valt op dat eilandje.
Pieter
Cox, wiens interesses hoofdzakelijk
bij natuurbeheer, monitoring en natuurfotografie liggen, maakte ook zijn
voorkeur bekend, via 4 fotos van vogels en eentje van een insect.
Hij licht zelf uitgebreid
toe wat hem aantrok in de volgende reeks fotos, waarbij het ook al eens fout
kan gaan.
1ste foto:
jonge grauwe klauwier
Locatie: Poda Bulgarije
18/09/2014
Tot op heden heb ik al 2 x
problemen gehad met geheugenkaartjes. Jammer genoeg gebeurde dat in beide gevallen
tijdens een vakantie. Dit deed zich onder andere voor op een vakantiereis in
Bulgarije. Na vele fotos te hebben gemaakt, kreeg ik een foutmelding op mijn
scherm en stelde ik vast dat ik vele fotos (gedeeltelijk) kwijt was. Ik had
die dag een juveniele grauwe klauwier, relatief van dichtbij kunnen
fotograferen. En, ja juist die foto kon ik maar voor een gedeelte op mijn
computer inladen (rechterhelft was blanco).
Grote wijzigingen
doorvoeren via fotoshop probeer ik zoveel mogelijk te mijden, maar met deze
foto kon ik het niet aanzien. De blanco rechterhelft bestond gelukkig enkel uit
een wazige achtergrond, welke je via fotoshop aanvullend kan simuleren.
Met deze foto wil ik
aantonen dat digitale fotografie niet altijd naar wens verloopt al is die
vele malen interessanter dan analoge fotografie.
2de foto:
vorkstaartplevier
Locatie Ebro-Delta
Spanje 18/04/2015
Tijdens een natuurreis in
Spanje was ik een groepje vorkstaartplevieren aan het fotograferen, met de
telelens uit de hand langs een wandelpad.
Helaas waren ze te ver weg
om er mooie fotos van te maken en toen er een helikopter overvloog, dacht ik
dat ik geen schijn van kans meer maakte.
De groep vorkstaartplevieren
vloog meteen op, maar eentje landde vervolgens vlakbij mij.
Onverwacht had ik dus toch
nog een kippenvelmoment!
3de foto:
purperreiger
Locatie: Ebro-Delta
Spanje 18/04/2015
Een kennis van mij had
eerder een gelijkaardige trip gemaakt, als de tocht die ik 2015 aanvatte. Hij
kwam terug met een foto van een purperreiger met een slang in zijn snavel, een
prachtopname gewoon.
Tot mijn verbazing kreeg
ik de kans een gelijkaardige foto te maken. Alleen had de purperreiger de slang
voor een paling ingeruild. Ook deze momentopname legde ik vast uit de hand
vanop een wandelpad in een natuurgebied.
4de foto:
Maghrebekster
Locatie: Agadir Marokko
20/01/2106
Tijden een doortocht door
Marokko, waar de Maghrebekster voorkomt, een ondersoort van onze ekster, had
ik de kans de fraaie en elegante Noord-Afrikaanse te fotograferen. Al moest ik
uit de hand, op mijn knieën zittend, de elegante verschijning vereeuwigen, ben
ik zeer tevreden over deze momentopname.
5de foto:
zwervende heidelibel
Locatie: Oirschotse Heide
Nederland 22/06/2013
Tijdens de eerste jaren
dat ik op verkenningstocht trok in de natuur, ging mijn aandacht hoofdzakelijk
naar vogels.
Pas later begon ik te
beseffen dat de natuur zoveel meer moois te bieden heeft.
Libellen zijn mijn tweede
liefde geworden. Hun levenscyclus is bijzonder boeiend en daarenboven zijn ze
ook nog eens fotogeniek. Vandaar deze keuze (foto met macrolens en uit de hand
genomen)
Jaarlijks terugblikken op
de startdag van dit blog (04/07/07) is telkens weer wat tijd maken om de
bijdragen en bijpassende illustraties kritisch onder de loep te nemen.
De educatieve
doelstellingen die huisfotografen Wim Dekelver en Pieter Cox helpen
verwezenlijken, zorgen jaarlijks nog steeds voor een toenemend aantal
natuurfans en vogelliefhebbers.
Inmiddels zijn er 530
artikels verschenen en 1840 fotos gepubliceerd, onder meer over 180
vogelsoorten.
Sinds ook Facebook en
Twitter als aankondigingskanalen werden ingeschakeld om lezers aan te trekken bij
het verschijnen van een nieuwe bijdrage, is de populariteit nog gevoelig
gestegen. Via die fora bereik je bredere netwerken en wek je bijgevolg de
interesse op om eens een bezoekje te brengen aan de blog
Dit jaar opnieuw kozen
beide natuurfotografen hun top 5 onder hun favoriete beeldopnames. Geen
gemakkelijke opdracht, maar na een overwogen selectie, boden beiden een knappe
reeks aan, een lust voor het oog.
Wim Dekelver hield
niet alleen rekening met de fotografische kwaliteit, maar ook met de
zeldzaamheid van het onderwerp en vooral met de persoonlijke beleving op het
moment van de opname.
1ste foto: blauwe
reiger
Locatie: De Grote Kreek
Ekeren
Deze foto werd in de late
namiddag genomen vanuit een kijkhut, meen zon die al goed aan het zakken was,
wat de warme kleuren verklaart.
2de foto: kluut
Locatie: Kortbroek
Kruibeke
Deze opname is gemaakt van
achter een kijkscherm, s morgens vrij vroeg met sterk tegenlicht, omgezet in
zwart/wit om het grafische van de foto te benadrukken.
3de foto:
woudaap (mannetje)
Locatie: Groot Rietveld
Kallo
Deze foto werd genomen in
de vrije natuur, met lange wachttijden en dan plots af en toe even een
verschijning. Aandachtig blijven is de boodschap.
4de foto:
zwarte wouw
Locatie: Feldberg
Duitsland
Deze momentopname werd
vastgelegd vanuit een kijkhut, na een wachttijd van 6.30 tot 17.00. Geduld is
een schone deugd!
5de foto: grote
zilverreiger
Locatie: De kuifeend
Ekeren
Deze foto werd genomen
vanuit de kijkhut met bomen in de schaduw op de achtergrond, op het moment dat
een zonnestraal recht op de zilverreiger priemde
Geraadpleegde bron: De
Standaard [Jenny De Laet (UGent) / Gerald Driessen (Natuurpunt)]
Het broedseizoen 2016 is
uitermate dramatisch voor kool- en pimpelmezen, meldt gedragsecologe Jenny De
Laet (UGent). Natuurpunt voegt er aan toe dat het broedseizoen voor heel wat
grondbroeders en Afrikatrekkers slecht wordt.
Door de afwisselende koude
en warme periodes werden heel wat legsels verlaten, waardoor heel wat eieren
bleven liggen en weinig jongen uit kwamen.
Daarna kregen we de
overvloedige regens die een negatieve impact hadden op het voedselaanbod en
voor heel wat dode jongen zorgden.
De Laet en haar team
baseert zich voor haar bevindingen op een 30 ha groot controlebos met 192
nestkasten en een netwerk van ongeveer 450 nestkasten in de steden Gent,
Dendermonde en Sint-Niklaas. Momenteel worden de nestkasten nog gecontroleerd
op eventuele vervolglegsels of 2de broedsels, maar die zijn er amper
eind juni, want begin juli beginnen de mezen reeds te ruien.
Het broedseizoen 2016
lijkt dus zowel voor de koolmezen als de pimpelmezen een verloren seizoen.
Over exacte cijfers
beschikt Natuurpunt niet, maar ook voor andere soorten werden gelijkaardige
signalen opgevangen. Dat klinkt logisch, want met de koude zijn er bijzonder
weinig insecten, merkt Gerald Driessen op. Hij stelt vast dat zowat alle
grondbroeders, zoals kievit, scholekster, grutto, maar ook veldleeuwerik en
graspieper te maken krijgen met heel nat gras en onderkoelde jongen als gevolg
of zelfs overstroomde nesten.
Ook de broedsels van
vrijwel alle Afrikatrekkers hebben het moeilijk. Steenuilen kampen door het
slechte weer met een tekort aan muizen, waardoor ze op regenwormen
overschakelen, met diarree bij de jongen als gevolg.
Eenden hebben minder last
van zon nattigheid, immers hun kuikens verlaten onmiddellijk het nest.
Om de gevolgen in te
schatten, zal Natuurpunt ringers in het najaar vragen om goed uit te kijken
naar jonge vogels. Eerder trokken natuurhelpcentra al aan de alarmbel, toen
veel jonge en onderkoelde dieren werden binnengebracht.
Als kleinste en
behendigste van alle grondeleenden doet de wintertaling soms denken aan een
steltloper, vooral wanneer een groepje opvliegt vanuit een modderige poel;
draaiend en kerend voordat ze er op topsnelheid vandoor gaan.
Ze leven in open gebieden,
met een moerassig karakter. Vooral het merenland Finland herbergt enorme aantallen wintertalingen,
gevolgd door Zweden, Noorwegen en het westen van Rusland.
Waterrijke gebieden met
een welige begroeiing van de oevers vormen het geliefd leefgebied van de wintertaling,
maar alleen op voorwaarde dat het er rustig is. Watersport en recreatie hebben
onherroepelijk hun negatieve weerslag op de soort.
Ze vliegen in
onregelmatige dichte vluchten en maken voortdurend onverwachte wendingen
(slingerende bochten en tuimelingen). Daardoor lijkt het net of ze altijd haast
hebben.
Het zijn wel onrustige
vogels die bij het minste onraad loodrecht op vliegen.
Met de kop en schouders onder
het wateroppervlak zwemmend (grondelend), verzamelen ze kleine diertjes
(waterinsecten, wormen, slakken). In het ondiepe water voeden ze zich door met
een knabbelende snavelbeweging kleine zaden en water- of moerasplanten
(wortels, scheuten) te eten.
In de late zomer en herfst
kunnen ze zich verzamelen in groepen van honderden vogels, vooral op plekken
waar het waterniveau is gedaald en er uitgestrekte moddervlaktes zijn ontstaan,
vol met frisgroene ontkiemende zaden van oeverplanten.
Wintertalingen trekken in
de late herfst vanuit West-Azië en Noord-Europa naar het westen en het zuiden.
Ze brengen de winter verspreid over heel Europa door. Ze worden hierbij wel
vaker vergezeld van vogels uit IJsland. Sommige vogels bereiken zelfs overwinteringsgebieden
in Noord-Afrika.
Als broedvogel gaat het de
soort niet voor de wind; de aantallen namen de laatste decennia reeds verder af
ten gevolge van verdroging en landschapsingrepen in hun leefgebieden.
De meeste wintertalingen
broeden in vennen en in mindere mate nabij plassen op de hoge zandgronden.
Het beheer moet gericht
zijn op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waterrijke gebieden,
zoals ondiepe plassen met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie, vochtige
tot overstroomde meersen (natuurlijk afstromingsgebied) en uitbreiding van
estuariene (trechtervormige brede monding) gebieden (slikken & schorren).
Wie een eerder verschenen
artikel over de wintertaling uit het archief wenst op te diepen, kan dat via de
zoekrobot:
Van de 3 soorten in onze
streken broedende kiekendieven is de bruine kiekendief verreweg de meest
voorkomende. Dit is altijd zo geweest daar het vroeger hier niet ontbrak aan geschikte
biotopen: moerasgebieden.
Dat voor de vogel vele
volksnamen werden bedacht, is een aanwijzing dat hij heel bekend was bij de plattelandsbevolking.
Toch was hij geen populaire vogel, integendeel deze kuikendief was helemaal
niet geliefd.
De bruine kiekendief is
een echte moerasvogel, met een voorkeur voor rietland. Van de 3 soorten
(blauwe, grauwe en bruine) kiekendief broedt en jaagt de bruine kiek in de
natste en hoogste vegetaties.
Alle kiekendieven hebben
een actieve manier van jagen, waarbij ze laag boven de grond hun jachtgebied
afzoeken op een kenmerkende manier, met veel draaien, schommelen, kort bidden,
Ze kunnen op deze gevarieerde
manier jagen omdat kiekendieven een groot vleugeloppervlak hebben ten opzichte
van hun gewicht. De bruine kiekendief hanteert een rustigere jachtvlucht dan de
blauwe en de grauwe. Hij jaagt veel dichter bij het nest, maar zoekt zijn
jachtdomein ook grondiger af.
De bruine kiekendief
verkiest grote (minstens 5 ha, bij voorkeur 10 ha en zelfs meer) ongestoorde
open rietvelden met weinig of geen bomen (< 10 bomen / ha), met weinig (<
10 cm) tot geen fluctuaties in het waterpeil tijdens het broedseizoen.
Als foerageergebied wordt
het volledige landschap benut, inclusief akker- en weiland.
Bij het jagen worden naast
moerassen en rietvelden ook lijnvormige elementen afgevlogen zoals rietkragen langs
perceelranden, waar hij vanop geringe hoogte op een prooi duikt.
Het broedareaal omvat heel
Europa behalve IJsland en noordelijke delen van Scandinavië, alsook het
Verenigd Koninkrijk.
Een groot deel overwinter
in Afrika. Bij ons is het voornamelijk een zomervogel vanaf april tot oktober.
Hij is een vrij schaarse broedvogel van voornamelijk kustpolders, de grote
havengebieden (Antwerpen en Zeebrugge), de Oost-Vlaamse krekengebieden en
omliggende polders, maar ook geschikte leefgebieden in het binnenland.
De laatste jaren kan men
spreken van een gestage toename van de bruine kiekendief in Vlaanderen tot een
140 à 160 broedparen. Dit is deels te wijten aan een betere bescherming van
roofvogels en een beperkter gebruik van persistente pesticiden in de landbouw.
Sinds 2011 coördineert het
INBO (Instituut voor Natuur- en bosonderzoek) een studie in Vlaanderen en
Zeeland naar de ecologie van de bruine kiekendief. Het onderzoek leert ons meer
over de relatie tussen landschapsgebruik, prooiaanbod en broedsucces.
Het vormt een basis voor
overleg en samenwerking met de landbouwsector. Naast het behoud van grasrijke
landschapselementen is de boodschap het duurzaam garanderen van voldoende
prooiaanbod door het optimaliseren van teeltkeuzes en het stimuleren van
innovatieve systemen zoals vogelakkers die inpasbaar zijn in de moderne
akkerbouw.
Zo zijn meerjarige
graslandteelten zoals graszaad interessant omdat ze hogere dichtheden aan
veldmuizen bieden, een belangrijke prooi voor deze vogelsoort. In het studiegebied zijn de opgenomen open
landschappen vooral landbouwgebieden.
In het kader van het LifeWatch
project (een hoogtechnologisch vergrootglas op de diversiteit) konden 4
volwassen bruine kiekendieven worden uitgerust met innovatieve GPS-loggers van
het Uva-Bits type. De zenders laten toe om zeer nauwkeurig verschillende
facetten van de vogelactiviteiten te registreren. Doel is op perceelniveau een betrouwbaar
beeld van hun doen en laten te verkrijgen.
Hieronder merk je hoe
vogels wiens verplaatsingen wenst te traceren met een datalogger (tracking
system) worden uitgerust.
De rode wouw is een vogel
uit de familie van de arendachtigen. Het is één van de weinige roofvogels die
je vrijwel alleen in Europa aantreft, van Spanje tot Zweden.
De rode wouw stond vroeger
bekend onder de naam Rode Milaan. Die naam vertoonde alvast meer verwantschap
met de Franse naam Milan royal en het Duitse Rotmilan.
Het Belgische bolwerk van
de rode wouw, als broedvogel dan, bevindt zich in de Oostkantons.
De totale Waalse
broedpopulatie wordt geraamd op 150 tot 180 koppels.
In Vlaanderen broedt de rode
wouw slechts sporadisch, namelijk net op de grens tussen het broed- en
overwinteringsgebied.
Sporadisch overwintert er
wel eens eentje maar doorgaans is de roofvogel een doortrekker.
In hoofdzaak betreft het doortrekkende
vogels uit Duitsland, Polen en in mindere mate Scandinavië, die op weg zijn
van of naar het winterkwartier. Overwinteren gebeurt voornamelijk in Frankrijk
en het Middellandse Zeegebied.
Een knappe reportage van
Frederik Thoelen, als bioloog werkzaam in het Natuurhelpcentrum van Opglabbeek vind
je in onderstaand filmpje
De fel verzwakte rode
wouw, die in het Natuurhelpcentrum werd binnengebracht, werd aangetroffen in
een weide in Borgloon. Rode wouwen broeden daar niet; dus was dit ongetwijfeld
een vogel die uit het zuiden kwam en op weg was naar zijn broedgebied.
Een bloeduitstorting onder
één van de vleugels wees erop dat het dier een stevige klap had gekregen
(hoogspanningskabel geraakt, botsing met een voertuig, )
Na twee weken revalideren
kon de roofvogel weer worden vrijgelaten.
Daar men benieuwd was
welke vliegroute de herstelde rode wouw zou kiezen, werd besloten samen met
roofvogelonderzoekers René Janssen en Paul Voskamp de rode wouw van een zender
te voorzien.
Vlak voor de vrijlating
werd de wouw met een GPS/GSM-zender werkend op zonne-energie uitgerust.
Dit toestelletje is zo
ingesteld dat de GPS elke 2 u de exacte positie opslaat. Om de 8 u stuurt via het
GSM-deel de zender een SMS met de coördinaten naar de databank. Die vluchtgegevens
worden automatisch op Google Earth weergegeven. De vogel heeft geen last van
dit zendertje. Zwak punt is het harnasje dat na enkele jaren zal verduren en
doorbreken.
Frederik Thoelen is al
blij als hij één jaar de rode wouw kan volgen, zodat broed- en
overwinteringsplaats kunnen worden getraceerd. Inmiddels is de vogel reeds 3
maanden onderweg.
Wie eerder verschenen
artikels wenst te raadplegen kan via de zoekrobot volgende artikels in het
archief opvissen:
30/05/2015 De rode wouw broedde voor het eerst in het
Dijleland
26/11/2010 De rode wouw (in gevangenschap
prachtige fotoreeks)
De zwarte wouw is
voornamelijk een aaseter die zijn kostje soms in de directe nabijheid van
mensen bij elkaar zoekt.
Ook struint hij graag
vuilnisbelten en visafslagen af omdat daar altijd wel wat eetbaars te vinden
is.
De zwarte wouw staat er ook
om bekend de prooi van andere roofvogels te ontfutselen door hun net zo lang
lastig te vallen tot zij hun buit loslaten.
Mochten we meer (grote)
krengen in onze natuurgebieden achterlaten, we zouden heel wat dieren tevreden
stellen.
Das, vos en zeearend zijn
er niet vies van en kleine zangvogeltjes als mees en roodborstje peuteren er graag
de larven van de aasvliegen tussen uit. Muizen knagen aan de botten om hun
behoefte aan kalk op peil te houden. Er zijn zelfs paddenstoeltjes die alleen
maar groeien op de hoeven van overleden zoogdieren. Zeldzame paddenstoelen
uiteraard, want er blijven maar weinig kadavers liggen in ons opgeruimde
landje.
De zwarte wouw kan echter
ook uitstekend vissen, waarbij hij de visjes vlak onder het wateroppervlak met
een stevige greep weet te verrassen.
De roofvogel is een
laagvlieger die doorgaans op zon 10 tot 60m boven de grond op zoek is naar
voedsel.
Hoewel deze wouw tot de
meest talrijke soort behoort, is hij in Europa echter zeldzaam geworden. Aan de
Zwitserse meren vind je nog een flinke populatie.
In een door Brabants
Landschap beheerd natuurgebied in het zuidoosten van de provincie zijn in 2014
twee jonge zwarte wouwen uitgevlogen en dat was al het 4de jaar op
rij.
Dat is heel bijzonder als
je beseft dat er van deze gracieuze roofvogel met zijn karakteristieke gevorkte
staart in ons land jaarlijks maar twee paar tot broeden komen.
Wie de uitgebreide
identiteitskaart wenst te raadplegen kan via de zoekrobot het volgend artikel
uit het archief opvissen
De Zeearend in het vizier krijgen, een moeilijke opdracht
In deze reportage,
gesigneerd door Wim Dekelver, verneem je (en dat is overigens niet
de eerste keer) hoe moeilijke omstandigheden de prachtige, maar veeleisende
hobby, kunnen bederven.
Dag 1
De 1ste dag verbleven
we in de kijkhut bovenaan een heuvel, die uitzag op het meer 1.5 à 2 km verder,
waar het koppel zeearenden zich doorgaans hoog in de bomen schuilhield.
Dank zij hun scherpe blik
is het voor arenden geen probleem om vanaf die verre uitkijkpost een prooi vóór
de hut op te merken.
Deze keer had Fred er een
(aangereden) wasbeertje als lokspijs gelegd.
Vanaf dan was het geduldig
wachten geblazen en hopen dat de zeearend(en) snel het lokaas zou(den)
bestormen.
Jammer genoeg kregen we van
de hele dag de grootste roofvogel van Europa niet te zien.
Wél waren we verstijfd van
de koude; immers van s morgens 6.30 u tot 17.00 u bivakkeerden wij in de
onverwarmde kijkhut.
Slechts een paar eksters doken
op, maar net vóór het moment, dat Fred weer zou opdagen, streek vlakbij een
zwarte wouw neer. En dit was écht wel wow!
We waren blij omdat we de
aanvankelijk tegenvallende eerste dag dan toch positief hadden kunnen afronden.
Dag 2
Tijdens de 2de dag
voorzag de planning een tocht op het meer (2 u) met een elektrisch aangedreven
bootje. Van hieruit zouden we de arenden fotograferen op het ogenblik dat ze in
duikvlucht een vis uit het water lichtten.
We zagen wel twee arenden
hoog in de bomen de omgeving afspeuren, maar hoe hard Fred ook smeekte en
vissen rond het bootje uitwierp, er kwam geen beweging.
Het was na de boottocht
duidelijk; we hadden alweer pech!
Zeer verveeld over de pijnlijke
situatie bood Fred ons tijdens de namiddag het gratis gebruik van de hut aan.
Maar ook deze nieuwe kans, bracht de arend(en)s niet op nieuwe gedachten. Hij/ze
liet(en) ons zitten.
Dag 3
De 3de dag verbleven
we opnieuw in dezelfde kijkhut boven op de heuvel, zoals het programma dit
voorzag, maar weer was/waren de vedette(n) nergens te bespeuren. De
frustratie viel van onze gezichten af te lezen.
Dag 4
Tijdens de 4de
en laatste dag van ons verblijf voeren we terug met het elektrisch bootje op
het meer, in een ultieme poging toch een duikvlucht mee te maken. De
weersomstandigheden waren allesbehalve gunstig. Door de dichte mistbanken
kregen we maar af en toe de oevers te zien. De moed zakte ons in de schoenen.
Immers voor dergelijke
actiefotos heb je een zeer korte sluitertijd nodig (1/2000 sec en sneller) en
daarvoor was er te weinig licht. De mist zorgde er bovendien ook nog voor dat
je fotos een grauwgrijze achtergrond kregen met weinig contrast.
Nog bijkomende hinderende
vooruitzichten dus. Daarentegen leek dit weertje wél gunstig om de roofvogels
in verleiding te brengen.
Ten langen leste hadden de
arenden inderdaad dan toch gevolg gegeven aan de smeekbeden van Fred: één
enkele keer deden ze een duikvlucht.
Een berekende en enige kans
Tussen het aanvliegen,
gevolgd door een verkenningsronde over het bootje om de vis te lokaliseren, de
duikvlucht waarbij de buit wordt gevat en het weer wegvliegen, lag welgeteld 50
sec.
De aanvalsduik zelf
speelde zich af in een 10-tal sec. Om deze fase perfect in beeld te brengen, kregen
we amper één enkele kans. Het was ook wat raden met welke lens en met welke
instellingen je het best gewapend was om die duikvlucht succesvol te
fotograferen.
Bovendien zat je in een licht
schommelend bootje en moest je uit de hand fotograferen in plaats van
rechtstaand op een solide ondergrond (fototoestel op statief met schommelkop of
swinghead).
Immers, voor een
natuurfotograaf die met flinke telelenzen werkt is alles wat stabiliteit en
snelheid bevorderd zeer welkom.
Daarenboven wist je niet op
voorhand waar (vanop welke afstand) precies en op welk moment de zeearend zijn
duik zou inzetten. Het was bliksemsnel reageren op het ogenblik dat de
roofvogel toesloeg (en dat was vlakbij, véél te kortbij eigenlijk).
Achteraf bleek dat niemand
er in geslaagd was écht goeie fotos te maken. Het lukte geen van ons om net
het moment te vattenwaarop de arend de klauwen in het water steekt en
de vis grijpt.
Hoe zou je zelf zijn?
Achteraf vernamen we dat Freds
zeearend Aalfred al 3 weken spoorloos was en de ontgoochelde man vreesde dat
hij overleden was.
Aalfred is een arend, die
door Fred in huis werd groot gebracht en waarmee hij bijgevolgeen heel hechte band had opgebouwd. Vandaar
dat de zeearend zeer gewillig inging op het verzoek om een uitgeworpen vis in
duikvlucht te vangen.
Maar Aalfred was verdwenen
en vrij snel was een ander mannetje op zijn nestplaats neergestreken. De
indringer betoonde echter meer interesse in de weduwe van Aalfred dan in de
vissen die Fred te grabbel gooide. Deze ladykiller had absoluut geen zin om Freds
spel mee te spelen. Hoe zou je zelf zijn?
Achteraf bij het
detailleren van alle opnames bleek echter dat de arend, die de enige duikvlucht
uitvoerde, toch Aalfred was. De opgeluchte Fred straalde van geluk, terwijl wij
eigenlijk op onze honger bleven zitten.
Van pure blijdschap schonk
Fred ons weer een kosteloze halve dag in de 2de hut.
Al bij al toch een geslaagde 4-daagse
Vanuit deze hut kregen we
tot onze grote tevredenheid heel wat vogelsoorten te zien (zwarte en rode
wouw, buizerd, bruine kiekendief, raaf, kraanvogel, geelgors, bonte kraai,
ekster, ). We kwamen allen met goeie fotos naar de thuisbasis en dat was dan
toch een bevredigende compensatie.
In de fotoreeks hieronder merk
je de gemiste kans (beeldopname 4), de foto die Wim zich anders had ingebeeld, maar wegens
totaal onscherp, helaas onbruikbaar. Shit happens!
Volgend jaar misschien
nogmaals proberen en hopen dat de Aalfred heel hongerig is?
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.