Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
De ralreiger, stilaan thuis in de polders van Kruibeke - deel 2
Gecontroleerde
overstromingsgebieden
Bij een stormvloed een
combinatie van springtij en een noordwesterstorm op de Noordzee kan een
krachtige golf de Schelde binnenrollen. De rivier en haar zijrivieren moeten
dan op korte tijd veel water slikken.
Het Sigmaplan geeft het
wassende water daarvoor de ruimte in gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG).
Een GOG is een gebied met
een hoge, stevige ringdijk eromheen. Die beschermt achterliggende woonkernen of
bedrijven tegen wateroverlast. Om het water ruimte te geven, legt men de
ringdijk verder landinwaarts dan de oude rivierdijk. Pas als deze ringdijk
klaar is, verlaagt en verstevigt men de oude dijk. Men noemt hem dan
overloopdijk omdat er water overheen kan stromen bij hoge waterstanden in de
rivier.
Een GOG kan een grote
hoeveelheid water veilig bergen. Daardoor daalt het waterpeil van de rivier en
vermindert de druk op de dijken. De vloedgolf verliest zo een groot deel van
haar kracht en het risico op overstromingen of dijkbreuken wordt drastisch ingeperkt.
Zodra het water in de rivier voldoende gezakt is, loopt het GOG leeg via
uitwateringssluizen.
Veel GOGs combineren
veiligheid met natuur. Het binnengebied is bv vaak geschikt als wetland waar
zeldzame planten en dieren gedijen. Wetlands zijn drassige gebieden met
waardevolle natuur. s Winters staat het grondwater er hoog, in de zomer daalt
het.
Het landschap in een
wetland kan variëren van open water naar rietland, dat dan weer over gaat in
moerasbossen. Waar begraasd of wordt gemaaid, ontstaan bloemrijke hooi- en
graslanden. Daarin voelen vooral weidevogels zich prima thuis. Soms stelt men
het GOG weer bloot aan de getijden. Zo ontstaat unieke getijdennatuur met
slikken en schorren. Die blinkt uit in diversiteit door de unieke overgang van
zoet naar zout water en het samenspel van rivier, zand en slib.
Slikken zijn de lager
gelegen delen, die bij elke vloed worden overspoeld. De meeste planten gedijen
niet goed in die overvloed aan water. Slikken zijn doorgaans dan ook
onbegroeid.
Het krioelt er wel van de
wormen, krabben en andere minidiertjes, die voedsel vormen voor vogels en
vissen.
Telkens als het
rivierwater zich na een vloed terugtrekt, blijft een laagje slib achter op de
slikken. Na verloop van tijd steken ze boven de gemiddelde waterlijn uit. Dat
noemen we schorren. Die overstromen nog alleen bij springtij, ongeveer tweemaal
per maand.
In tegenstelling tot
slikken zijn schorren vaak wel begroeid. Plantjes als lamsoor en zeekraal
kunnen bv. goed tegen zout water. In het zoete deel van de Schelde kunnen
rietpartijen en uiterst zeldzame wilgenvloedbossen groeien.
Nog zon zeldzaam
leefgebied is een elzenbroekbos. De bomen staan er bijna het hele jaar met hun
wortels in het water en vormen een uitgelezen schuil- of nestplaats voor tal
van diersoorten. In de vele sloten, kreken en plassen leven onder meer vissen,
amfibieën en libellen.
In de polders van Kruibeke
vind je unieke elzenbroekbossen. Met het kosteloos lespakket van Scalluvia Jungle
en de Natuurouders, bestemd voor de leerlingen van de 3de graad
basisonderwijs, kom je alles te weten over dit prachtig stukje natuur.
De ralreiger is een vrij
kleine, zuiderse reigersoort met een tropisch uiterlijk; goudbeige met een
trosje zwart-witte sierpluimen op de kruin, blauwe snavel en gele poten. In de
vlucht schuiven zijn witte vleugels open.
Een ralreiger vinden in
België is een uitzonderlijke toevalstreffer, maar dat hij uitgerekend
neerstrijkt in de polders van Kruibeke is minder toevallig.
De ralreiger heeft een
verbrokkeld verspreidingsgebied rond de Middellandse Zee, van Spanje tot het
Midden-Oosten en Egypte. Hij overwintert in het zuiden van de Sahara en is
bijgevolg een trekvogel.
De 1ste
waarneming voor België dateert al van juni 1905 in Zoutleeuw (Vlaams-Brabant).
Tot 1990 werden er 17
waarnemingen opgetekend. Daarna nam het aantal waarnemingen toe en in de jaren
90 dook hij bijna jaarlijks wel ergens op.
Vanaf 2001 zijn er
jaarlijks 1 tot 3 meldingen en daarmee zien we dezelfde trend als bij
koereigers, een soort die zich ondertussen volledig inburgerde en zich zelfs de
status van broedvogel toe-eigende.
In 2016 maakt de ralreiger
plots wel een heuse sprong, want tot nu (19/07/2016) toe werden er al 8 vogels
opgemerkt.
Deze waarnemingen werden
nog niet geaccepteerd door het Belgian Rare Birds Committee maar
aangezien ze allemaal goed fotografisch werden gedocumenteerd, zal dat
ongetwijfeld snel gebeuren.
Op zondag 17/07 verscheen
de 6de vogel in de polders van Kruibeke, waar hij zich fraai liet
bekijken, fotograferen en filmen. Hij genoot er van visjes die hij oppikte van
tussen de drijvende bladeren van de gele plomp, een opvallende drijfplant met
grote bladeren en felgele bloemen.
De polders van Kruibeke
hebben hun waarde na de uitvoerige inrichtingswerken
meer dan bewezen. In
totaal herbergt het gebied 300 ha slikken en schorren, 150 ha weidevogelgebied
en 80 ha elzenbroekbossen.
De waterral,
familie van de rallen (waterhoentje, porseleinenhoen, meerkoet, kwartelkoning),
is een succesvolle vogelgroep met soorten die over vrijwel de gehele aardbol
voorkomen.
De waterral
is een schuwe vogel die je niet vaak te zien zal krijgen. Hij verschuilt zich
in het riet of de dichte begroeiing van moerassen of waterpartijen en komt daar
niet of nauwelijks tevoorschijn.
Tijdens de
winter treft men de waterral ook aan bij afwateringskanalen en andere plaatsen
waar nog stromend water te vinden is. Horen kan je hem wel wanneer hij piepende
en soms gillende geluiden uitstoot. Vooral in de ochtend en tijdens de
avondschemering kan de waterral zijn aanwezigheid verraden. De roep wordt
vergeleken met een gillend speenvarken die overgaat in een soort gegrom.
Om de fraaie
watervogel te zien, kun je het beste een plekje bij een opening in het riet
opzoeken en daar rustig wachten. De meeste kans heb je als het heeft gevroren.
Waterrallen zoeken dan plaatsen op met open water. Je kunt ze dan soms langs
een bevroren rietrandje zien scharrelen.
Bij gevaar
vliegt de vogel met tegenzin soms over korte afstanden weg, waarbij hij wat
fladdert en de poten laat hangen. Liefst zoekt hij in een looppasje de beschutting
op van de dichte rietkragen.
Bij het
lopen doorgaans met de snavel naar de grond gericht, wipt de waterral af en toe
zijn staart waarbij witte veren aan de onderkant zichtbaar worden.
Het mannetje
kiest het goed weggestopte nest eigenlijk een slordig kommetje gedroogde en
opeengehoopte vegetatie die hij aan zijn vrouwtje toont met gespreide
vleugels en staart.
Bij dit
vogeldansje wrijven beide partners hun snavels tegen elkaar alsof ze elkaar
aaien.
Een deel van
de waterrallen is standvogel en blijft dus het hele jaar door in ons land.
Een waterral
fotograferen met een groothoeklens hoe krijg je dat voor elkaar? [Chris van
Rijswijk]
De waterral
leidt inderdaad een verborgen levenswijze, maar als in de winter het voedsel
schaars is dan is deze fraaie watervogel
bereid mee te werken aan het tot stand komen van een foto!
Daar moet
hij wel voor worden beloond en daar zit de truc. De waterral geraakt gewend aan
je aanwezigheid en weet dat hij elke dag op meelwormen wordt getrakteerd.
Zodra het
gaat vriezen, trek je elke dag naar de meest geschikte locatie waar je een
portie meelwormen in de rietkraag strooit. Eens het ijs dik genoeg is om je lichaamsgewicht
te dragen nader je behoedzaam liggend op het ijs, gehuld in een burka, de
ideale observatieplek. Je zal snel merken dat de slimme waterral het trucje
door heeft en weet dat achter de burka de persoon schuil gaat die af en toe wat
meelwormen cadeau geeft. Als je eenmaal het vertrouwen van je gevleugelde
vriend hebt gewonnen, kun je vrijuit werken, zolang je maar rustig beweegt.
Je strooit
wat meelwormen op de plek waar je de waterral wilt fotograferen. Je stelt de
camera scherp op de plek waar je de waterral verwacht. Daarna schakel je de
autofocus van de camera uit. Dan is het een kwestie van geduldig wachten en
heel veel fotos maken. Om de waterral niet af te schrikken, begin je al met
klikken als die nog verschanst in het riet zit en ook nog wanneer hij de
voederplek nadert. Zo went hij wel snel aan dat geluid.
Tegenwoordig
kan je draadloze ontspanners kopen en bestaan er cameras met wifi die op
afstand te bedienen zijn, bv. via een smartphone.
Besef wel dat
je de waterral hebt gewend gemaakt aan een dagelijkse voedselbron. Zolang ijs
op de sloot ligt, heb je als fotograaf de verplichting door te voeren. Op het
moment dat je middenin een vorstperiode het voeren stopt, bestaat de kans dat
de vogel omkomt van de honger.
Dat wil je
als natuurliefhebber niet op je geweten hebben.
Wie een
eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het
archief de volgende bijdrage opvissen:
14/01/2011De waterral
Een kortfilmpje
waarin de waterral de oevers van een sloot afspeurt
IJsvogels broeden tijdens
een gunstig voorjaar tot driemaal toe. Zo kunnen ze in één seizoen tot 36
eieren uitbroeden. Een geweldig aantal. Deze buffer hebben ze echter nodig om
de lage overlevingsgraad op te vangen. Predatie, nestholtes die overstromen of
aanhoudende regen die het water vertroebelen en het vissen onmogelijk maken,
zijn de oorzaken van veel mislukte broedpogingen. Daarenboven staan
uitvliegende jongen zware uitdagingen te wachten in hun eerste levensjaar: een
eigen territorium vinden, gespaard blijven van botsingen tegen glazen
obstakels, jachttechnieken oefenen en strenge winters met bevroren rivieren en
vijvers overleven. Het is geen wonder dat slechts 1 jong op 5 zijn eerste
verjaardag kan vieren en zelf aan de voortplanting kan deelnemen. Sowieso
worden ijsvogels zelden ouder dan 3 jaar.
Vier tips die de kansen
verhogen een ijsvogel in detail te bewonderen
IJsvogels vindt men langs
rustige beekjes, bochtrijke rivieren en recreatievrije vijvers. Een essentiële
factor is helder water ze moeten de vissen scherp kunnen waarnemen én er
moeten steile oevers in de omgeving te vinden zijn met onbegroeide verticale
wanden, waarin ze een nestholte kunnen uitgraven. IJsvogels spenderen een groot
deel van de dag door zittend vanop een uitkijkpost naar het water te turen.
Overhangende takken van struiken op de oeverrand of stevige gebogen
rietstengels bieden ideale zitplaatsen.
Heel vaak hoor je een
ijsvogel vóór je hem ziet. Tijdens de verplaatsingen in zijn territorium laat
hij geregeld een kort, hoog en schel tsie horen. Kort daarna zal de ijsvogel
laag over het water scheren en in de vlakke buurt landen. Naast die kenmerkende
roep communiceren ook koppeltjes onderling met elkaar. Ze babbelen tijdens de
verleidingsperiode en waarschuwen elkaar voor gevaar als één van hen in de
nestholte zit. Ze gebruiken hiervoor verschillende korte, hoge tonen die snel
na elkaar in allerlei patronen worden herhaald.
IJsvogels zijn het drukst
in de weer aan het begin van de broedperiode eind februari of begin maart. De
exacte periodes waarin ze broeden, zijn zeer afhankelijk van de
weersomstandigheden. In principe zijn de grootste aantallen te vinden als de
jongen pas zijn uitgevlogen. Enkele dagen later worden die verdreven uit het
ouderlijke territorium. Tijdens de wintermaanden heb je het voordeel dat
ijsvogels meer opvallen aangezien ze minder kunnen rekenen op de beschutting
van bebladerde struiken.Zeker tijdens
strenge winters, wanneer ze worden gedwongen om op de schaarse plaatsen met
open water te vertoeven, zijn ze geregeld open en bloot te bewonderen.
Als je ijsvogels wil
bewonderen, moet je echt wel heel stil zijn. Bij de minste beweging zal de
ijsvogel meteen de plaat poetsen. Neem zeker voldoende afstand van de nestholte
en blijf niet te lang ter plaatse. Je wilt de ijsvogels immers niet storen
tijdens hun voedselbeurten en het ook niet op je geweten hebben dat een
broedpoging mislukt.
Wie eerder verschenen
bijdragen wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende
artikels aantreffen:
De waaierstaarten zijn als
kleine tapuiten rechtopstaande pronkende vogeltjes met een lange staart die ze
vaak opzetten als ze met grote sprongen over de grond huppen. De vogelsoort familie van de vliegenvangers
komt vooral voor in Afrika (ten zuiden van Sahara), Zuid-Oost-Europa en het Midden-Oosten.
De enige soort die in
Europa broedt vindt men op droge, zonnige plekken, zoals citrus-plantages,
doornig struikgewas en zandige valleien met struiken.
Het verenpak is roodbruin
met een roodoranje staart met een smalle zwarte eindband en grote witte stippen.
De onderzijde is wit alsook 2 staarthoeken aan het uiteinde van de staart.
De brede witte
wenkbrauwstreep en zwarte oogstreep zijn opvallend.
De vlucht is krachtig en
snel, gewoonlijk kort naar de dichtstbijzijnde dekking.
De lichaamslengte reikt
tot 15cm; de spanwijdte varieert tussen 22 en 27cm; het lichaamsgewicht
schommelt tussen 20 en 25g.
De rosse waaierstaart is
levendig en bijna extravagant in zijn acties, maar hij kan ook extreem
verborgen leven. Na verstoring vliegt hij vaak diep een dichte struik in, maar
komt dan weer tevoorschijn op de grond, onder de struik.
De rosse waaierstaart maakt
klikkende en zoemende geluiden; de zang is hoog en helder, als bij de lijster.
Hij graaft insecten en
wormen uit de losse grond op, vangt nachtvlinders in de vlucht en grijpt
vliegen en wespen terwijl hij boven bloemen bidt. Ook bessen, zaden en kleine
amfibieën staan op het menu.
Tijdens de balts staan de
mannetjes rechtop met hangende vleugels en gespreide staart als een bedreiging
naar indringers. Ze zingen van hoge zangposten met een gebroken, maar uiterst
rijke gevarieerde zang, met heldere leeuwerikachtige noten en schorre passages,
als die van de nachtegaal.
Ze bouwen een rommelig
nest van twijgen, gras en wortels in struiken. Ze broeden 4 tot 5 eieren uit in
13 dagen uit.
Deze fotoreeks maakte Wim
in Lesbos, waar de rosse waaierstaart vaak opduikt.
Het kenmerkend gehip en de
frequente staartbewegingen (het opwippen, uitwaaieren en heen en weer zwaaien)
van de rosse waaierstaart zijn in onderstaand filmpje vaak te zien.
Nijlgans, niet bepaald welkom in onze vogelwereld Â
Dat deze uitheemse
vogelsoort inheemse vogels en domeinbezoekers of wandelaars terroriseert, is al
langer bekend.
Kleur en tekening zijn zo
opmerkelijk dat de Nijlgans met geen enkele andere vogel te verwarren is.
De Nijlgans, vosgans of
Egyptische gans is een tamelijk bontgekleurde gans. Het meest vallen de felgele
ogen op in een kastanjebruin boevenmasker, dat nogal afsteekt tegen de
bleekbruine kop.
Vooral in de vlucht maken
Nijlganzen een bonte indruk door de witte vlek, die een groot deel van de
verder zwarte vleugels beslaat.
Ze doen wat denken aan
bergeenden, waar ze inderdaad familie van zijn.
Nijlganzen zijn immers
geen echte ganzen, maar wel degelijk eenden.
Dat kan je al zien aan de
voor een gans nogal lange poten. Ze waggelen minder dan echte ganzen. Ook is de
Nijlgans een voortreffelijk duiker, iets waar ganzen bepaald niet in
uitblinken.
Nijlganzen worden al
eeuwenlang als siervogel gehouden; volgens sommige historici werden de vogels
door de Egyptenaren als heilige dieren aanzien en hielden Grieken en Romeinen
ze als een huisdier (waker).
Nijlganzen leven altijd in
de buurt van zoetwater, in Afrika langs de Nijl en andere grote rivieren, in
moerasgebieden, in de westafrikaanse rijstvelden en op meer-oevers.
Nu komen Nijlganzen nooit
aan zee zoals bergeenden en zeker niet met hun jongen.
Maar ze broeden wel maar
een paar km van zee in duinmeren, die ook worden bezocht door de grote meeuwen.
Daar zwemt zon troep kuikens zo dicht opeen en streng bewaakt door beide
ouders, moeder voorop, vader als hekkensluiter, dat geen enkele meeuw zich in
de buurt durft te wagen.
De ganzen zijn zo
agressief dat zelfs vossen ervoor wijken. Een woedende Nijlgans is een geduchte
tegenstander. Een paar bezet een territorium van meer dan een km oeverlengte,
waar elke andere vogelsoort uit wordt verdreven.
Aan het handgewricht heeft
hij een stomp hoornachtig spoor, waarmee hij enorme klappen kan uitdelen.
Die weerbaarheid heeft ook
een keerzijde. In de hoogste mate heerszuchtig en boosaardig, leeft de Nijlgans
niet eens met de soortgenoten in vrede, hoewel zij zich met hen tot troepen
verenigt.
Nijlganzen broedden van oorsprong
alleen in Afrika, ten zuiden van de Sahara. Ze broeden daar als de
klimatologische omstandigheden gunstig zijn. Dit is vooral in de regentijd.
In Europa heeft de soort
tegenwoordig in heel wat streken ideale broedplaatsen gevonden.
Ze zijn hier doorgaans
ontsnapt uit gevangenschap en hebben het erg naar hun zin.
In vergelijking met hun
oorspronkelijke broedgebieden is het hier eigenlijk ideaal om te broeden.
Alhoewel de meeste Nijlganzen (net als onze inheemse broedvogels) in het
voorjaar broeden, kunnen ook in de herfst en zelfs midden in de winter
Nijlganzen met jongen worden aangetroffen.
Wie een
eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het
archief de bijdrage opvissen
Blauwborsten hebben een
voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en
een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem.
De vogel houdt van een
mengeling van open en begroeide grond, vaak te vinden langs de randen van met
riet omzoomde vennen en moerasjes met wilgenbosjes.
Ondanks zijn opvallend
uiterlijk worden blauwborsten gemakkelijk over het hoofd gezien.
Mannetjes zetten een brede
borst op om de centrale borstvlek beter te laten uitkomen als ze zingen. De
zang is luid, melodieus en zeer lang aangehouden, gemengd met veel imitaties.
Hij doet denken aan die van de nachtegaal, maar minder warm van toon. In vorm
en gedrag lijkt de blauwborst wat op de roodborst.
De blauwborst is door zijn
kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de vogelwereld.
Blauwborsten hebben in onze streken de afgelopen decennia een flinke opmars
gemaakt. Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte
vlek (ster), vandaar ook de naam witsterblauwborst. De witsterren, die een
tamelijk uniform uiterlijk hebben, bewonen een relatief klein gebied in West-
en Centraal-Europa, dat vaak uit vele kleine populaties bestaat.
Er worden ook wel
blauwborsten gezien met een oranje/rode ster op de blauwe borst, een zeldzame
doortrekker vooral afkomstig uit Scandinavië. De roodsterblauwborst broedt van
Scandinavië tot Noord-Siberië, Oost- en West-Alaska en tevens hier en daar in
berggebieden in Midden-Europa.
Witsterren trekken via
Spanje naar het zuiden en overwinteren in tropisch Afrika van Senegal tot
westelijk Soedan.
Roodsterren overwinteren
veel oostelijker en migreren slechts in kleine aantallen via Spanje en
verblijven dan in West-Afrika.
Ringonderzoek toont aan
dat blauwborsten ontzettend honkvast zijn gedurende de trek. Meerdere jaren
worden dezelfde vogels op exact dezelfde plek gevangen.
Beide fotoreeksen
illustreren het kleine verschil tussen de frequenter voorkomende witster- en zeldzamere
roodsterblauwborst.
Wie eerder verschenen
bijdragen van de wenst te raadplegen kan deze via de zoekrobot in het archief
opdiepen:
De wulp is een vogel uit
de familie van de strandlopers en snippen.
De familie bestaat uit
talrijke soorten die broeden in gematigde streken en poolgebieden. Finland en
Engeland herbergen de grootste aantallen.
Wulpen zoeken bij voorkeur
droge extensief gebruikte en kruidenrijke landerijen hoewel zij ook intensief
bewerkte grond niet schuwen.
De wulp is de grootste
steltlopersoort in onze contreien en heeft ook de langste (omlaag gebogen) snavel.
In het voorjaar heeft het
mannetje een opvallende baltsvlucht met een prachtige baltszang, gekenmerkt
door aanzwellende fluittonen en lang aanhoudende trillers. Wulpen zijn plaats-getrouw.
Ze komen vaak naar dezelfde plek om te broeden in de agrarische graslanden.
De vogels paren vaak al
voor de aankomst op het broedterrein.
Tijdens de vlucht vallen
de lange vleugels de nagenoeg witte ondervleugels op en doet de silhouet
wat denken aan een meeuwachtige.
Buiten het broedseizoen
trekken wulpen vaak naar de kust of naar getijdenrivieren, waar ze
schelpdieren, wormen, garnalen en krabben eten.
Slaapplaatsen liggen in vennen, op vloeivelden, in rietmoerassen en aan
de oevers van meren.
Wulpen overwinteren aan de
kusten van West-Europa. Tijdens zachte winters kan men wulpen aantreffen op
graslanden in het binnenland.
Een vogel die sterk op de
wulp lijkt, is de regenwulp. Je kan hem herkennen aan zijn opvallende oog- en
kruinstreep. Hij is kleiner dan de wulp en heeft een kortere snavel.
Wie de gedetailleerde id-kaart
wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief het eerder verschenen
artikel terugvinden.
De meerkoet en het
waterhoentje worden vaak met elkaar verward. Niet zo vreemd; het zijn beiden
zwarte watervogels, behorend tot de familie rallen. Het
onderscheidingskenmerk: de voorhoofdplaat is rood bij het waterhoentje en wit
bij de meerkoet.
Waar voldoende water is,
daar leven meerkoeten. Er is geen park, kanaal of sloot zonder een paartje
meerkoeten. Wie ze een tijdje gadeslaat, zal opmerken dat ze vaak duiken naar
voedsel. Ze kunnen zon 30 sec onder het wateroppervlak blijven.
In de winter zijn de
meerkoeten zeer sociale watervogels maar tijdens het broedseizoen zijn de
zwarte vogels echte kemphanen. Het territorium wordt onder het slaken van
schelle strijdkreten met snavel en poten verdedigd tegen buurkoeten, waarbij
het er fel aan toegaat.
Het vrouwtje broedt 22
dagen op de 4 tot 12 grijswitte of zandkleurige eieren met bruinzwarte vlekjes
en puntjes die ze in april legt; 80% van de meerkoetkuikens sterft in het 1ste
jaar na de geboorte. Van de jongen die het wel redden, overleeft slechts de
helft het daaropvolgende jaar.
De jongen worden nog 40
tot 60 dagen door hun ouders verzorgd. Zij bedelen dan constant met piepende
geluidjes om voer, waarbij ze al vanaf een grote afstand te horen zijn, ook door
hun belagers helaas (reigers, meeuwen, snoeken, ratten, ).
Meerkoeten eten vooral
waterplanten, maar zeker wanneer er jongen zijn, worden ook allerlei
waterdieren gevoerd en gegeten, die beter voorzien in de energiebehoefte van
dat moment.
Het zijn opportunistische
omnivoren die soms ook wel eieren van andere vogels plunderen, als ze een
onbeheerd nest aantreffen.
Van oorsprong zijn
meerkoeten echte moerasvogels met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen
op drijvende vegetatie en wortels van riet- en lis-moerassen. De meerkoet
vliegt niet gauw. Hij zal altijd proberen weg te rennen of te zwemmen van een
belager.
De meerkoet kan overigens
vlot vliegen; alleen is de start zo moeizaam. Als meerkoeten het luchtruim
kiezen, nemen ze een aanloop waarbij ze als het ware over het water lopen.
Aan elke teen van de
meerkoet zit aan weerszijden een flap. Bij een achterwaartse beweging van de
poot gaan de flappen wijd uit staan. Wordt de poot naar voren bewogen, dan
klappen de flapjes weer dicht. Daardoor kan de meerkoet in het water uitstekend
peddelen. Veel andere vogels die in en rond het water leven, hebben doorlopende
zwemvliezen tussen hun tenen.
Hoewel de meerkoet in de
zomer meestal alleen of in paren te zien is, vormen de vogels in de winter soms
grote groepen. Vooral als het water bevriest en de meerkoeten dreigen te
worden ingesloten, zoeken de vogels
elkaar op en houden ze samen een wak open.
Europese smienten zijn
middelgrote zwemeenden met een relatief dikke, ronde kop met korte snavel. In
tegenstelling tot diverse andere eendensoorten duiken smienten niet naar hun
voedsel. Het zijn echte slobberaars, die al grondelend in het water hun voedsel
vanaf het wateroppervlak naar binnen halen.
Smienten zijn typische
vegetariërs. Hoewel ze ook waterplanten eten, grazen smienten, anders dan de
meeste eenden, maar net als de ganzen weilanden af.
In het broedseizoen
verkiezen de smienten een open licht begroeid landschap met niet te grote
zoetwatermeren, plassen, vochtige of gedeeltelijk ondergelopen weilanden en
veengebieden.
Buiten het broedseizoen,
tijdens de trek en in de winter worden ze zowel op zoet, brak als zoutwater
aangetroffen. Onder meer op graslanden, ondiepe kustmoerassen, veenmeertjes,
langs riviermondingen en op wadden, slikken en platen langs de zeekusten.
In Vlaanderen is de smient
tijdens de meeste winters de talrijkste overwinterende watervogelsoort. Het
zwaartepunt van de verspreiding ligt in de IJzervallei en de kustpolders.
Andere gebieden met vele duizenden smienten zijn de Bourgoyen-Ossemeersen in
Gent en het havengebied van Antwerpen.
Smienten verplaatsen zich
ook zeer gemakkelijk op het land en vertoeven vaak op weilanden.
Het zijn schuwe vogels.
Buiten het broedseizoen vormen ze meestal grote groepen en worden ze bij
honderden gezien.
In de
overwinteringsgebieden kunnen groepen van enkele duizenden foeragerende vogels worden
gevormd. De eenden grazen ook s nachts en slapen overdag op grote
wateroppervlakken.
Na hun aankomst leven de
smienten van planten op kwelders en van zeegrasvelden.
Later in het jaar is meer
energierijk voedsel nodig om te overleven en schakelen ze over op
landbouwgewassen. Smienten eten voornamelijk ook laag gras. Met hun speciaal
aangepaste korte snavel kunnen ze afzonderlijke grassprieten plukken (300g /
vogel / dag). Dit vaak tot groot ongenoegen van boeren, die hun grasland en
gewassen (koolzaad bv.) snel kaal gegeten zien worden.
Na het voedsel zoeken,
rusten de grote groepen smienten meestal op binnenlandse meren, riviermondingen
of zelfs op open zee.
Smienten leggen nauwelijks
grote afstanden af tussen foerageergebied en slaapplaats.
Ze zijn vrij luidruchtig
maar hun gefluit is toch aangenaam. De woerd laat een luid, doordringend, hoog
maar melodieus geluid horen. Het vrouwtje heeft een lagere, snorrende roep.
Wie een eerder verschenen artikel wenst te
raadplegen, kan via de zoekrobot een kijkje nemen in het archief
De bonte kraai is in grote
delen van Europa een vertrouwde vogel, die de zwarte kraai steeds meer
verdringt.
Tot voor kort werden de
bonte kraai en het nauw verwante familielid, de zwarte kraai, als één soort
beschouwd.
Beide soorten vermengen (hybridiseren)
zich alleen op plaatsen waar ze allebei voorkomen, bv. N-Schotland. De meeste
populaties blijven echter keurig van elkaar gescheiden al vertonen beide vogels
hetzelfde postuur en gedrag.
In West-Europa ontbreekt
de soort vrijwel geheel als broedvogel. Hoewel de bonte kraaien wel een
wintertrek naar het zuiden kennen, blijven de bonte kraaien uit Scandinavië de
laatste decennia steeds noordelijker overwinteren en wel in het zuiden van
Noorwegen, Zweden en Denemarken. Verondersteld wordt dat de Scandinavische
vogels noordelijker zijn gaan overwinteren als gevolg van verrijking van de
Noord-Europese landbouwgronden en een milder klimaat. Hierdoor kunnen de bonte
kraaien binnen het eigen broedgebied voldoende voedsel vinden.
Kenmerkend voor het
vederpak zijn de zwarte staart en de vleugels met een diepe groenblauwe gloed; het
lichaam is grijswit met een variabele bruinige, beige of rozige zweem. De afgeplatte
zwarte kop mondt uit in een zware zwarte snavel.
De lichaamslengte varieert
tussen 45 en 47cm; de spanwijdte wisselt tussen 93 en 104cm; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 540 en 800g.
Bonte kraaien lijken al
even intelligent te zijn als de zwarte kraaien, maar ze zijn wild en schuw op
plaatsen waar op hen wordt gejaagd. In dorpen en steden daarentegen zijn ze vlot
benaderbaar.
Zij kunnen in allerlei
habitats worden aangetroffen, maar hoofdzakelijk in open landschappen, waar ze
naar beschikbaar voedsel op akkers, langs wegen en spoorbermen zoeken.
Af en toe tref je ze ook
aan in stedelijke omgevingen, vooral dan op stortplaatsen.
Het zijn immers alleseters
en opportunisten.
Voor een groot deel zijn
bonte kraaien s winters afhankelijk van afval en aas (verkeersslachtoffers
zoals konijnen en vogels) en s zomers van grote insecten. Ze foerageren op
stranden (aangespoelde zeedieren), rond veevoer en op weilanden met mest van
vee en andere dieren. Ook menselijk afval wordt graag uitgeplozen in de hoop
iets eetbaars te vinden.
Doorgaans leven ze in
paren. Soms zijn grote zwermen te zien op bemeste velden, op vuilnisbelten of s winters langs kusten.
Ze bouwen een groot nest
van takken, minder diep dan deze van de roek, in bomen en struiken, die worden
gevoerd met aarde, mos, wortels, wol en veren.
Het legsel in de periode
maart juli telt 4 tot 6 eieren.
Het vrouwtje broedt in 17
tot 18 dagen de eieren uit. De eerste dagen zorgt het mannetje voor het voeren
van de jongen en na zon 10 dagen gaat het vrouwtje hierbij helpen. De jongen
blijven ongeveer een maand in het nest om daarna uit te vliegen.
Tegen het einde van het
tweede levensjaar worden ze geslachtsrijp en zoeken dan een partner met wie ze
monogaam door het leven gaan.
Bijen krijgen het
merendeel van hun pesticiden niet binnen via bespoten landbouwgewassen, maar
van wilde planten. Bovendien zijn de meeste van die pesticiden van stedelijke
aard.
Onderzoek van de
Amerikaanse Purdue Universiteit verzamelde 16 weken lang het stuifmeel in de
bijenkorven op 3 verschillende plaatsen in de staat Indiana. Ze wilden in de
eerste plaats leren welke bloemen de bijen zoal bezochten en tegelijk ook nagaan
welke pesticiden de bijen opnamen.
Indiana is een
landbouwstaat in de corn belt, met flink wat monocultuur van maïs en soja,
maar ook in die gebieden slagen de bijen erin om stuifmeel te verzamelen van
een brede waaier aan planten.
Het verzamelde stuifmeel
omspande 30 plantenfamilies en dus nog veel meer soorten. De speurders vonden
pesticiden van 9 diverse scheikundige groepen. De beruchte neonicotinoïden, die
ervan worden verdacht zeer dodelijk te zijn voor het bijenvolkje, waren daar
ook bij. Maar zij waren lang niet het belangrijkste gif.
De hoogste concentratie
insecticiden kwam van de pyrethroïden. Die worden ook wel in de landbouw
gebruikt, maar voornamelijk in huis gespoten tegen vliegen en muggen.
De wetenschappers zetten hun
korven in een weide die niet in gebruik was, aan de rand van een maïsveld bespoten
met neonicotinoïden en bij een veld zonder.
Het stuifmeel van
landbouwplanten vormde slechts een klein deel van wat de bijen inzamelden.
De bijtjes bleken vooral
te foerageren op vlinderbloemigen als klaver en luzerne.
De onderzoekers schrokken
van het grote aantal niet landbouw gebonden pesticiden dat ze aantroffen en nog
meer van de verbijsterende hoeveelheden, waarin ze die vonden.
De verklaring schuilt
achter de onderzoeksmethode die zich doorgaans enkel toespitst op de aanwezigheid
van neonicotinoïden. Nauwelijks iemand neemt de moeite om de rest te analyseren
en al helemaal niet te achterhalen wat de bijen ophalen bij niet
landbouwplanten.
De meest voorkomende
stoffen waren schimmeldoders en onkruidverdelgers. Pas dan kwamen de
insecticiden.
Neonicotinoïden zijn voor
bijen het dodelijkst, maar worden enkel op akkers gebruikt. Perythroïden kwamen
veel meer voor. Die zijn al sinds de jaren 50 in gebruik, hoofdzakelijk in
huizen. Maar die huizen liggen wel naast tuinen met een grote variatie aan
bloemen, waar bijen veel tijd doorbrengen.
De onderzoekers zagen een
duidelijke piek in de perythroïden in augustus en september, wanneer mensen
last hebben van muggen en wespen.
Het ziet er dus naar uit
dat niet de moderne landbouw met al haar bestrijdingsmiddelen het grootste
gevaar vormt voor de bijen, maar u en ik.
Eerder
verschenen artikels over de levensbelangrijke bijen vind je terug in het
archief:
13/08/2010 De mysterieuze verdwijnziekte
(bijenexpert Frans Jacob)
12/05/2013 Levensnoodzakelijk bestuivers
21/04/2014 Red de bestuivers! (honingbij hommel)
Vroeger werd in onze
streken op blauwe reigers gejaagd met behulp van afgerichte valken.
Als de reiger de jacht
overleefde, kreeg hij een metalen ring om de poot, waarop plaats en datum van
de geslaagde jacht gegraveerd stonden.
Er waren gevallen bekend van
reigers met 6 dergelijke ringen om de poot. De lange sierveren op het
achterhoofd werden door de jagers als trofee mee naar huis genomen. De daarmee
vervaardigde verenbosjes waren erg gegeerd. Uit data op pootringen leidde men
af dat sommige reigers meer dan 50 jaar oud waren. Deze ongeoorloofde methode
was wel een voorloper van het huidig wetenschappelijke ringwerk.
Deze prachtige vogel
verdient zeker de gouden medaille voor geduld.
Hij kan uren staan wachten
tot er een geschikte prooi in zijn blikveld komt. Zijn lange hals is dan
S-vormig ingetrokken, klaar om als een pijl uit een boog vooruit te schieten en
zijn slachtoffer met de dolksnavel te spietsen.
Soms besluipt hij zijn
geviseerde prooi terwijl zijn kop, hals en lichaam sierlijk in evenwicht
blijven.
Qua voeding is hij niet
kieskeurig. Hij is wel een slokop, die zijn buit in één beweging naar binnen
werkt.
Als overwegend viseter (paling,
baars, stekelbaars, jonge karper en snoek, voorn ,schol, forel, ) broedt hij
meestal in de nabijheid van visrijke wateren. Dat water kan zoet, zout, brak,
stilstaand of stromend zijn.
Maar hij doet zich ook te
goed aan: dikkopjes, kikkers, watersalamanders, hazelwormen, hagedissen, jonge
ringslangen, waterratten, veldmuizen, spitsmuizen, mollen, jonge konijnen,
allerhande insecten (rugzwemmers, mest-, water- en meikevers),
zoetwatermossels, slakken, regenwormen en zelfs donsjongen van andere
watervogels, zoals meerkoet, waterhoen, waterral, wilde eend,
De blauwe reiger vist veel
beter dan de meeste hengelsportliefhebbers, die soms met lede ogen moeten
toezien hoe een reiger in dezelfde sloot de vissen voor hun neus wegsnoept.
In onze streken bevinden
de broedkolonies zich voornamelijk in de bomen. Men beweert vaak dat reigers
jaar na jaar hetzelfde nest gebruiken. Dit is zeker niet altijd waar. Ook bij
vogels geldt het spreekwoord: wie eerst komt, eerst maalt.
In het voorjaar keren de
vogels weer naar hun broedkolonie en de mannetjes die eerst aankomen, kiezen de
grootste nesten.
Overjarige nesten die de
najaarsstormen hebben doorstaan, oefenen immers een grote aantrekkingskracht
uit op geslachtsrijpe vogels. De laatkomers moeten genoegen nemen met een
kleiner nest of moeten er zelf weer eentje bouwen. Dan gebeurt het wel vaker
dat ongeschikte nesten worden gesloopt om het tweedehandse nestmateriaal in een
eigen nest te verwerken.
Eens dat het mannetje de
woonplaats heeft uitgekozen, begint hij naar de vrouwtjes te lonken. Hij strekt
zijn nek naar alle kanten uit en tracht zo een wijfje te lokken. Als er eentje
naar hem komt, begint manlief de takjes van het nest te schikken. Als het
wijfje mee begint te doen, wil ze hiermee haar toestemming voor de paring
bevestigen.
Beide vogels werken daarna
gezamenlijk het nest netjes af vooral met riethalmen, zegge en gras.
Vorige uitgebreide
vogelportretten van de blauwe reiger kan je terugvinden in eerder verschenen
artikels (zelf 2 x onder dezelfde titel)
Ongewone vlinders duiken
op door het warmere klimaat
Enkele vlindersoorten, die
goed gedijen in warm weer, zijn in opmars in Vlaanderen.
Tegelijk sterven vele
soorten uit of trekken weg vanwege de milieuvervuiling, overbemesting, en te
cleane tuinen, volgens vlinderexpert, Wouter Vanreusel van Natuurpunt.
Neem het
kaasjeskruiddikkopje: tot 2009 kwam dat in onze streken niet voor. De kleine,
bruine vlinder zoekt warme en ruige plaatsen in Zuid- en Midden-Europa op. Maar
door de klimaatverandering zoekt deze vlinder het steeds noordelijker. Het
kaasjeskruiddikkopje is een van de vlindersoorten die hier in aantal het
sterkst toenemen.
Toch heeft de vlinder het
in Vlaanderen niet makkelijk. Er is wat beterschap na jaren van grote afnames,
maar het kan veel beter.
Vlinders lijden hier omdat
landbouwers te veel mest gebruiken, omdat de lucht door het verkeer is vervuild
en omdat groene ruimtes en tuinen te netjes worden gehouden; daardoor zijn er
te weinig wilde bloemen. Daardoor is het prachtige spiegeldikkopje hier
verdwenen.
Er zijn al 19 van de 64
inheemse dagvlindersoorten uitgestorven.
Vlinders tellen in je
tuin
Het landkaartje, de
dagpauwoog of het boomblauwtje; het zijn allemaal tuinvlinders waar Natuurpunt
het fijne van wil weten.
Want met hun grote
verscheidenheid zijn vlinders waardevolle graadmeters van ons leefmilieu.
Bovendien is het fantastisch om de kleurige fladderaars van dichtbij op te
volgen.
Loop een rondje in de tuin
van 15 tot 30 min en noteer alle vlinders die je opmerkt.
Kijk hoeveel vlinders van
een bepaalde soort je tegelijkertijd ziet en noteer het grootste aantal, maar
tel niet alles op.
Zie je bv. om 10.00 u 3
grote koolwitjes en om 10.25 u 4 exemplaren, geef dan 4 grote koolwitjes door
op je telformulier, dat pas op zaterdag beschikbaar zal zijn.
Wil je nog snel de meest voorkomende
vlinders leren herkennen?
Of wil je je tuin
inrichten met een paar gouden tips " neem een kijkje op www.vlinderweekend.be voor meer uitleg.
De fotoreeks bij dit
artikel is van Pieter Cox en brengt chronologisch de volgende soorten in beeld:
1.
Citroenvlinder
2.
Bruin
zandoogje
3.
Gehakkelde
aurelia
4.
Distelvlinder
5. Klein geaderd witje
Het weekend belooft een
leuk monitoringsevenement te worden, want de zon zal van de partij zijn en dat
weten ook de vlinders fel te appreciëren.
Een van de zeldzamere
reigersoorten in ons land is de koereiger.
In Spanje daarentegen zijn
koereigers een bekende verschijning in het landschap, maar ze zijn nog veel
algemener in Afrika en het Midden-Oosten (Rode Zee), waar ze zich verzamelen
rond kudden antilopen, buffels en olifanten.
Ze zijn vooral te zien in
weilanden met vee of op juist omgeploegde akkers, langs wegen en zelfs in
stadsparken en op vuilnisbelten.
Koereigers zijn veel
minder dan andere reigers gebonden aan water.
In Europa blijft de
verspreiding grotendeels beperkt tot het zuiden van Spanje, Portugal en
Frankrijk.
Ze foerageren vaak bij vee
en paarden (pikken teken van hun rug), volgen de ploeg van de tractor om wormen
en larven op te pikken. Ze volgen groot vee en eten insecten (sprinkhanen,
krekels, kevers, vliegen, libellen) die door hun hoeven worden verstoord en
opgejaagd.
Ze zoeken vooral op vers
geploegde akkers kleine prooien in de verse voren en zelfs op afvalhopen. Soms
lopen ze zelfs letterlijk tussen de poten van een koe en de benen van een paard
omdat daar de lekkerste hapjes te vinden zijn. Ze eten ook kikkers, hagedissen
en muizen.
Lijf en vleugels zijn wit;
in de zomer vertoont de rug lange beige pluimen; de kruin vertoont een kap van
gele sierpluimen; de gele rechte snavel is roodachtig en de borst vertoont een grote
gele vlek; de poten zijn vaalgeel tot bruin.
De lichaamslengte van deze
gedrongen reiger varieert tussen de 45 en 50cm; de spanwijdte reikt van 82 tot
95cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 300 en 400g.
De roep omvat onder meer
schorre, krassende tonen en een snel gekwaak.
De balts vindt grotendeels
plaats bij het nest, waarbij de sierlijke verlengde halsveren van pas komen.
Broeden doen ze in
kolonies met andere reigersoorten in lage dode bomen of middelgrote struiken in
de buurt van rietmoerassen.
Het vrouwtje maakt een rommelig
ondiep nest van takken en riet in bomen; zij legt 4 tot 5 eieren (1 legsel in
april juni) die na 22 tot 26 dagen uitkomen.
Tegen de avond vliegen
grote groepen in vormeloze witte wolken op om in bomen te rusten (soms dicht
bij gebouwen), vaak met duizenden tegelijk.
Deze fotoreeks is gemaakt
in de weilanden van Rangeerstation Antwerpen-Noord, waar ook de natuurdomeinen
de Grote Kreek en de Kuifeend gelegen zijn.
De watersnip is ongeveer
zo groot als een merel en heeft een overwegend bruin verenkleed, een
buitenproportioneel lange, rechte snavel, een vrij plomp silhouet, relatief
korte poten, een vaak ingedoken houding en een markante gestreepte kop en romp.
In Vlaanderen is het een
schaarse broedvogel. Het belangrijkste broedgebied bevindt zich in de vallei
van de Zwarte Beek in Limburg. In Europa is de watersnip het talrijkst aanwezig
in IJsland, Zweden, Finland, Noorwegen en Wit-Rusland.
De watersnip verkiest als
broedbiotoop zoetwatermoerassen met slijkerige oevers, hopen rottende planten
en ondiep water, hoog en laagveengebieden, vochtige heidevelden en drassige
hooilanden.
De achteruitgang van de
populatie is dan ook zo goed als uitsluitend te wijten aan de teloorgang van
deze biotopen, ten gevolge van ontwateringen, beeksaneringen of intensivering
van de landbouw.
De nestplaats zelf bevindt
zich meestal in de verlandingszone van moerasgebieden of in gemaaide
rietvelden. In grasland nestelt de watersnip enkel in vochtige hooilanden en
extensief beweide, natte grasgebieden.
Het nest een eenvoudig
ondiep kuiltje in de bodem wordt gebouwd tussen graspollen in lage ruigte of
tussen veenmoswallen.
Om het bij afwezigheid te
verbergen, wordt de vegetatie gedeeltelijk over het nest getrokken. Het legsel
bestaat meestal uit vier ovaal- tot peervormige eieren. Alleen het vrouwtje
broedt en ze begint er pas aan als het legsel compleet is.
De voedselbiotoop kan
identiek zijn aan de nestbiotoop maar kan ook apart liggen.
De watersnip foerageert
graag in ondiepe greppels, sloten, poeltjes, slikranden en in tot 10cm diep
water. Het hoofdvoedsel bestaat uit onder het bodemoppervlak levende
regenwormen, rode slijkwormpjes, kevertjes, emelten, kokerjuffers, insectenlarven,
land- en waterslakjes, slakkeneitjes, bladluizen,
Tijdens hun baltsvluchten
maken watersnippen een typerend, mekkerend geluid, waardoor ze ook wel
hemelgeit worden genoemd. Dit geluid brengen ze tijdens hun duikvluchten
voort door de buitenste staartpennen die harde schachten bevatten in de
wind te laten trillen. Met rukkende, spartelende vleugelslagen maken de
mannetjes boven hun broedgebied horizontale rondvluchten op een hoogte van 50
tot 100m. Af en toe schieten ze in snelle duikvlucht 10 à 15m omlaag. Daarbij
werpen ze zich op één kant waarbij de vleugels half geopend en komvormig van
het lichaam worden afgehouden.
De 14 pennen tellende
staart is gespreid zodat de opzij gestrekte, vibrerende veren er aan beide
kanten uitsteken. De vleugels maken bij het neervallen trekkende bewegingen
waardoor het snorren dat door de vibrerende geluidsveren wordt opgewekt
verandert in het zogenaamde blaten.
Na het neervallen vliegen
de vogels weer snel omhoog en herhalen ze deze duikvluchten soms honderden
keren. Deze baltsvluchten worden soms door 2 of 3 mannetjes tegelijk
uitgevoerd. Als er een vrouwtje in de buurt is, veranderen deze baltsvluchten
van karakter.
Het vliegpatroon bestaat
uit een reeks korte stijgingen en dalingen die in hoog tempo worden uitgevoerd
en waarbij de vogels tijdens de dalingen met de vleugels in een V-houding zich
op spectaculaire wijze op hun zij en zelfs op hun rug gooien.
Soms gebeurt dit op grote
hoogte maar ook wel vlak boven de grond.
De broedbiotoop van de
watersnip in Vlaanderen komt de laatste decennia steeds meer onder druk te
staan. Een herstel van de populatie is onwaarschijnlijk aangezien het overgrote
deel van de voormalige broedgebieden ongeschikt is geworden.
In het gunstigste geval
kan zich een Vlaamse broedpopulatie op laag niveau handhaven.
Een eerder verschenen artikel kan je opdiepen uit het archief
De raaf is de grootste kraaiachtige groter dan de zwarte kraai en de
roek bekend om zijn intelligentie en is, op de liervogels na, de grootste van
alle zangvogels.
Raven zijn vaak te vinden boven de wildste en rotsachtigste gebieden en
zelfs boven, hoge kale pieken. Ze komen ook voor in minder wild beboste regios
of boerenland, biotopen waar ook de zwarte kraai zich thuis voelt.
Als raven met rust worden gelaten, kunnen ze boven de kustplaatsen
worden gezien waar ze soms op hoge gebouwen nestelen.
Eeuwenlang werd de ietwat griezelig uitziende raaf beschouwd als een
onheilsbode, een reputatie die hij dankte aan zijn gewoonte als aaseter op
galgen- en slagvelden te verschijnen.
Meer dan een eeuw geleden was hij in onze streken nog een algemene
broedvogel, maar genadeloze vervolging door de mens leidde hier tot zijn
uitroeiing.
In andere delen van Europa trok de soort zich in de bergen,
veengebieden en onherbergzame heuvels terug. Deze grote zangvogel heeft een
sterke overlevingsdrang en een uitstekend aanpassingsvermogen.
De roofvogel draagt een geheel zwart kleed, heeft verlengde keelveren
(baard), een vooruitstekende grote kop met een massieve snavel.
Bij het krassen zet de raaf de lange veren op keel en kruin uit. De
zware kop lijkt dan nog dreigender. Verder zijn de uitgestrekte hals, de
ruitvormige staart en de lange hoekige gevingerde vleugels kenmerkend. De vogel
heeft een lichaamslengte die reikt tot 64cm, een spanwijdte die varieert tussen
120 en 150cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 0.8 en 1.5kg.
Raven hebben een gevarieerd menu, bestaande uit vlees van kadavers,
zoals konijnen, hazen, schapen, hertenjongen of op het strand schelpdieren en
aangespoelde karkassen; ook prooidieren zoals vogels, eieren, grote kevers en
vette rupsen,
Niet-broedende vogels vormen groepen, maar broedparen verdedigen een
territorium, vooral door zich in de lucht te manifesteren. Op de grond beweegt
de raaf zich al springend of lopend. In de lucht is hij een acrobaat. Vaak rolt
de raaf: een zijdelingse rol met half gesloten vleugels en kort daarna weer
terug.
Andere vliegkunsten en zweefvluchten helpen de vogels met elkaar te
communiceren.
De roep is ook belangrijk: zelfs wanneer ze ver van elkaar vandaan
zijn, blijft een paar met elkaar in contact door luid te roepen. De roep kan
individueel worden herkend. De typisch roep is schor, luid en ver dragend.
De monogame raven brengen slechts één broedsel per jaar groot en
beginnen vroeg; soms al in februari. De soliede nesten van raven worden ieder
jaar verder uitgebouwd op traditionele plekken, zoals op richels onder
overhangende rotsen, in steengroeven of in hoge dennen of eiken.
In onverstoorde gebieden kunnen de vogels lager nestelen.
De partners bouwen samen het omvangrijke nest van dikke takken, dunne twijgen,
heideplanten en soms stukken zeewier. Het wordt versterkt met aarde en mos. De
kom wordt dik gevoerd met gras, mos en een laagje haar en wol.
Het legsel bestaat uit 4-8 lichtblauwe tot groene eieren met een grijs-
tot zwartbruine vlektekening.
Het broedende wijfje wordt door het mannetje op het nest gevoerd. Na ca
3 weken verschijnen de jongen, die na 3-6 weken kunnen vliegen.
Beide ouders zorgen voor de jongen, aan wie ze geplette insecten,
kleine vogels of zoogdieren voeren waarvan ze eerst de veren de haren of botten
hebben verwijderd.
In Vlaanderen is de
tureluur een vrij schaarse broedvogel. De populatie wordt geschat op slechts
300 tot 350 broedparen. De meeste daarvan zijn te vinden in de kustpolders,
maar ook in het Antwerpse havengebied zijn ze talrijk aanwezig.
De natuurcompensatie die
er kwam na de havenuitbreiding heeft daar voor een groot deel mee te maken.
Op Europees niveau wordt
de populatie geschat op 300 000 broedparen, Rusland niet meegerekend.
Hoewel de aantallen in
verschillende delen van Europa slinken zoals in Finland, Ierland en Nederland
lijken ze elders vrij stabiel.
De broedgebieden van de
tureluur bevinden zich vooral in kruidenrijke graslanden en
kwelders. In ons land
bestaat de broedbiotoop vooral uit brak- en zoutwaterschorren, zilte lage
eilanden met een hoge
grondwaterspiegel en slijkerige poeltjes en grachten, weilanden nabij
kreken en in toenemende
mate ook op opspuitterreinen in havengebieden.
Toch kan ook de tureluur
naast grutto, kievit en scholekster als een echte weidevogel
worden beschouwd waarbij ontwatering
en intensieve landbouwactiviteiten de soort duchtig
parten kunnen spelen.
Vroeger broedden ze ook op
uitgestrekte heidevelden en hoogvenen, maar deze biotopen zijn
voor de tureluur echter
heel zeldzaam geworden.
Na de overwintering langs de kusten van
Nederland, België en de wat zuidelijker gelegen
landen tot aan de Afrikaanse kust,
begint het tureluurmannetje onmiddellijk aan de balts.
Het zijn de mannetjes die met trillende
vleugels hoog in de lucht een flink stuk stijgen en dan
Weer fluitend een stukje neerwaarts
glijden, om daarna weer te stijgen en opnieuw een stukje
trillend en fluitend af te dalen.
Naast die sierlijke capriolen, die zich
op grote hoogte afspelen om de toekijkende vrouwtjes op
de grond te prikkelen, rent het mannetje
minutenlang het vrouwtje achterna, haar opdrijvend
met ingetrokken hals, iets afhangende
vleugels en met een gespreide staart.
Soms houden beide vogels
even stil en drukken ze zich tegen de grond om daarna weer kriskras doorheen
het grasland te rennen. Het gedrag werkt blijkbaar aanstekelijk want meerdere
tureluurs zullen zich in het spel mengen. En zo kan het gebeuren dat er wel 6
tureluurs zowel mannetjes al vrouwtjes door het gebied heen rennen.
Tureluurs zijn plaats- en
partnertrouw of ligt het aan de vaststelling dat beide partners erg trouw zijn
aan hun nestplek en dat ze, als ze weer op dezelfde locaties als vorig jaar
aankomen, vanzelf ook weer een paar vormen? Je kan er alleen maar naar gissen
wat ze nu met die drukke achtervolgingen bedoelen, maar duidelijk is wel dat ze
op een paring uitdraaien.
Na al dat rennen staat het
vrouwtje stil en zal ze met gestrekte romp en de staart iets opwaarts de paring
inzetten. Het mannetje staat in eerste instantie naast haar en begint met mooie
sierlijke pasjes en trillende, hoog opgeheven vleugels aan zijn
liefdesavontuur. Al fluitend en trillend gaat hij eerst iets achteruit om
achter het vrouwtje te komen. Dan maakt hij sierlijke passen en fladdert hij langzaam
verticaal omhoog om zo op de rug van het vrouwtje te landen. Zijn jodelende, vibrerende
roep is dan op grote afstand te horen. Een onmiskenbaar zomergeluid!
Tijdens de eileg in de
eerste weken van april paren de vogels s ochtends en s avonds.
Na het laatste ei houden
de paringen op; als er 4 zijn komen er geen nieuwe meer bij.
De vogels zijn dan druk
bezig met het bebroeden van de eieren. De eerste tureluurkuikens komen in de
eerste weken van mei uit het ei, precies in de periode dat er massaal wordt gemaaid
in Vlaanderen.
Als landbouwers in de
eerste dagen van mei gaan maaien, is ongeveer de helft van de nesten
uitgekomen. Zorg voor de overige nesten is dan ook belangrijk en zonder
bescherming hebben ook de rondlopende tureluurkuikens geen schijn van kans. Zij
hebben voldoende vegetatie rond het nest nodig, waarin ze veilig kunnen
schuilen.
Als de boer niet wil dat
de nesten kapot worden gemaaid, dan zit er niets anders op om met een grote
boog om het nest heen te maaien. Een vlak van 50 m² laten staan, is geen
overbodige luxe.
Een hele zone niet maaien
is een alternatieve oplossing om natuurlijke predators niet de hint te geven
dat er wat lekkers te rapen valt op dat eilandje.
Pieter
Cox, wiens interesses hoofdzakelijk
bij natuurbeheer, monitoring en natuurfotografie liggen, maakte ook zijn
voorkeur bekend, via 4 fotos van vogels en eentje van een insect.
Hij licht zelf uitgebreid
toe wat hem aantrok in de volgende reeks fotos, waarbij het ook al eens fout
kan gaan.
1ste foto:
jonge grauwe klauwier
Locatie: Poda Bulgarije
18/09/2014
Tot op heden heb ik al 2 x
problemen gehad met geheugenkaartjes. Jammer genoeg gebeurde dat in beide gevallen
tijdens een vakantie. Dit deed zich onder andere voor op een vakantiereis in
Bulgarije. Na vele fotos te hebben gemaakt, kreeg ik een foutmelding op mijn
scherm en stelde ik vast dat ik vele fotos (gedeeltelijk) kwijt was. Ik had
die dag een juveniele grauwe klauwier, relatief van dichtbij kunnen
fotograferen. En, ja juist die foto kon ik maar voor een gedeelte op mijn
computer inladen (rechterhelft was blanco).
Grote wijzigingen
doorvoeren via fotoshop probeer ik zoveel mogelijk te mijden, maar met deze
foto kon ik het niet aanzien. De blanco rechterhelft bestond gelukkig enkel uit
een wazige achtergrond, welke je via fotoshop aanvullend kan simuleren.
Met deze foto wil ik
aantonen dat digitale fotografie niet altijd naar wens verloopt al is die
vele malen interessanter dan analoge fotografie.
2de foto:
vorkstaartplevier
Locatie Ebro-Delta
Spanje 18/04/2015
Tijdens een natuurreis in
Spanje was ik een groepje vorkstaartplevieren aan het fotograferen, met de
telelens uit de hand langs een wandelpad.
Helaas waren ze te ver weg
om er mooie fotos van te maken en toen er een helikopter overvloog, dacht ik
dat ik geen schijn van kans meer maakte.
De groep vorkstaartplevieren
vloog meteen op, maar eentje landde vervolgens vlakbij mij.
Onverwacht had ik dus toch
nog een kippenvelmoment!
3de foto:
purperreiger
Locatie: Ebro-Delta
Spanje 18/04/2015
Een kennis van mij had
eerder een gelijkaardige trip gemaakt, als de tocht die ik 2015 aanvatte. Hij
kwam terug met een foto van een purperreiger met een slang in zijn snavel, een
prachtopname gewoon.
Tot mijn verbazing kreeg
ik de kans een gelijkaardige foto te maken. Alleen had de purperreiger de slang
voor een paling ingeruild. Ook deze momentopname legde ik vast uit de hand
vanop een wandelpad in een natuurgebied.
4de foto:
Maghrebekster
Locatie: Agadir Marokko
20/01/2106
Tijden een doortocht door
Marokko, waar de Maghrebekster voorkomt, een ondersoort van onze ekster, had
ik de kans de fraaie en elegante Noord-Afrikaanse te fotograferen. Al moest ik
uit de hand, op mijn knieën zittend, de elegante verschijning vereeuwigen, ben
ik zeer tevreden over deze momentopname.
5de foto:
zwervende heidelibel
Locatie: Oirschotse Heide
Nederland 22/06/2013
Tijdens de eerste jaren
dat ik op verkenningstocht trok in de natuur, ging mijn aandacht hoofdzakelijk
naar vogels.
Pas later begon ik te
beseffen dat de natuur zoveel meer moois te bieden heeft.
Libellen zijn mijn tweede
liefde geworden. Hun levenscyclus is bijzonder boeiend en daarenboven zijn ze
ook nog eens fotogeniek. Vandaar deze keuze (foto met macrolens en uit de hand
genomen)
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.