Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Rover âgeeloogâ zaait paniek in de Kille Meutel
Al werd de koele koolmezenkiller in onze groene biotoop al vaker opgemerkt, toch zorgde hij bij het trouw vedervolkje en hun beschermelingen weer voor enige opschudding.
Tijdens de jongste 2 weken sloeg de sperwer weer met 2 succesvolle verrassingsaanvallen toe. Telkens wist de struikrover in dezelfde tuin [Oswald & Arlette_VDL_12] een koolmees te verschalken.
Het is duidelijk een mannetje, herkenbaar aan de blauwgrijze rug en de roodbruin gestreepte borst en buik.
Overigens is het niet eens verbazend dat de struikrover op vinkenslag ligt in onze halfstedelijke biotoop met gevarieerde groene tuinpercelen bezaaid met rijke voederplaatsen.
De meest voorkomende tuinvogels ervaren dat ze in gasthof Kille Meutel rijk worden bedeeld qua topgastronomie en dat weten de sluwe jagers ook.
Tijdens de eerste waarneming had de sperwer in één enkele machtige haal de koolmees onthoofd en de kop weggeslingerd. Nadien huppelde de sperwer uit het zicht, onder de camperfoelie/clematis struik en ging zitten op een hoop dood hout. Na een 10-tal min vloog hij vandaar op, richting [Franz & Christiane_WTL_59].
De sperwer verraadt zijn aanwezigheid door braakballen en plukresten, ook veren en botjes van de prooi achter te laten, die hij doorgaans op vaste plaatsen oppeuzelt.
De meeste prooien worden volkomen verrast, daar de sperwer razend snel en na een woeste achtervolging de opgejaagde prooi geen uitweg gunt.
Ontsnappen aan de moordende greep, kan enkel als dicht struikgewas nog tijdig als veilige schuilplaats bereikbaar is.
Een bijzonder voordeel is dat de kleine roofvogel zich met zijn korte, brede en ronde vleugels en lange staart behendig en snel tussen bomen kan verplaatsen. Tijdens de vlucht wisselt hij snelle vleugelslagen af met korte zweefperioden. Zijn lange poten met lange tenen voorzien van lange nagels bieden hem dan weer het voordeel een prooi stevig in zijn greep te houden.
Verslaggevers: Arlette & Oswald
Wie graag een eerder verschenen artikel raadpleegt kan in het archief de publicatie weer opsnorren: de sperwer [11/12/2010]
In dit filmpje zie je hoe een forser gebouwde wijfjessperwer op gruwelijke en drieste wijze een gegrepen houtduif verder martelt
De tellingen van 10 jaar mussenonderzoek van Vogelbescherming Vlaanderen zijn wetenschappelijk geanalyseerd. De conclusie die hieruit wordt getrokken, is dat het aandeel grote kolonies met meer dan 10 huismussen effectief blijft dalen.
Er worden voornamelijk kleine groepjes mussen waargenomen.
Tevens blijkt dat er niet alleen weinig grote kolonies zijn, maar dat ook het gemiddelde aantal individuen in de meeste kolonies de afgelopen 10 jaar sterk afneemt.
Hoe gaat het op dit moment eigenlijk met de huismus?
Uit de resultaten van de huismussentelling van 2011 bleek dat 57% van de tellers een mussenkolonie van minder dan 5 koppels waarnam.
Op 1/3 van de locaties waren er zelfs helemaal geen mussen [meer] aanwezig.
Limburg is de provincie waar in verhouding de meeste kolonies van meer dan 10 broedparen werden waargenomen, ongeveer 9%.
In Vlaams-Brabant werd slechts bij 1% van de deelnemers een grote mussenkolonie waargenomen.
De andere provincies balanceren hier ergens tussenin.
Dit zijn zeker geen hoopgevende resultaten voor de huismus omdat men in theorie kan aannemen dat waar mensen leven ook huismussen [kunnen] voorkomen.
Zo wordt er ook aangenomen dat een kolonie van minder dan 5 broedparen op termijn gedoemd is om te verdwijnen.
Hierom blijft het heel belangrijk om onze huismussen te blijven opvolgen en beschermen.
Vogelbescherming Vlaanderen kan wel wat extra hulp gebruiken
Tel volgend weekend [zaterdag 21 of zondag 22 april] het aantal tsjilpende huismussenmannetjes in jouw tuin en geef dit aantal door via de http://www.mussenwerkgroep.be/ mussenwebsite aan de hand van het digitale telformulier.
Via deze website kan je eveneens de kenmerken van de huismus bekijken en de zang beluisteren.
April is dé uitgesproken maand om huismussen te observeren omdat de mannetjes dan uitbundig zitten te tsjilpen bij hun nestplaats. Hiermee willen ze ofwel een vrouwtje aantrekken ofwel indruk maken op hun eigen vrouwtje. Gegevens over het aantal tsjilpende mussenmannetjes geven duidelijkheid over het op die plaats aantal aanwezige broedparen enerzijds en de locatie van de nestplaats anderzijds.
Vogelbescherming Vlaanderen wil hiermee een zicht krijgen op de mussenarme en mussenrijke plaatsen in Vlaanderen.
In 2002 werd voor het eerst een mussentelling georganiseerd. Aanleiding hiertoe was het gebrek aan actuele gegevens over de status van de huismus in het verstedelijkte Vlaanderen.
Kille Meutel-vogelvrienden
Met ons lokaal werkgroepje observeren we ook al een decennium lang het huismussenbezoekbinnen ons groen domeintje, de Kille Meutel.
Vanaf het moment dat de mussenwerkgroep werd opgericht besloten we onze medewerking te verlenen en stippelden wij een mussenteltraject uit die twee 8-punttelroutes omvat en observatiezones in de gemeenten Zaventem, Nossegem, Sterrebeek en Kraainem bestrijkt.
We hebben recent het plan opgevat om de omgeving van gefotografeerde tjilpende mannetjesmussen in kaart en beeld te brengen.
We maken gebruik van Google streetview [biotoop] en stafkaarten [verspreiding van de geregistreerde mussenpopulaties] om onze waarnemingen te veraanschouwelijken.
Zo krijgen we een helder zicht op de reële situatie in de geobserveerde regio.
Wie eerder gepubliceerde bijdragen wenst te raadplegen kan terecht op volgende verschijningsdata:
Geraadpleegde bron: Jan Rodts, algemeen directeur van Vogelbescherming Vlaanderen
Van dag tot dag, van minuut tot minuut, kan je hier het avontuur van de slechtvalken op de torens volgen. Op slechts enkele cm van het nest zijn cameras geïnstalleerd. Hiermee kan je ieder detail van dit volledig natuurlijk spektakel observeren.
Onderstaande blog zal je geregeld op de hoogte houden van de evolutie van het gezin, maar ook van de avonturen van andere slechtvalkkoppeltjes in Brussel of België.
Voor het 8ste jaar op rij koos een koppel slechtvalken één van de torens van de Brusselse Sint-Michiels & Sint-Goedele kathedraal uit om er hun eieren uit te broeden.
Sinds begin maart broeden de vogels er 3 eieren uit, zo heeft het Museum voor Natuurwetenschappen meegedeeld.
Van 9 april tot 27 mei kunnen de slechtvalken dag en nacht worden geobserveerd op 2 televisieschermen op het voorplein aan de kathedraal.
De valkenobservatiepost is geïnstalleerd door de ornithologen van het Museum voor Natuurwetenschappen.
Cameras die op net nest gericht zijn, sturen beelden naar de schermen achter de ramen van de observatiepost.
De slechtvalk was in het begin van de jaren 70 volledig uit België verdwenen.
Een verbod op de gevaarlijkste pesticiden, een afdoende wetgeving [Europese richtlijnen] en verscheidene beschermingsprogrammas in Europa hebben ervoor gezorgd dat het stilaan beter ging met de soort, legt het Museum voor Natuurwetenschappen in de mededeling uit.
In 1994 doken slechtvalken weer op en nu heeft de soort een echte comeback gemaakt. Momenteel nestelen er 90 paartjes in België, waarvan 6 in Brussel.
De trekker en gespecialiseerde vogeljager
Zijn voorkeursprooi hangt af van de lokale omstandigheden, maar tamme, minder frequent hout- en holenduiven vormen vaak de hoofdmoot van zijn dieet. Diverse lijsters, spreeuwen en steltlopers, waaronder de houtsnip en de kievit, behoren s zomers tot zijn prooien; s winters doodt hij meer eenden; ook wel sneeuwhoenders.
De krachtige roofvogel blijft het uitstekend doen.
In 2011 breidde de Vlaamse populatie zich opnieuw verder uit. Het aantal gevormde paren steeg spectaculair van 47 naar 60.
Echter niet alle geregistreerde koppels namen effectief deel aan de voortplanting. Slechts 39 zorgden voor het nageslacht en 37 ervan waren succesvol.
Samen brachten ze 89 jongen groot die met succes het nest verlieten.
Het is natuurlijk niet zo dat deze jonge valken het volgend jaar al meteen aan de voortplanting kunnen deelnemen. Slechtvalken zijn gewoonlijk pas in het 3de levensjaar geslachtsrijp, hoewel af en toe wordt waargenomen dat één van de partners van een broedpaar nog het onvolwassen verenkleed draagt.
Voor een deel is het broedsucces bij vogels die voor het eerst broeden geringer dan bij oudere, meer ervaren vogels.
De paarvorming kan al in het najaar plaatsvinden, waarbij een soort van balts wordt waargenomen. De eigenlijke balts begint echter pas in februari met baltsvluchten, veelvuldig roepen, toenemende binding van het vrouwtje aan het nest, baltsvoeren door het mannetje en copulatie.
Een broedsel bestaat meestal uit 3 tot 4 eieren, bij hoge uitzondering 5.
Om de 2 dagen wordt een ei gelegd en het broeden begint pas vanaf het 3de ei.
Hierdoor komen de jongen ongeveer gelijktijdig uit en is het leeftijdsverschil niet al te groot.
Er bestaat een verregaande taakverdeling tussen beide geslachten.
Terwijl het vrouwtje broedt, de kleine kroost warm houdt en bewaakt, voert het mannetje voedsel aan. Het mannetje neemt overdag voor ongeveer 30% van de tijd het broeden van het vrouwtje over. s Nachts broedt echter altijd het vrouwtje.
Wanneer de jongen ongeveer 3 weken oud zijn en voor hun snelle groei veel voedsel nodig hebben, gaat ook het vrouwtje op jacht.
De jongen verblijven 35 tot 42 dagen in het nest. Na het uitvliegen worden ze nog ongeveer 4 weken lang door hun ouders van voedsel voorzien. Soms worden zelfs nog levende vogels aangevoerd en binnen het bereik van de vliegende jongen losgelaten.
Het menu van de slechtvalk in Vlaanderen varieert nogal naargelang de plaats en de provincie waar zich het nest bevindt, maar het is duidelijk dat stadsduiven de belangrijkste prooi zijn.
Heel wat nestkasten werden immers geplaatst op hoge gebouwen, kathedralen, koeltorens en industriële schoorstenen middenin of in de onmiddellijke omgeving van steden.
Niet voor niets zijn heel wat stads- en gemeentebesturen vragende partij voor de plaatsing van een slechtvalkenkast op hun grondgebied.
Het Fonds voor Instandhouding van Roofvogels [FIR] ontvangt heel wat aanvragen van lokale overheden omdat die op een natuurlijke en goedkope wijze het hoofd willen bieden aan de overlast die stadsduiven veroorzaken. De meeste jachtvluchten van een koppel slechtvalken vinden plaats in een gebied met een straal tot 3 km rond de broedplaats. Dit betekent dat het jachtgebied in de broedtijd maximaal 30 km² beslaat en dus een volledige stadskern kan overlappen.
Wie eerdere bijdragen wenst te raadplegen kan nog eens in het archief rondsnuffelen:
·10/05/09 Drie valkachtigen: toren-/ boom-/ slechtvalk
Dat het al een hele tijd niet goed gaat met onze zwaluwen weet ondertussen iedereen. De cijfers liegen er niet om.
In de jaren 70 waren er in Vlaanderen nog tussen 100 000 en 200 000 broedparen van de boerenzwaluw aanwezig. Sinds het jaar 2 000 zijn dit er nog slechts 20 000 à 30 000; een achteruitgang van maar liefst 90%!
De weinige kolonies die Vlaanderen nog rijk is, moeten dus worden gekoesterd. Heel wat boerenzwaluwen zijn de voorbije dagen uit hun overwinteringgebieden in West- en Centraal Afrika teruggekeerd en zoeken inmiddels de kwartbolvormige nestjes op die ze vorig jaar ergens in september hebben achtergelaten.
Sommigen hebben afstanden afgelegd van meer dan 8 000 km.
Ook in de stallen en schuren van het rundveebedrijf Geuns aan de Borgerhoutsendijk in Mol zijn al enkele boerenzwaluwen gesignaleerd. Vorig jaar broedden daar zon 30 koppeltjes en elk koppeltje bracht 2 broedsels groot, sommige zelfs 3. Dit betekent dat deze kolonie in 2011 ongeveer 300 jongen heeft voortgebracht.
De uitbaters van het bedrijf zijn fier op hun zwaluwenkolonie maar tegelijk ook erg bezorgd.
De gemeente Mol heeft immers in november van vorig jaar beslist om de milieuvergunning van het bedrijf ingrijpend aan te passen waardoor het bedrijf verplicht wordt de stallen en de schuren met pesticiden te behandelen omwille van een vliegenplaag. Onder voorwendsel van een vliegenoverlast dienden 2 buurtbewoners een bezwaarschrift in bij het gemeentebestuur, dat blindweg besliste ambtshalve de exploitatievoorwaarden te wijzigen. Vogelbescherming Vlaanderen verzet zich tegen de opgelegde chemische behandeling van de natuurlijke habitats daar boerenzwaluwen onvoorwaardelijk beschermd zijn door het Soortenbesluit van 15 mei 2009.
De kans is immers klein dat de kolonieboerenzwaluwen dergelijke behandeling overleeft.
Daarom vraagt Vogelbescherming Vlaanderen met aandrang dat tenminste zou worden onderzocht of er solide bewijzen zijn van een vliegenplaag en indien het zo is dat die dan ook wel degelijk afkomstig is van het rundveebedrijf, want vlak in de buurt is er een kippenbedrijf met zon 20 000 kippen.
De boerenzwaluw is de meest algemeen voorkomende zwaluwsoort in ons land.
Dat het aantal drastisch krimpt, heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat 96% van alle nesten in boerderijen wordt gebouwd. Het aantal landbouwbedrijven met runderen is de laatste 30 jaar met ongeveer de helft afgenomen. Maar er is wellicht meer aan de hand, want ook op vogelvriendelijke broedplaatsen in de hoeves zijn de zwaluwpopulaties beduidend teruggelopen.
De boerenzwaluw broedt vooral in gebouwen, het liefst op een donker plekje. Oorspronkelijk bouwden zij hun nesten tegen rotswanden en grotingangen, maar deze plaatsen worden vandaag nog zelden gebruikt.
Als cultuurvogels hebben zij zich goed kunnen aanpassen aan de evoluerende menselijke samenleving. Zo volgden zowel de boerenzwaluw als de huiszwaluw de mens van de grotten naar de hutten en later ook naar de boerderijen en de huizen.
Zowat 60% van alle veebedrijven in Vlaanderen houdt koeien; 24% houdt varkens; sommige bedrijven hebben zowel varkens als koeien. De voorkeur van de boerenzwaluw gaat echter naar melkkoeien [72%]; in bedrijven met pluimvee worden ze zelden aangetroffen. Ook boerderijen zonder vee [verlaten of verbouwde boerderijen] komen tegenwoordig in toenemende mate in aanmerking. Bij veel landbouwers zijn zwaluwen erg geliefd zodat ze vaak spontaan beschermende maatregelen nemen zoals het openzetten van deuren en ramen of het aanbrengen van spijkers in de muren als neststeun.
De boerenzwaluw heeft 2 neststrategieën; enerzijds het hergebruik van oude nesten en anderzijds het bouwen van een nieuw nest. Het opnieuw innemen van een oud nest [80%] spaart tijd en energie en bovendien hebben die nesten ook hun duurzaamheid bewezen. Daartegenover staat dan weer dat oude nesten dikwijls massas parasieten herbergen.
Het nestterritorium van een volwassen boerenzwaluwmannetje situeert zich meestal rond een bestaand nest. Het kersverse koppel beperkt er zich dan toe het oude nest te renoveren.
Langs de sloot of bij een opdrogende regenplas wordt slib verzameld. Modder is een essentieel bouwelement voor de boerenzwaluw. Een boerenzwaluwnest bestaat gemiddeld uit 56.5% modder 31.5% slik en slechts 12% klei. Daarnaast bevat het ook organische bestanddelen als gras, paardenhaar en veertjes, waarvan men aanneemt dat ze het bindende karakter en dus de duurzaamheid van het nest verhogen. De gemiddelde levensduur is 7 jaar.
Na een eerste succesvol broedsel ondernemen de meeste broedparen [92%] een tweede broedpoging.
Zodra de jongen veertjes hebben, kijken ze boven de nestrand uit, de snavels in koor wijd opengesperd.
De grootste schreeuwers reiken het verst en krijgen het meest.
Jonge boerenzwaluwen hebben altijd reuzenhonger en de ouders zijn af en aan vliegende boodschappenwagentjes met een heel gevarieerde vracht: bladluizen, stalvliegen, gaasvliegen, zweefvliegen, bromvliegen, strontvliegen, muggen, glazenwassers, nachtuiltjes, wespen, bijen, spinnen, krekels, sprinkhanen, rupsen, snuitkevers, boktorren, wantsen, cicaden, vlinders en mieren; 3 weken lang draait het leven van het ouderpaar om non-stop eten aanslepen.
De ruimte wordt steeds krapper en de jongen groeien letterlijk uit het nest.
Na een dag of 20 verlaten de jongen het nestkommetje en gaan ergens in de buurt op een paaltje, een hekje of prikkeldraad zitten, nog steeds piepend om voedsel. Vijf dagen later gooien de ouders het bijltje erbij neer en moeten de volgevreten dikzakjes zelf maar eens op jacht.
Wie een eerdere bijdrage wenst te raadplegen, kan terecht in het archief op 19/12/2008, waar je ook een filmpje kan bekijken van school-TV
Onderstaande foto's zijn in Cyprus/Kreta genomen in een drukke straat, waar het nest op een huisgevel plakt en in het toeganggebouw van een historische site. In beide gevallen komen er dagelijks honderden mensen net onder de nesten voorbij. Het is ook duidelijk op te maken uit het gedrag van de vogels dat ze zich niet verstoord voelen.
In West- en Midden-Europa is het een schaarse broedvogel. Uit het feit dat de ooievaar in tal van wapens is afgebeeld, kan men afleiden dat de soort vroeger bij ons veel talrijker is geweest.
Ooievaars broeden op het Europese continent, behalve in het hoge noorden en trekt s winters naar Afrika.
In augustus vormen ooievaars enorme groepen en trekken in enorme zwermen naar het zuiden. Het is heel opwindend ze de Middellandse Zee op zijn smalste punt te zien oversteken, over de nauwe zeestraten bij Gibraltar of Istanbul.
In glijvluchten om energie te sparen en door enkel van de opstijgende lucht gebruik te maken, bereiken 50 000 tot 100 000 zwevers met uitgestrekte nek en uitstekende poten het vasteland. In de vlucht zijn de vleugelslagen diep en traag. Vogels in groepen zweven onafhankelijk, elkaar telkens kruisend terwijl ze hoger opschroeven.
De grote statige vogel met een nadrukkelijke tred met lange pas bereikt een lengte die varieert tussen 100 en 115 cm, haalt een spanwijdte van 1.80 tot 2.20 m en heeft een gewicht dat schommelt tussen 2.5 en 4.5 kg.
De ooievaar is een in hoofdzaak vuilwitte vogel met brede gevingerde vleugels met zwarte slagpennen, lange rode dolkachtige snavel en lange stevige rode poten. In tegenstelling tot de reigers strekt de ooievaar tijdens de vlucht zijn hals ver naar voren.
De balts bestaat onder meer uit luidruchtig snavelgeklapper met achterover gebogen kop tot op de rug en ritmisch geritualiseerd buigen met gespreide vleugels.
De ooievaar leeft in de nabijheid van mensen en bouwt zijn nest op hoge plekken, zoals op hoogspanningsmasten, schoorstenen, kerktorens of op wagenwielen op speciale nestpalen. Het erg grote takkennest is van heel ver zichtbaar. De basis bestaat uit grote takken en twijgen. De binnenzijde wordt bekleed met graszoden en allerlei fijn plantenmateriaal. Gemiddeld heeft het nest een diameter van 1.5 m. Oudere vogels nemen meestal het nest van het vorige jaar opnieuw in gebruik. Oude nesten kunnen 2.5 m hoog worden en tot 2 ton zwaar wegen! Meestal kan je de vogels rechtop hun nest zien staan.
Wanneer de ooievaars in het voorjaar in onze gebieden neerstrijken, zoeken de mannetjes een geschikte nestplaats en blijven niet lang vrijgezel. Al gauw komen de vrouwtjes, die nauwelijks oog hebben voor de heren, die er precies zo uitzien als zijzelf, maar des te meer voor het nest. Als dat een beetje op orde is, verbinden de ooievaars zichzelf in de echt. Ze klepperen van geluk. Iedere keer dat de sierlijke partners elkaar ontmoeten, gooien ze hun hoofden in hun nek. Dan ratelen hun snavelhelften het ritme van de verbondenheid. Telkens ze elkaar opnieuw begroeten, versterkt de relatie van het paar. Vanaf dan werken ze samen voor de duur van de zomer in het belang van hun kroost. Ze verdelen het huishoudelijk werk; zonder gekibbel wisselen ze elkaar af bij het saaie broeden de 3 tot 5 witte eieren worden door beide ouders in 3235 dagen uitgebroed en als de kuikens uitkomen, gaat de één voedsel halen en staat de ander op de wacht. Na circa 60 dagen vliegen de jongen uit en blijven de ouders nog even samen. Hun blikken kruisen elkaar, want ze voelen dat hun huwelijk ten einde loopt.
De ooievaar foerageert op open land bij moerassen, rivieren en meren, ook vlak bij bewoonde gebieden.
De ooievaar vangt allerlei waterinsecten, kleine knaagdieren, slakken, regenwormen, hagedissen, slangen, kikkers, padden, muizen, uitzonderlijk ook kleine visjes op vochtige plaatsen of in ondiep water.
Ooievaars zonder grenzen
De interesse en inzet voor het behoud van de ooievaar als een soort enerzijds en voor zijn biotoop anderzijds leidde tot het opzetten van een gezamenlijk educatief project van Natuurpunt vzw, Dierenpark Planckendael, het natuurcentrum Het Zwin en het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Agentschap Natuur en Bos.
Met de ooievaar als de ambassadeur voor natuurbehoud willen de partners verschillende doelgroepen kennis laten maken met sleutelbegrippen in het natuurbehoud: bedreiging, beheer, internationale samenwerking, duurzame (natuur)ontwikkeling. Meer kennis leidt immers tot meer inzicht, begrip en inzet.
Als we de ooievaar in Vlaanderen terug willen als broedvogel moeten we immers na de geslaagde re-introductie daadwerkelijk verder werken aan de ontwikkeling en uitbreiding van potentiële biotopen. Sensibilisering van een ruim publiek vormt daartoe een belangrijke basis.
Sinds 1985 worden alle jonge ooievaars in het Dierenpark Planckendael geringd.
In 1999 en 2000 werden enkele ooievaars van de kolonie in het Dierenpark Planckendael en het natuurcentrum Het Zwin met satellietzenders uitgerust om hen te kunnen volgen tijdens de najaarstrek naar West-Afrika.
Via de satellietgegevens krijgt men een gedetailleerd beeld van de exacte trekroute, de stopplaatsen en mogelijke knelpunten (gevaren).
Een speciale site werd ontwikkeld om informatie te verstrekken over de door ooievaars gekozen locaties tijdens de trekroutes.
Inspelend op de groei van het ooievaarsbestand in de ons omringende landen worden in Vlaanderen op geselecteerde potentiële nestplaatsen platforms opgericht.
Je kan onderstaande interessante websites raadplegen, die dieper ingaan op het project en het uitvoerig beschrijven.
Frederik Leys ontwierp de Kulibrie en het vleugelmechanisme voor zijn masterproef ingenieurswetenschappen
De kulibri, een ontwerp van de KU Leuven met een spanwijdte van 10 cm en een gewicht van amper 4 g kan in de kleinste ruimtes worden ingezet als spion of reddingswerker.
Kolibrie wordt kulibrie
Ze vliegen gezwind van bloem tot bloem en blijven probleemloos voor elke bloem zweven om er nectar uit te drinken.
Ze kunnen bovendien ook zijwaarts en achterwaarts vliegen om opdoemend gevaar te ontwijken. Als het nodig is, kunnen ze zelfs ondersteboven landen.
Daarnaast hebben flapperende vleugels een belangrijke invloed op het draagvermogen.
Rond kleine vleugels, die snel heen en weer flapperen, treden unieke aerodynamische verschijnselen op. Die zorgen ervoor dat vleugels die op een biologische manier flapperen beduidend meer gewicht kunnen tillen dan roterende of vaste vleugels van dezelfde grootte. Deze verschijnselen treden enkel op als de vleugels klein genoeg zijn kleiner dan 10 centimeter lang en snel genoeg op de juiste manier heen en weer flapperen meer dan 30 cycli per seconde. Voor grotere vliegtuigen heeft het dus niet veel zin om flapperende vleugels te gebruiken.
Vliegtechniek
Voor de kulibrie inspireerden we ons op de vliegtechniek van de rosse kolibrie.
De vleugelbeweging van dit vogeltje genereert opvallend veel draagvermogen.
De vleugelbeweging die kolibries vertonen, is heel anders dan die van grotere vogels waarmee we meer vertrouwd zijn. Ze bewegen hun vleugels niet op en neer in een verticaal vlak, maar eerder heen en weer in een horizontaal vlak. Dit heen en weer flapperen heet in vaktermen de slagbeweging. Op het einde van elke vleugelslag roteren ze hun vleugels bovendien ook rond hun lengteas, de zogenoemde pitchbeweging. De gecontroleerde, synchrone uitvoering van deze complexe combinatie van slag- en pitchbeweging is cruciaal om de gewenste aerodynamische verschijnselen op te wekken, maar is mechanisch zeer moeilijk na te bootsen. De vleugel moet ongeveer 40 / sec heen en weer flapperen en het mechanisme daarvoor mag slechts een fractie van een gram wegen.
Om de aerodynamica rond flapperende vleugels te bestuderen, was men tot voor kort aangewezen op computersimulaties of op schaalmodellen, waarbij men de vleugels uitvergroot en vertraagd doet bewegen. Hoewel beide methodes hun voordelen hebben, zijn ze niet in staat de werkelijkheid volledig na te bootsen. Het mechanisme ontworpen aan de KU Leuven laat onderzoekers toe de vleugelbeweging naar wens te variëren. Zo kunnen voor de eerste keer flapperende vleugelbewegingen worden bestudeerd zoals ze ook werkelijk worden uitgevoerd.
Nanovliegtuigjes flapperend tot in de kleinste hoekjes
Het vleugelmechanisme zit eenvoudig in elkaar en genereert een biomimetische vleugelbeweging met behulp van slechts twee kabeltjes en vier nokken. Dit slag- en pitchnokmechanisme onderscheidt zich op verschillende vlakken van de reeds bestaande concepten.
Je kan de belangrijkste parameters van de vleugelbeweging naar wens instellen om op zoek te gaan naar de optimale vleugelbeweging.
Ook kan het een asymmetrische vleugelbeweging genereren, waarbij de linkervleugel een beetje anders flappert dan de rechtervleugel, wat cruciaal is om de typische vliegmanoeuvres uit te voeren. Bovendien is het zeer licht en dus bruikbaar om de vleugels van een nanovliegtuigje aan te drijven.
Enorm veel toepassingen zijn denkbaar voor zulke kleine vliegtuigjes die snel complexe vliegmanoeuvres kunnen uitvoeren.
Ze kunnen binnenskamers opereren en doorheen gebouwen vliegen, maar ook in grotten, bossen, tunnels, buizenstelsels en andere moeilijk te bereiken plaatsen.
Zoals welk vaker met nieuwe technologie komt de grootste interesse op dit moment uit de militaire wereld.
Nanovliegtuigjes kunnen immers interessant zijn voor spionageopdrachten, maar de toestelletjes bieden ook mogelijkheden voor humanitaire toepassingen. Reddingswerkers zouden bv na een aardbeving zulke nanovliegtuigjes kunnen gebruiken om slachtoffers op te sporen in ruînes.
Bij een ramp als in het Japanse Fukushima, waarbij radioactiviteit vrijkwam, zou een zwerm nanovliegtuigjes kunnen worden uitgestuurd om zeer snel informatie te verzamelen en de schade vast te stellen.
Dankzij zijn biomimetische vleugelbeweging kan de kulibrie op dit moment zon 4,5 gram tillen, wat beduidend meer is dan andere nanovliegtuigjes met een vereenvoudigde vleugelbeweging.
De kulibrie kan zelfs 1/3 meer gewicht tillen dan zijn voorbeeld de rosse kolibrie.
Wellicht ligt de verklaring in het ontwerp van het modelvliegtuigje dat zowel tijdens de rugwaartse als de buikwaartse vleugelslag gebruik maakt van de gewenste aerodynamische verschijnselen, terwijl de rosse kolibrie dat enkel doet tijdens de buikwaartste slag.
Zijn uitzonderlijk hoog draagvermogen laat toe de kulibrie uit te rusten met een camera en sensoren of zelfs met een klein zonnepaneeltje. Om de vliegduur te vergroten kan eventueel ook een zwaardere batterij worden ingezet.
Op dit ogenblik maakt de kulibrie nog gebruik van een geleiding om verticaal op te stijgen. Het toestelletje is nog niet in staat om stabiel rond te vliegen.
Om daar verandering in te brengen, bestudeert de KU Leuven de effecten van een asymmetrische vleugelbeweging op de vliegstabiliteit.
Dat is cruciaal om de kulibrie vrij te laten rondvliegen. Zodra hij dat kan, wordt een camera ingebouwd zodat het vliegtuigje zelf zijn weg kan vinden doorheen een gebouw.
Wie graag in het archief rondsnuffelt, kan de volgende eerder verschenen artikels raadplegen:
·18/11/07: Gierzwaluw vliegmodel voor vliegtuigbouwers?
Vogelbescherming Vlaanderen Vogelnieuws de digitale nieuwsbrief
De honderdduizenden tuinen in Vlaanderen vormen een groot leefgebied voor planten en dieren. Een tuin kan natuurlijk nooit een natuurgebied vervangen maar iedere tuin hoe klein ook kan natuurvriendelijk worden gemaakt.
Tips voor je terras en huis
Een terras is niet de meest evidente plek om iets extra te doen voor wilde dieren en planten, maar biedt toch mogelijkheden.
Heel wat soorten, die oorspronkelijk in holtes of langs rotswanden leefden, zijn immers aangetrokken tot huizen.
Oude gebouwen met losse stenen en openingen in het dak of aan de dakranden bieden een veilig onderkomen voor bv. de huismus en de spreeuw.
Insectenhuisjes of een insectentoren hebben succes op je terras als er dichtbij voldoende voedselplanten zijn voor solitaire bijen en andere insecten.
Heb je bv. huismussen onder het dak zorg dan ook voor beschutting en extra voer.
De insectenrijkdom kan je verrijken door klimop, wilde kamperfoelie, wilde hop en muurleeuwenbek tegen je buitenmuur te planten. Die planten trekken met hun nectar allerlei insecten aan, die op hun beurt voedsel zijn voor spinnen en vogels, zoals de zwarte roodstaart en de huismus.
Een waterschaaltje (ook nuttig voor insecten) en een bijenhuisje zijn ook ideaal voor op je terras of balkon.
Tips voor een kleine tuin in de stad
Dieren zijn vooral op zoek naar voedsel, beschutting en water en deze essentiële elementen kan je ook op een klein oppervlak aanbieden. Door structuur te brengen in je tuin, door stuiken en hagen aan te planten, verhoogt de waarde van je tuin spectaculair voor dieren en planten.
Beschutting bied je aan via een altijdgroene boom of struik. Een meidoorn of braamstruik is dankzij de doornen een ideale schuilplek en de bloesems trekken vele insecten aan.
De huismus en de roodborst nestelen zich graag in klimplanten die je tegen een muurtje of je gevel laat groeien en een haag biedt ruime woongelegenheid in verschillende verdiepingen. Een vijvertje kan je gemakkelijk realiseren door bv. een kuip in te graven. Tuinvogels kunnen er drinken en baden en een massale variatie aan insecten en waterplanten zullen opduiken. Wil je amfibieën en insecten zoals libellen en schrijvertjes aantrekken in je vijver, wees dan spaarzaam met het aantal vissen. Vissen eten immers de eitjes en larven van amfibieën en insecten.
Zorg dat er op korte afstand van de vijver een plaats is waar dieren kunnen schuilen.
Een hoop rotsblokken, een stapel hout, dicht struikgewas met een haag van bladeren is perfect.
De basisregel voor biodiversiteit is variatie en die geldt ook voor het gazon.
Bemest het gazon niet te vaak en kies voor organische meststoffen. De paddenstoelen in het gras zullen verdwijnen als je veel bemest en jaarlijks ontmost. Een paar vierkante meter bloemenweide liefst een perceeltje in volle zon fleurt je gazon op en trekt vlinders en bijensoorten aan. Een takkenhoop mag niet ontbreken; dood hout is van belang voor het ecosysteem en in belangrijke mate voor zwammen.
De zwammen zorgen voor de afbraak van dode organische stof en brengen mineralen weer in omloop in het ecosysteem. Voor de insecten is het een perfecte overwinteringsplaats. Begin je stapel onderaan met wat dikkere stukken hout. Bundel de takken die je vast steekt in de takkenhoop en gooi er af en toe wat snoeimateriaal en een beetje maaisel of ander plantenmateriaal bij. Kies voor een schaduwrijke plek zodat de zwammen en de insecten niet uitdrogen. Je kan de takkenhoop minder opvallend maken door er klimplanten of planten met uitlopers over te laten groeien zoals bramen, kamperfoelie, pompoen, clematis.
Je kan ook kastjes ophangen voor insecten; er zijn kastjes voor oorwormen, gaasvliegen, hommels, solitaire bijen en lieveheersbeestjes.
Tips voor grotere tuinen in een park of landelijke omgeving
Je hebt in een grote tuin uiteraard meer kans om het landschap te integreren in je tuinaanlegplan.
Ook in deze ruime tuinen dient voorzien in dood hout onder de vorm van takkenhopen of dode boomstronken.
Wilde planten worden te vaak enkel gezien als onkruid. Je kan die planten ook zo snoeien, knippen en vormgeven dat ze niet misstaan in een wat nettere tuin.
Besdragende struiken bieden een bloemenweelde in het voorjaar, nestgelegenheid en voedsel in de herfst. Vlier, meidoorn, vuilboom, hulst en lijsterbes moet je zeker in een vogelvriendelijke tuin aanplanten.
Voor het aanplanten van je haag of houtkant heb je ook onder inheemse planten een ruime keuze: beuk, haagbeuk en meidoorn bv.
Met zomereik, hazelaar en rode kornoelje breng je leven in je haag. Vlier en linde produceren uitbundige bloesems waar je thee van kan maken.
Literatuur voor beginners
Wil je gericht een soort helpen dan moet je een beetje studiewerk verrichten.
Een goede basis om te starten is www.natuurpunt.be/bouwmee en het boek Dieren in nesten in je tuin
Het boek is rijk geïllustreerd door fotografen die als vrijwilliger voor Natuurpunt actief zijn.
Appartementen voor dakloze huismussen
In het kader van het project Stationsomgeving in Aalst, dat een gehele heraanleg van het stationsplein, het busstation en de omgeving omvat, werd in het najaar van 2011 één van de stationsgebouwen afgebroken.
In dit gebouw, meer bepaald in enkele cilindervormige stellinggaten bovenaan de achtergevel, had een 15-tal koppels huismussen een onderkomen gevonden.
Op 15 juni 2011 was de sloop van het gebouw gepland, maar omwille van de aanwezigheid van deze mussenkolonie verzocht Vogelbescherming Vlaanderen ermee te wachten tot na de broedperiode.
De NMBS-holding ging daar in overleg met de stad positief op in en stelde de afbraakwerken uit tot 15 september.
Sindsdien staan de broedkoppeltjes letterlijk op straat. Daar er in de onmiddellijke omgeving niet meteen een alternatieve verblijfplaats was, dacht men aanvankelijk houtbetonnen mussenappartementen op te hangen aan de torengebouwtjes aan weerszijden van het huidige stationsgebouw, maar dat was buiten het beschermde statuut van die gebouwtjes gerekend.
Zowel het stationsgebouw als de twee torengebouwtjes zijn geklasseerd als beschermd monument, wat impliceert dat er geen wijzigingen aan de gevels mogen worden aangebracht.
Voor elk plan is er gelukkig ook een plan B
Een Koerdische uitbater van een hotel in de buurt zag er geen graten in om de mussenkasten aan de gevel van zijn zaak te laten ophangen.
Zowel de ligging als de oriëntatie van de gevel zijn ideaal, vergeleken met de plaats waar de mussenkolonie vorig jaar broedde, netjes naar het noordoosten gericht.
Vijf stevige mussenappartementen uit houtbeton werden aan de gevel bevestigd.
Vogelbescherming Vlaanderen heeft de milieudienst van de stad geadviseerd om in het stadscentrum meer groen te voorzien, vooral in de omgeving van het stationsgebouw. Met het aanbieden van kunstmatige nestgelegenheid alleen zullen de huismussen het niet redden.
Op 21 en 22 april 2012 organiseert Vogelbescherming Vlaanderen opnieuw een mussentelling.
Uit de resultaten van de huismussentelling van 2011 bleek dat 57% van de tellers een mussenkolonie van minder dan 5 koppels waarnam.
Op 1/3 van deze locaties waren er zelfs helemaal geen mussen aanwezig.
Limburg is de provincie waar in verhouding de meeste kolonies van meer dan 10 koppels werden waargenomen, ongeveer 9%.
In Vlaams-Brabant werd slechts bij 1% van de deelnemers een grote kolonie waargenomen. De andere provincies balanceren hiertussen.
Dit zijn geen goede resultaten voor de huismus omdat men in theorie kan aannemen dat waar mensen leven ook huismussen kunnen voorkomen. Zo wordt er ook aangenomen dat een kolonie van minder dan 5 koppels op termijn gedoemd is om te verdwijnen.
Hierom is het heel belangrijk om onze huismussen te blijven volgen en beschermen.
Wie directeur van Vogelbescherming Vlaanderen, Jan Rodts in actie wil zien, kan deze reportage raadplegen.
Via een online enquête wil Europa de burger aansporen juiste beslissingen te nemen inzake het overwoekeren van natuurgebieden door uitheemse planten en het inpalmen van biotopen door uitheemse dieren.
Er zijn biologen die vinden dat je deze zonderlingen maar moet laten gedijen. Als het gaat over invasieve exoten, die snel in aantal toenemen en schade aanrichten, vormen diezelfde biologen een kleine minderheid.
De grote waternavel en de Amerikaanse vogelkers die onze sloten en bossen overgroeien, de Canadese ganzen die met hun lompe zwemvliezen onze akkers en natuurgebieden vertrappelen, de stierkikkers die eerst je vijver leeg vreten en dan met bulderend gekwaak je zomerse avonden verpesten. Die soorten aanpakken, is geen biologische xenofobie meent de heer Tim Adriaens, die zich voor het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek met invasieve exoten bezighoudt.
Het is een kwestie van noodzakelijk natuurbehoud!
Ons ecosysteem heeft altijd al nieuwkomers gehad, maar sommige soorten richten grote schade aan zoals de groene halsbandparkiet, die zich erg agressief gedraagt tegenover spechten, boomklevers en vleermuizen.
Vijfentwintig exoten zijn in de Europese Unie verantwoordelijk voor 12.4 miljard euro schade en bestrijdingskosten.
Dan lijkt het vanzelfsprekend dat er wetten tegen bestaan. Maar terwijl je in Australië nog niet met een appel van het vliegtuig mag, zijn er in Europa hooguit een paar invoerbeperkingen.
Ze helpen niet tegen de exoten die al een geslaagde invasie achter de rug hebben, zoals de stierkikker.
Bovendien zijn de maatregelen ook gemakkelijk te omzeilen. Dat bewijzen de voormalige importeurs van roodwangschildpadjes.
Vlaanderen heeft enkel één succesvol bestrijdingsbeleid voor muskusratten, die dijken verzwakken en voor een 3-tal waterplanten, waaronder de grote waternavel, die waterlopen verstoppen en daardoor overstromingen veroorzaken.
Andere probleemsoorten worden lokaal aangepakt of in pilootprojecten uitgetest.
Bestrijden kan ook gevoelig liggen.
Eieren schudden, waardoor er geen nieuwe gansjes bijkomen, is nog vrij onschuldig, maar een troep kwakende Canadezen samendrijven en afmaken, gaat alleen als je alle vogelliefhebbers uitlegt dat het in het belang van de andere vogels is.
Canadese ganzen zijn in Vlaanderen jachtwild en omdat jagen volgens Vlaanderen duurzaam wildbeheer is, vraagt de wet dat er een stabiele populatie overblijft, wat natuurlijk haaks staat op een effectieve bestrijding.
Tijd voor een Europees beleid dus, dat u mag helpen uittekenen.
De fotos zijn van Alex Koenders Een impressie van de Nederlandse vliegende natuur
Op 1 maart werd avimap finaal gelanceerd.
De heer Gerard Troost [SOVON] heeft er drukke weken opzitten en verwijderde de laatste steigers die de nieuwe website ondersteunden.
Dat men hierop zat te wachten is wel duidelijk; in dit startjaar zullen gespreid over Vlaanderen, al circa 80 gebieden worden geïnventariseerd.
Ben je op de hoogte van wat uitgebreide territoriumkartering inhoudt en wil je dit jaar mee op de kar springen, registreer je dan snel, beslis welk gebied je gaat opvolgen en neem contact op via avimap@natuurpunt.be
Eens je weet welk telgebied je voor je rekening wenst te nemen, stuur je dit door via een link naar een reeds bestaand observatiegebied in waarnemingen.be of via een shapefile of een Googlemap link. Ga na of je gebied niet te groot is om binnen één ronde af te werken, zeker wanneer je alle soorten wil opvolgen. De mogelijkheid bestaat om een gebied met meerdere personen te overschouwen.
De autoclusteringtool voor broedvogelinventarisatie
Broedvogels inventariseren en monitoren in Vlaanderen en Wallonië.
Natuurpunt, INBO [Instituut voor Natuur- & Bosonderzoek] en Natagora [Franstalige vereniging voor natuurbescherming] hebben de handen in mekaar geslagen om de door SOVON ontwikkelde software voor automatische clustering van broedvogelterritoria aan te kunnen bieden in België. Deze module is toegankelijk voor vrijwilligers, conservators en professionele karteerders.
Natuurpunt volgt de methodiek van de SOVON-broedvogelhandleiding. Hiermee kan je alle soorten of slechts een selectie inventariseren [bv. akkervogels, weidevogels, doelsoorten beheer] Wens je te weten hoeveel broedterritoria er in een bepaald gebied voorkomen, ga je gespreid over het broedseizoen geregeld op pad om de bewegingen waar te nemen Alle geldige observaties worden na elke telronde in de module ingevoerd. Elke vogelliefhebber met voldoende kennis van geluiden en gedrag van broedvogels kan in een zelf gekozen gebied de waargenomen vogels inventariseren. Een grondige kartering vergt wel een behoorlijke tijdinvestering. Mits enige oefening is de werkwijze snel onder de knie te krijgen, zeker als je al vertrouwd bent met de invoer van gegevens in www.waarnemingen.be
Twijfel je aan je eigen vogelkennis of ben je nog niet vertrouwd met de methodiek, trek er dan eens op uit met meer ervaren vogelspotters of neem contact op met kenners binnen je lokale vogelwerkgroep.
Doel en opzet
Vogels kijken is prachtig en broedvogels tellen heeft een geheel eigen charme waaraan velen maar al te graag toegeven. Maar het is ook een buitengewoon nuttige tijdsbesteding, zeker wanneer de inspanningen van tellers worden gebundeld.
Doel van het SOVON-broedvogelonderzoek is het vaststellen van de aantalsontwikkeling van alle broedvogels in ons land. Om deze schommelingen in broedvogelaantallen vast te stellen wordt gewerkt met een gestandaardiseerde werkwijze: monitoring. Hiervoor is het nodig dat vaste gebieden jaar na jaar worden geteld. Hierdoor ontstaat een betrouwbaar beeld van de aantalsveranderingen. Dit systematisch onderzoek verschilt van het verzamelen van losse meldingen, waarbij alleen informatie over de aanwezigheid van een bepaalde vogelsoort wordt geregistreerd en de vastgestelde aantallen sterk worden bepaald door de inspanning en persoonlijke voorkeuren van de waarnemer.
De aanpak van het onderzoek is toegesneden op het gedrag en de talrijkheid van vogelsoorten.
Algemeen voorkomende soorten worden geïnventariseerd in verspreid over het land liggende kleine steekproefgebieden, terwijl de inventarisatie van zeldzamere vogelsoorten zich richt op de belangrijkste broedgebieden [kerngebieden]. Bij ongeveer 50 soorten kolonievogels en zeldzame soorten wordt geprobeerd om jaarlijks de landelijke populatie te tellen.
Jaarlijkse inventarisatie van vaste gebieden vormt het hart van de monitoring.
Het SOVON-broedvogelonderzoek is in 1984 van start gegaan. In samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek worden telgegevens verwerkt, gecontroleerd en gepubliceerd. De uitkomsten van het broedvogelonderzoek, deels samengevat in jaarlijkse trendindexen en verspreidingskaarten www.sovon.nl zijn niet meer weg te denken uit de wereld van natuurbescherming, -beheer en -beleid.
Onderstaande foto's van Alex Koenders beelden volgende vogels af:
·appelvink
·buizerd
·slobeend
·torenvalk
·zilvermeeuw
Wie de knappe handleiding wil raadplegen kan even een kijkje nemen op de website van onze noorderburen
Alle vogels van Europa Peter Hayman & Rob Hume
Een impressie van de Nederlandse vliegende natuur fotos van Alex Koenders
De basisvorm van een vogel wordt bepaald door zijn skelet, zijn snavel en zijn veren. Deze factoren zorgen ervoor dat een vogel van een bepaalde soort, geslacht, leeftijd en seizoen een uiterlijk heeft dat gewoonlijk opmerkelijk stabiel is.
Toch kunnen andere factoren ze veranderen, wat kan opvallen wanneer je vogels in het veld observeert.
De lengte van de buitenste veren, de handpennen, hoeft bij iedere vogel niet exact hetzelfde te zijn, maar ze vormen niettemin een kenmerkend patroon, net als de vingers aan onze hand.
Bij een fitis is dit patroon kenmerkend anders dan bij de tjiftjaf die qua uitzicht sterke gelijkenissen vertoont. De subtiele verscheidenheid valt te verklaren uit het feit dat de fitis een lange afstandstrekvogel is die in Afrika overwintert. Hij heeft voor de lange verplaatsingen langere vleugels nodig.
De tjiftjaf daarentegen is een korte afstandtrekker, die met korte, afgeronde vleugels is uitgerust. Een nadere studie van de vleugelstructuur onthult dat er versmalde en duidelijk ingesneden of gekerfde binnenvlaggen voorkomen bij een deel van de slagpennen. De combinatie van de relatieve lengte van de pennen en hun versmallingen in binnen- en buitenvlaggen is uniek voor iedere soort.
Op gelijke wijze kan het patroon op sommige veren vaak worden gebruikt om een vogel met een bepaalde zekerheid te determineren.
De consistentie van de kleurenpatronen stelt ons in staat om de soorten van elkaar te onderscheiden. Zo merken we dat een grote lijster witte buitenste staartpennen heeft en een zanglijster niet; een keep een witte stuit heeft, terwijl deze van een vink groen is.
Bovenop deze consistente kleurpatronen spelen de effecten van slijtage een niet onbelangrijke rol.
Veren hebben het immers zwaar te verduren in de loop van vele maanden, omdat ze blootgesteld staan aan aanrakingen, wrijving en bleken door de zon of zoals bij de zeevogels door zout.
Donkere delen van de veren zijn gekleurd door pigmenten die melanine bevatten, welke bijdragen aan de sterkte van de veer. Witte delen bevatten echter geen melanine en zijn daarom zwakker, waardoor ze sneller slijten.
Een andere factor die het uiterlijk van de vogel in de loop van de tijd doet veranderen, is het effect van de rui: het geregeld vervangen van oude door nieuwe veren.
Deze vindt plaats met een vaste regelmaat en bij de meeste soorten gebeurt dit via een precies uitgekiend programma.
Rui heeft ook invloed op de kleur van het verenpak. Een roodborst in vers verenkleed ziet er perfect uit, maar na een zwaar broedseizoen is hij bleek, rommelig, gebleekt en beschadigd.
Het verenpak van de roodborst illustreert ook een andere factor die het uiterlijk van een vogel beïnvloedt. Op een warme dag toont hij duidelijk mager; slank en strak in de veren, rechtop staand op lange, geheel zichtbare poten.
Op een koude winterdag zoals op veel kerstkaarten is te zien is hij zo rond als een tennisbal, zijn poten vrijwel verborgen in losse, opgezette buikveren, die een laag warme lucht als isolatie tegen de vorst vasthouden.
De houding van een vogel is ook afhankelijk van wat hij aan het doen is.
Een rustende blauwe reiger ziet er meestal nogal plomp uit met zijn kop ingetrokken tussen de ronde schouders. Jagend op vis kan hij er echter opmerkelijk lang en slank uitzien, hoog en naar voren buigend met zijn kop en nek geheel gestrekt; het toonbeeld van concentratie.
Vogels gebruiken houdingen ook bewust om hun uiterlijk te veranderen.
Een baltsende mannetjesvink spreidt zijn slagpennen op zon manier dat de brede, witte vleugelbanen op hun best te zien zijn.
Toch zal dezelfde vink, als hij stilletjes foerageert in de schaduw van een boom zo verstandig zijn de witte banen te verbergen onder de donkere veren, zodat hij moeilijker te zien is en daardoor minder kwetsbaar is om te worden aangevallen.
Ook de lichtintensiteit heeft een invloed op onze waarnemingen en bepaalt aldus mee welke kleuren we ontwaren en welke indruk we opdoen over grootte en vorm.
Onderstaande fotos van Alex Koenders beelden volgende vogels af:
Droger en warmer Amazonewoud kan klimaatkiller worden
Geraadpleegde bronnen: Knack Time Life Readers Digest
Als het immense Amazonewoud droger en warmer wordt, gaat het meer koolstofdioxide uitstoten dan opslaan. Daarvoor waarschuwen wetenschappers die al 20 jaar de relatie bestuderen tussen het grootste tropische regenwoud op aarde en de miljarden m³ water die er circuleren.
Een team van fysici, chemici, biologen, landbouwkundigen en menswetenschappers bestuderen de wisselwerking tussen de talloze processen die zich in het woud afspelen.
Het Amazonewoud beslaat met zijn 6.5 miljoen km² de helft van Brazilië en een flink deel van nog 8 andere Zuid-Amerikaanse landen.
Het reusachtige bosgebied helpt het klimaat op aarde te regelen, maar die functie kan door de klimaatverandering ook helemaal worden verstoord. In het kader van het zogenaamde Grootschalig Experiment in de Biosfeer-Atmosfeer van het Amazonegebied bestuderen internationale wetenschappers al jaren het aanpassingsvermogen van het complexe ecosysteem.
De groene long van onze planeet
De rivier ontspringt op 5 200 m hoogte in de met sneeuw bedekte Andes van Peru, slechts 190 km van de Grote Oceaan. De rivier baant zich een weg via afgronden en ravijnen door het uitgestrekte met jungle overdekte Amazonebekken en wordt 6 400 km verder oostwaarts een machtige stroom die uitmondt in de Atlantische Oceaan aan de andere kant van het continent. De monding is een zoetwaterzee, 320 km breed [in vogelvlucht de afstand tussen Oostende & Virton].
Zelfs 1 600 km stroomopwaarts is de rivier op sommige plaatsen 11 km breed en de stroom zo diep dat zeeschepen hem over een lengte van 3 700 km landinwaarts kunnen bevaren.
Na de Amazone is de Kongo, wat het watervolume betreft, de grootste rivier.
Twee van de grootste zijrivieren van de Amazone, de Rio Negro en de Rio Madeira bevatten echter op zichzelf al evenveel water als de Kongo. De Amazone debiteert op één dag net zoveel water in de oceaan als de Theems in een heel jaar in de Noordzee pompt.
Als glinsterende linten slingeren zijn 1 100 zijrivieren zich door de weelderige plantenwereld op de vlakke ondergrond van het bekken; 17 zijrivieren hebben een lengte van meer dan 1 600 km.
Samen voeren ze zoveel water aan uit de met sneeuw bedekte bergen, de bronnen van de omringende hoogvlakten en de zware regens in de vochtige atmosfeer boven het regenwoud dat volgens berekeningen het bekken te allen tijde 2/3 van al het zoete rivierwater in de wereld bevat.
Milieuvriendelijke energiecentrales
De oorspronkelijke dampkring van de aarde bestond wellicht uit waterstof, methaan, ammoniak, water en wat koolstofdioxide, puur vergif voor de meeste levensvormen. De huidige atmosfeer bestaat echter voor ongeveer 20 % uit zuurstof, geproduceerd door planten.
Alle levensvormen op aarde hebben voedsel en ook zuurstof nodig om dat voedsel om te zetten in energie.
Zonder planten zou er geen voedsel bestaan en zou er maar een fractie van de tegenwoordige hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer voorkomen. De aarde krijgt beide ter beschikking dank zij de fotosynthese, het proces dat planten in staat stelt hun eigen voedsel te maken uit zonlicht.
De sleutelrol daarin speelt het chlorofyl, het pigment dat bladeren en stengels groen kleurt.
Chlorofyl zet onder invloed van zonlicht koolstofdioxide en water om in suikers. Deze zorgen voor de groei van wortels, stengels, bladeren en zaden.
Minstens even belangrijk voor het leven op aarde zijn de planten vanwege hun rol als regulator van de hoeveelheid koolstofdioxidegas in de atmosfeer. Dit gas en ook andere houden hoog in de atmosfeer de zonnewarmte vast, die anders direct weer naar de ruimte zou ontsnappen.
Verstoorde koolstofkringloop
De resultaten zijn verontrustend. Als de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen de komend jaren niet vermindert, zal het tegen het eind van deze eeuw 40 % minder regenen in het Amazonewoud en kunnen de gemiddelde temperaturen er met 8°C oplopen. Daardoor zou het onmetelijke woud zelf meer koolstofdioxide gaan uitstoten dan opslaan. Dat zegt het Braziliaanse instituut voor onderzoek van de ruimte.
Al tonen onderzoeken aan dat het woud erg veerkrachtig is, toch zijn er grenzen aan die veerkracht. Als de koolstofdioxide-uitstoot niet afneemt, zal het Amazonewoud zon grote klimaatstress moeilijk kunnen overleven.
De onderzoekers stelden vast dat het Amazonewoud nu netto een relatief beperkte hoeveelheid koolstof absorbeert ongeveer een ½ ton per ha / jaar. Er komen grote regionale verschillen voor die onder meer samenhangen met de mate waarin het milieu recent is veranderd. Gebieden waar het woud duidelijk lijdt onder menselijke activiteiten, nemen veel minder koolstofdioxide op, waardoor er netto koolstof wordt uitgestoten.
Ook bosbranden doen de koolstofbalans negatief doorslaan. Doordat die branden de voorbije jaren sterk zijn teruggelopen in 2005 verwoestten ze nog een oppervlakte van 27 000 km² en 5 jaar later was dat nog maar 5 000 km² slaat het Amazonewoud nu op de meeste plaatsen weer netto koolstof op.
Maar de kans lijkt groot dat de pendel binnenkort weer terugzwaait. Door het broeikaseffect warmt het woud op, waardoor het droge seizoen weer langer wordt en branden zich gemakkelijker kunnen uitbreiden. Dat leidt tot een vicieuze cirkel. Ook de rivieren gaan veel meer broeikasgassen vrijgeven als het warmer is.
Als het vaker extreem droog wordt, zoals reeds het geval in 2005, kan het Amazonewoud uiteindelijk een belangrijke bron van broeikasgassen worden in plaats van die schadelijke gassen te binden.
Weinig vogels zijn zo karakteristiek en opzienbarend als de toekan met zijn gigantische kleurrijke en opvallende neussnavel. Alleen neushoornvogels hebben vergelijkbaar grote toeters, al zijn ze niet verwant aan de toekansoorten.
Toekans komen voor in de tropische regenwouden en dichte bergbossen van Zuid-Amerika [Argentinië, Bolivia,Brazilië, Colombia, Guyana, Mexico, Paraguay, Peru, Suriname, ]
In het Amazonegebied woonden vroeger twee miljoen indianen, die de rijkdommen van het regenwoud gebruikten en heus weleens een toerkan opaten, waarvan het vlees uitstekend schijnt te smaken.
De indianen leenden staartveren van de toekans om in hun hoofdtooien te verwerken.
Ze schoten de toekans met in gif gedompelde pijltjes; deze vielen op de grond maar werden door het vergif alleen verdoofd.
Al behoren de toekans tot de spechtvogelfamilie, voor hakwerk is hun snavel te zwak. Hij is uiterst licht gebouwd en dus evenmin geschikt als wapen. Toch gebruiken de vogels hun indrukwekkende neussnavelom er soortgenoten en andere dieren mee te imponeren.
De snavel van een mannelijke reuzentoekan kan 32 cm lang worden, even lang als zijn lijf zonder staart. Hij is niet massief maar bestaat uit een soort netwerk van beenspangen waardoor de maximale stevigheid wordt bereikt bij een minimaal gewicht.
De snavelranden zijn niet glad maar vertonen een zaagvorm.
De indrukwekkende toekansnavels zijn te zwak om vers hout weg te hakken. De wijze vogels moeten hun verbouwingswerkzaamheden in het hol dan ook beperken tot het verwijderen van molm en plantenresten.
Toekans bezitten een stevige lange en smalle tong, soms wel 15 cm lang. De tong is aan de buitenranden getand met schuine inkepingen, naar het einde toe steeds dieper, zodat de punt uit borstelvormige uitsteeksels bestaat.
Wanneer de spechten, waarvan de toekans verre verwanten zijn, de nestholte niet al zelf verlaten hebben, worden ze er vaak door de brutale neusvogels uitgezet.
Ze hebben een korte dikke nek, ronde vleugels en een lange staart met tien staartpennen die bij de toekans vrij kort en aan het uiteinde recht zijn. Hun lichaamsgrootte varieert tussen 35 en 65 cm. De rug is glanzend zwart en de borst is opvallend bontgekleurd.
Echte vliegers zijn het niet; liever huppen ze wat en zitten ze op een tak.
De vogel heeft forse poten met gepaarde tenen, twee naar voren en twee naar achteren.
De wijze vogel met een groot verstandelijk vermogen, een ontembare humor, grillig en nukkig gedrag
De reuzentoekans zijn echte grappenmakers. Ze zijn absoluut niet schuw en dringen soms huizen binnen om eten en sierraden te gappen en de huisdieren op stang te jagen.
De kuiftoekans gedragen zich knorriger en schieten wel vaker vol agressie uit hun slof.
Waarom toekans zich tot slimmeriken ontwikkelden, kunnen we alleen maar gissen.
Het zou te maken kunnen hebben met het voedselzoeken.
Een bidsprinkhaan, die op een tak gaat zitten wachten tot een prooidier genoeg dichtbij komt om hem te grijpen, hoeft daarvoor geen ingewikkelde strategie te bedenken.
Een toekan moet echter net zoals de apen een ingewikkelder voedselzoekprogramma bedenken.
De vruchten in het tropisch regenwoud rijpen immers zeer gespreid, zodat de dieren van boom naar boom moeten trekken om voldoende voedsel te bemachtigen.
Dan moet je precies van tevoren weten waar je wanneer welke rijpe vruchten kan vinden.
Toekans hebben zich vermoedelijk ontwikkeld tot de apen onder de vogels.
Dat is overigens goed aan hun voortplanting te merken.
Toekans zoeken zich een partner voor het leven, zijn honkvast, gebruiken hun nest, jaar in jaar uit en leggen maar één keer per jaar eieren.
Het vrouwtje legt meestal 2 eieren, die om beurten door beide oudervogels worden bebroed.
Het zijn vooral de kuikens die toekans op de bovenste sport van de evolutieladder plaatsen.
Immers de jongen die uit de eieren kruipen, zijn hulpeloos als mensenbabys, blind, kaal en ze kunnen niet op hun poten staan.
Er is geen vogelsoort waarvan de jongen zo hulpbehoevend zijn en die bovendien zo lang volledig op de ouderzorg blijven aangewezen.
Na 2 weken breken de eerste veren door. De jongen hebben hun ogen dan nog steeds niet open. Pas na de 23ste dag gaan de oogleden iets van elkaar, maar niet van harte. Het duurt dan nog dagen voordat ze hun babyslaap uit de ogen hebben gewreven en ook echt kunnen zien.
Tegen die tijd veranderen de rochelgeluidjes van de jongen in een hongerige lokroep waarmee ze hun ouders duidelijk maken op te schieten met de verse hap.
Die bestaat meestal uit vruchten, maar soms voeren ze de jongen ook eiwitrijk dierlijk voedsel, zoals termieten en andere insecten, hagedissen, boomslangetjes en zelfs jonge vogeltjes, die ze uit nesten roven.
Zelf proberen toekans hun jongen zo onder te brengen dat ze veilig zijn voor rovers, zoals neusberen en apen.
Een goed nest heeft een opening, waardoor de toekan net naar binnen kan glippen, maar die zoveel mogelijk rovers buitensluit.
Het volwassen vrouwtje past meestal maar net in die enige holte. Ze vouwt haar staart over de rug naar voren en moet de grote snavel loodrecht omhoog houden, want haar neusapparaat past er horizontaal van geen kanten in.
Vaak ageren toekans als een stel speelvogels die elkaar achterna zitten in de boomkruin, elkaar van de takken verjagen, met hun snavels klapperen en hierbij een vreemd ratelend geluid voortbrengen. Er is geen enkele reden bekend waarom toekans zo speels zijn. Bij andere diersoorten is spel vaak een oefening voor onderlinge gevechten om de rangorde of een broedgebied. Toekans gaan elkaar niet te lijf met hun snavel en met paringsrituelen heeft het evenmin te maken. Waarom zouden ze trouwens niet gewoon lol kunnen maken om de lol? Misschien zijn mensen wel bang voor zon conclusie, want het betekent dat deze vogels persoonlijkheid hebben en veel intelligenter zijn dan goed is voor ons menselijk superioriteitsgevoel.
Er zijn nauwelijks dieren die een volwassen toekan aandurven en als een rover in zicht komt, gaan de toekans er in krijsende groepjes op af.
Ze leven gezellig bij elkaar, zoals apen dit doen en ook hier heeft dat te maken met dezelfde manier van voedsel te zoeken. De ene dag zijn er een paar vruchten in de ene boom rijp, de volgende dag hangt er een vracht aan de woudreus verderop. Er is geen beginnen aan om een voedselgebied voor jezelf op te eisen. Het zou veel te groot moeten zijn en is dus onverdedigbaar. Daarom hokken hele toekanfamilies samen en stropen met zijn allen een groot stuk oerwoud af, wat ook veiliger is.
Velen zijn van mening dat jacht geen recht meer heeft om te bestaan en niet past in de 21steeeuw. De heer Karl Van Ginderdeuren is het daar niet mee eens, maar men moet een onderscheid maken tussen grootwild jacht [reeën, edelherten, everzwijnen] en kleinwild jacht. Grote herbivoren doen het goed in België, zelfs té goed; everzwijnen enerzijds doordat ze door jagers massaal worden bijgevoederd, anderzijds gespaard blijven door recente milde winters. Het bejagen van grote herbivoren is daarom niet uit de lucht gegrepen, al moet alles in het werk worden gesteld om de natuurlijke predatoren van deze grote hoefdieren terug bij ons te krijgen. Dat brengt de maatschappij immers veel meer op. Voor de Sint-Hubertus-kring is dit moeilijk aanvaardbaar. Jagers kan je gemakkelijk overtuigen om de grote rovers terug in onze streken aan te trekken, toch als je hen belooft dat ze binnen 20 jaar recht zullen hebben op een vergunning om een nieuw soort jachtwild zoals wolven te doden. Zo werkt het althans in het buitenland [Slovenië, Spanje, Frankrijk, VS, ]. Raar maar waar is dat de manier waarop je de grote carnivoren het snelst terug krijgt. De jacht op kleiner wild [hazen, konijnen, patrijzen, fazanten] daarentegen is maar een vage schim van wat het ooit geweest is. Hazen en patrijzen zijn grotendeels verdwenen door industrialisatie van de landbouw en verlies van habitat, konijnen worden getergd door dodelijke ziektes. Enkel de fazant blijft nog over Die wordt nog steeds jaar op jaar uitgezet, omdat nog te vaak onze monotone populierenbossen en maïswoestijnen geen ideale biotoop vormen. Het gaat de jagers dus uiteraard niet om de kippen maar om de legaal en vooral de illegaal geloste kotfazanten, die door de vos zwaar worden aangepakt. Die kotfazanten zijn het laatste redmiddel voor de commerciële kleinwildjacht in Vlaanderen, dat steeds meer en meer uitgroeit tot een society gebeuren. Het probleem is dus niet de vos, maar wel de algemene achteruitgang van de groene en tevens jachtgebieden, gekoppeld aan het introduceren van veel hapklare fazantkiekens. Slimme jagers beseffen dit maar al te goed en doen hun best om aan habitatverbetering te doen, wat inheems jachtwild ten goede komt. Jammer genoeg vormen zij een minderheid binnen het jachtgebeuren. Vossen behoren tot het overige wild. In de gebieden met grootwild jacht worden ze minder aanzien als boeman omdat ze minder schade toebrengen aan de [groot]wildstand. Veel loerjagers zullen doorgaans niet graag een vos schieten, daar de luideknal alle wild in de omgeving van de hoogzit verjaagt. De meeste grootwild jagers liggen echt niet wakker van de vos.
Jagers en natuurbeschermers moeten elkaar complementeren, niet tegenwerken
Denken dat alle jagers rijke knallers zijn zonder respect voor de natuur, is eveneens een redelijk ondoordachte uitspraak. Er bestaat immers nog zoiets als groenen die gans hun leven in dat ene natuurreservaat rondlopen. Je hebt er die 3500 km rijden om een zeldzaam zoogdier te zien en je hebt er die hun leven lang werk maken van een zo groot mogelijke soortenlijst. Dé jager bestaat niet! Er zijn goede en slechte. de goede hebben nog vaak last van de excessen van de oudere generaties. Vroeger moest er als jager geen jachtexamen worden afgelegd en kon je ongeveer doen wat je wou.
Volgens bioloog Van Ginderdeuren is er nog steeds ruimte voor kleinwild jacht, met veel herstel van biotopen. Dit is dan nagenoeg een totale ommekeer van wat we vandaag zien in het gros van de jachtgebieden: de laatste hazen en zieke konijnen schieten en voor de rest knallen op kotfazanten. Het is aan de jachtlobby om hun achterban te overtuigen dat zij ook baat hebben bij een hogere natuurwaarde. Kijk simpelweg naar de hoeveelheid jachtwild in natuurreservaten. Op papier moeten jagers en natuurbeschermers elkaar complementeren, niet tegenwerken.
Minister Schauvliege, ja diegene die INBO-wetenschappers verbood op TV te komen spreken over de vos, geeft met de nieuwe wet weinig blijk van inzicht en nog minder van lange termijndenken over natuurbeheer.
Volgens de heer Karl Van Ginderdeuren is de vossen-kwestie heel klein bier vergeleken met het falende waterbeleid of het dossier omtrent de voor de biodiversiteit cruciale bosuitbreiding. Populisme regeert het milieubeleid. Geen enkele van de grote milieu-uitdagingen wordt aangepakt en dat is volgens hem tien keer erger dan het schieten van wat vossen, wat inderdaad zeer weinig effect heeft op de populatie, zoals Koen VDB, Dirk Draulans, Jan Rodts en vele anderen reeds langer hebben gestaafd.
Het woord papegaai is afkomstig van het Spaanse papagayo, dat op zijn beurt waarschijnlijk is afgeleid van het Arabische babagha. Het is de nationale vogel van Honduras.
De meest verspreide soort is de grote veelkleurige geelvleugelara die voorkomt in Midden- en Zuid-Amerika, waar je hem kan aantreffen in de loofbossen van de tropische regenwouden en op berghellingen van Mexico tot aan het Amazoneregenwoud van Peru tot Brazilië.
Kenmerkend aan papegaaiachtigen is de heel lange staart, de korte hals en de sterke korte kromme snavel die zeer geschikt is voor het kraken van harde zaden en noten. De ondersnavel kan onafhankelijk van de grotere bovensnavel worden bewogen.
Papegaaien hebben vier tenen, waarvan twee naar voren en twee naar achteren zijn gericht, wat hen tot behendige klimmers maakt. Bij het klimmen wordt ook de snavel gebruikt.
In tegenstelling tot andere vogels hebben de meeste papegaaien geen vetproducerende stuitklier waarmee ze hun verenpak in optimale conditie kunnen houden.
In plaats daarvan gebruiken Zuid-Amerikaanse papegaaien en kaketoes hun donsveren die verpulveren tot poeder. De talg [beschermende vetstof] die door deze klier wordt geproduceerd, verspreiden zij over hun verenkleed.
De kleurrijke geelvleugelaras halen een lichaamslengte van ongeveer 90 cm en wegen gemiddeld 1.2 kg.
De naakte teugels [de wangen, tussen oog en snavel] zijn wit met daarin meerdere haarfijne lichtrode veerlijnen. De bovensnavel is hoornkleurig met zwarte zijkanten; de ondersnavel is helemaal zwart. De irissen van de ogen zijn lichtgeel en de poten donkergrijs.
De grote en de middelste vleugeldekveren zijn geel met groene randen. De buitenste veren van de vleugels zijn blauw. De veren aan de bovenzijde van de staart zijn rood met een blauwe rand.
Na het ontwaken zoeken de papegaaien een kale boom op waar ze zich behaaglijk gaan opwarmen in de ochtendzon, voordat ze voedsel gaan zoeken. Dan beginnen ze elkaar luidruchtig aan te sporen om samen op de wieken te gaan. Eigenlijk weten ze al precies waar ze moeten zijn, want ze kennen het gebied op hun duimpje en weten precies waar welke boom rijpe vruchten of zaden draagt. Daar aangekomen, verandert plots hun gedrag. Ze stoppen met hun luid gekrijs en knabbelen in alle stilte van de oogst. Het voedsel van de geelvleugelaras bestaat in hoofdzaak uit vruchten [o.a. mangos] verschillende soorten zaden en palmnoten [o.a. paranoten], bessen en ook wel allerlei insecten en hun larven.
Af en toe uiten ze zachte geluidjes van genoegen, maar verder hoor je niets dan het vallen van schillen en andere voedselresten uit de bomen. Na het ochtendmaal brengen ze de heetste uren van de jungledag door onder het dichte loof van een woudreus.
Laat in de middag zoeken ze de voedselbomen weer op, klauteren met hun handige grijptenen behendig door de takken.
Tegen de avond gaan ze op de wieken, vliegen brutaal hoog boven de bomen als heersers van het woud en maken herrie waarvan de ontdekkingsreiziger Von Humboldt schreef dat het kabaal het bruisen van de bergbeken overstemt.
Het lijkt erop of de aras geen vijanden hebben maar papegaaien zijn wel degelijk smakelijke vogels. De harpij, de grootste Zuid-Amerikaanse arend lust ze rauw. Mensen koken of roosteren ze eerst.
Aras blijken uiterst slim; het spreekvermogen heeft daar niets mee te maken. Uit dat verbluffend imitatievermogen blijkt alleen dat papegaaien een bijzonder scherp gehoor hebben. Ze horen van ieder geluid de precieze toonhoogte en kunnen zelfs geringe verschuivingen daarin opvangen én reproduceren. Ze kunnen zelfs transponeren en de waargenomen geluiden van toonaard veranderen.
Buiten de broedtijd vormen aras in familieverband groepen van 20 tot 30 vogels. Als het broedseizoen aanbreekt zonderen de trouwe paren zich af om de oude broedplaatsen weer op te zoeken. Ze nestelen in boomholten waarin 2 tot 3 eieren worden uitgebroed door het vrouwtje. Na ongeveer 25 dagen komen de eieren uit. Eenmaal geboren, blijven de jongen nog 2 jaar bij de ouders. Zowel vader als moeder zorgen voor de kroost.
Dat aras intelligent zijn bleek uit onderzoeken uitgevoerd door Irene Pepperberg en Mildred Funk. Zij testten papegaaien op hun verstandelijke vermogens door de vogels aan proeven te onderwerpen die oorspronkelijk voor kinderen zijn bedoeld. De papegaaien bleken uitstekend op de hoogte van wezenlijk bestaande objecten, ook als ze niet meer zichtbaar waren.
Zelfs op allerlei valstrikken in de serie van 15 testen bleken de papegaaien te reageren zoals een mens zou doen.
Daarmee gaven ze blijk van intellectuele vermogens die gelijk staan aan die van apen.
De relatie tussen aras en bomen is anders wel behoorlijk ingewikkeld.
Aras eten vruchten en helpen zo sommige boomsoorten bij de verspreiding van zaden, maar voor andere boomsoorten kan je de vogels eerder als zaadparasieten bestempelen.
Deze boomsoorten hebben hun zaad niet in een lekkere vrucht verpakt om dieren tot eten ervan en dus tot de verspreiding te verlokken. Die bomen hebben een andere verspreidingsmethode ontwikkeld omdat ze geen enkele baat hebben bij consumerende dieren. Ze verpakken de zaden in stekelige of keiharde schalen al zijn er dieren die deze weten te kraken. Maar ook daarvoor heeft de boom een oplossing gevonden; hij produceert heel veel zaden in een heel korte tijd. Vaak staan op dat moment alle bomen van die soort tegelijk in zaad. Allicht worden er heel wat opgepeuzeld, maar de dieren kunnen die overvloed niet helemaal op. Zo blijven er altijd genoeg zaden over om te kiemen.
Aras eten ook giftige zaden en zouden daar zeker ziek van worden als ze niet zouden weten waar de medicijnkast te vinden. Geregeld vliegen ze naar een oeverwal, waarvan ze de klei afknabbelen. Daarin zitten niet alleen nuttige mineralen, maar ook het noodzakelijke tegengif.
Een leuke YouTube-film met hoofdrolspelers Kona & Rio
Rond de Middellandse Zee verzamelen zich elk jaar flamingos in grote broedkolonies.
De bekendste is die van de Camargue in Zuid-Frankrijk aan de breed uitwaaierende deltamonding van de Rhône.
Ondanks het sterk toegenomen toerisme is deze driehoek van ondiepe kustwateren, lagunes, plassen en zoutpannen nog steeds het mekka voor vogelliefhebbers uit heel West-Europa.
Dat flamingos gekke vogels zijn, geldt niet alleen voor hun uiterlijk; ze gedragen zich ook buitengewoon eigenzinnig. Met hun enorm lange nek en poten, roze kleur en geknikte snavel zijn flamingos heel opvallende verschijningen.De vleugels zijn roze van kleur met zwarte slagpennen. Het geluid dat ze voortbrengen, gelijkt een beetje op dat van een gans: een vrij hoog nasaal gekrijs. Europese flamingos vliegen met gestrekte nek en poten. Vaak staan ze op één poot om zo min mogelijk warmte te verliezen. Wanneer de vogel één poot intrekt en die tegen zijn onderlichaam aandrukt, is het verlies aan warmte via zijn dunne onbevederde poten gehalveerd. In de zomer staan ze met beide poten in het water, precies om dan lekker af te koelen.
De roze flamingo is de grootste van de 6 soorten die wereldwijd leven. Hij wordt gemiddeld 140 cm hoog. In verhouding met zijn geringe lichaamsgewicht, dat schommelt rond de 3 à 4 kg, heeft hij enorm lange poten, die vaak 1 m lang zijn. Ook de hals is erg lang, ongeveer net zo lang als de poten.
Dat moet ook wel want flamingos staan het grootste deel van de dag recht op hun poten naar voedsel te zoeken. Daarbij laten ze hun lange nek bungelen tot vlak boven het wateroppervlak en slingeren hun snavel ondersteboven heen en weer in de ondiepe plas die vol water stroomt. Dank zij een ingenieus filtersysteem in de snavel wordt het voedsel gescheiden van het water. Met hun dikke stekelig tong pompen de flamingos de waterige modderbrij in en uit de snavel, waarna het voedsel als in een zeef blijft hangen tussen de lamellen aan de randen van de snavel.
De zwemvliezen tussen de tenen moeten beletten dat de vogels niet wegzakken in de modderige bodem en helpen tijdens het waden het slib op te woelen, waardoor kleine tandkarpertjes, garnaaltjes, pekelkreeftjes, poppen van zoutvliegen, slakjes, wormpjes, microscopisch kleine algen in de snavel belanden.
Pekelkreeftjes [niet groter dan een zandkorrel] die in plassen leven met een hoog zoutgehalte hebben een rode kleur doordat ze een speciale eiwitverbinding hemoglobineaanmaken, die veel zuurstof kan opnemen uit het zuurstofarme zoutwater. Leven de kreeftjes echter in water met een iets lager zoutgehalte dan hebben ze een groene kleur door de vele microscopischblauwgroene algen die ze verteren.
Flamingos zijn intelligente vogels die niet zomaar voort dobberen op een uitgestippeld jaarverloop. Elk jaar opnieuw nemen de flamingos de beslissing waar ze zullen broeden, daar zij afhankelijk zijn van wisselende weersomstandigheden.
Onderzocht wordt of het ondiepe water, waar het jaar voordien de kolonie werd gesticht, nog steeds geschikt is als nestplaats. Ongetwijfeld zal ook de smaak, de samenstelling van de voedselrijkdom van de plas een rol spelen.
Niettegenstaande men enkele belangrijke criteria kent, toch blijft het onvoorspelbaar waar de flamingos zullen neerstrijken.
In de flamingokolonie gebeurt alles precies tegelijk. De bedoeling is dat alle jongen tegelijk worden geboren en tegelijk opgroeien in een gezamenlijke crèche. Dat garandeert de grootste veiligheid tegenover eventuele belagers: meeuwen, vossen of jakhalzen.
Om deze fantastische synchronisatie tot stand te brengen en iedereen op hetzelfde moment in de juiste stemming te brengen voor balts en paring begint het broedseizoen met massale groepsrituelen, één van de indrukwekkendste spektakels in de natuur.
Daarna wijden de echtparen, die hun hele leven lang bij elkaar blijven, zich aan de liefde. Met sierlijke strijkages [vleiend, flatterend] verleidt het vrouwtje haar partner.
Het resultaat is één ei op een zelfgemaakt modderheuveltje met een kuiltje, dat dienst doet als nest. De flamingo zoekt een plekje tussen de andere nestplaatsen, meestal maximaal met 35 cm tussenruimte. Warmte en verdamping drogen de modderbrij en geven de stevigheid.
Het broeden begint ergensin april en vereist alles van de lenigheid van de oudervogels.
Immers de lange poten moeten onder het lichaam aan weerszijden van het kleine nestkommetje worden opgevouwen. Zo zitten mannetje en vrouwtje afwisselend een maand lang op het ei. Als het jong eenmaal is geboren, gooien de ouders de eierschalen overboord, maar laten vaak nog wat stukjes liggen, die door het jong worden opgegeten. De eerste 10 dagen blijft het jong in het modderkuiltje en wordt gevoerd vanuit de snavel waaruit de oudervogel, net als bij duiven een soort vette kropmelk op braakt krachtige babyvoeding geproduceerd door een speciale klier in de slokdarm.
Na 10 dagen is het jong een hele peuter die flink kan rondstappen in een lichtgrijs donspak, de hoogste tijd voor de crèche. De rest van de kolonie heeft dan poten en snavel vrij om voedsel bij elkaar te harken of te zeven. Na een maand of drie zijn de jongen echte flamingos geworden en gaan ze op een dag allemaal tegelijk op de wieken. Maar voor het zover is, worden ze door de vogelwacht van de Camargue geteld, gewogen en geringd. Met de hulp van een menigte toeristen worden de kuikens bij elkaar gedreven en door een soort fuik van hekken geleid. De paniek onder de vogels is eventjes volledig, maar daarna al weer gauw vergeten.
In het filmpje slaagt een visarend erin uit een broedkolonie een rode flamingo te verschalken.
Duiven blijven stil hangen om een scherpe bocht te nemen.
Amerikaanse biologen lieten duiven los in een gangencomplex waarbij de vogels een aantal keren om een rechte hoek [90°] moesten vliegen. Tegelijkertijd filmden ze nauwgezet de vluchtbewegingen van de duiven.
Om een scherpe bocht te nemen, moeten de vogels hun vluchtlijn drastisch wijzigen en hun lijf in de nieuwe vluchtrichting draaien, dit terwijl ze in de lucht blijven fladderen.
De onderzoekers zagen dat de duiven allerminst een vloeiende beweging maakten.
Integendeel het leek wel alsof de vogels een paar tellen stil in de lucht bleven hangen. Ondertussen duwden de vogels zich als het ware tegen de omringende lucht om zich in de gewenste richting te draaien. Pas daarna kon de vlucht voorruit, in een nieuwe vliegrichting, weer worden hervat. Volgens de onderzoekers is dat vergelijkbaar met de manier waarop een helikopterpiloot een bocht neemt.
Helikopters vliegen met ronddraaiende vleugels
De draaiende schroef tilt de helikopter niet alleen de lucht in, maar zorgt eveneens voor de voortstuwing; de schroef is dus vleugel en propeller tegelijk.
De rotor- of schroefbladen van een helikopter hebben immers dezelfde aerodynamische vorm als de vleugels van een vliegtuig. Als ze tijdens het omwentelen geleidelijk steeds schuiner worden gekanteld, neemt de luchtdruk aan de bovenkant af, maar aan de onderkant juist toe. Om in de lucht te blijven hangen, verkleint de piloot de hellinghoek van de rotorbladen met behulp van een tuimelschijf, zodat het gewicht van de helikopter de opwaartse druk compenseert en de draagkracht net iets groter is dan het gewicht van het hefschroefvliegtuig. De helikopter kan zwenken door de schommelplaten met de cyclische besturing schuin te zetten, waardoor de hellinghoek van elk rotorblad tijdens de draaibeweging wordt veranderd.
Duiven spotten drenkeling
Een drenkeling zoeken op open zee is niet gemakkelijk.
Daarom testte de Amerikaanse kustwacht in 1977 een nieuwe methode. Ze trainden duiven om een oranje reddingsvest op het wateroppervlak te ontwaren. Onderzoekers van de Amerikaanse Tufts universiteit hadden in 1940 al vastgesteld dat duiven heel goed verschillende vormen en kleuren kunnen onderscheiden. Bovendien kunnen ze zich uren op een visuele taak concentreren. De marine rustte een helikopter uit met een observatiebak die was verdeeld in 3 compartimenten. Daardoor had elke duif zijn eigen kijkrichting. Samen overzagen ze 360 graden. Als een duif iets oranjes opmerkte, pikte hij op een hendeltje. De piloot zag aan een lampje in de cockpit welke duif iets had opgemerkt en wist zo welke kant hij op moest vliegen. De methode bleek efficiënt. Bij testvluchten vonden de duiven het reddingsvest in 90% van de gevallen. Zonder duivenhulp vonden speurders in maar 38% van de gevallen het zwemvest. Toch hebben de duiven helaas nooit echt iemand kunnen redden. De duiven werden bij elke waarneming beloond met een maïskorrel.
Wegens de hoge kosten werd het project in 1983 definitief afgeblazen.
gekruid met humor, relativeringzin en eerlijkheid,
gewikkeld in warmte en genegenheid,
en overgoten met een stralende gezondheid!
Groene krijsende ketters
In het gewest Brussel blijft het aantal groene halsbandparkieten gestaag groeien. Inmiddels is de populatie uitheemse exoten toegenomen van 1 000 in 1995 naar 10 000 stuks vandaag of ruim 60 specimen / km².
Met zijn 40 cm lang, gifgroen verenpak en felrode snavel heeft hij eigenlijk meer weg van een papegaai dan van een parkiet.
De groene opschepper begon zijn opmars in 1987 toen het kleine dierenpark Meli aan het Atomium van Brussel moest wijken voor de aanleg van het bioscoopcomplex Kinepolis en het pretpark Mini-Europa.
De directeur van het zootje vond er toen niets beters op om enkele tientallen kleurrijke residenten de vrijheid te gunnen als kleurverrijking van het stadsbeeld.
Een verkeerd ingeschatte stunt bleek later, want zoveel jaar later geraakt het natuurlijk evenwicht van de vogelpopulatie in en rond de hoofdstad aan het wankelen.
De groene halsbandparkiet is geen doetje en jaagt menig inheemse vogel de stuipen op het lijf.
Al is de invasieve druktemaker afkomstig uit het gebied rond Noord-India tot aan de voet van het Himalayagebergte [1 300 m], toch wist de populatie explosief aan te groeien, precies omdat de exotische vogelsoort gure weersomstandigheden best kan verdragen.
Al tref je de grootste concentraties nog altijd in en rond Brussel aan, toch zijn er groepen uitgeweken naar het westen tot in Waregem en Brugge; naar het noorden tot in Mechelen en Antwerpen. Via het oosten hebben ze Leuven, Diest en zelfs Limburg bereikt.
Trekpleisters in het Brusselse zijn de brede met loofbomen [vaak beuken] omzoomde lanen rond het Atomium, het Elisabethpark in Koekelberg en in Evere nabij het NAVO-hoofdkwartier. Ook de oude stadsparken zoals het Dudenpark in Vorst of het Prinsenpark in Grimbergen zijn favoriete verblijfplaatsen. In deze druk bezochte omgevingen hebben de parkieten ook minder last van hun natuurlijke vijanden, zoals haviken, slechtvalken en sperwers.
Oude bomen bevatten veel nestholten van vroegere bewoners en dat is net wat de parkieten zoeken. Doordat de halsbandparkieten veel van die nestholten inpalmen, verdringen ze andere, inheemse vogels.
Meest benadeelden van die homejackings zijn de boomklevers die pas in maart op zoek gaan naar geschikte nestplaatsen en vaak kiezen voor verlaten spechtengaten.
De boomklever is een stuk kleiner dan de specht en we weten allemaal dat vogels graag holen hebben waarvan het invlieggat precies groot genoeg is, maar daar heeft de boomklever iets op gevonden.
Hij metselt het invlieggat bijna helemaal dicht met een mengeling van speeksel en modder.
Zeer ingenieus, alleen biedt het geen bescherming tegen de groene halsbandparkiet. Die pitst met zijn scherpe snavel de holtes open en neemt het nest over.
Het zijn erg dominante vogels die hetzelfde pestgedrag vertonen als kraaiachtigen en eksters. Elke winter bellen mensen met de vraag hoe ze de plunderaars van de voedertafels, die de kleine zangvogels verjagen en de netjes van de vetbollen stukbijten, kunnen weg houden.
Het zijn opportunisten die eigenlijk alles lusten; vooral noten en zaden, maar evengoed knoppen van bladen en bloemen. Ook strijken ze geregeld neer met tientallen in fruitboomgaarden; ze nemen twee, drie happen van een appel en beginnen dan aan de volgende
Al is de publieke opinie niet gewonnen voor harde acties, toch mag je zoveel halsbandparkieten neerschieten of vangen als je wil, want ze zijn geen beschermde diersoort, maar het blijven levende wezens.
De velduil jaagt door laag vliegend de bodem af te speuren, waarbij zijn scherp gehoor het minste geritsel van een prooidier opvangt. Hij is onmiddellijk te herkennen aan zijn vliegwijze als een enorme nachtvlinder, waarbij de vleugels een grote boog beschrijven.
De erg lange, dwars gebande vleugels hebben aan boven- en onderzijde donkere polsvlekken, die contrasteren met de lichte slagpennen. In de vlucht zien de onderdelen er aan de voorzijde donker en aan de achterzijde er lichter uit. Aan de rugzijde vallen de donkere vleugelpunten op; een rij lichte vlekjes langs de rug; lichtoranje buitenvleugels; een witte achtervleugelrand; een vaalgeel gemarmerde bovenvleugel; de vaalgele buik met wit en met donkere streepjes en wittige ondervleugels met smalle donkere band.
Verder valt de grote ronde kop op met haast onzichtbare oorpluimpjes; ook de doordringende blik met de zeer donkere rand rond het streng starende geel oog is kenmerkend, alsook het wit gezicht met warm bruine, zwarte en beige tekening en de zwarte haaksnavel.
De lichaamslengte varieert tussen 34 en 42 cm; de spanwijdte wisselt tussen 90 en 105 cm en het gewicht schommelt tussen 260 en 350 g.
De velduil jaagt overdag of in de ochtendschemering in schaars, begroeide moerassige streken, duinen en polders en andere weinig door mensen bezochte laaggelegen gebieden.
Vanaf april wordt er gebroed. De velduil is de enige uilensoort die een nest bouwt, een schaars met plantendelen bekleed kuiltje in de grond tussen lang helmgras
Vaak neemt de velduil vanop zijn uitkijkposten een tamelijke horizontale houding aan.
De eieren worden met tussenpozen van 2 of meer dagen gelegd; vanaf het eerste ei wordt met broeden begonnen en dit duurt 24 28 dagen. De met dicht, geelbruin dons bedekte jongen worden door het wijfje met woelmuizen [95 %] gevoerd die door het mannetje worden aangesleept. Afhankelijk van de fluctuaties in de prooipopulaties vormen de wintergasten in ons land soms dichtbevolkte groepen.
De muis wordt met huid en haar, tandjes en nageltjes in zijn geheel naar binnen gewerkt, want dat is de manier waarop een uil zijn prooi verslindt, anders dan een valk die zijn prooi plukt en ontleedt. De maag van de uil zorgt voor de schoonmaak. De restjes samen gekneed tot een gladde bal, die verpakt in een laagje slijm eensin de zoveel tijd wordt uitgebraakt, laten zien wat het maagzuur van 2 muizen overlaat. Zelfs de werveltjes van het staartje hebben geen huid meer. Er wordt niet veel verspild. De gegeerde knaagdiertjes leven onder de strooisellaag in gangen en zelfgebouwde holletjes, kraam-, slaap- en voorraadkamertjes. Woelmuizen woelen natuurlijk heel wat af in hun ondergrondse behuizing, maar ze zouden net zo goed klimmuizen mogen heten. Hartje winter bestijgen ze als alpinisten een meidoorn om ook de allerlaatst overgebleven bes te bemachtigen. Dit soort momenten zijn fataal met een velduil in de buurt. Geduldig zittend op een paaltje wacht die het moment af waarop hij kan toeslaan met één van zijn behaarde klauwen.
Al blijven overdag muizen de ideale jachtbuit, toch is het totale menu verbijsterend veelzijdig eens de velduil in de schemering op jacht gaat: mollen, vleermuizen, vogeltjes, jonge konijnen en hazen, eekhoorns, hermelijnen, kikkers, hazelwormen, sprinkhanen, kevers, libellen, nacht- en dagvlinders, spinnen, duizendpoten, krabben, slakken, bessen.
Wie de velduil met zijn fraaie jachtbewegingen in actie wenst te zien, mag dit filmpje niet missen.
Laureaat van de verkiezing vogel van het jaar, georganiseerd door Vogelbescherming Vlaanderen, is de gierzwaluw!
Gierzwaluwen zijn geen echte zwaluwen. Eigenlijk zijn ze nauwer verwant met kolibries.
En al behoren zij tot de familie van de pootlozen, toch hebben zij wel degelijk korte bevederde pootjes met 4 naar voren gerichte tenen, voorzien van zeer stevige klauwen, waarmee ze zich goed aan muren of dakranden kunnen vastklampen.
Hoog in de lucht vliegen ze in de zomer aan een duizelingwekkende snelheid als donkere vliegende ankertjes en hoor je hun schrille roep.
Deze behendige vogeltjes, amper 16 to 17 cm lang, met een vleugelspanwijdte die varieert van 42 tot 48 cm en met een perfect gestroomlijnd spoelvormig lichaam, waarvan het gewicht schommelt tussen 36 en 45 g, kunnen gemakkelijk 120 km / uur halen.
Gierzwaluwen vertoeven slechts kort in ons land; ze arriveren eind april, begin mei en tegen half augustus zijn ze bijna allemaal terug weg naar hun winterverblijf in tropisch en zuidelijk Afrika [8 000 tot 9 000 km hier vandaan]. Toch zoeken meestal de mannetjes het nest van het jaar voordien dat wordt opgeknapt met haren, sprietjes, zaadpluis, veertjes en met speeksel aan elkaar wordt gekleefd tot een klein hard kommetje.
De slanke hoogvliegers hebben lange sikkelvormige vleugels en een licht gevorkte staart.
Het verenkleed is donkerbruin met een groene zweem tot roetzwart met een lichte keelvlek.
Gierzwaluwen hebben een bijzondere levenswijze. Ze brengen haast hun hele leven vliegend door: slapen, eten en zelfs paren doen ze in de lucht. Alle gierzwaluwen die geen nest hebben, verzamelen zich s avonds in grote groepen en stijgen gezamenlijk naar een hoogte van 3 tot 5 km om dan in een soort halfslaap te blijven rondzweven.
Gierzwaluwen wonen heel dicht bij ons; zij verkiezen immers de bebouwde kom als verblijfplaats en maken hun nest in allerlei kleine muurspleten, onder dakgoten en dakpannen. Door renovatie en het slopen van oude panden gaan in snel tempo nestplaatsen verloren.
Eens ze een broedplek hebben gekozen, blijven ze zeer plaatsgetrouw.
Groepen gierzwaluwen voeren luid schreeuwend tegen de avondschemering spectaculaire baltsvluchten uit boven het broedgebied.
Het mannetje heeft op voorhand een nestplaats uitgekozen meestal dat van vorig jaar dat wat dient opgesmukt en het wijfje nadert schoorvoetend om kennis te maken. Eerst neemt het mannetje een dreighouding aan; kop laag en slaan met de vleugels.
Het wijfje neemt daarop een onderdanige houding aan: zij keert haar kop en snavel naar boven, toont het mannetje haar onbeschermde witte keelvlek en nodigt hem uit haar veren te poetsen. Dan gaat het mannetje eerst voor het wijfje zweven en zet daarbij de vleugels in een V-vorm. Hiermee wil hij het wijfje uitnodigen tot de geslachtsdaad. Als het wijfje instemt, slaat ze sneller met haar vleugels en komt dicht tegen het mannetje aan vliegen. Deze richt zijn vleugels hoog op en neemt plaats op de rug van het wijfje, die haar vleugels horizontaal gespreid houdt. Gedurende de paring glijdt het koppel langzaam naar beneden.
Na 37 tot 56 dagen vliegen, afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel, de jongen uit en broeden zelf pas op een leeftijd van 4 jaar. Na deze abnormaal lange nestperiode van 5 tot 8 weken zijn de jongen rond en vet. Die nestperiode is zo lang omdat de jongen, als ze het nest verlaten, perfect moeten kunnen vliegen. Zij zullen immers vanaf dat ogenblik gedurende 2 tot 4 jaar geen grond meer gaan raken en diezelfde avond 2 000 tot 3 000 m hoog moeten vliegen om samen met de groep te overnachten.
Gierzwaluwen zijn uitsluitend insecteneters; zij vangen met hun extreem grote mondopening allerlei vliegende insecten uit de lucht op. Als ze jongen hebben, maken ze van alle gevangen insecten tijdens een lange voedselvlucht een voedselbal, bewaard in de keelzak, waarin wel 300 insecten [bladluizen, vliegend mieren, spinnen en kevers] kunnen inzitten.
Wanneer het dagenlang slecht weer blijft en er bijna geen insecten rondvliegen, dan is er onvoldoende voedsel voor de jongen. Dan durven gierzwaluwen tot 1 000 km ver te vliegen om voedsel te vinden. Jongen die op dat ogenblik in het nest liggen gaan dan in een soort schijndood. Hun lichaamstemperatuur daalt van 38°C naar 21°C, hun hartslag en ademhaling vertragen, ze verstarren helemaal want ze voelen stijf en koud aan. Die koudeslaap kunnen ze iets meer dan een week volhouden tot de ouders met een vracht voedsel toekomen.
Gierzwaluwen broeden nog altijd graag zo hoog mogelijk; onder een hoogte van 4 m zal je uiterst zelden een gierzwaluwnest aantreffen. Een belangrijke reden voor deze drang naar hoogte heeft te maken met het feit dat gierzwaluwen een vrije val maken om op te stijgen. Door hun relatief lange vleugels, in verhouding met de zeer korte pootjes; kunnen gierzwaluwen uiterst moeilijk opstijgen vanaf een vlak oppervlak. Vergelijk het met een zweefvliegtuig; eens in de lucht hebben ze een perfecte gestroomlijnde bouw om te vliegen maar zelf opstijgen is minder evident. Als er ruimte is, kruipen gierzwaluwen onder dakpannen. Rekening houdend met de vrije val die ze maken, moet de helling van het dak wel meer dan 45° bedragen. Daarenboven is het belangrijk dat de aanvliegroute naar hun nest volledig vrij is zodat ze niet worden gehinderd als ze naar de nestopening vliegen. Onder dakpannen broeden, is echter niet altijd zonder gevaar. Net onder de pannen kan de temperatuur oplopen tot meer dan 60°C als de zon op het dak schijnt.
Gierzwaluwen laten geen uitwerpselen achter op de gevels, waardoor er nauwelijks overlast is. Om het verlies aan nestplaatsen te compenseren, ontwikkelden gespecialiseerde bedrijven verscheidene types nestkasten als alternatief.
Wie in het archief naar een eerder verschenen artikel zoekt, kan terecht op de verschijningsdata 18/11/07 & 22/11/08.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.