Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
De reusachtige arend,
steeds zeldzamer in zijn verspreidingsgebied, komt nog voor op afgelegen
moerassen, langs rotskusten en eilanden voor de kust en verschijnt s winters
op uitgestrekte kustvlakten.
De volwassen zeearend is
een indrukwekkende, grote roofvogel, gekenmerkt door een bruin verenkleed met
een lichter gekleurde vooruitstekende kop en hals.
Treffend is ook de krachtige
felgele snavel en de korte, wigvormige, witte staart, alsook de sterk bevederde
dijen en de naakte gele poten.
De roofvogel glijdt op licht
gewelfde brede en diep gevingerde vleugels, die een enorme spanwijdte hebben.
De lichaamslengte varieert
tussen 70 & 90 cm; de spanwijdte reikt tussen 2 & 2.50 m; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 4 & 6 kg.
De vlucht is zwaar en
direct met diepe soepele vleugelslagen, afgewisseld met glijvluchten op de
brede, vlak gehouden vleugels. Ook de duikvlucht naar een prooi getuigt van een
beheerste en efficiënte techniek.
Het jonge dier is
aanvankelijk donkerbruin met lichte vlekken, maar in de loop van 5 jaar
ontwikkelt hij geleidelijk het volwassen verenkleed, waarbij kop en hals meer
effen lichtbruin worden.
De roep lijkt veel op die
van de zilvermeeuw en bestaat uit een reeks in toonhoogte afnemende
kli-geluiden. Daarnaast laat hij een lager blaffend kra horen.
De imposante horst van
takken en twijgen wordt meestal in een boomtop, maar soms tegen een rotswand
aan gebouwd en doet vele jaren achtereen dienst.
Anders dan steenarenden,
die gewoonlijk schuw en verborgen leven zoekt de zeearend vaak de omgeving op
van kustdorpen, vooral met haventjes, waar een makkelijk maaltje vis of
visafval kan worden opgepikt.
Ondanks zijn grootte is
een zeearend zeer behendig en precies. Hij kan vanuit een lage duik/glijvlucht
een vis die net onder het wateroppervlak zwemt, met zijn klauwen uit het water
grijpen zonder zelf in het water te belanden.
Naast forse vissen, middelgrote
en zelfs grote watervogels (bv. ganzen), jonge robben en kleine landzoogdieren,
eet de zeearend ook geregeld aas; voornamelijk dode vissen drijvend in het
water of aangespoeld aan de kust.
Paren blijven het hele
jaar in hun territorium en beginnen in het voorjaar te baltsen.
Ze zweven samen, soms met
ondiep golvende bewegingen, waarbij de een naar de ander duikt. Soms rolt de
onderste vogel zich om en grijpen beide vogels elkaar bij de voeten.
Af en toe wentelen ze zo
naar de grond, de ene op de rug, vlak onder de voorzijde van de andere. Ze roepen veel vaker dan de
steenarend, met een keffende roep; het vrouwtje roept hoger dan het mannetje in
een versnellende reeks van 15 tot 20 roepen.
In de broedtijd komt de
zeearend vooral voor in de Balkan, Noordoost-Duitsland, Polen, Rusland,
Scandinavië en IJsland.
Buiten de broedtijd kan
men ook elders, vooral in kustgebieden en bij grote meren, de zeldzame zeearend
waarnemen.
Het wijfje broedt de
meestal 2, soms 3 kalk-witte eieren in ca 6 weken, grotendeels allen uit. De
jongen verlaten na ongeveer 3 maanden het nest. Er is slechts één broedsel per
jaar.
Adulte vogels zijn
standvogels; maar onvolwassen vogels trekken rond in heel West-Europa.
In de 3de
bijdrage, volgend weekend, vertelt onze huisfotograaf Wim Dekelver hoe de 4-daagse
fotojacht in Feldberg verliep, een avontuur met wisselend succes!
Op het spoor van de zeearend, een avontuur met wisselend succes
Vier bevriende
natuurfotografen, waaronder onze huisfotograaf, Wim Dekelver, besloten een
tijdje geleden om de zeearend voor de lens te halen.
Er werd half april een
4-daagse reis gepland in Oost-Duitsland, meer bepaald in Feldberg.
Het werd een geslaagde
onderneming maar eentje niet zonder (zware) beproevingen: Geduld is een schone
deugd
Historische schets
Reeds eeuwen geleden kwamen
kooplieden van heinde en verre naar de steden Rostock, Stralsund en Wismar om
er handel te drijven.
In de Middeleeuwen sloten
de belangrijke steden zich aan bij een Hanzeverbond (men denke aan de Duitse
vliegtuigmaatschappij Lufthansa).
In de oude stadskernen is
nog steeds de sfeer uit die vervlogen tijden op te snuiven in pittoreske kerkjes
en koopmanshuizen.
De Hanzesteden waren
belangrijke verbindingsknooppunten die leidden tot de Baltische Zee ofwel de
Oostzee. Deze historische handelssteden liggen veelal langs de 1 900 km
lange kust met goud-witte stranden, bekende badplaatsen en kuuroorden,
eilandjes en lagunes.
De deelstaat, vlak aan de
Oostzeekust gelegen, telt meer dan 2 000 meren, wat voor de streek heel
wat toeristische troeven oplevert: zeilen, wandelen, fietsen en golfen.
Het waarnemingsgebied (opnames met de gsm ondertekend door Wim
& Co)
Feldberg is een
uitgestrekt natuurpark gelegen in de deelstaat Mecklenburg Vorpommern met een
grote diversiteit van allerlei soorten (roof)vogels.
En daar was het om te doen
voor Wim en zijn vogelvrienden.
Al wist het viertal dat
zij dank zij de ervaring van een lokale conservator inhoudelijk gingen worden
ondersteund en de mogelijkheid gingen krijgen om achter de schermen of in
ontoegankelijke gebieden te fotograferen, dienden een aantal strikte afspraken nagevolgd.
Het viertal werd s
ochtends vroeg door boswachter Fred in het hotel Mecklenburger Hof afgehaald en
met de terreinwagen naar de schuilhutten gebracht. Aan het eind van de foto-dag
moesten de vogelspotters, vóór ze de hutten mochten verlaten, geduldig wachten
op de komst van Fred, de enige vertrouweling van de zeearenden.
Tijdens de wintermaanden
is het geraadzaam in een klein kacheltje en/of een oude slaapzak te voorzien, alsook
een stuk piepschuim, als extra isolatielaag voor de stevige wandelschoenen, daar
het erg koud kan zijn.
Er zijn diverse hutten in
het gebied, maar de belangrijkste is het zogenaamde erdversteck, een ruime
cilindervormige 4-persoons hut, deels in de oever van een grote poel gebouwd.
De hut biedt enig comfort, is uitgerust met aangepaste zitplaatsen. De lenzen
kunnen, gemonteerd op het statief, door een stoffen buis naar buiten worden
gestoken. Via de venstertjes kan je naderende vogels observeren.
Ook vanuit een elektrisch
aangedreven boot kunnen tijdens een tocht van anderhalf tot twee uur beelden
worden gemaakt. Daar het vaartuig nauwelijks trilt, kan ook met één-pootstatief
worden gewerkt. Dank zij de vier zitbanken, biedt het bootje aan de fotografen
een ruim schootsveld.
Freds tactiek bestaat erin
het paartje zeearenden, waarvan meestal het mannetje een vis vlak in de buurt
van de boot komt vangen, te lokken door op een juist ingeschatte afstand een
gegeerde prooi in het water te gooien.
Geraadpleegde bron:
Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2016-2
De provincie
West-Vlaanderen en het Agentschap voor Natuur en Bos realiseren in het Zwin een
nieuw bezoekerscentrum, een natuurpark en een kijkcentrum.
In het bezoekerscentrum
wordt de natuurliefhebber verwelkomd in een uitgestrekte onthaalruimte met
informatie over het Zwin en de Zwinstreek.
Elk jaar vliegen miljoenen
vogels heen en terug tussen de plaats waar ze broeden en die waar ze de winter
doorbrengen.
Het hele verhaal van tal van vogelsoorten die het Zwin daarbij als
draaischijf benutten, wordt op een interactieve manier verteld.
De informatie wordt op diverse
niveaus en manieren aangebracht, zodat iedereen ze naar zijn of haar interesse
kan beleven. Honderden voorwerpen, filmpjes, animaties, kijkkasten, tekeningen,
fotos, veren en zoveel meer illustreren de wonderlijke wereld van de vogels.
Geen vogels achter tralies
meer!
Onder een sterke impuls
van Vogelbescherming Vlaanderen koos de provincie in 2012 nog enkel voor wilde vogels
en zo hoort het ook. Het park is nu een natuurlijke verbinding tussen de
Kleyne Vlakte en de Zwinvlakte. Essentieel doel van de her-aanleg van het
park is om vogels en andere dieren zo dicht mogelijk bij de bezoeker te brengen.
Er werd 7 ha extra natuurgebied gecreëerd met nieuwe duinmeren.
Het geheel bestaat uit een
grillige vijver met eilandjes en 10 attractiepunten. Elk van die stopplaatsen behandelt
een eigen thema. Uiteraard gaat veel aandacht naar de vogels met onder andere:
een ooievaarstoren, een kijkhut en een kijkerscentrum.
Er is ook een labo-hut
(ontdekken van allerlei waterdiertjes, duiding over het ringen van vogels), een
vertelhut, een speciale voederplaats en een luisterduin, waar je wordt ingewijd in de
geluiden van de vogels.
Kortom, er werden kosten
noch moeite gespaard om het grote publiek te tonen hoe mooi en waardevol de
natuur kan zijn.
Het totaal vernieuwde Zwin zal vanaf de zomer van dit jaar
(vermoedelijk juni) toegankelijk zijn.
Wie eerder verschenen artikels
over het natuurreservaat wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot volgende
bijdragen opsnorren:
19/11/2011 De biodiversiteit in het Zwin
bevorderen
De grauwe gans, ook wel eens âsoepgansâ genoemd
De grauwe gans die
voorheen werd gefokt voor het vlees, de eieren en het dons, diende ook als
waakdier.
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2007-1
De grauwe gans is de grootste
van alle Europese ganzen. Ze heeft een wortelkleurige snavel en vleeskleurige
poten; kop en hals zijn grijsbruin, maar donkerder dan de rest van het lichaam.
De recente geschiedenis
van de grauwe gans als broedvogel in Vlaanderen gaat terug tot een succesvolle
herintroductie in de Zwinstreek te Knokke.
Na een eerste geslaagd
broedgeval in 1956 vormde zich hier een lokale broedpopulatie die in de jaren
60 en 70 uit enkele 10-tallen paren bestonden.
Begin jaren 80 werd voor
het eerst melding gemaakt van enkele broedgevallen buiten de onmiddellijke
omgeving van het Zwin. Tot halverwege de jaren 80 werd de kaap van 50
broedparen in Vlaanderen wellicht niet of nauwelijks overschreden.
Daarna ging het echter
snel. In 1994 werd het Vlaamse broedbestand geschat op 180 tot 190 broedparen
en bleek de soort tal van nieuwe gebieden te hebben gekoloniseerd.
In de daaropvolgende 6
jaar vond er nog eens een verdubbeling van de aantallen plaatsen. Omstreeks
2000 werd de kaap van de 1 000 paren overschreden.
Deze explosieve groei in
het grootste deel van het Noordwest-Europese verspreidingsareaal leidde
wellicht overal tot een toenemende uitwisseling tussen trekkende en meer sedentaire
ganzenpopulaties. In diezelfde periode verminderde de jachtdruk en ging de
soort ook meer gebruik maken van een netwerk van beschermde gebieden, langsheen
de trekroute.
De geluiden die bij de
grauwe gans de stemming van het weggaan, wegzwemmen en wegvliegen uitdrukken,
zijn bijzonder interessant. De heel kleine jonge ganzen reageren al instinctief
op de fijnste nuances van dit zeer ingewikkeld vocabularium.
Het gewone contactgeluid
het bekende langzame en snelle snateren van ganzen laten ze ook af en toe
horen als ze rusten, grazen of langzaam rondlopen.
De grauwe gans broedt
vooral in oevervegetaties en broekbossen langs waterplassen, zoals kreken,
kleiputten en grindplassen. Het nest is een uitholling in de grond met een geringe bekleding van plaatselijke
vegetatie; op vochtige plaatsen is het eerder een omvangrijk bouwsel van
riethalmen en biezen, bekleed met een dun laagje dons.
Er worden meestal 4 tot 6
eieren gelegd met tussenpozen van iets meer dan 24 uur.
Alleen het vrouwtje broedt
en ze begint er pas aan als het laatste ei is gelegd. Het broeden neemt
ongeveer 27 tot 29 dagen in beslag. De kuikens zijn donzige nestvlieders, wat
betekent dat ze spoedig na het uitkomen het nest verlaten en zelf hun voedsel
bij elkaar zoeken, terwijl de oudervogels hen bewaken en koesteren.
Het is vertederend om
ganzen met hun kuikens te zien. De gent of mannetjesgans is alert en houdt zeer
vaak de wacht terwijl de kuikens en het vrouwtje aan het grazen zijn. Omdat de
jongen nog niet kunnen vliegen, rennen ze bij het minste gevaar naar het
veiligere water.
Een week na het uitkomen
van de eieren beginnen de ouders aan de vleugelrui.
In één keer verliezen ze
al hun slapennen, zodat ze een paar weken niet kunnen vliegen.
Tegen de tijd dat de jonge
ganzen vliegvlug zijn, hebben de oudervogels nieuwe slagpennen.
De grauwe gans heeft de
reputatie intelligent te zijn, toegewijd en haar leven lang trouw te blijven
aan haar huwelijkspartner. Ook het familieverband blijft de hele winter
gehandhaafd. Deze factoren leiden tot een hechte samenhang tussen de
ganzentroepen.
Ze grazen dan ook in grote
kudden.
Het aantal claims van
landbouwschade door grauwe ganzen is de laatste jaren beduidend gestegen. In
tegenstelling met de meeste andere ganzensoorten kunnen grauwe ganzen ook in
belangrijke mate foerageren op akkergewassen (wintertarwe, bonen bv.) of op
oogstresten.
De meeste gevallen van
schade worden vastgesteld bij de residentiële (meestal verwilderde) populatie
in West- en Oost-Vlaanderen (Zwinstreek, krekengebied, Blankaart-gebied).
Het gaat hier meestal om
vogels die hun natuurlijk trekgedrag grotendeels verloren hebben en dus
jaarrond in hetzelfde gebied pleisteren.
De grauwe gans behoort tot
het jachtwild.
Om belangrijke schade aan
gewassen te voorkomen en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing
bestaat, mogen de ganzen onder strikt bepaalde voorwaarden met het geweer en
roofvogels worden bejaagd.
Deze bijzondere jacht mag
gebeuren op en rond percelen met graangewassen (geen maïs), waar de vogels
schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van die teelten vooraf een
schriftelijk verzoek tot bejaging heeft gericht tot de jachtrechthouder
(beëdigd jachtwachter).
Wie een
eerder verschenen artikel in het archief wenst op te sporen, kan dit via de
zoekrobot.
De sperwer is
een kleine roofvogel met brede, afgeronde vleugels en een vrij kleine, ronde
kop. Het mannetje is één van de kleinste roofvogels van ons land. Het vrouwtje
is duidelijk groter en weegt vaak het dubbele.
De sperwer
verkiest kleinschalige landschappen met voldoende bos om in te broeden, maar
jagen doet hij vaker in iets meer open domeinen, waar nog voldoende dekking is
door opgaande begroeiing. Bij het jagen, scheert hij bliksemsnel langs
bosranden en hagen, maar ook vaak langs dakranden op zoek naar kleine
zangvogels. Sperwers zijn uiterst behendige vogelvangers, die een fundamentele
impact kunnen hebben op zangvogelpopulaties.
De sperwer komt
in heel Europa voor en ontbreekt alleen in IJsland en enkele eilandjes in de
Middellandse Zee. Hij is dan ook de talrijkst voorkomende roofvogel, na de
buizerd en de torenvalk.
Het zwaartepunt
van het totale aantal broedparen bevindt zich in Oost-Europa (Rusland,
Groot-Brittannië en Ierland, Frankrijk, Zweden, Duitsland en Finland).
Net als de
havik jaagt ook de sperwer bij voorkeur op terreinen met voldoende dekking waardoor
hij er verrassingsaanvallen kan uitvoeren. De vogel jaagt ofwel vanaf een
zitplaats of laag vliegend langs hagen of bomenrijen. Opgeschrikte vogels
worden door de sperwer, die over een unieke lenig- en wendbaarheid beschikt, op
volle snelheid achtervolgd.
Sperwers zijn
echter ook zulke onstuimige jagers dat ze kleine zangvogels soms door openstaande
ramen of poorten achtervolgen. Zo kan het ook gebeuren dat tijdens een wilde
achtervolging de jager zelf verongelukt door tegen een ruit te smakken.
Onder de
vensterslachtoffers die in de Vlaamse Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren
(VOCs) terechtkomen, voert de sperwer elk jaar opnieuw de lijst aan.
Met zijn lange
dunne poten en opvallend lange tenen is de sperwer in staat potentiële
prooidieren in elke situatie te grijpen, ook in dicht struikgewas. Het hele
jaar door eet de sperwer bijna uitsluitend vogels ter grootte van een
goudhaantje tot een houtduif.
Het kleinere
mannetje heeft het in de Kille Meutel vooral gemunt op mezen en huismussen.
De sperwer
broedt bij voorkeur in bossen, het liefst in 20 tot 40 jaar oude aanplant van
sparren, dennen of lariksen. Meestal bevindt het nest zich in de buurt van
wegen, brandgangen of kleine open plekken in het bos, waar de prooioverdracht
plaatsvindt.
Ook
broedgevallen in loofbomen of zelfs hoog opgroeiende struiken als meidoorn en
hulst komen voor, voornamelijk wanneer geschikte naaldbomen ontbreken.
Vermoedelijk
vanwege het grotere voedselaanbod in de bebouwde kom hebben sperwers zich de
afgelopen decennia ook in stadsparken of op begraafplaatsen als broedvogel
gevestigd.
In voedselrijke
en landschappelijk geschikte gebieden zijn de nestplaatsen nagenoeg regelmatig
verdeeld, op afstanden van ongeveer een ½ tot 1 ½ km. In gebieden met minder
voedsel kunnen de afstanden echter oplopen tot 2 à 3 km).
De horst is een
vlak bouwsel van droge takjes losjes bijeengehouden en ruw bekleed met groene
takken. Het wordt hoofdzakelijk door het vrouwtje gebouwd op een hoogte van 4
tot 10m.
Doorgaans
worden 4 à 5 blauwachtige eieren gelegd tijdens het ene legsel per jaar.
Wie nog meer
wenst te weten te komen over deze kleine maar geduchte rover kan via de
zoekrobot eerder verschenen bijdragen in het archief opdiepen:
13/03/2015 Het schrikbewind van de sperwer
29/03/2014 Vervuiling jaagt sperwer weg
29/04/2012 Rover geeloog zaait paniek in de Kille
Meutel
Onderstaande fotoreeksen werden geschoten door fotografen die
hun beeldmateriaal op Twitter posten.
De huismussentelling, die reeds 15 jaar
lang wordt georganiseerd door
Vogelbescherming Vlaanderen, vindt plaats op 9 & 10 april!
Dit laagdrempelige
publieksonderzoek werd in 2002 opgestart om een idee te krijgen over het
aantallenverloop van huismussenpopulaties.
Uit de verwerking van de
eerste resultaten, bleek dat te weinig mensen over meerdere jaren aan de
telactie deelnemen.
Langdurige exacte
telgegevens, gecentraliseerd over een aantal opeenvolgende jaren, vormen immers
de basis voor een lange termijnonderzoek. Dergelijke waarnemingsgegevens van
enthousiaste huismussenspotters geven een duidelijk beeld over het aantal
aanwezige broedparen, aangetroffen op een precieze locatie.
April is dé uitgesproken maand om huismussen te observeren, want
de mannetjes zitten dan uitbundig te tsjilpen bij hun nestplaats. Hiermee
wensen ze een wijfje te lokken of op hun eigen partner indruk te maken.
Zitten er in je tuin of
rond je huis huismussen te tsjilpen of ken je een andere plek in de buurt waar
ze zich ophouden?
Probeer ze aanstaand
weekend bij voorkeur in de ochtend gedurende maximaal een kwartiertje te
tellen, omdat ze dan het actiefst zijn.
Inmiddels blijven de
grondtroepen van de Kille Meutel Vogelvrienden de actie Red de Zaventemse
Straatket in samenwerking met de milieudienst Zaventem en Vogelbescherming
Vlaanderen verder uitrollen.
Ook de wandelclub De
Parkvrienden van Zaventem, Natuurpunt Zaventem en Sterrebeek 2000 dragen hun
pluimpje bij om zoveel mogelijk onder hun leden en kennissen huismussenspotters
te rekruteren.
In alle leden- of
nieuwsbrieven van de hierboven vermelde verenigingen verscheen reeds een
bijdrage over de plannen van de Kille Meutel Vogelvrienden, alsook in de
gemeenteberichten en in diverse eerder verschenen Mens&Vogel-magazines van
Vogelbescherming Vlaanderen.
Daar zijn we de
voorzitters heel dankbaar voor!
Al was het niet
vanzelfsprekend om op 22/03, dag waarop we werden getroffen door
die afgrijselijke en verwerpelijke wandaden van een zoveelste gehersenspoelde IS-terroristen-cel,
de deelnemende scholen van hun huismussenhotels te voorzien, toch werden 6 van
de 8 huismussenhotels aan een gepaste gevel door Pro Natura opgehangen.
Na de paasvakantie zullen
alle huismussenhotels hun deuren openen
Ondertussen beschikken we dank
zij onze hechte samenwerking met Eddy Vandenbouhede, gangmaker bij de Huismussenwerkgroep
Koksijde, over 80 extra huismussen nest- en broedplaatsen.
Hierin zijn gerecupereerde
nestkastmodellen van VIVARA meegeteld, waarvan het in- en uitvliegen, of het
gebruik maken van de divers geconcipieerde nesten niet langer werd opgevolgd.
Onderstaande foto is deze van een ringmus (zwart vlekje op de witte wang!)
Om deel te nemen aan de
huismussentelling van 9 & 10 april, kan je gebruik maken van het
telformulier opgesteld door Vogelbescherming Vlaanderen http://www.mussenwerkgroep.be/ of kan je de tel-, locatie- en jouw
contactgegevens aan:
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2009 4
De laatste decennia is er
landschappelijk in ons land erg veel veranderd.
Meer bebouwing, meer
wegen, meer industrie. Al die veranderingen hebben hun invloed op mens en dier.
Sommige diersoorten verdwijnen, andere verschijnen omdat ze op de een of andere
manier profiteren van deze veranderingen.
Ook in de Limburgse
Maasvallei is het landschap ingrijpend gewijzigd. Door het baggeren van grind
zijn enorme waterplassen ontstaan die een grote aantrekkingskracht uitoefenen
op bepaalde vogelsoorten. Tijdens het voorjaar van 2008 werd door een koppel
visdieven een eerste broedpoging ondernomen.
Zo werden er tijdens het
voor- en najaar geregeld visdieven waargenomen, waaronder zelfs
overzomeraars.
De vogels hadden de oever
van een pas opgespoten terrein uitgekozen om hun eieren te leggen. Helaas ging
het opspuiten van het terrein verder. Contacten met het bedrijf leverde een
poosje wat uitstel op.
Plaatselijke
vogelbeschermers en vogelkijkers hoopten dat de vogels voldoende tijd zouden
krijgen om hun eieren uit te broeden en hun jongen groot te brengen.
Toch lukte deze tactiek
niet zo best en ontstond het idee om een nestvlotje te bouwen.
Onze bedoeling was de
jongen op dit vlotje te deponeren en het dan met behulp van en kajak naar het
midden van de grindplas te verplaatsen.
Zo konden we eventueel een
geslaagd broedsel redden als de opspuiters te dichtbij kwamen.
Toen we in de Vlaamse
broedvogelatlas lazen dat het er op
lijkt dat de toekomst van het visdiefje in Vlaanderen niet in de eerste plaats
door voedselaanbod of predatie zal worden bepaald, maar wél door de beschikbaarheid van
voldoende nestgelegenheid, besloten we om het vlotje verder te perfectioneren
tegen het broedseizoen van 2009.
Voor de bouw van de
ongeveer 1 m² grote vlotjes werd watervaste betonplex gebruikt. Voldoende
drijfvermogen werd verkregen door er enkele platen polyuretaan aan vast te
maken.
Om te voorkomen dat de
jongen van het vlotje zouden vallen, werd aan de randen een opstaand kantje van
enkele cm voorzien. Omdat visdieven van nature broeden op zand- en
kiezelstranden maakten we op de vlotjes een stuk metaalgaas vast om de
aangebrachte steentjes en het zand bijeen te houden.
Toch bleef het risico
reëel dat de jongen van het vlotje in het water zouden vallen.
In dat geval moesten ze de
mogelijkheid krijgen om er weer op te klimmen. Met het opstaande kantje was dat
niet makkelijk. Daarom werden aan 2 zijden van het vlotje bussels wilgentenen
bevestigd. Via deze takkenwirwar zouden de jongen toch nog op het droge kunnen
geraken.
Het plaatsen van de
vlotjes leek in eerste instantie erg simpel; gewoon verankeren met een ketting
aan een stevig betonblok.
Maar het waterpeil in de
Maas en de grindplassen kan gemakkelijk stijgen of dalen. Er zit een marge van
circa 6 m op!
Dat probleem moesten we
zien op te vangen.
Daarom hebben we de
vlotjes aan een langere kabel bevestigd. Aan het uiteinde hangt een zwaar
betonblok dat wegdrijven moet voorkomen. Een 2de kleiner betonblok
werd tussen het 1ste betonblok en het vlotje bevestigd.
Bij stijgend waterpeil kan
het vlotje dit kleine betonblok optillen, maar het zware blok voorkomt het
afdrijven.
De eerste 2 vlotjes werden
begin april 2009 geïnstalleerd op een grote plas in het bekend natuurreservaat
De Maten in Genk.
Voor het leggen van een
volgende reeks vlotjes kregen we de toestemming van de grindmaatschappij. Er
werd een rustige plas uitgekozen waar de vogels nauwelijks hinder ondervinden
van recreatie en uit de buurt blijven van roeiers, surfers en zwemmers.
De vlotjes werden te water
gelaten toen de visdiefjes uit hun winterverblijven terugkeerden.
Begin juli hadden
vogelkijkers met hun telescoop op één van de kunsteilandjes waar een koppeltje
was neergestreken de eerste jongen gespot.
Dag na dag waren de ouders
ijverig in de weer met het verzorgen van hun kroost en eind juli stonden de
jongen op uitvliegen.
Van de 5 vlotjes waren er
2 bewoond. Op het ene werden 2 jongen grootgebracht en op het andere groeiden 3
jongen gezond en wel op!
Na het ringen verlieten ze
in goede conditie hun drijvende broedplaats.
Vogelbescherming
Vlaanderen is er nu van overtuigd dat deze vlotjes extra nestgelegenheid voor
deze vogelsoort kunnen bieden.
Een eerder verschenen
artikel vind je via de zoekrobot in het archief op datum van:
Geraadpleegde
bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel-magazine 2010-3
De vogel is erg schaars
vertegenwoordigd in Europa.
Zijn meest noordelijke
verspreiding strekt zich uit tot over de Nederlandse kustgebieden tot op de
Waddeneilanden.
In West- en
Zuidwest-Europa komt de soort in significante aantallen enkel voor in Nederland
en Zuidwest-Spanje.
In Centraal en
Zuidoost-Europa is de soort ruimer verspreid met belangrijke concentraties in
Roemenië, Hongarije, Azerbeidzjan en Turkije.
Sinds 2003 telt men ook
kleine populaties in Vlaanderen (in Verrebroek, in het natuurgebied het Zwin, in
de achterhaven van Zeebrugge).
Deze sierlijke vogel
determineren is geen moeilijke opgave.
Hij is relatief groot en
heeft een zo goed als volledig wit verenkleed. Op korte afstand herken je hem
meteen aan zijn lange, aan het uiteinde spatelvormige verbrede snavel.
De volwassen vogels hebben
in de zomer een korte afhangende witgele kuif op het achterhoofd, een
oranje-gele borstvlek, geheel witte handpennen en een zwarte snavel met gele
punt.
Juveniels hebben een roze
snavel, zwarte vleugeltoppen en geen kuif.
In de vlucht is de
lepelaar niet te verwarren met bv. een zilverreiger, aangezien hij met
uitgestrekte hals vliegt, net zoals een ooievaar.
Hij vliegt met redelijk
snelle vleugelslagen, maar onderbreekt zijn vlucht door glijpauzes.
Om te foerageren, waadt de
lepelaar vooral s nachts behoedzaam door ondiep water, met de snavel iets
geopend. Met zijn kop voor een groot deel, onder het wateroppervlak, maakt hij
maaiende bewegingen.
De snavel is een
ultragevoelig instrument en bevat extra sensoren voor het opsporen van
voedsel. Op de tast lokaliseert de
lepelaar zijn prooien: insecten en hun larven, weekdieren, kleine schaaldieren,
kikkers, kleine visjes (bij voorkeur driedoornige stekelbaarsjes) en af en toe
iets plantaardigs.
Hij voelt onmiddellijk als
er iets lekkers tussendoor glipt. Dan klapt hij zijn snavel bliksemsnel dicht
en zit de prooi onherroepelijk gevangen.
Lepelaars zijn erg
kieskeurig wat hun broedbiotoop betreft. Ze verkiezen uitgestrekte
moerasgebieden met grote oppervlakken ondiep en helder water zonder al te veel
begroeiing. Broeden doen ze gewoonlijk in rietvelden, in moerasbossen of op
eilandjes, waar ze veilig zijn voor predators als katten, vossen of ratten.
Als ze op de grond broeden,
bestaat hun nest uit een groot platform van rietstengels en plantenresten.
Als ze in bomen of
struiken broeden, zijn het vooral takken en twijgen, die gebruikt worden.
Beide vogels bouwen aan
het nest en bij elke begroeting op de nestplaats wordt een takje of graspluk
aan de partner aangeboden.
Ze produceren één legsel
per jaar en dat bestaat doorgaans uit 4 bleke eieren, schaars bezet met
roodbruinachtige vlekjes en spikkels.
Ergens begin april worden
ze met tussenpozen van verschillende dagen gelegd en van zodra het legsel
compleet is door beide vogels bebroed.
Het broeden neemt ongeveer
22 à 24 dagen in beslag. De jongen zijn donzige nestblijvers en worden door
beide ouders van voedsel voorzien.
Lepelaars broeden in
kolonies en hun nesten bevinden zich op een afstand van 1 tot 2m van elkaar.
In de Verrebroekse
blikken, een gebied dat hoofdzakelijk uit brakke plassen bestaat die het hele
jaar met water zijn gevuld, werd sinds het ontstaan van de kolonie lepelaars (2003)
het broedsucces opgevolgd.
In 2007 vlogen niet minder
dan 44 jongen uit.
Lepelaars, die in
West-Europa broeden, overwinteren vooral langs de West-Afrikaans kust, zoals in
het tropische waddengebied voor de kust van Mauritanië.
In het najaar vliegen de
vogels via West-Frankrijk en Spanje.
In deze gebieden blijven
ze één tot twee weken hangen om krachten op te doen.
Niet alle noordelijke
vogels trekken daarna echter door naar Afrika; een aantal van hen zal daar de
winter doorbrengen.
Voor de vogels die toch
doorvliegen, kan de trek wel 2 maanden duren.
Tijdens die tocht sterft
ongeveer 50% van de juveniele vogels door jacht, hoogspanningskabels of
uitputting.
Begin februari vertrekken
de lepelaars weer uit hun winterkwartieren, richting broedgebieden in het
noorden.
Eerder verscheen al een
artikel over deze vogel, die je kan opzoeken in het archief via de zoekrobot,
namelijk op:
De kievit is met zijn
kenmerkende roep, zijn acrobatische baltsvluchten en zijn fraaie kuif een
opmerkelijke weidevogel.
In het broedseizoen vind
je kieviten vooral in schrale graslanden, weilanden en akkers.
Tijdens de voor- en
najaarstrek en in de winter vind je soms heel erg hoge aantallen bij elkaar,
vooral in vochtige hooi- en graslanden.
Het mannetje krabt soms
meer dan 10 nestkuiltjes uit. Het vrouwtje kiest dan één van die aangeboden
kuiltjes uit en legt daarin vanaf maart een 4-tal eieren.
Hoewel kieviten gewoonlijk
slechts één broedsel grootbrengen, is hun vermogen om vervanglegsels te
produceren legendarisch.
Beide partners bebroeden
het legsel. Wanneer een legsel verloren gaat, volgt er meestal een vervolglegsel
(met iets kleinere eieren).
In de Nederlandse
provincie Friesland is het de traditie om het eerste kievitsei aan te bieden
aan de Commissaris van de Koning. Vroeger werd dit ei zelfs aan de koningin
aangeboden.
Het eerste kievitsei staat
symbool voor het begin van het voorjaar.
/Het is inmiddels in de
Europese Unie verboden kievitseieren te rapen.
Friesland heeft echter een
uitzonderingspositie op cultuurhistorische gronden.
Aanvankelijk werd vanaf
2006 toegestaan eieren te rapen tussen 1 maart en 9 april met een max. van 15
eieren per persoon, maar in 2015 werd het rapen door de Raad van State weer
verboden.
In oude vakliteratuur
(1842) wordt de kievit omschreven als een talrijke broedvogel in de
uitgestrekte moerassige weiden van de Kempen en de polders.
De eieren waren toen zeer
gegeerd voor consumptie. Er werden er veel verkocht op de markt van Maastricht,
maar hun gelijkenis met kraaieneieren die ook zeer smakelijk zijn leidde
meer dan eens tot oplichterij.
Mannetjes hebben een
spectaculaire zangvlucht waarbij ze zich (om de 4 à 5 vleugelslagen) van de ene
zijde op de andere gooien waardoor de opvallende onderzijde naar alle kanten
zichtbaar wordt en de handpennen tegelijkertijd een ritmisch zoevend geluid
voortbrengen. Aan deze opvallende flapvleugelvlucht heeft de soort haar
Engelse naam (Lapwing) te danken.
Bij plots invallende vorst
verplaatsen kieviten zich massaal naar het zuidwesten, om de voortschrijdende
vorstgrens voor te blijven. Dit fenomeen staat beter bekend als vorsttrek.
Weidevogels hebben het
moeilijk. Steeds meer poldergraslanden worden gescheurd, meersen worden
voorzien van drainagegreppels, het aantal koeien per perceel neemt toe.
Natuurpunt staat in de
bres voor het behoud van het traditionele weidevogellandschap.
De Uitkerkse Polders is
één van de kroonjuwelen van Natuurpunt: een bastion voor kievit, tureluur en
grutto.
Al eerder verscheen een
bijdrage over de kievit, die je via de zoekrobot in het archief kan terugvinden
op datum van:
De taal van sommige dieren
is mogelijk gecompliceerder dan we aanvankelijk dachten.
Voor het eerst hebben
wetenschappers aangetoond dat een dier, net als de mens, betekenis geeft en
ontleent aan de volgorde van zijn geluiden.
Zinsbouw is essentieel
voor de menselijke taal? Grammaticale regels bepalen voor een belangrijk deel
de betekenis van onze mededelingen. We herkennen het verschil tussen man bijt
hond en hond bij man, terwijl dezelfde woorden worden gebruikt. Een
dergelijk onderscheidingsvermogen hebben onderzoekers nu ook aangetoond bij een
vogel: de Japanse koolmees.
Combinatie
van klanken
Deze koolmees, die
voorkomt in het oosten van Azië, heeft een roep om soortgenoten te waarschuwen
voor roofdieren. Die roep bestaat meestal uit 3 klanken noem ze ABC.
Hij gebruikt een ander
geluid om soortgenoten aan te trekken. Dat is een korte klank die een aantal
keren wordt herhaald noem die D. Als een koolmees ABC hoort zal hij om zich
heen kijken of er gevaar dreigt. Als hij D hoort, is hij geneigd naar de bron
van het geluid op te zoeken.
In een experiment waarbij
de samengesteld roep ABC-D uit een speaker klonk, draaiden de koolmezen met hun
kop om de omgeving af te speuren en naderden ze tegelijkertijd de geluidsbron.
Als de volgorde van de
geluiden werd omgedraaid (D-ABC) reageerden ze niet of nauwelijks.
Dit toont volgens de
onderzoekers aan dat de vogels de roep ABC-D niet als 2 gescheiden elementen waarnemen
die toevallig dicht bij elkaar liggen, maar als een combinatie die een
samengestelde betekenis krijgt door de specifieke volgorde van de klanken.
De onderzoekers uit Japan,
Zweden en Zwitserland, die hun studie publiceerden in Nature Communications,
zeggen met dit experiment het eerste bewijs te hebben geleverd voor het gebruik
van zinsbouw in de communicatie van dieren. Tot nu toe werd gedacht dat het gebruik
van zulke grammaticale regels was voorbehouden aan de mensentaal.
De onderzoekers hebben
voor het eerst laten zien dat een diersoort de betekenis van 2 geluiden kan
koppelen, mits de volgorde ervan klopt. Op dat soort regels is ook onze taal
gebaseerd.
Afzonderlijke
elementen
Dat dieren klanken kunnen
combineren was al eerder aangetoond, onder meer bij apen. Maar aan het
samengesteld geluid werd altijd een betekenis toegekend die niet viel af te
leiden uit de afzonderlijke elementen. Uit het experiment met de koolmezen
blijkt dat het dier de geluiden combineert met behoud van de oorspronkelijke
betekenis van de aparte klanken.
Of nu ook bij andere
dieren soortgelijke vormen van taalgebruik zullen worden aangetroffen, lijkt
nog voorbarig. Er is nog nooit iets gevonden dat hier op lijkt. Het kan bij
meer dieren voorkomen, maar het kan evengoed een zeldzaam fenomeen zijn.
Wie via de zoekmachine in
het archief eerder verschenen bijdragen wenst op te diepen, kan deze twee
artikels terugvinden
09/08/2014 Welkom bij Koolmees TV-2014
17/06/2012 Op elke hoek van zijn rijkje zingt de
koolmees een ander wijsje
Ooievaars die op de
traditionele manier naar Afrika trekken om te overwinteren, hebben een lagere
overlevingskans dan hun collegas, die zich onderweg laten verleiden door de
geneugten van een vuilnisbelt.
Veel vogels
moeten jaarlijks de keuze maken: trekken of blijven?
Tijdens een harde winter
kun je maar beter elders zijn, maar bij een zachte winter heb je je als blijver
veel moeite bespaard en heb je straks de eerste territoriumkeuze, de beste
nestplaats en sappig lentevoedsel in je directe leefomgeving.
Ontegensprekelijk heeft
ons opwarmend klimaat een belangrijke invloed op de verhouding tussen trek- en
standvogels. Maar de weersomstandigheden zijn niet de enige bepalende factoren.
Ook het rechtstreeks
menselijk ingrijpen in het milieu ter plaatse en onderweg beïnvloeden mee de
keuze van de gevolgde route, alsook het succes van die keuze. Als zangvogel
afgeknald worden boven Italië en Noord-Afrika, in naam van cultuur en
traditie, is net meteen een aan te bevelen reisweg.
De effecten van menselijke
tussenkomsten zitten soms waar je ze niet zou verwachten. Onderzoekers die
vertrekkende ooievaars in Planckendael van een zendertje voorzagen en ze dan
met een auto volgden, stelden jaren geleden al vast hoe belangrijk de
vuilnisbelten waren in openlucht in Spanje als wegrestaurant en tussenstop
voor de trekvogels.
Andrea Flack van het Max
Planck Instituut voor Ornithologie en collegas uit 11 instituten uit heel
Europa en Afrika rapporteren nu dat vuilnisbelten uitgegroeid zijn tot meer dan
wegrestaurants.
Ze worden steeds vaker de
eindbestemming en dit met goed gevolg zelfs.
De onderzoekers voorzagen
jonge ooievaars van acht populaties uit Rusland, Polen, Oezbekistan, Armenië,
Duitsland, Griekenland, Spanje en Tunesië van hoge-resolutie-gps-zenders en 3-assige
versnellingsmeters (een bewegingsverwerkingsmodule die de hoeksnelheid en de
acceleratie kan opmeten) en volgden hun signalen 5 maanden lang.
Zoals reeds geweten was,
trokken de vogels uit de oostelijke landen tot in Zuid-Afrika, terwijl de
vogels uit West-Europa en Tunesië niet dieper afzakten dan de Sahel.
De Spaanse vogels
vertrokken gemiddeld ruim een maand eerder dan de Armeense ooievaars. De
Oezbeekse vogels trokken dan weer helemaal niet, waarschijnlijk niet wegens de
aanwezigheid van vuilnisbelten in eigen land, maar wegens een ruim aanbod van
viskwekerijen.
Maar hoe divers hun
individueel gedrag en reisweg ook was, er kwamen wel degelijk patronen naar
boven. De vogels die de traditionele routes naar Afrika aanhielden, overleefden
minder vaak dan de groep Duitse ooievaars die overwinterden op vuilnisbelten in
Marokko.
De vogels die zich
onderweg op stortplaatsen bevoorraadden en zo hun route energie-efficiënter
maakten, overleefden eveneens vaker.
Voor ooievaars is het dus
positief om zich in de buurt van mensen en de zegeningen van hun beschaving op
te houden.
Maar dat
vuilnisbelten goed zijn voor de natuur dat willen de onderzoekers niet gezegd
hebben.
Een moderne
natuurliefhebber moet immers verder kijken dan de biologie en dus ook naar de
ecologie.
Trekvogels maken, zoals
alle wezens in de natuur, deel uit van ingewikkelde bio-netwerken.
Ze bestrijden plagen
zowel in hun winter- als zomerverblijf ruimen afval op, bestuiven bloemen,
verspreiden ziekten, dienen als voedsel, zijn gastheer of tussen-gastheer voor
andere dieren.
Dat alles in een complex
systeem van koppelingen en terugkoppelingen, waardoor een interventie op een
bepaalde plaats elders een ongewenste beweging kan veroorzaken.
Andrea Flack waarschuwt
dat ingrijpen in de migratiepatronen wel eens onverwachte gevolgen zou kunnen
hebben en dat het dus goed is om het onderzoek naar die effecten verder te
zetten.
Omdat die ecologische
netwerken in duizenden jaren van evolutie hun evenwicht hebben gevonden, is de
kans bovendien groter dat de gevolgen van ons ingrijpen negatief uitvallen.
Heel recent onthulden de
vogeltellingen zowel in Vlaanderen als in Nederland dat de huismus de primus
blijft in de top-3 van de gevederde tuinbezoekers.
Maar dat de huismus de
meest getelde tuinvogel is, toch geeft dit een vertekend beeld.
De soort gaat namelijk
dramatisch achteruit. De laatste 3 jaren waren de slechtste ooit voor onze
tsjilpende huisgenoot. In de stedelijke omgevingen zitten er doorgaans 4 bij
elkaar en op het platteland worden er gemiddeld 5 samen gezien. Wetende dat
huismussen in de winter zeer graag samentroepen, zijn dat bijzonder alarmerende
lage waarnemingsscores.
Om op grote schaal inzake
afnemende huismussenpopulaties conclusies te trekken, is een gestandaardiseerde
telling nodig, een telling die alle subjectieve waarnemingen en toevallige
natuurlijke fenomenen uitsluit.
Er is duidelijk
vastgesteld dat er slechts weinig grote huismussenkolonies in Vlaanderen te
vinden zijn en tussen de Vlaamse provincies onderling de aantallen grote
verschillen vetonen.
In de provincie Limburg
kent de huismus de beste spreiding; ze werd in 71% van de tuinen opgemerkt.
Echt grote groepen
huismussen zijn eerder een rariteit geworden. Het schaarser worden van grotere
groepen en broedkolonies wordt als een belangrijke oorzaak beschouwd voor de
afname van de huismus. Grotere kolonies vormen immers belangrijke
gemeenschappen.
Het geïsoleerd geraken van
broedparen impliceert meestal dat de soort het gebied snel zal verlaten.
Om de huismussengroepjes
in je tuin zekerheid te geven, is het belangrijk dat de bestaande broedplaatsen
in de buurt worden behouden of dat er extra nestgelegenheid wordt aangebracht.
Zachte winters zoals die
van 2015-2016 kunnen een voordeel betekenen voor onze huismus; tijdens een lang
broedseizoen kunnen immers meerdere broedsels worden geproduceerd.
Bij de huismus kan dat
oplopen naar 2, soms 3 broedsels.
Dat verklaart alvast de
diepe val na 2013, toen het tot ver in de lente bleef winteren.
Zowel in de winter als in
de zomer hebben mussen behoefte aan veilige plekjes in de omgeving: een dichte
haag, waarin ze kunnen schuilen, voldoende broedplaatsen of nestkasten.
Met vereende krachten kunnen we het verschil maken
Samen met natuurminnende
verenigingen, de Wandelclub De Parkvrienden Zaventem, Natuurpunt
Zaventem-Nossegem, Sterrebeek 2000 en de plaatselijke Milieudienst wensen de
Kille Meutel Vogelvrienden de inwoners te sensibiliseren voor de actie Red de
Zaventemse Straatket!
Met onze vrijwilligerswerkgroep
pogen we om de bedreigde en slinkende huismussenpopulaties in Groot-Zaventem
minstens in stand te houden.
Al hebben reeds diverse
initiatieven (tellingen, gerichte en herhaalde waarnemingen, een partnerschap
met Vogelbescherming Vlaanderen en Vivara) ons toegelaten interessante gegevens
te centraliseren (via een zelf bedachte observatiemethode en
inventariseringssysteem), toch hebben we nog geen situatieschets, noch
totaalbeeld van de 4 deelgemeenten.
Het is na jaren intensieve
observatieoefeningen duidelijk dat men pas van representatieve
huismussenaanwezigheid kan spreken als dit aan de hand van herhaalde
waarnemingsmomenten (op geregelde tijdstippen) kan worden aangetoond.
Ondertussen proberen we voor
het 3de opeenvolgend jaar een nieuwe troef uit: één van de
uitgeteste huismussennestkastmodellen, dat na 2 jaar observatie bij nestelende
huismussen in de smaak viel, hebben we in een gelijkaardig houten
bouwpakketversie laten klaar zagen. Schrijnwerker van dienst is natuurambassadeur
en tevens recent oprichter van de huismussenwerkgroep in zustergemeente
Koksijde, Eddy Vandenbouhede.
Waar ideale omstandigheden
toelaten huismussenestkasten te hangen, kunnen gemotiveerde enthousiastelingen de
lokale huismussenwerkgroep contacteren om concreet af te spreken.
Vanuit educatief
perspectief werden hierbij ook de lokale scholen nauw betrokken, die reeds via
diverse kanalen bijkomende informatie verkregen.
Bedoeling is bevlogen en
gedreven milieubewuste leerkrachten uit de diverse lerarenteams als
ankerpersoon / aanspreekpunt op te nemen in de huismussenwerkgroep, zodat het
netwerk in de geest van citizen science met vogelliefhebbers en huismussenspotters
in het bijzonder kan aangroeien.
Voor onderwijsinstellingen
hebben de Kille Meutel Vogelvrienden het plan opgevat en hiervoor ook de nodige
financiële steun gekregen om kosteloos een helemaal afgewerkt huismussenhotel
(samengesteld uit 5 groene huismussennestkasten) te schenken. Daarenboven wenst
de plaatselijke huismussenwerkgroep deze natuurambassadeurs te ondersteunen met
didactisch en educatief materiaal zodat de school haar participatie aan de
actie in een concreet milieuvriendelijk project kan inpassen.
De huismus, eminent lid van ons patrimonium
Al eerder had Robert
Podevijn ons getipt via het doorsturen van een link die naar een uitzending
Les moineaux, les meilleurs amis de lhomme van Le Jardin Extraorinaire over
de huismus verwees.
Helaas konden maar
weinigen de knappe beeldreportage bekijken daar de documentaire film slechts 10
dagen op de videosite van de RTBF kon worden geraadpleegd.
Gastspreker in de
uitzending was ornitholoog, Didier Vangeluwe, werkzaam in het Koninklijk
Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, die vrijdag 26/02 in Sint-Gillis
een voordracht gaf en de bezoekers te woord stond met vragen over het behoud
van huismussenpopulaties in de hoofdstad. Enkele aandachtspunten werden onder
de loep genomen:
·
volgens
Didier Vangeluwe, ook hoofd van de Belgische Ringdienst, heeft men te lang
gewacht (namelijk tot het jaar 2000) eer men eraan gedacht heeft de vogelsoort
te ringen.
Immers, het ringen van vogels is een
belangrijk instrument voor de monitoring en de studie van in het wild levende
vogelpopulaties. Het principe van het individueel merken laat toe richting en
modaliteiten van de vogeltrek te bestuderen alsook de populatiedynamica en de
evolutie op te volgen van vitale parameters (geboorte, overleving,
doodsoorzaken). De huismus is geen trekker en daarom is het des te belangrijker
te inventariseren waar precies de huismus voorkomt;
·
er
is onmiskenbaar een gebrek aan nestgelegenheid in de hoofdstad, waaraan
inwoners evenwel kunnen remediëren door passende en uitnodigende nestkasten te hangen;
·
van de massa zendmasten, die elektromagnetische straling
gebruiken om te communiceren met gsm of andere draadloze toestellen, kan tot nu
toe wetenschappelijk onderzoek niet bewijzen dat deze straling schadelijk is
voor de gezondheid of niet, maar huismussen blijven er wel ver van weg;
·
het is onweerlegbaar dat vergiftiging van uitlaatgassen
door roet (ultra)fijn stof en benzeen in loodvrije benzine een gezondheidsimpact
hebben en de luchtverontreiniging ook de huismussen treft;
·
pesticiden die dienen om bepaalde insecten, planten of
andere ongewenste organismen te doden zorgen voor een voedseltekort (hoofdzakelijk
gebrek aan insecten) tijdens de broedperiode;
·
huismussen
leven al eeuwenlang in de omgeving van de mensen. Vroeger broedden ze massaal
onder de daken van huizen en zochten op akkers naar graan. Door de verstedelijking
is ons land steeds kaler en schoner geworden. Veel daken zijn door moderne
woningbouw voor de huismus ontoegankelijk geworden en graan- en korenvelden
hebben plaats gemaakt voor industrie.
·
de
grootste groep predators die de huismussen bedreigen zijn de 2 miljoen katten
die 23 miljoen vogels per jaar verdelgen
Deze olijfbruine en
helderwitte steltloper, behorend tot de familie der strandlopers en snippen, is
gemakkelijk te herkennen aan het constante, ritmisch op-en-neer wippen van het
achterlichaam en de meebewegende kop.
In de vlucht is hij net zo
kenmerkend: hij blijft laag en gebruikt een stijve gebogen fladderende
vleugelactie. De opvallendste kenmerken aan het vederpak zijn de witte krul
tussen de vleugelboeg en zijborst, alsook de witte vleugelstrepen.
Hij foerageert aan de rand
van kleine modderpoelen en waterplassen, langs stromen en de oevers van meren,
waar hij insecten oppikt van modder en stenen of drijvend op het wateroppervlak.
De oeverloper gaat zelden diep op zoek naar prooien in het slijk of in het
water.
Goed observerend waadt de
oeverloper langs de waterkant, steeds met een oogje net boven de waterspiegel
gericht.
De balts bestaat uit
snelle vluchten boven heldere en stenige stromen waarbij hij goed gebruik maakt
van het witte onderste vleugelpatroon, maar ook van het frequente vocale
contact met luid trillende en ritmische hoog welluidende roepen.
Natuurontwikkelingsprojecten
langs de grote rivieren lijken gunstig te zijn voor de oeverloper. De meeste
broedgevallen worden gemeld in gebieden waar rivieren weer kunnen meanderen (slingerende
bochten maken) en waar grootschalige kleiwinning is toegepast precies om de
loop van de rivier meer ruimte te geven. De rijkdom aan beschutte, zandige tot
modderige oevers in dergelijke terreinen is ideaal voor de oeverloper. Lage
voorjaarswaterstanden lijken gunstig te zijn vanwege de droogvallende oevers.
Wie een eerder verschenen bijdrage over de oeverloper (identiteitskaart) wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief het artikel raadplegen verschenen op 21/08/2009
Om de
diversiteit tussen beide mussensoorten fysiek te verduidelijken, bezorgde
natuurfotograaf Pieter Cox 2
reeksen fotos van enerzijds de Spaanse mus (in Spanje getrokken), anderzijds
van de huismus in onze streken. Al zijn de karakteristieke kenmerkende
verschillen voor vogelliefhebbers (geen ornithologen) niet meteen evident,
toch levert dit beeldmateriaal een dankbaar bewijs.
Eigenlijk is deze mus een Zuid-Oost-Europese vogel die niet enkel in
Spanje voorkomt. Ook in Sardinië, Sicilië en de Balkan.
De Spaanse huismus is moeilijk te onderscheiden van de huismus en zijn
Italiaanse ondersoort; in Italië lijkt de mus een tamelijk stabiele hybride te
zijn van de Spaanse mus en de huismus.
De vogel is heel sociaal en af en toe te zien in dichte vluchten
(zwermen), maar is wel minder aan menselijke aanwezigheid gebonden.
Als de huismus schaars is, kan zij in steden de rol ervan overnemen,
maar het is voornamelijk een vogel van het boerenland omringd door natte en
drassige gebieden met wilgenstruiken.
Vergeleken met de huismus is de Spaanse huismus levendiger en fraaier gekleurd
(meer contrasterende kleuren).
Het verenpak van het mannetje is kastanjebruin op de bovenzijde en
vertoont op de vleugels en flanken een mix van roomkleurige en pikzwart
gekleurde strepen; de vuilwitte onderzijde is zwart gevlekt.
De kruin vertoont een roestbruine kap, een opvallende witte
wenkbrauwstreep en oorstreek, alsook de kenmerkende grote helderwitte wangvlek.
De stuit is bruin, de staart is zwartbruin. Keel (bef) en borst zijn helemaal
zwart.
Het vogeltje haalt een lichaamslengte die varieert tussen 14 en 16cm,
heeft een spanwijdte die reikt tussen 20 en 22cm en heeft een lichaamsgewicht
dat schommelt tussen 20 en 25g.
Het vogeltje maakt een groot nest van gras in heesters of in de basis
van het takkennest van een ooievaar of reiger, vaak in grote wilgen of andere
begroeiing van nat land in kolonies. In de periode april juli zijn er
doorgaans 2 legsels, die 3 tot 7 eitjes kunnen bevatten.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden en bessen, meestal van de
grond; de kuikens worden ook met insecten gevoerd.
Geraadpleegde
bron: Natuurpunt: De Geelgors in Vlaams-Brabant Verspreiding en beheer
De soort is herkenbaar aan
het weinig opvallende koppatroon, gele veerpartijen op kop en onderdelen, een
rosse stuit en witte buitenste staartpennen. De hoeveelheid geel kan sterk
variëren en kan vooral bij mannetjes erg opvallen.
De geelgors heeft een
opmerkelijke zang, een serie van 5 tot 7 noten, die veel weg heeft van de
aanzet van de 5de symfonie van Beethoven. De korte roepjes zijn
moeilijker te omschrijven, maar lijken het meest op trp, dat vaak wordt
herhaald en een scherper tsit als alarmroep.
De geelgors kent een
gevarieerd leefgebied. De geprefereerde biotopen kunnen worden omschreven als
overgangssituaties in een structuurrijk landschap: overgangszones tussen bos
en/of struweel enerzijds en open landschap anderzijds, tussen jonge
aanplantingen en kaalgekapte bossen, tussen cultuurlandschappen met kleine
landschapselementen of boomgaarden en structuurrijk struikgewas, heide en ruig
grasland en uiteenlopende types van parkachtige landschappen.
Heterogeniteit blijkt een
belangrijke factor in de habitatkeuze.
Onderzoek heeft aangetoond
dat de aanwezigheid van een strook kruidachtige vegetatie, grenzend aan een
houtkant, eveneens een belangrijke invloed heeft op de territoriadichtheid.
Deze perceelranden met grassen en onkruiden vormen een belangrijke voedselbron
voor geelgorzen tijdens het broedseizoen.
De redenen waarom het
bestaan van de geelgors wordt bedreigd zijn divers en grotendeels bekend.
De geelgors is bij uitstek
een vogel van kleinschalige landschappen.
Ruilverkavelingen hebben
zonder twijfel in het nadeel van de soort gespeeld.
Het gebruik van pesticiden
in agrarische gebieden dringt het aantal insecten drastisch terug. Grote
monotone akkerlandschappen worden quasi volledig gesteriliseerd. Het gebruik
van herbiciden, insecticiden en fungiciden in België is bij de hoogste in
Europa.
De verhoogde
productie-efficiëntie heeft bovendien tot gevolg dat enkele weken na het
oogsten de resterende zaden worden ondergeploegd bij het zaaien van een
wintergewas.
Langdurige stoppelvelden
zijn in Vlaanderen een zeldzaamheid geworden. De braaklegregel is in 2007
afgeschaft.
Recente veranderingen van
teelten zijn voor de geelgors en andere akkervogels nefast. Maïsteelt, die een
aanzienlijk percentage van het landbouwoppervlak inneemt, is zowel op vlak van
voedselaanbod en als broed- en foerageerhabitat quasi ongeschikt. Door de hoge
bemestingsgraad en het gebruik van efficiënte bestrijdingsmiddelen in
maïsakkers krijgen andere planten weinig groeikansen. Bijgevolg zorgt het
tekort aan akkerkruiden (en insecten) voor voedselgebrek.
Het hooilandbeheer dat ooit
moest dienen voor de productie van hooi als wintervoer voor vee op stal is haast
volledig vervangen door de productie van kuilvoer. Zowel snijmaïs als grassen
worden ingekuild. Soortenrijke hooilanden zijn vervangen door zwaar bemeste, eenvormige
graslanden, met weinig ecologische waarde.
Campagne: Je
hebt meer buren dan je denkt
Dit initiatief van de
provincie Vlaams-Brabant wil de (lokale) biodiversiteit helpen behouden. Een
samenwerking van de provincie, gemeenten, regionale landschappen en andere
organisaties gaan aan de slag met koesterburen, gemeenten die symbool staan
voor de unieke biodiversiteit in hun leefgebieden.
De geelgors werd
geadopteerd door 18 gemeenten, waaronder Zaventem.
Een getuigenis van Robin
Geulinckx: Natuurpunt bouwt een netwerk van akkerreservaten uit met het project
Graan voor gorzen
De huidige dichtstbijzijnde
broedplaatsen liggen in de Camargue in Zuid-Frankrijk en in de
visvijvermoerassen van La Dombes, ten noorden van Lyon. In de regio Lombardije
in Noord-Italië behoort de ralreiger samen met de blauwe reiger en de
purperreiger tot de belangrijkste broedvogels. Samen met de kwak, de kleine
zilverreiger en het woudaapje broeden ze daar in 13 verschillende
reigerkolonies te midden van zeer uitgestrekte rijstvelden.
Wie een eerder verschenen bijdrage over
de ralreiger wenst te lezen, kan via de zoekmachine in het archief een artikel
vinden, verschenen op:
Er
zijn tientallen beschrijvingen te vinden van Lesbos als vogelparadijs.
Vele
reizen beginnen bij Skala Kalloni. Ver van de drukte van Mytelini is dit een
uitstekende uitvalsbasis voor een voorjaarsreis naar het Griekse eiland. Er
zijn weinig bestemmingen die zo ingericht zijn op natuurreizen als dit
wondermooi eiland. Alles is goed bereikbaar, routes zijn beschreven en locaties
gedocumenteerd.
Al
vaker is op dit blog gezegd dat het knap in beeld brengen van een gegeerde
vogel binnen zijn biotoop van natuurfotografen nogal wat geduld vergt en ook een
stevige portie ecologische voorkennis.
De
meeste fotografen willen liefst in de meest comfortabele omstandigheden beelden
schieten. Maar als zich unieke kansen voordoen om een vogel op zijn
verlanglijstje te trekken, durft onze huisfotograaf, Wim Dekelver, wel vaker
straffe toeren uithalen om zijn gedrevenheid en passie voor de natuur te
vereeuwigen.
Het
is de kunst natuurgebieden zo weinig mogelijk te verstoren en respect te
betonen voor fauna en flora en niet iedereen slaagt daar in, zoals jullie
hieronder uit zijn reportageverhaal kunnen lezen.
the making off: de ralreiger
De
fotos werden genomen aan de wetlands, naast de Kalloni zoutpannen in Lesbos (mei
2014).
Op
een ogenblik kom ik daar voorbij gereden en zie een fotograaf (blauwe cirkel gsm
foto) op het einde van de landtong liggen, terwijl hij van kortbij een
ralreiger fotografeert. Veelbelovend, dus dat wou ik ook wel eens proberen.
Maar
plots, terwijl de ralreiger op 10m van hem vandaan is, veert hij recht en
steekt vloekend beide handen in de lucht. Die ralreiger ribbedebie natuurlijk.
Blijkt
dat deze slimmerd zijn geheugenkaartje vol is en dat de reservekaartjes in zijn
wagen liggen.
Dubbel
domkop natuurlijk: deze moet je op zak hebben en plots opspringen als je in de
directe buurt van een ralreiger bent, is ook niet bijster snugger. Maar
mijnheer Leeghoofd had zijn fotos en de rest kan dan maar stikken.
Ik
rij dus door, hier valt de eerste uren niets meer waar te nemen.
Maar
als ik later op de dag terugkom, is alles weer rustig.
Ik
besluit de ± 30m vanaf de weg tot aan het laatste struikje af te leggen in de
dekking van de struiken op de zijkant (blauwe pijl, de X staat voor de plaats
waar de ralreiger zat), gezeten op mijn achterwerk (sluiptechnieken
geleerd in het ABL kon ik vanwege mijn rugproblemen niet toepassen).
Mijn
fototoestel met zware telelens op statief vóór mij geplaatst en dan metertje
per metertje verzetten is de enige mogelijkheid. Natuurlijk constant de
ralreiger in het oog houdend en alleen bewegen als die de andere kant opkijkt.
Maar tot mijn grote verwondering lukte het mij om tot aan die laatste struik te
komen zonder de ralreiger op te schrikken. Daar zit ik dan kortbij en met een
laag standpunt, namelijk op ideale ooghoogte van de reiger .
Gedurende
3 uren heb ik daar zo gezeten en maakte zon 750 fotos. De ralreiger
kwam zeer kortbij, tot op zon meter of 7 schat ik, heel indrukwekkend.
Ik
heb dan wél gewacht tot de reiger weggevlogen was, voor ik aan de terugweg
begon.
Het
zijn misschien niet mijn allerbeste fotos, maar ik heb nooit meer voldoening
gehad aan mijn momentopnames dan bij deze.
Wie
een eerder verschenen artikel over Lesbos wenst te raadplegen, kan in het
archief op zoek gaan naar de bijdrage verschenen op:
22/06/2014:
Bijeneters op Lesbos
Vanavond
volgt nog een reeks van 5 fotos van de merkwaardige ralreiger
·
Persbericht: Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen
Tijdens de jongste
vogeltelling werd reeds gemeld dat de kauw, een kraaiachtige voor het 3de
jaar op rij de vaakst waargenomen vogel was op de Vlaamse speelplaatsen.
Nooit eerder namen zoveel
scholen deel aan de vogeltelling.
Minstens 4 400
leerlingen telden meer dan 8 600 vogels op de speelpleinen.
De speelplaats blijkt
vooral interessant voor grotere vogels zoals de merel, houtduif, zwarte kraai
en kauw.
Toch bleken ook kleinere
typische tuinvogelsoorten zoals pimpel- en koolmees, roodborst en huismus in
ongeveer de helft van de scholen voor te komen.
Ook bijzondere
verschijningen als de grote bonte specht, de zwarte mees en de staartmees
werden frequent opgemerkt, op ongeveer 5% van de speelplaatsen.
Hier en daar lieten ook
puttertjes (distelvinken), boomkruipers en goudhaantjes zich zien.
Vooral scholen die over
een langere periode en met regelmaat voederden, kregen hogere aantallen en meer
soorten over de vloer.
Immers, vogels hebben
altijd een gewenningsfase nodig vooraleer ze een nieuwe voederplaats
vertrouwen. Zeker op plekken waar veel mensen komen, zoals op de speelplaats.
Versoepelde
afwijkingsprocedure treft ook de kraaiachtigen
Natuurpunt en
Vogelbescherming Vlaanderen zijn verontwaardigd over de beslissing van de
Vlaamse regering om spreeuw, kraai, kauw, ekster, gaai en over zomerende
brandganzen vogelvrij te verklaren.
Deze vogels zijn immers
beschermd door de Europese Vogelrichtlijn.
Een drastische maatregel zoals
bestrijding moet dan ook gestoeld zijn op wetenschappelijke gegevens, moet
schade effectief helpen vermijden en mag geen impact hebben op andere soorten.
Met deze recente wijziging
is aan geen van die voorwaarden voldaan. Het is dan ook voor Natuurpunt en
Vogelbescherming Vlaanderen evident dat deze dwaze beslissing drastisch dient teruggeschroefd.
In 2009 besliste de
Vlaamse regering om een speciale afwijkingsprocedure te voorzien voor de
bestrijding van spreeuw, kraai, kauw, ekster, gaai, kokmeeuw en zilvermeeuw.
Sindsdien kunnen deze
vogels worden gedood na een eenvoudige melding aan het Agentschap voor Natuur
en Bos. Geen antwoord 48 uur na de melding, betekent toestemming.
Die al te vrijblijvende
afwijkingsprocedure werd vorige vrijdag nog versoepeld ondanks het
herhaaldelijk protest van Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen.
Het wordt nu heel
gemakkelijk om die vogels uit de weg te ruimen, zelfs al zijn deze wettelijk
beschermd.
Daarnaast zijn Natuurpunt
en Vogelbescherming Vlaanderen sterk gekant tegen het gebruik van methodes
zoals gas- en luchtdrukwapens, niet-selectieve vangkooien, trechtervallen en
akoestische lokmiddelen. Die methodieken hebben altijd een onbedoelde impact op
andere beschermde dieren en veroorzaken onnodig dierenleed.
Het boek De
kauwentuin
De Kempense beeldende
kunstenaar Achilles Cools is best tevreden met zijn tuin rond het kauwenhuis.
In Geel, te midden van een
landbouwgebied, houdt hij de biotoop van honderden dier- en plantensoorten in
stand. Het lijkt wel op een wildernis, maar eigenlijk zijn de tuinen
authentieke biotopen. Samen met een 60-tal kauwen woont hij in het met klimop
en wilde wingerd overwoekerde kauwenhuis, vlakbij het natuurreservaat De
Zegge.
Wanneer hij de tuin
betreedt, vliegen eksters, gaaien en zangvogels geschrokken op.
Alleen de kauwen blijven.
Zij kennen de kauwenvriend en aanvaarden zijn aanwezigheid in hun midden.
Het boek is een
uitzonderlijk natuurverhaal met fascinerende observaties over de manier waarop
vogels met mensen en mensen met vogels omgaan: gelijkwaardig.
Kauwen zijn echte
individuen met vaak sterke persoonlijkheden. Veel van hun gewoonten doen denken
aan menselijk gedrag. Ze doen ons inzien hoeveel dierlijke erfenissen de
moderne mens nog in zich heeft. Te midden van al dat evenwaardig leven leert de
mens zichzelf en de wereld beter begrijpen.
Kauwen kennen liefde en
haat, strikte monogamie, maar ook overspel, homoseksualiteit, hiërarchie en
carrièreplanning, leugen, bedrog, diefstal, maar ook altruïsme en onderling
hulpbetoon, spel, droom, apathie en frustratie.
De
intelligentie van het kraaienbrein
Dat kraaiachtigen zeer
intelligente dieren zijn, is al langer bekend. Hoe ver hun begrip gaat en welke
strategische beslissingen zij nemen, blijkt nu uit wetenschappelijk onderzoek
door neurobiologen van de universiteit van Tübingen.
De probleemoplossende
vermogens van kraaiachtigen zijn zeer gunstig voor hun overlevingskansen. Omdat
kraaiachtigen (kauwen, kraaien, raven, eksters, roeken) zelfs gereedschap
aanwenden om hun doel te bereiken, een uitstekend geheugen hebben en hun gedrag
afstemmen op de verwachte reacties van soortgenoten, noemen gedragsbiologen ze
ook wel gevederde primaten. Al steken de hersenen van vogels fundamenteel
anders in elkaar dan die van zoogdieren, waaronder de primaten (apen en
half-apen), toch lijken de breincellen, die betrekking hebben op het nemen van
beslissingen, vergelijkbaar te werken.
De vermogens van het
kraaienbrein blijken onder meer uit een puzzel die kraai 007 oplost in
onderstaande video.
Dr. Alex Taylor bestudeert
wilde kraaien gedurende 3 maanden en laat ze daarna weer vrij.
Hij heeft een opdracht
bedacht die uit 8 stappen bestaat. De vogel analyseert snel het raadsel voor
hij aan de slag gaat. Hoewel het een moeilijke opdracht is, voert hij deze
stapsgewijs correct uit.
Hoe hij uiteindelijk zijn
beloning een lekker hapje te pakken krijgt, is wonderbaarlijk slim.
Dit weekend biedt zich een
interessante editie van het 15de telweekend aan.
Na een periode van zacht
herfstweer krijgen we toch een winterprikje te verwerken.
Die koude golf heeft zich
langzaamaan vanuit het noorden over onze contreien gespreid, wat merkwaardige
gegevens kan opleveren.
Natuurpunt roept iedereen
op om tijdens het weekend minstens een half uur post te vatten in de tuin of
vanuit een panoramische uitkijkpost de vogels te tellen.
Het is de bedoeling dat de
vogelspotters bijhouden hoeveel vogels ze tegelijkertijd te zien krijgen.
Je vindt op www.vogelweekend.be alle informatie die je helpt bij het
invoeren van je waarnemingen:
Met die data kunnen trends
in de aantallen en de verspreiding van tuinvogels op grote schaal
worden onderzocht.
Daarnaast is het ook een ideale gelegenheid om mensen in contact te brengen met
het fascinerende leven van onze gevederde tuinbezoekers en om het belang van
voederen duidelijk te maken.
De kans lijkt reëel dat de
huismus stand houdt en de meest getelde tuinvogel blijft. Niet omdat de soort
toeneemt, wel omdat de andere soorten net iets minder aanwezig lijken dit jaar.
Dit geldt zeker voor zijn belangrijkste mededinger: de vink.
Huismussenpopulaties die
in een woonwijk op diverse voederplaatsen terecht kunnen, troepen in de winter
steevast samen, wat een redelijke garantie biedt op een niet ongemerkt bezoek.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.