Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Eutrofiëring (vergroting
van de voedselrijkdom door onder andere fosfaten en nitraten), kanalisatie en
het indammen van rivieren en beken zijn belangrijkere factoren voor de
terugloop van sommige vispopulaties dan de komst van de aalscholver als nieuwe
predator.
Toch loopt de beschermingsstatus
van de soort in Europees verband het risico opnieuw te worden gewijzigd.
Jaarlijks worden in Europa nu al meer dan 90 000 aalscholvers geschoten op
grond van art. 9 van de Vogelrichtlijn.
Hiermee wordt de
mogelijkheid geboden pas als andere methodes hebben gefaald door bejaging
te voorkomen dat belangrijke schade optreedt aan visbestanden.
Interessant om weten is
ook welke andere argumenten door de tegenstanders werden aangevoerd.
Naast het argument van de
schade (die in natuurlijke wateren nauwelijks kan worden nagegaan) wordt
aangevoerd dat de soort een ongewenste indringer zou zijn in het ecosysteem.
Vooral in Denemarken, Zweden, de Baltische Staten alsook in Duitsland,
Frankrijk, Zwitserland en Oostenrijk speelt dit argument.
Aangehaalde motieven zijn:
het verdrijven van andere vogels, het vernietigen van broedbos, het bedreigen
van endemische vissoorten, het verlies aan wetlands, wanneer de viskwekerij
niet langer rendabel zou zijn.
Wie wel eens een
aalscholverkolonie van nabij heeft gezien, zal overtuigd geraakt zijn van de
vele relaties die de soort heeft met andere organismen.
Het lokaal stervende bos
is een paradijs voor spechten, holenbroeders en insecten; reigers en roofvogels
profiteren van visresten en door de bemesting komt een uitbundig waterleven tot
ontwikkeling, waar heel wat dieren voordeel uit halen.
Andere kolonievogels
broeden graag samen met aalscholvers, zoals dat blijkt in de deltas van de
Donau en de Wolga, waar gemengde kolonies voorkomen, met lepelaars, zwarte
ibissen, pelikanen en reigers.
De bewering tenslotte dat
een predator een prooisoort kan uitroeien, is natuurlijk een fabel.
In de natuur zijn
voldoende mechanismen aanwezig voor een terugkoppeling waarbij de prooi minder
risico loopt gevangen te worden.
De wateren die van nature
door de aalscholvers worden bewoond, liggen in de voedselrijke zone van de
grotere wateren: de grotere laaglandrivieren, de grote meren, estuaria (wijde
trechtervormige riviermonden waarin eb en vloed zich sterk doen gevoelen) en
ondiepe kustwateren.
Hier zijn natuurlijke
visbestanden tussen de 100 400kg/ha geen uitzondering en in vrijwel alle
gevallen gaan de aalscholvers met max. 10-20% daarvan aan de haal.
Lokale bestrijding van de
schade (afweermaatregelen op de plaats van de schade) is in voorkomende
gevallen te verkiezen boven het streven naar een op Europees niveau kunstmatig
laag gehouden populatie. De schadevraag zou daarbij wel ernstiger moeten worden
aangetoond dan de manier waarop dit nu doorgaans gebeurt.
Dieren dragen soms
ziekteverwekkers met zich mee die kunnen overgaan op soortgenoten.
Zon infectie vormt dan
soms een risico voor het natuurbehoud wanneer ze het voortbestaan van een
duurzame populatie van een inheemse soort in het gedrang brengt.
Zo zorgt een
ziekteverwekker bij de stierkikker voor massale sterfte bij amfibieën.
Sommige infecties kunnen
worden overgedragen op andere diersoorten en mogelijk een risico vormen voor de
economische welvaart van professionele dierenhouders.
Een voorbeeld is de
klassieke varkenspest die voorkomt bij zowel wilde zwijnen als bij
gedomesticeerde varkens. Sommige infecties kunnen ook de mens besmetten,
waarbij er mogelijk een risico is voor de volksgezondheid. Denk maar aan de
ziekte van Lyme die wordt overgebracht door een geïnfecteerde teken.
Echinococcus
multilocularis is een lintworm die kan voorkomen bij carnivoren in het wild,
zoals de vos.
Knaagdieren en zelfs de mens
kunnen worden besmet met het larf-stadium van de lintworm door opname van
kleine eitjes die via de uitwerpselen van een besmette vos in de natuur
terechtkomen. Zoogdieren, zoals vos en hond, kunnen vervolgens door het eten
van besmette knaagdieren worden geïnfecteerd met het wormstadium van de
lintworm.
In het Vlaamse Gewest werd
in 1999 de aanwezigheid van die parasiet in de vossenpopulatie voor het eerst
aangetroffen.
Uit nader onderzoek weet
men dat de lintworm voorkomt in Vlaanderen, net als in Wallonië, in onze
buurlanden en in de meeste andere Europese landen. Doch in tegenstelling tot
Wallonië komt deze lintwormbesmetting bij Vlaamse vossen slechts zeer
sporadisch voor.
Om een actueel beeld te
verkrijgen van het voorkomen van de vossenlintworm in Vlaanderen organiseerde het
Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) een surveillance van de parasiet in de
winterseizoenen van respectievelijk 2012, 2013 en 2014.
Deze bewakingsactie
gebeurde in samenwerking met erkende wildbeheereenheden in Vlaanderen met Dierengezondheidszorg
Vlaanderen en met het Nationaal Referentie Laboratorium voor Parasieten
overgedragen via de voeding.
Om een goede ruimtelijke
spreiding te realiseren, werd aan elke wildbeheereenheid gevraagd na afschot 3 vossenkadavers
ter beschikking te stellen, tot het beoogde quotum van 300 kadavers werd
bereikt.
Deze kadavers dienden
volgens het veiligheidsprotocol door de jager op het terrein te worden verpakt
in door het ANB aangeleverde plastic kadaverzakken, inclusief sluittrips.
Er werden 316 vossen
ingezameld tijdens de periode oktober-december 2014.
De vossen waren afkomstig
uit alle Vlaamse provincies: Antwerpen [59] Vlaams-Brabant [54]
Oost-Vlaanderen [55] West-Vlaanderen [75] Limburg [73], waarvan 9 uit de
Voerstreek.
Van de 316 geanalyseerde
vossen werden slechts 5 vossen positief bevonden op Echionococcus
multilocularis en dit in de provincies Vlaams-Brabant [1] en de Voerstreek [4].
De parasiet is nog steeds
aanwezig in de Vlaamse vossenpopulatie, hoewel in erg geringe mate.
Daartegenover staat de
frequent voorkomende aanwezigheid van de parasiet in de vossenpopulatie in
Wallonië.
Het risico op humane
besmetting in Vlaanderen is bijzonder klein, maar gezien de ernst van een
infectie is het toch aangewezen om preventieve voorzorgsmaatregelen toe te
passen conform de richtlijnen van het Vlaams Agentschap voor Zorg en
Gezondheid.
Het verruimen van de jacht
op de vos is geen oplossing, integendeel.
Bejaging veroorzaakt een
gewijzigde populatiedynamiek waardoor tijdelijk meer jonge vossen zullen
voorkomen. Op hun beurt zullen die zich verder verspreiden om nieuwe territoria
te bezetten. Jagers werken dus door hun ingrijpen de verdere verspreiding van
de vossenlintworm in de hand.
Voorzorgsmaatregelen:
·
was
bosvruchten, zelf geplukte paddenstoelen en valfruit eerst grondig en kook ze
indien mogelijk voor consumptie;
·
pluk
braambessen voor onmiddellijke consumptie enkel als ze hoger hangen dan 1m;
·
was
je handen goed na het tuinieren en andere grondwerkzaamheden;
·
neem
een dode vos alleen vast met handschoenen;
·
ontworm
jouw hond elke 3 à 4 weken, zeker in de Ardennen of Europees endemische
gebieden;
·
gebruik
een ontwormmiddel dat efficiënt is tegen deze besmetting (bv. Praziquantel);
·
neem
jouw huisdieren geregeld mee op controle bij de dierenarts.
De grootste
wetenschappelijke ontdekkingen gebeuren per toeval.
Dat beseft ook de Vlaamse
ornitholoog Filip Verbelen.
Toen zijn vriendin een
vakantie op Principe een paradijselijk eiland voor de kust van Equatoriaal
Guinea boekte, wees niks erop dat hij daar ook een nieuwe uilensoort zou
ontdekken.
Zoals elke
vogelliefhebber/ornitholoog ging Verbelen zich op internet informeren over de
vogelrijkdom op zijn reisbestemming.
Er waren al sinds 1928 geruchten
over een mysterieuze uil op het eiland, maar niemand slaagde erin hem ooit te
zien.
Een Portugese bioloog
Martim Melo, die 8 jaar geleden met een team onderzoekers het Obo-natuurpark
gedurende een maand uitkamde, kon de rare vogel niet klissen.
Toch gaf hij 2 belangrijke
tips mee: lokale papegaaienvangers hadden tijdens hun strooptochten hoog in de
bomen onbekende kleine uilen gezien.
Melo had het geluid
opgenomen waarvan hij vermoedde dat het van een uil afkomstig was.
Toen Verbelen het
geluidsbandje beluisterde, stelde hij vast dat het geluid sterke gelijkenissen
vertoonde met dat voortgebracht door dwergooruilen.
Op de naburige eilanden Sao
Tomé en Annobón komen dwergooruilen voor; het zou verwonderlijk zijn mochten er
op Principe geen bestaan.
Verbelen trok naar het
gebied dat Melo verkende en vrij snel hoorde hij gelijkklinkende uilenroepen.
Alleen weerklonken ze te ver weg om een goede opname te maken. Dat was spijtig,
want de truc om uilen te lokken, is het afspelen van hun eigen zang.
Dan denken ze dat een
ander mannetje hun territorium betreedt en komen ze nieuwsgierig piepen wie de
indringer is.
Na 4 dagen geduldig
speuren, hoorde Verbelen bij valavond de bewuste roep glashelder boven zijn
hoofd ergens in het dikke bladerdek van de hoge bomen.
Verbelen maakte een
geluidsopname die hij vlak daarna opnieuw afspeelde. Plots vloog er iets
voorbij en het beestje overduidelijk een dwergooruil streek op 4m van zijn
neus neer op een tak.
De ornitholoog greep
behoedzaam naar zijn fototoestel, maar je zal het op zon moment nooit anders
zien de flits werkte niet. Toch bleef hij kalm en slaagde er uiteindelijk in
een foto te nemen met de ingebouwde flits van een reservetoestel.
Je zou denken dat een foto
het bewijsmateriaal is voor een nieuwe vogelsoort, maar niks is minder waar.
Zijn roep is veel belangrijker. Op de foto lijkt de dwergooruil immers als twee
druppels water op de Hartlaubs dwergooruil, die op het naburig eiland Sao Tomé
leeft.
Het onderscheid ligt hem
net in het geluid dat hij voortbrengt en dat totaal verschillend is.
Om een nieuwe vogelsoort
te diagnosticeren, hanteren ornithologen diverse methodes.
Het meest sluitende is een
DNA-onderzoek, maar dan moet je uiteraard de vogel vangen.
Ook de morfologische
studie van de bouw van de vogel gecombineerd met analyse van zang en roep kan
uitsluitsel geven.
Bij uilen is het geluid
heel bepalend omdat dat genetisch vastligt. Uilen zijn niet in staat om zoals
zangvogels geluiden na te bootsen en toe te voegen aan hun repertoire.
De dwergooruil [in Europa]
De dwergooruil is een
kleine nachtelijke uil, die gemakkelijk te vinden is door zijn aanhoudende
fluitende roep, maar vaak slechts te zien is als een silhouet op de punt van
een dak. Hij is overdag nauwelijks te vinden.
In mediterrane dorpen en
bossen is de roep van de dwergooruil bij ochtend- en avondschemering vaak te
horen.
De kleine roofvogel eet
insecten, reptielen, kikkers en kleine vogels. Hij grijpt deze met zijn poten
als hij vanaf een zitpost jaagt. Nachtvlinders vangt hij soms vliegend.
Hij herhaalt een iets
melodieus fluitend pièè of tjuuk in een tempo van ongeveer 22 tot
26 noten / min. Hij heeft ook een schrille, geknepen alarmroep.
De nesten bevinden zich in
boomholtes of gebouwen. Het legsel van 4 5 eieren komt na 24 25 dagen
broeden uit.
Europese dwergooruilen
overwinteren in Afrika, hoewel sommige in het uiterste zuiden van Spanje,
Italië en Griekenland blijven.
Het verenpak vertoont een complex
grijs tot roodbruin vlekkenpatroon met donkere strepen op een lichtere
achtergrond. Dicht bij het lichaam vertoont de sterk gebandeerde (gestreepte) bovenvleugel
een rossig veld; de ondervleugel een bruingeel veld.
Zijn smalle, platte kop,
soms met opgeheven oorpluimen, vertoont diverse gezichtsvormen en houdingen;
als hij alert is, zijn de gele zwart omrande ogen duidelijk merkbaar.
Het uiltje heeft een
lichaamslengte die varieert van 18 tot 20cm; een spanwijdte die wisselt tussen
47 en 54cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 140 en 150g.
Filip Verbelen is ook een milieuactivist
Hij werkt als Forest
Campaigner bij Greenpeace. In landen als Congo en Indonesië documenteert hij
illegale houtkap en staat hij lokale gemeenschappen bij in hun strijd tegen
multinationals. De grootste boosdoeners zijn oliepalmbedrijven, leveranciers
van biodiesel. Hun plantages zorgen ervoor dat het regenwoud in Zuidoost-Azië
smelt als sneeuw voor de zon. Langs de oevers van de Kinabatangan in Borneo zie
je vanop een bootje alle wildlife dat je maar kan dromen van orang-oetans tot
neushoornvogels. Dat is niet omdat ze daar graag samen zitten, maar omdat de
dieren bijeen moeten schurken in de 4 stroken bomen die er van het oerwoud nog
resten. Daarachter gaapt een bos met duizenden oliepalmen, een ramp voor de
biodiversiteit. De biotoop van duizenden dieren, waaronder tijgers, neushoorns
en mensapen, is volledig naar de knoppen.
Gelukkig nemen bepaalde
westerse landen met de klimaatakkoorden maatregelen tegen ontbossing. Noorwegen
bv. wil de Congolese overheid 1 miljard euro schenken als ze haar wouden
beschermt.
De Deense onderwijzer en
ornitholoog Hans Christian Mortensen was de eerste die in 1899 is begonnen met
het vangen van vogels om ze vervolgens met een ring weer los te laten. Hij deed
dit om meer te weten te komen over het trekgedrag van vogels. Hij startte zijn
succesvolle ring-experimenten met spreeuwen die in nestkasten met een
sluitingsmechanisme werden gevangen. Later ringde hij ook ooievaars, reigers,
meeuwen en diverse eendensoorten. Hij zou meer dan 6 000 vogels hebben
geringd.
Het ringen van in het wild
levende vogels is omstreeks 1911 begonnen en is
er jarenlang op gericht geweest om inzicht te verkrijgen in de trekpatronen van
diverse vogelsoorten. Hoofddoelstelling van het ringwerk beperkte zich tot de
vertrekplaats en de bestemming van de gevangen vogels.
Van de meeste vogelsoorten
zijn inmiddels de geografische grenzen van zowel broed- als van
overwinteringsgebieden bekend.
Het CES-project
(Constant_Effort_Sites)
In een gebied met een vaste
opstelling van mistnetten onder zo gelijk mogelijke omstandigheden worden
vogels gevangen en geringd in het broedseizoen. Dit project richt zich
specifiek op broedvogels en wordt dus uitgevoerd tijdens het broedseizoen en
hierna als de jonge vogels zijn uitgevlogen. Door deze werkwijze kan men
inzicht krijgen in de reproductie en de overleving van de lokale
broedpopulaties. Voor de overleving is het ook van belang om de reeds geringde
vogels in opeenvolgende onderzoekjaren terug te vangen of teruggemeld te
krijgen door andere vogelringers of derden. Het project kan tevens bijdragen
tot het verklaren van veranderingen in vogelpopulaties.
Het RAS-project
(Retrapping Adults voor Survival) is een belangrijke toevoeging aan de
broedvogel-monitoring. Het impliceert het terug vangen van geringde broedvogels
om de overlevingskans te kunnen berekenen. Sommige vogelsoorten gaan duidelijk
in aantal achteruit en men maakt zich daar terecht zorgen over.
De vogels kunnen onder
andere met behulp van fijnmazige mistnetten (netten die je tussen 2 palen hangt
en haast onzichtbaar zijn) en slagnetten worden gevangen. In de
trekperiode wordt er in de meeste gevallen gebruik gemaakt van geluid; in het
broedseizoen echter niet om verstoring te voorkomen.
s Morgens net vóór de
ochtendschemering, gaan de ringers hun netten opstellen. Zodra de dag
aanbreekt, gaan de vogels zich verplaatsen om voedsel te zoeken, met als gevolg
dat een deel van deze vogels in de netten belandt. De vogels worden eruit
gehaald en voorzien van een passende ring met een uniek nummer erop.
De vogelsoort wordt
genoteerd, de leeftijd en het geslacht bepaald en de vogel wordt ook gewogen en
gemeten en geregistreerd in een centrale databank.
Om roofvogels te vangen
bestaan er verscheidene manieren, vaak gebaseerd op beproefde technieken van
valkeniers.
Soms worden nepprooien
gebruikt om de predatoren in een val te lokken. Dit kan een kooi zijn, een net
of fijne lussen waarin ze met hun poten verstrikt geraken.
Veel roofvogels kunnen op
het nest worden gevangen zonder risico dat ze het nest in de steek zullen
laten, zoals vaak wel het geval bij kleinere vogels.
Als merkteken wordt veel
gebruik gemaakt van de aluminium pootring met een uniek nummer en een retouradres.
Een alternatief merkteken om de roofvogels te herkennen, zonder ze steeds te
moeten vangen, zijn plastiek pootringen of vleugelmerken. Wanneer nestjongen
een merkteken krijgen, gebruikt men verschillende kleuren om jaarklassen aan te
geven en nummers voor elke individuele vogel. Een vleugelmerk wordt vastgemaakt
met een klemmetje aan het patagium (een dunne huidflap op de voorrand van de
vleugel) en blijft als het deskundig is aangebracht altijd zitten.
Waar de havik tot voor
kort nog een echte bosgebonden broedvogel van de zandgronden was, is het
tegenwoordig een bewoner van vrijwel ieder type van landschap.
Voor een meer
gedetailleerd portret van de havik kan je via de zoekrobot een artikel uit het
archief opvissen
28/09/2015De havik
Ivan Bruneel voorzitter
van Natuurpunt Staden en goed bevriende stichter van de huismussenwerkgroep aldaar
is een door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)
gecertificeerde en erkende vogelringer, die recent een havik ringde (de knappe fotos
werden door zijn zoon Robin gemaakt)
Wie Ivan Bruneel met het
ringen van een koekoek aan de slag wil zien, kan in het archief het artikel
opsnorren
Het houden van
zangwedstrijden met vinken, vinkenzetting, is een eeuwenoude volkssport. Het
gebruik ervan zou teruggaan tot het einde van de 16de eeuw. Vinken
staan erom bekend dat de mannetjes tussen maart en augustus om het hardst
zingen om hun territorium af te bakenen en vrouwtjes te lokken. Het liedje
duurt maximaal 5 seconden en mannetjes herhalen het tot 10 x / min. Tijdens een
zogenaamde vinkenzetting worden de vinken in speciale wedstrijdkooien in een
lange rij langs de straatkant geplaatst met telkens 2.40 m tussen. Een liedje
is geldig als het begint met een voorzang en eindigt met een slotzang,
eindigend op het kenmerkende suskewiet. Met een krijtje worden streepjes
getrokken op een zwartgeverfde houten telregel om de slagen te tellen.
·
De
Ieperse korenmeester en kroniekschrijver Augustijn van Hernighem bericht als
eerste over een zangwedstrijd met vinken (vinkenzetting) op 1 mei 1595. De
Ypersche Bladwijzer maakt zelfs gewag van een vinkenzetting die reeds in 1593
zou hebben plaatsgevonden. De Ieperse gilde der vinkeniers zou zijn opgericht
in 1627. Iedere regio had zowat zijn eigen speelwijze en reglement maar bij de
vinkenzetting werden de kooien s morgens vroeg in een straat op een lijn op de
grond geplaatst. Iedere vinkenier nam individueel met zijn vink deel. Voor
ieder geldig suskewiet-liedje werd een streepje op een regel gezet en de
winnaar werd de vink die het meest goede liedjes had gezongen. De eigenaar van
de vink werd tot koning uitgeroepen en als je twee keer na elkaar tot koning
werd uitgeroepen, kreeg je de titel van keizer.
·
Op
75% van de schilderijen waarop voedsel wordt afgebeeld door de Antwerpse
Meester Frans Snyders (1579 1675) komen vinken voor. De vogels werden aan
stokjes geregen en voor consumptie te koop aangeboden op de markten. Zij werden
door gewone lieden aangeleverd, die vinken en andere zangvogels vingen met
behulp van een steenuil als lokvogel. De vogels geraakten vastgekleefd in
vogellijm en werden vanuit de beschutting met tot 2m lange blaaspijpen gedood.
Gevogelte
was in die tijd een hoofdbestanddeel bij banketten. Bij het gildefeest van de
Antwerpse Sint-Lukasgilde in 1617 werden 34 kapoenen, 22 paar snippen, 8 paar
patrijzen en 325 vinken opgediend tijdens 2 maaltijden.
·
Gekooide
vinken werden vroeger vaak bind gemaakt, omdat men geloofde dat blinde vinken
beter zouden zingen. Het blind maken gebeurde met behulp van een dunne
ijzerdraad die gloeiend heet werd gemaakt en dicht bij de ogen van de vink werd
gehouden. Als reactie kneep de vogel de ogen dicht waardoor de verschroeide
randen van de ogen aan elkaar kleefden. Het hoornvlies werd in dit geval dus
niet verminkt. Soms gingen vinkeniers ook driester te werk en werden de ogen
volledig uitgebrand.
·
In
grote delen van Vlaanderen staat de vink bekend als botvink of boekvink. De
dialectnaam gaat terug op bokvink, waarbij bok zou staan voor beuk. Vinken
zijn inderdaad verzot op beukennnootjes.
·
Op
advies van de expertcommissie Immaterieel Cultureel Erfgoed heeft de Vlaams
minister Schauvliege het vinkenzetten toegevoegd aan de Inventaris Vlaanderen
voor Immaterieel Cultureel Erfgoed. De inventaris verhoogd de zichtbaarheid en
stimuleert het bewust omgaan met en het borgen van dat erfgoed. De inventaris
telt nu 37 tradities, fenomenen of gewoontes (carnaval van Aalst,
garnaalvisserij te paard in Oost-Duinkerke, Krakelingenfeest en Tonnekensbrand
in Geraardsbergen, krulbollen en kantklossen).
Wie een idee
wil hebben wat vinkenzetten precies inhoudt, kan even onderstaande weblink
aanklikken
De kraanvogel heeft
wereldwijd in alle culturen indruk gemaakt en een sterke symbolische waarde
meegekregen. Bovendien hebben zijn sierlijke bewegingen krijgskunstvormen
geïnspireerd en werd hij in het naoorlogse Japan een uitgesproken
vredessymbool.
Zo gaat het verhaal over
de dochter van een bekend Chinees krijgskunstenaar, die ondanks het goede
onderricht van haar vader, elk gevecht met een kraanvogel verloor.
Daarom begon zij de
bewegingspatronen van het dier te bestuderen en ontwikkelde zo nieuwe
krijgskunstvormen. De kraanvogel wushu-stijlen zijn bekend om hun soepele
schoonheid.
In het westen wordt vaak
de term kungfu gebruikt maar wushu dekt een ruimere lading. Kungfu associëren
wij meestal met de meer spectaculaire vormen van wushu, zoals we die kennen in
de filmwereld.
Wushu daarentegen wordt
ook gebruikt voor zachtere stijlen, zoals taijiquan (een filosofisch begrip
voor boksen of vechten volgen de principes van de yin en de yang) en Ba Gua (de
kracht van de aanvaller wordt tegen hemzelf gebruikt)
Wereldwijd maar vooral in
Oost-Azië is de kraanvogel symbool van gezondheid, lang leven, trouw en geluk.
In Viëtnam is zijn
afbeelding verwerkt in de nationale vlag.
In Japan was de kraanvogel
tijdens het shougunaat (shogun = legerleider die de barbaren verslaat) een
beschermd heilig dier.
Bij uitvinding van origami
rond 1 700 ontstond zelfs de legende dat een wens werkelijkheid wordt van wie
1 000 kraanvogels vouwt.
De kraanvogel is echter
ook symbool van waakzaamheid en staat er om bekend dat hij alleen vecht omwille
van zelfverdediging.
Nog een nieuwe dimensie
kreeg de kraanvogel door het aangrijpende verhaal van Sadako Sasaki. Zij werd
als peuter slachtoffer van de radioactieve straling van de kernbom op Hiroshima.
Ze groeide op tot een jonge atlete, maar op haar 11de ontwikkelde ze
leukemie, de bomziekte. Begin augustus 1955 was ze reeds zwaar ziek en naar
aanleiding van de oude Japanse legende die haar beste vriendin Chizuko haar
vertelde, nam ze zich voor 1 000 kraanvogels te plooien, met de wens om
terug te kunnen lopen.
Sasaki geraakte echter
niet verder dan 644 papieren vogels en stierf op 25/10/1955 op 12-jarige
leeftijd. Haar vriendinnen vouwden na haar dood de resterende kraanvogels en
uiteindelijk werd er in het vredespark van Hiroshima in 1958 een beeldhouwwerk
voor haar nagedachtenis opgericht.
Sindsdien zijn de duizend
geplooide kraanvogels een universeel symbool van de vredeswens geworden.
Sasako werd de heldin van
vele Japanse schoolmeisjes. Haar verhaal wordt in sommige Japanse scholen
verteld bij de jaarlijkse herdenking van de kernbom op Hiroshima en over heel
Japan wordt ter ere van haar 6 augustus als vredesdag gevierd.
Het aangrijpend verhaal
van het kranige meisje wordt in een korte reportage gereconstrueerd
Geraadpleegde
bronnen: De standaard: Schauvliege verklaart de spreeuw vogelvrij
Vogelbescherming Vlaanderen: Voor spreeuw & Co naar Raad van State
Vogelbescherming
Vlaanderen is verbolgen over de recente wijzigingen aan het Soortenbesluit die
minister Schauvliege doorvoerde en leidde daarom een procedure in bij de Raad
van State.
De vereniging vraagt de
vernietiging van een belangrijk deel van het besluit, met name de bijlage die
alles regelt inzake het bestrijden van soorten.
Voorzitter van
Vogelbescherming Vlaanderen, Jan Rodts:
De minister wijzigt een
reeds bestaande problematische regeling die niet strookt met de Europese
Vogelrichtlijn en maakt het zelfs nog bonter. Principieel beschermde vogels op
grote schaal doden, zonder wetenschappelijke onderbouwing van dat beleid, is
ongehoord. Bovendien bestaat er vandaag geen effectieve controle in het veld.
Het zogenaamde
soortenbesluit van 15/05/2009 regelt de bescherming en het beheer van de
(wilde) fauna en flora.
In functie van het
voorkomen van belangrijke schade aan professioneel geteelde gewassen,
fruitteelt en fauna en flora kan er via bijlage III van het besluit momenteel
vrij ruim en zonder al te veel moeite worden afgeweken van het algemene
beschermingsbeginsel.
Het gaat dan om de
volgende soorten: kraai, kauw, ekster, gaai, spreeuw en nieuw aan het lijstje
toegevoegd de brandgans. Deze soorten kunnen mits een gewone melding bij het Agentschap
van Natuur en Bos met het geweer, vangtuigen of met roofvogels worden gedood.
Op het meldingsformulier schrijft men welke schade men wil voorkomen, welke
omvang ze heeft en welke andere maatregelen men al heeft genomen om schade te
verhinderen.
Zonder tegenbericht kan
men na 24u starten met bestrijdingsactiviteiten. Men gaat dus in principe uit
van een stilzwijgende goedkeuring. Verificatie en controle in het veld gebeuren
niet of nauwelijks.
De vraag naar de omvang
van de vermeende landbouwschade die door deze bestrijdbare vogelsoorten in
Vlaanderen wordt veroorzaakt, is nog nooit op een wetenschappelijke manier
gesteld, laat staan beantwoord.
De spreeuw, waarvan de
Europese populatie sinds de jaren 80 nagenoeg is gehalveerd, kan momenteel zonder
veel problemen in het kader van de schadepreventie in de fruitteelt massaal
worden bestreden.
Het voorliggende
wijzigingsbesluit zou de ideale gelegenheid zijn geweest om de diverse vormen
van schade beter in kaart te brengen en van koers te veranderen.
Dit was ook de prangende
vraag die Vogelbescherming Vlaanderen stelde in de aanloop tot dit nieuwe
besluit. Toch koos de minister ervoor om haar beleid rond het verdelgen van
kraaiachtigen en andere soorten niet te wijzigen. Integendeel, ze deed er nog
een schepje bovenop.
Voortaan zullen jagers en
andere vogelbestrijders hun trechter- en Larsenkooien deze laatste zijn
kleine verplaatsbare kooien met verschillende compartimenten en een lokvogel in
het midden nu ook inzetten voor meerdere soorten.
Zo kunnen trechtervallen
niet enkel meer worden gebruikt voor eksters en kraaien, maar tegenwoordig ook
voor gaaien en kauwen.
De kleinere Larsenkooien,
voorheen exclusief te gebruiken bij de bestrijding van eksters, mogen nu ook
worden ingezet voor het vangen en doden van kraaien, gaaien en kauwen.
Dit is een bijkomend
probleem op vlak van dierenwelzijn, gelet op de grootte van deze soorten.
Tegelijk bestond al het probleem van het gebrek aan selectiviteit van de
trechtervallen.
Roofvogels, zoals buizerd
en soms ook havik, zijn vaak ongelukkige bijvangsten van dergelijke
vangtuigen. Nieuwsgierige egels en marters lopen dan weer het risico om terecht
te komen in een van de vangcompartimenten van een Larsenkooi.
Met haar verzoekschrift
hoopt Vogelbescherming Vlaanderen dat de Raad van State deze al te soepele en
nonchalante generieke bestrijdingsregeling snel naar de prullenmand verwijst.
De spreeuw kent een lange geschiedenis van vervolging in onze
contreien
De forse achteruitgang van
de spreeuw valt deels te verklaren door het gebruik van pesticiden en door het
verdwijnen van dode bomen en daarmee ook broedplaatsen.
Wat Vlaanderen betreft,
speelt nog een ander aspect: het culinaire.
Al sinds de middeleeuwen
wordt het diertje als een delicatesse beschouwd.
Natuurfilosoof Jan Desmet
uit Brugge herinnert zich de tijd nog dat zijn moeder een pan met spreeuwen
bakte, gevangen in de tuin.
Ik vond dat heel lekker,
moet ik toegeven. Hoewel het letterlijk om een lichtgewicht gaat met weinig
vlees en vet aan de botten, want hij is nog kleiner dan een kwartel. Vroeger
vlogen de spreeuwen bij wijze van spreken als gebraden kippen in je mond.
Bij sommige slagers gaat
het vogeltje nog steeds illegaal onder de toonbank. Restaurants bieden het soms
buiten de kaart aan, weet Jan Rodts.
Dit jaar nog werd een
fabrieksarbeider uit Malderen veroordeeld omdat hij in 15 jaar tijd 21 000
spreeuwen doodkneep. Bij controle ontdekte men een diepvriezer vol met
schoongemaakte karkassen.
Wel kwam er een kentering in
het consumeren van spreeuwen met de ontploffing in Tsjernobyl. Veel spreeuwen
komen namelijk uit Oost-Europaen er
werd toen afgeraden die nog langer te eten wegens de verhoogde bestralingen.
Vooral eigenaars van
boomgaarden vervloeken de gevleugelde bezoeker, die nooit alleen komt. Behalve
insecten is de spreeuw intens verzot op kersen en krieken.
Een beproefde manier om
spreeuwen te vangen, is het gebruik van dichtklappende slagnetten van 2 bij 10
m en één vastgebonden levend exemplaar om een hele vlucht naar de grond te
lokken. Daarna volgt het gruwelijke deel:het kapot knijpen van het kopje tussen duim en wijsvinger.
In de jaren 70 werd zelfs
het Belgische leger af en toe ingeschakeld om dynamiet te plaatsen in bomen
waar de zwermen gingen slapen. Maar na de ontploffing lagen niet alleen de diertjes
aan flarden, maar ook de ruiten aan diggelen van huizen in de buurt.
Wie eerder verschenen
artikels wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen
opdiepen:
De ralreiger, stilaan thuis in de polders van Kruibeke - deel 3
Echt toeval kan je de
keuze van de ralreiger niet noemen om in de polders van Kruibeke te toeven.
Ook in juni 2005 en 2014
streek hier al eens een exemplaar neer. Maar ook bijzondere broedvogels als,
woudaap, roerdomp, zomertaling, rietzanger, snor en nachtegaal vinden in het
volwaardig territorium een stekje. De laatste jaren nam ook het aantal uitzonderlijke
trekvogels dat er tijdens hun trekroute kwam bijtanken opvallend toe: zwarte
ibis, klein waterhoen, reuzenstern (Kaspische stern), velduil, roodmus (oorspronkelijk
uit Oost-Europa) en de bedreigde waterrietzanger werden er recent waargenomen.
Met nog meer soortgelijke
gebieden in de omgeving, zoals de Kalkense Meersen en de Durmevallei en later
ook de Sigma-gebieden in de 3 Nete-valleien, zien de watervogels almaar meer
kansen om België als een volwaardige broed- en stopplaats te gebruiken. Meersen
zijn laaggelegen, vochtige graslanden in de overstromingsvlakte van een rivier;
vaak zijn ze doorsneden met sloten en grachten. In de buurt van de dorpskernen
zijn de weilanden afgebakend met knotwilgen, die het natuurgebied een eerder
kleinschalig uitzicht geven. Ruimte, water groen en rust vormen de
belangrijkste troeven. In de valleien van de Durme en de Nete krijgen de
kronkelende rivieren opnieuw meer ruimte, via een combinatie van de aanleg van
een winterbedding en gecontroleerde waterbuffersgebieden. Dat zijn GOGs zonder
ringdijk. De winst is dubbel: de kans op overstromingen is kleiner en geleidelijk
kan er weer natte natuur groeien, in de vorm van waardevol wetland.
Rustige en waterrijke
gebieden met talrijke visjes en amfibieën zijn een must voor de ralreiger en
als het even kan horen daar drijvende waterplanten bij zoals de eerder vermelde
gele plomp. In de toekomst mogen we dit fraaie reigertje wellicht nog meer verwachten
en we sluiten zelfs niet uit dat hij ooit zal broeden in ons land. Nu al zijn
er broedgevallen opgetekend tot in de Champagnestreek in Frankrijk. De
ralreiger is niet de eerste zuidelijke reigersoort die zijn broedareaal
uitbreidt. Eerder zagen we dit al bij de kleine zilverreiger, de kwak en de
koereiger. De verbeterde waterkwaliteit en de inrichting van nieuwe
watergebieden spelen daarin een sleutelrol, maar ook de verdroging van het
zuiden heeft hier een invloed.
In het filmpje zie je de
ralreiger tussen de gele plomp enkele prooidieren uit het lage water plukken
De ralreiger, stilaan thuis in de polders van Kruibeke - deel 2
Gecontroleerde
overstromingsgebieden
Bij een stormvloed een
combinatie van springtij en een noordwesterstorm op de Noordzee kan een
krachtige golf de Schelde binnenrollen. De rivier en haar zijrivieren moeten
dan op korte tijd veel water slikken.
Het Sigmaplan geeft het
wassende water daarvoor de ruimte in gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG).
Een GOG is een gebied met
een hoge, stevige ringdijk eromheen. Die beschermt achterliggende woonkernen of
bedrijven tegen wateroverlast. Om het water ruimte te geven, legt men de
ringdijk verder landinwaarts dan de oude rivierdijk. Pas als deze ringdijk
klaar is, verlaagt en verstevigt men de oude dijk. Men noemt hem dan
overloopdijk omdat er water overheen kan stromen bij hoge waterstanden in de
rivier.
Een GOG kan een grote
hoeveelheid water veilig bergen. Daardoor daalt het waterpeil van de rivier en
vermindert de druk op de dijken. De vloedgolf verliest zo een groot deel van
haar kracht en het risico op overstromingen of dijkbreuken wordt drastisch ingeperkt.
Zodra het water in de rivier voldoende gezakt is, loopt het GOG leeg via
uitwateringssluizen.
Veel GOGs combineren
veiligheid met natuur. Het binnengebied is bv vaak geschikt als wetland waar
zeldzame planten en dieren gedijen. Wetlands zijn drassige gebieden met
waardevolle natuur. s Winters staat het grondwater er hoog, in de zomer daalt
het.
Het landschap in een
wetland kan variëren van open water naar rietland, dat dan weer over gaat in
moerasbossen. Waar begraasd of wordt gemaaid, ontstaan bloemrijke hooi- en
graslanden. Daarin voelen vooral weidevogels zich prima thuis. Soms stelt men
het GOG weer bloot aan de getijden. Zo ontstaat unieke getijdennatuur met
slikken en schorren. Die blinkt uit in diversiteit door de unieke overgang van
zoet naar zout water en het samenspel van rivier, zand en slib.
Slikken zijn de lager
gelegen delen, die bij elke vloed worden overspoeld. De meeste planten gedijen
niet goed in die overvloed aan water. Slikken zijn doorgaans dan ook
onbegroeid.
Het krioelt er wel van de
wormen, krabben en andere minidiertjes, die voedsel vormen voor vogels en
vissen.
Telkens als het
rivierwater zich na een vloed terugtrekt, blijft een laagje slib achter op de
slikken. Na verloop van tijd steken ze boven de gemiddelde waterlijn uit. Dat
noemen we schorren. Die overstromen nog alleen bij springtij, ongeveer tweemaal
per maand.
In tegenstelling tot
slikken zijn schorren vaak wel begroeid. Plantjes als lamsoor en zeekraal
kunnen bv. goed tegen zout water. In het zoete deel van de Schelde kunnen
rietpartijen en uiterst zeldzame wilgenvloedbossen groeien.
Nog zon zeldzaam
leefgebied is een elzenbroekbos. De bomen staan er bijna het hele jaar met hun
wortels in het water en vormen een uitgelezen schuil- of nestplaats voor tal
van diersoorten. In de vele sloten, kreken en plassen leven onder meer vissen,
amfibieën en libellen.
In de polders van Kruibeke
vind je unieke elzenbroekbossen. Met het kosteloos lespakket van Scalluvia Jungle
en de Natuurouders, bestemd voor de leerlingen van de 3de graad
basisonderwijs, kom je alles te weten over dit prachtig stukje natuur.
De ralreiger is een vrij
kleine, zuiderse reigersoort met een tropisch uiterlijk; goudbeige met een
trosje zwart-witte sierpluimen op de kruin, blauwe snavel en gele poten. In de
vlucht schuiven zijn witte vleugels open.
Een ralreiger vinden in
België is een uitzonderlijke toevalstreffer, maar dat hij uitgerekend
neerstrijkt in de polders van Kruibeke is minder toevallig.
De ralreiger heeft een
verbrokkeld verspreidingsgebied rond de Middellandse Zee, van Spanje tot het
Midden-Oosten en Egypte. Hij overwintert in het zuiden van de Sahara en is
bijgevolg een trekvogel.
De 1ste
waarneming voor België dateert al van juni 1905 in Zoutleeuw (Vlaams-Brabant).
Tot 1990 werden er 17
waarnemingen opgetekend. Daarna nam het aantal waarnemingen toe en in de jaren
90 dook hij bijna jaarlijks wel ergens op.
Vanaf 2001 zijn er
jaarlijks 1 tot 3 meldingen en daarmee zien we dezelfde trend als bij
koereigers, een soort die zich ondertussen volledig inburgerde en zich zelfs de
status van broedvogel toe-eigende.
In 2016 maakt de ralreiger
plots wel een heuse sprong, want tot nu (19/07/2016) toe werden er al 8 vogels
opgemerkt.
Deze waarnemingen werden
nog niet geaccepteerd door het Belgian Rare Birds Committee maar
aangezien ze allemaal goed fotografisch werden gedocumenteerd, zal dat
ongetwijfeld snel gebeuren.
Op zondag 17/07 verscheen
de 6de vogel in de polders van Kruibeke, waar hij zich fraai liet
bekijken, fotograferen en filmen. Hij genoot er van visjes die hij oppikte van
tussen de drijvende bladeren van de gele plomp, een opvallende drijfplant met
grote bladeren en felgele bloemen.
De polders van Kruibeke
hebben hun waarde na de uitvoerige inrichtingswerken
meer dan bewezen. In
totaal herbergt het gebied 300 ha slikken en schorren, 150 ha weidevogelgebied
en 80 ha elzenbroekbossen.
De waterral,
familie van de rallen (waterhoentje, porseleinenhoen, meerkoet, kwartelkoning),
is een succesvolle vogelgroep met soorten die over vrijwel de gehele aardbol
voorkomen.
De waterral
is een schuwe vogel die je niet vaak te zien zal krijgen. Hij verschuilt zich
in het riet of de dichte begroeiing van moerassen of waterpartijen en komt daar
niet of nauwelijks tevoorschijn.
Tijdens de
winter treft men de waterral ook aan bij afwateringskanalen en andere plaatsen
waar nog stromend water te vinden is. Horen kan je hem wel wanneer hij piepende
en soms gillende geluiden uitstoot. Vooral in de ochtend en tijdens de
avondschemering kan de waterral zijn aanwezigheid verraden. De roep wordt
vergeleken met een gillend speenvarken die overgaat in een soort gegrom.
Om de fraaie
watervogel te zien, kun je het beste een plekje bij een opening in het riet
opzoeken en daar rustig wachten. De meeste kans heb je als het heeft gevroren.
Waterrallen zoeken dan plaatsen op met open water. Je kunt ze dan soms langs
een bevroren rietrandje zien scharrelen.
Bij gevaar
vliegt de vogel met tegenzin soms over korte afstanden weg, waarbij hij wat
fladdert en de poten laat hangen. Liefst zoekt hij in een looppasje de beschutting
op van de dichte rietkragen.
Bij het
lopen doorgaans met de snavel naar de grond gericht, wipt de waterral af en toe
zijn staart waarbij witte veren aan de onderkant zichtbaar worden.
Het mannetje
kiest het goed weggestopte nest eigenlijk een slordig kommetje gedroogde en
opeengehoopte vegetatie die hij aan zijn vrouwtje toont met gespreide
vleugels en staart.
Bij dit
vogeldansje wrijven beide partners hun snavels tegen elkaar alsof ze elkaar
aaien.
Een deel van
de waterrallen is standvogel en blijft dus het hele jaar door in ons land.
Een waterral
fotograferen met een groothoeklens hoe krijg je dat voor elkaar? [Chris van
Rijswijk]
De waterral
leidt inderdaad een verborgen levenswijze, maar als in de winter het voedsel
schaars is dan is deze fraaie watervogel
bereid mee te werken aan het tot stand komen van een foto!
Daar moet
hij wel voor worden beloond en daar zit de truc. De waterral geraakt gewend aan
je aanwezigheid en weet dat hij elke dag op meelwormen wordt getrakteerd.
Zodra het
gaat vriezen, trek je elke dag naar de meest geschikte locatie waar je een
portie meelwormen in de rietkraag strooit. Eens het ijs dik genoeg is om je lichaamsgewicht
te dragen nader je behoedzaam liggend op het ijs, gehuld in een burka, de
ideale observatieplek. Je zal snel merken dat de slimme waterral het trucje
door heeft en weet dat achter de burka de persoon schuil gaat die af en toe wat
meelwormen cadeau geeft. Als je eenmaal het vertrouwen van je gevleugelde
vriend hebt gewonnen, kun je vrijuit werken, zolang je maar rustig beweegt.
Je strooit
wat meelwormen op de plek waar je de waterral wilt fotograferen. Je stelt de
camera scherp op de plek waar je de waterral verwacht. Daarna schakel je de
autofocus van de camera uit. Dan is het een kwestie van geduldig wachten en
heel veel fotos maken. Om de waterral niet af te schrikken, begin je al met
klikken als die nog verschanst in het riet zit en ook nog wanneer hij de
voederplek nadert. Zo went hij wel snel aan dat geluid.
Tegenwoordig
kan je draadloze ontspanners kopen en bestaan er cameras met wifi die op
afstand te bedienen zijn, bv. via een smartphone.
Besef wel dat
je de waterral hebt gewend gemaakt aan een dagelijkse voedselbron. Zolang ijs
op de sloot ligt, heb je als fotograaf de verplichting door te voeren. Op het
moment dat je middenin een vorstperiode het voeren stopt, bestaat de kans dat
de vogel omkomt van de honger.
Dat wil je
als natuurliefhebber niet op je geweten hebben.
Wie een
eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het
archief de volgende bijdrage opvissen:
14/01/2011De waterral
Een kortfilmpje
waarin de waterral de oevers van een sloot afspeurt
IJsvogels broeden tijdens
een gunstig voorjaar tot driemaal toe. Zo kunnen ze in één seizoen tot 36
eieren uitbroeden. Een geweldig aantal. Deze buffer hebben ze echter nodig om
de lage overlevingsgraad op te vangen. Predatie, nestholtes die overstromen of
aanhoudende regen die het water vertroebelen en het vissen onmogelijk maken,
zijn de oorzaken van veel mislukte broedpogingen. Daarenboven staan
uitvliegende jongen zware uitdagingen te wachten in hun eerste levensjaar: een
eigen territorium vinden, gespaard blijven van botsingen tegen glazen
obstakels, jachttechnieken oefenen en strenge winters met bevroren rivieren en
vijvers overleven. Het is geen wonder dat slechts 1 jong op 5 zijn eerste
verjaardag kan vieren en zelf aan de voortplanting kan deelnemen. Sowieso
worden ijsvogels zelden ouder dan 3 jaar.
Vier tips die de kansen
verhogen een ijsvogel in detail te bewonderen
IJsvogels vindt men langs
rustige beekjes, bochtrijke rivieren en recreatievrije vijvers. Een essentiële
factor is helder water ze moeten de vissen scherp kunnen waarnemen én er
moeten steile oevers in de omgeving te vinden zijn met onbegroeide verticale
wanden, waarin ze een nestholte kunnen uitgraven. IJsvogels spenderen een groot
deel van de dag door zittend vanop een uitkijkpost naar het water te turen.
Overhangende takken van struiken op de oeverrand of stevige gebogen
rietstengels bieden ideale zitplaatsen.
Heel vaak hoor je een
ijsvogel vóór je hem ziet. Tijdens de verplaatsingen in zijn territorium laat
hij geregeld een kort, hoog en schel tsie horen. Kort daarna zal de ijsvogel
laag over het water scheren en in de vlakke buurt landen. Naast die kenmerkende
roep communiceren ook koppeltjes onderling met elkaar. Ze babbelen tijdens de
verleidingsperiode en waarschuwen elkaar voor gevaar als één van hen in de
nestholte zit. Ze gebruiken hiervoor verschillende korte, hoge tonen die snel
na elkaar in allerlei patronen worden herhaald.
IJsvogels zijn het drukst
in de weer aan het begin van de broedperiode eind februari of begin maart. De
exacte periodes waarin ze broeden, zijn zeer afhankelijk van de
weersomstandigheden. In principe zijn de grootste aantallen te vinden als de
jongen pas zijn uitgevlogen. Enkele dagen later worden die verdreven uit het
ouderlijke territorium. Tijdens de wintermaanden heb je het voordeel dat
ijsvogels meer opvallen aangezien ze minder kunnen rekenen op de beschutting
van bebladerde struiken.Zeker tijdens
strenge winters, wanneer ze worden gedwongen om op de schaarse plaatsen met
open water te vertoeven, zijn ze geregeld open en bloot te bewonderen.
Als je ijsvogels wil
bewonderen, moet je echt wel heel stil zijn. Bij de minste beweging zal de
ijsvogel meteen de plaat poetsen. Neem zeker voldoende afstand van de nestholte
en blijf niet te lang ter plaatse. Je wilt de ijsvogels immers niet storen
tijdens hun voedselbeurten en het ook niet op je geweten hebben dat een
broedpoging mislukt.
Wie eerder verschenen
bijdragen wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende
artikels aantreffen:
De waaierstaarten zijn als
kleine tapuiten rechtopstaande pronkende vogeltjes met een lange staart die ze
vaak opzetten als ze met grote sprongen over de grond huppen. De vogelsoort familie van de vliegenvangers
komt vooral voor in Afrika (ten zuiden van Sahara), Zuid-Oost-Europa en het Midden-Oosten.
De enige soort die in
Europa broedt vindt men op droge, zonnige plekken, zoals citrus-plantages,
doornig struikgewas en zandige valleien met struiken.
Het verenpak is roodbruin
met een roodoranje staart met een smalle zwarte eindband en grote witte stippen.
De onderzijde is wit alsook 2 staarthoeken aan het uiteinde van de staart.
De brede witte
wenkbrauwstreep en zwarte oogstreep zijn opvallend.
De vlucht is krachtig en
snel, gewoonlijk kort naar de dichtstbijzijnde dekking.
De lichaamslengte reikt
tot 15cm; de spanwijdte varieert tussen 22 en 27cm; het lichaamsgewicht
schommelt tussen 20 en 25g.
De rosse waaierstaart is
levendig en bijna extravagant in zijn acties, maar hij kan ook extreem
verborgen leven. Na verstoring vliegt hij vaak diep een dichte struik in, maar
komt dan weer tevoorschijn op de grond, onder de struik.
De rosse waaierstaart maakt
klikkende en zoemende geluiden; de zang is hoog en helder, als bij de lijster.
Hij graaft insecten en
wormen uit de losse grond op, vangt nachtvlinders in de vlucht en grijpt
vliegen en wespen terwijl hij boven bloemen bidt. Ook bessen, zaden en kleine
amfibieën staan op het menu.
Tijdens de balts staan de
mannetjes rechtop met hangende vleugels en gespreide staart als een bedreiging
naar indringers. Ze zingen van hoge zangposten met een gebroken, maar uiterst
rijke gevarieerde zang, met heldere leeuwerikachtige noten en schorre passages,
als die van de nachtegaal.
Ze bouwen een rommelig
nest van twijgen, gras en wortels in struiken. Ze broeden 4 tot 5 eieren uit in
13 dagen uit.
Deze fotoreeks maakte Wim
in Lesbos, waar de rosse waaierstaart vaak opduikt.
Het kenmerkend gehip en de
frequente staartbewegingen (het opwippen, uitwaaieren en heen en weer zwaaien)
van de rosse waaierstaart zijn in onderstaand filmpje vaak te zien.
Nijlgans, niet bepaald welkom in onze vogelwereld Â
Dat deze uitheemse
vogelsoort inheemse vogels en domeinbezoekers of wandelaars terroriseert, is al
langer bekend.
Kleur en tekening zijn zo
opmerkelijk dat de Nijlgans met geen enkele andere vogel te verwarren is.
De Nijlgans, vosgans of
Egyptische gans is een tamelijk bontgekleurde gans. Het meest vallen de felgele
ogen op in een kastanjebruin boevenmasker, dat nogal afsteekt tegen de
bleekbruine kop.
Vooral in de vlucht maken
Nijlganzen een bonte indruk door de witte vlek, die een groot deel van de
verder zwarte vleugels beslaat.
Ze doen wat denken aan
bergeenden, waar ze inderdaad familie van zijn.
Nijlganzen zijn immers
geen echte ganzen, maar wel degelijk eenden.
Dat kan je al zien aan de
voor een gans nogal lange poten. Ze waggelen minder dan echte ganzen. Ook is de
Nijlgans een voortreffelijk duiker, iets waar ganzen bepaald niet in
uitblinken.
Nijlganzen worden al
eeuwenlang als siervogel gehouden; volgens sommige historici werden de vogels
door de Egyptenaren als heilige dieren aanzien en hielden Grieken en Romeinen
ze als een huisdier (waker).
Nijlganzen leven altijd in
de buurt van zoetwater, in Afrika langs de Nijl en andere grote rivieren, in
moerasgebieden, in de westafrikaanse rijstvelden en op meer-oevers.
Nu komen Nijlganzen nooit
aan zee zoals bergeenden en zeker niet met hun jongen.
Maar ze broeden wel maar
een paar km van zee in duinmeren, die ook worden bezocht door de grote meeuwen.
Daar zwemt zon troep kuikens zo dicht opeen en streng bewaakt door beide
ouders, moeder voorop, vader als hekkensluiter, dat geen enkele meeuw zich in
de buurt durft te wagen.
De ganzen zijn zo
agressief dat zelfs vossen ervoor wijken. Een woedende Nijlgans is een geduchte
tegenstander. Een paar bezet een territorium van meer dan een km oeverlengte,
waar elke andere vogelsoort uit wordt verdreven.
Aan het handgewricht heeft
hij een stomp hoornachtig spoor, waarmee hij enorme klappen kan uitdelen.
Die weerbaarheid heeft ook
een keerzijde. In de hoogste mate heerszuchtig en boosaardig, leeft de Nijlgans
niet eens met de soortgenoten in vrede, hoewel zij zich met hen tot troepen
verenigt.
Nijlganzen broedden van oorsprong
alleen in Afrika, ten zuiden van de Sahara. Ze broeden daar als de
klimatologische omstandigheden gunstig zijn. Dit is vooral in de regentijd.
In Europa heeft de soort
tegenwoordig in heel wat streken ideale broedplaatsen gevonden.
Ze zijn hier doorgaans
ontsnapt uit gevangenschap en hebben het erg naar hun zin.
In vergelijking met hun
oorspronkelijke broedgebieden is het hier eigenlijk ideaal om te broeden.
Alhoewel de meeste Nijlganzen (net als onze inheemse broedvogels) in het
voorjaar broeden, kunnen ook in de herfst en zelfs midden in de winter
Nijlganzen met jongen worden aangetroffen.
Wie een
eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het
archief de bijdrage opvissen
Blauwborsten hebben een
voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en
een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem.
De vogel houdt van een
mengeling van open en begroeide grond, vaak te vinden langs de randen van met
riet omzoomde vennen en moerasjes met wilgenbosjes.
Ondanks zijn opvallend
uiterlijk worden blauwborsten gemakkelijk over het hoofd gezien.
Mannetjes zetten een brede
borst op om de centrale borstvlek beter te laten uitkomen als ze zingen. De
zang is luid, melodieus en zeer lang aangehouden, gemengd met veel imitaties.
Hij doet denken aan die van de nachtegaal, maar minder warm van toon. In vorm
en gedrag lijkt de blauwborst wat op de roodborst.
De blauwborst is door zijn
kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de vogelwereld.
Blauwborsten hebben in onze streken de afgelopen decennia een flinke opmars
gemaakt. Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte
vlek (ster), vandaar ook de naam witsterblauwborst. De witsterren, die een
tamelijk uniform uiterlijk hebben, bewonen een relatief klein gebied in West-
en Centraal-Europa, dat vaak uit vele kleine populaties bestaat.
Er worden ook wel
blauwborsten gezien met een oranje/rode ster op de blauwe borst, een zeldzame
doortrekker vooral afkomstig uit Scandinavië. De roodsterblauwborst broedt van
Scandinavië tot Noord-Siberië, Oost- en West-Alaska en tevens hier en daar in
berggebieden in Midden-Europa.
Witsterren trekken via
Spanje naar het zuiden en overwinteren in tropisch Afrika van Senegal tot
westelijk Soedan.
Roodsterren overwinteren
veel oostelijker en migreren slechts in kleine aantallen via Spanje en
verblijven dan in West-Afrika.
Ringonderzoek toont aan
dat blauwborsten ontzettend honkvast zijn gedurende de trek. Meerdere jaren
worden dezelfde vogels op exact dezelfde plek gevangen.
Beide fotoreeksen
illustreren het kleine verschil tussen de frequenter voorkomende witster- en zeldzamere
roodsterblauwborst.
Wie eerder verschenen
bijdragen van de wenst te raadplegen kan deze via de zoekrobot in het archief
opdiepen:
De wulp is een vogel uit
de familie van de strandlopers en snippen.
De familie bestaat uit
talrijke soorten die broeden in gematigde streken en poolgebieden. Finland en
Engeland herbergen de grootste aantallen.
Wulpen zoeken bij voorkeur
droge extensief gebruikte en kruidenrijke landerijen hoewel zij ook intensief
bewerkte grond niet schuwen.
De wulp is de grootste
steltlopersoort in onze contreien en heeft ook de langste (omlaag gebogen) snavel.
In het voorjaar heeft het
mannetje een opvallende baltsvlucht met een prachtige baltszang, gekenmerkt
door aanzwellende fluittonen en lang aanhoudende trillers. Wulpen zijn plaats-getrouw.
Ze komen vaak naar dezelfde plek om te broeden in de agrarische graslanden.
De vogels paren vaak al
voor de aankomst op het broedterrein.
Tijdens de vlucht vallen
de lange vleugels de nagenoeg witte ondervleugels op en doet de silhouet
wat denken aan een meeuwachtige.
Buiten het broedseizoen
trekken wulpen vaak naar de kust of naar getijdenrivieren, waar ze
schelpdieren, wormen, garnalen en krabben eten.
Slaapplaatsen liggen in vennen, op vloeivelden, in rietmoerassen en aan
de oevers van meren.
Wulpen overwinteren aan de
kusten van West-Europa. Tijdens zachte winters kan men wulpen aantreffen op
graslanden in het binnenland.
Een vogel die sterk op de
wulp lijkt, is de regenwulp. Je kan hem herkennen aan zijn opvallende oog- en
kruinstreep. Hij is kleiner dan de wulp en heeft een kortere snavel.
Wie de gedetailleerde id-kaart
wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief het eerder verschenen
artikel terugvinden.
De meerkoet en het
waterhoentje worden vaak met elkaar verward. Niet zo vreemd; het zijn beiden
zwarte watervogels, behorend tot de familie rallen. Het
onderscheidingskenmerk: de voorhoofdplaat is rood bij het waterhoentje en wit
bij de meerkoet.
Waar voldoende water is,
daar leven meerkoeten. Er is geen park, kanaal of sloot zonder een paartje
meerkoeten. Wie ze een tijdje gadeslaat, zal opmerken dat ze vaak duiken naar
voedsel. Ze kunnen zon 30 sec onder het wateroppervlak blijven.
In de winter zijn de
meerkoeten zeer sociale watervogels maar tijdens het broedseizoen zijn de
zwarte vogels echte kemphanen. Het territorium wordt onder het slaken van
schelle strijdkreten met snavel en poten verdedigd tegen buurkoeten, waarbij
het er fel aan toegaat.
Het vrouwtje broedt 22
dagen op de 4 tot 12 grijswitte of zandkleurige eieren met bruinzwarte vlekjes
en puntjes die ze in april legt; 80% van de meerkoetkuikens sterft in het 1ste
jaar na de geboorte. Van de jongen die het wel redden, overleeft slechts de
helft het daaropvolgende jaar.
De jongen worden nog 40
tot 60 dagen door hun ouders verzorgd. Zij bedelen dan constant met piepende
geluidjes om voer, waarbij ze al vanaf een grote afstand te horen zijn, ook door
hun belagers helaas (reigers, meeuwen, snoeken, ratten, ).
Meerkoeten eten vooral
waterplanten, maar zeker wanneer er jongen zijn, worden ook allerlei
waterdieren gevoerd en gegeten, die beter voorzien in de energiebehoefte van
dat moment.
Het zijn opportunistische
omnivoren die soms ook wel eieren van andere vogels plunderen, als ze een
onbeheerd nest aantreffen.
Van oorsprong zijn
meerkoeten echte moerasvogels met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen
op drijvende vegetatie en wortels van riet- en lis-moerassen. De meerkoet
vliegt niet gauw. Hij zal altijd proberen weg te rennen of te zwemmen van een
belager.
De meerkoet kan overigens
vlot vliegen; alleen is de start zo moeizaam. Als meerkoeten het luchtruim
kiezen, nemen ze een aanloop waarbij ze als het ware over het water lopen.
Aan elke teen van de
meerkoet zit aan weerszijden een flap. Bij een achterwaartse beweging van de
poot gaan de flappen wijd uit staan. Wordt de poot naar voren bewogen, dan
klappen de flapjes weer dicht. Daardoor kan de meerkoet in het water uitstekend
peddelen. Veel andere vogels die in en rond het water leven, hebben doorlopende
zwemvliezen tussen hun tenen.
Hoewel de meerkoet in de
zomer meestal alleen of in paren te zien is, vormen de vogels in de winter soms
grote groepen. Vooral als het water bevriest en de meerkoeten dreigen te
worden ingesloten, zoeken de vogels
elkaar op en houden ze samen een wak open.
Europese smienten zijn
middelgrote zwemeenden met een relatief dikke, ronde kop met korte snavel. In
tegenstelling tot diverse andere eendensoorten duiken smienten niet naar hun
voedsel. Het zijn echte slobberaars, die al grondelend in het water hun voedsel
vanaf het wateroppervlak naar binnen halen.
Smienten zijn typische
vegetariërs. Hoewel ze ook waterplanten eten, grazen smienten, anders dan de
meeste eenden, maar net als de ganzen weilanden af.
In het broedseizoen
verkiezen de smienten een open licht begroeid landschap met niet te grote
zoetwatermeren, plassen, vochtige of gedeeltelijk ondergelopen weilanden en
veengebieden.
Buiten het broedseizoen,
tijdens de trek en in de winter worden ze zowel op zoet, brak als zoutwater
aangetroffen. Onder meer op graslanden, ondiepe kustmoerassen, veenmeertjes,
langs riviermondingen en op wadden, slikken en platen langs de zeekusten.
In Vlaanderen is de smient
tijdens de meeste winters de talrijkste overwinterende watervogelsoort. Het
zwaartepunt van de verspreiding ligt in de IJzervallei en de kustpolders.
Andere gebieden met vele duizenden smienten zijn de Bourgoyen-Ossemeersen in
Gent en het havengebied van Antwerpen.
Smienten verplaatsen zich
ook zeer gemakkelijk op het land en vertoeven vaak op weilanden.
Het zijn schuwe vogels.
Buiten het broedseizoen vormen ze meestal grote groepen en worden ze bij
honderden gezien.
In de
overwinteringsgebieden kunnen groepen van enkele duizenden foeragerende vogels worden
gevormd. De eenden grazen ook s nachts en slapen overdag op grote
wateroppervlakken.
Na hun aankomst leven de
smienten van planten op kwelders en van zeegrasvelden.
Later in het jaar is meer
energierijk voedsel nodig om te overleven en schakelen ze over op
landbouwgewassen. Smienten eten voornamelijk ook laag gras. Met hun speciaal
aangepaste korte snavel kunnen ze afzonderlijke grassprieten plukken (300g /
vogel / dag). Dit vaak tot groot ongenoegen van boeren, die hun grasland en
gewassen (koolzaad bv.) snel kaal gegeten zien worden.
Na het voedsel zoeken,
rusten de grote groepen smienten meestal op binnenlandse meren, riviermondingen
of zelfs op open zee.
Smienten leggen nauwelijks
grote afstanden af tussen foerageergebied en slaapplaats.
Ze zijn vrij luidruchtig
maar hun gefluit is toch aangenaam. De woerd laat een luid, doordringend, hoog
maar melodieus geluid horen. Het vrouwtje heeft een lagere, snorrende roep.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te
raadplegen, kan via de zoekrobot een kijkje nemen in het archief
De bonte kraai is in grote
delen van Europa een vertrouwde vogel, die de zwarte kraai steeds meer
verdringt.
Tot voor kort werden de
bonte kraai en het nauw verwante familielid, de zwarte kraai, als één soort
beschouwd.
Beide soorten vermengen (hybridiseren)
zich alleen op plaatsen waar ze allebei voorkomen, bv. N-Schotland. De meeste
populaties blijven echter keurig van elkaar gescheiden al vertonen beide vogels
hetzelfde postuur en gedrag.
In West-Europa ontbreekt
de soort vrijwel geheel als broedvogel. Hoewel de bonte kraaien wel een
wintertrek naar het zuiden kennen, blijven de bonte kraaien uit Scandinavië de
laatste decennia steeds noordelijker overwinteren en wel in het zuiden van
Noorwegen, Zweden en Denemarken. Verondersteld wordt dat de Scandinavische
vogels noordelijker zijn gaan overwinteren als gevolg van verrijking van de
Noord-Europese landbouwgronden en een milder klimaat. Hierdoor kunnen de bonte
kraaien binnen het eigen broedgebied voldoende voedsel vinden.
Kenmerkend voor het
vederpak zijn de zwarte staart en de vleugels met een diepe groenblauwe gloed; het
lichaam is grijswit met een variabele bruinige, beige of rozige zweem. De afgeplatte
zwarte kop mondt uit in een zware zwarte snavel.
De lichaamslengte varieert
tussen 45 en 47cm; de spanwijdte wisselt tussen 93 en 104cm; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 540 en 800g.
Bonte kraaien lijken al
even intelligent te zijn als de zwarte kraaien, maar ze zijn wild en schuw op
plaatsen waar op hen wordt gejaagd. In dorpen en steden daarentegen zijn ze vlot
benaderbaar.
Zij kunnen in allerlei
habitats worden aangetroffen, maar hoofdzakelijk in open landschappen, waar ze
naar beschikbaar voedsel op akkers, langs wegen en spoorbermen zoeken.
Af en toe tref je ze ook
aan in stedelijke omgevingen, vooral dan op stortplaatsen.
Het zijn immers alleseters
en opportunisten.
Voor een groot deel zijn
bonte kraaien s winters afhankelijk van afval en aas (verkeersslachtoffers
zoals konijnen en vogels) en s zomers van grote insecten. Ze foerageren op
stranden (aangespoelde zeedieren), rond veevoer en op weilanden met mest van
vee en andere dieren. Ook menselijk afval wordt graag uitgeplozen in de hoop
iets eetbaars te vinden.
Doorgaans leven ze in
paren. Soms zijn grote zwermen te zien op bemeste velden, op vuilnisbelten of s winters langs kusten.
Ze bouwen een groot nest
van takken, minder diep dan deze van de roek, in bomen en struiken, die worden
gevoerd met aarde, mos, wortels, wol en veren.
Het legsel in de periode
maart juli telt 4 tot 6 eieren.
Het vrouwtje broedt in 17
tot 18 dagen de eieren uit. De eerste dagen zorgt het mannetje voor het voeren
van de jongen en na zon 10 dagen gaat het vrouwtje hierbij helpen. De jongen
blijven ongeveer een maand in het nest om daarna uit te vliegen.
Tegen het einde van het
tweede levensjaar worden ze geslachtsrijp en zoeken dan een partner met wie ze
monogaam door het leven gaan.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.