Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Velen zijn van mening dat jacht geen recht meer heeft om te bestaan en niet past in de 21steeeuw. De heer Karl Van Ginderdeuren is het daar niet mee eens, maar men moet een onderscheid maken tussen grootwild jacht [reeën, edelherten, everzwijnen] en kleinwild jacht. Grote herbivoren doen het goed in België, zelfs té goed; everzwijnen enerzijds doordat ze door jagers massaal worden bijgevoederd, anderzijds gespaard blijven door recente milde winters. Het bejagen van grote herbivoren is daarom niet uit de lucht gegrepen, al moet alles in het werk worden gesteld om de natuurlijke predatoren van deze grote hoefdieren terug bij ons te krijgen. Dat brengt de maatschappij immers veel meer op. Voor de Sint-Hubertus-kring is dit moeilijk aanvaardbaar. Jagers kan je gemakkelijk overtuigen om de grote rovers terug in onze streken aan te trekken, toch als je hen belooft dat ze binnen 20 jaar recht zullen hebben op een vergunning om een nieuw soort jachtwild zoals wolven te doden. Zo werkt het althans in het buitenland [Slovenië, Spanje, Frankrijk, VS, ]. Raar maar waar is dat de manier waarop je de grote carnivoren het snelst terug krijgt. De jacht op kleiner wild [hazen, konijnen, patrijzen, fazanten] daarentegen is maar een vage schim van wat het ooit geweest is. Hazen en patrijzen zijn grotendeels verdwenen door industrialisatie van de landbouw en verlies van habitat, konijnen worden getergd door dodelijke ziektes. Enkel de fazant blijft nog over Die wordt nog steeds jaar op jaar uitgezet, omdat nog te vaak onze monotone populierenbossen en maïswoestijnen geen ideale biotoop vormen. Het gaat de jagers dus uiteraard niet om de kippen maar om de legaal en vooral de illegaal geloste kotfazanten, die door de vos zwaar worden aangepakt. Die kotfazanten zijn het laatste redmiddel voor de commerciële kleinwildjacht in Vlaanderen, dat steeds meer en meer uitgroeit tot een society gebeuren. Het probleem is dus niet de vos, maar wel de algemene achteruitgang van de groene en tevens jachtgebieden, gekoppeld aan het introduceren van veel hapklare fazantkiekens. Slimme jagers beseffen dit maar al te goed en doen hun best om aan habitatverbetering te doen, wat inheems jachtwild ten goede komt. Jammer genoeg vormen zij een minderheid binnen het jachtgebeuren. Vossen behoren tot het overige wild. In de gebieden met grootwild jacht worden ze minder aanzien als boeman omdat ze minder schade toebrengen aan de [groot]wildstand. Veel loerjagers zullen doorgaans niet graag een vos schieten, daar de luideknal alle wild in de omgeving van de hoogzit verjaagt. De meeste grootwild jagers liggen echt niet wakker van de vos.
Jagers en natuurbeschermers moeten elkaar complementeren, niet tegenwerken
Denken dat alle jagers rijke knallers zijn zonder respect voor de natuur, is eveneens een redelijk ondoordachte uitspraak. Er bestaat immers nog zoiets als groenen die gans hun leven in dat ene natuurreservaat rondlopen. Je hebt er die 3500 km rijden om een zeldzaam zoogdier te zien en je hebt er die hun leven lang werk maken van een zo groot mogelijke soortenlijst. Dé jager bestaat niet! Er zijn goede en slechte. de goede hebben nog vaak last van de excessen van de oudere generaties. Vroeger moest er als jager geen jachtexamen worden afgelegd en kon je ongeveer doen wat je wou.
Volgens bioloog Van Ginderdeuren is er nog steeds ruimte voor kleinwild jacht, met veel herstel van biotopen. Dit is dan nagenoeg een totale ommekeer van wat we vandaag zien in het gros van de jachtgebieden: de laatste hazen en zieke konijnen schieten en voor de rest knallen op kotfazanten. Het is aan de jachtlobby om hun achterban te overtuigen dat zij ook baat hebben bij een hogere natuurwaarde. Kijk simpelweg naar de hoeveelheid jachtwild in natuurreservaten. Op papier moeten jagers en natuurbeschermers elkaar complementeren, niet tegenwerken.
Minister Schauvliege, ja diegene die INBO-wetenschappers verbood op TV te komen spreken over de vos, geeft met de nieuwe wet weinig blijk van inzicht en nog minder van lange termijndenken over natuurbeheer.
Volgens de heer Karl Van Ginderdeuren is de vossen-kwestie heel klein bier vergeleken met het falende waterbeleid of het dossier omtrent de voor de biodiversiteit cruciale bosuitbreiding. Populisme regeert het milieubeleid. Geen enkele van de grote milieu-uitdagingen wordt aangepakt en dat is volgens hem tien keer erger dan het schieten van wat vossen, wat inderdaad zeer weinig effect heeft op de populatie, zoals Koen VDB, Dirk Draulans, Jan Rodts en vele anderen reeds langer hebben gestaafd.
Het woord papegaai is afkomstig van het Spaanse papagayo, dat op zijn beurt waarschijnlijk is afgeleid van het Arabische babagha. Het is de nationale vogel van Honduras.
De meest verspreide soort is de grote veelkleurige geelvleugelara die voorkomt in Midden- en Zuid-Amerika, waar je hem kan aantreffen in de loofbossen van de tropische regenwouden en op berghellingen van Mexico tot aan het Amazoneregenwoud van Peru tot Brazilië.
Kenmerkend aan papegaaiachtigen is de heel lange staart, de korte hals en de sterke korte kromme snavel die zeer geschikt is voor het kraken van harde zaden en noten. De ondersnavel kan onafhankelijk van de grotere bovensnavel worden bewogen.
Papegaaien hebben vier tenen, waarvan twee naar voren en twee naar achteren zijn gericht, wat hen tot behendige klimmers maakt. Bij het klimmen wordt ook de snavel gebruikt.
In tegenstelling tot andere vogels hebben de meeste papegaaien geen vetproducerende stuitklier waarmee ze hun verenpak in optimale conditie kunnen houden.
In plaats daarvan gebruiken Zuid-Amerikaanse papegaaien en kaketoes hun donsveren die verpulveren tot poeder. De talg [beschermende vetstof] die door deze klier wordt geproduceerd, verspreiden zij over hun verenkleed.
De kleurrijke geelvleugelaras halen een lichaamslengte van ongeveer 90 cm en wegen gemiddeld 1.2 kg.
De naakte teugels [de wangen, tussen oog en snavel] zijn wit met daarin meerdere haarfijne lichtrode veerlijnen. De bovensnavel is hoornkleurig met zwarte zijkanten; de ondersnavel is helemaal zwart. De irissen van de ogen zijn lichtgeel en de poten donkergrijs.
De grote en de middelste vleugeldekveren zijn geel met groene randen. De buitenste veren van de vleugels zijn blauw. De veren aan de bovenzijde van de staart zijn rood met een blauwe rand.
Na het ontwaken zoeken de papegaaien een kale boom op waar ze zich behaaglijk gaan opwarmen in de ochtendzon, voordat ze voedsel gaan zoeken. Dan beginnen ze elkaar luidruchtig aan te sporen om samen op de wieken te gaan. Eigenlijk weten ze al precies waar ze moeten zijn, want ze kennen het gebied op hun duimpje en weten precies waar welke boom rijpe vruchten of zaden draagt. Daar aangekomen, verandert plots hun gedrag. Ze stoppen met hun luid gekrijs en knabbelen in alle stilte van de oogst. Het voedsel van de geelvleugelaras bestaat in hoofdzaak uit vruchten [o.a. mangos] verschillende soorten zaden en palmnoten [o.a. paranoten], bessen en ook wel allerlei insecten en hun larven.
Af en toe uiten ze zachte geluidjes van genoegen, maar verder hoor je niets dan het vallen van schillen en andere voedselresten uit de bomen. Na het ochtendmaal brengen ze de heetste uren van de jungledag door onder het dichte loof van een woudreus.
Laat in de middag zoeken ze de voedselbomen weer op, klauteren met hun handige grijptenen behendig door de takken.
Tegen de avond gaan ze op de wieken, vliegen brutaal hoog boven de bomen als heersers van het woud en maken herrie waarvan de ontdekkingsreiziger Von Humboldt schreef dat het kabaal het bruisen van de bergbeken overstemt.
Het lijkt erop of de aras geen vijanden hebben maar papegaaien zijn wel degelijk smakelijke vogels. De harpij, de grootste Zuid-Amerikaanse arend lust ze rauw. Mensen koken of roosteren ze eerst.
Aras blijken uiterst slim; het spreekvermogen heeft daar niets mee te maken. Uit dat verbluffend imitatievermogen blijkt alleen dat papegaaien een bijzonder scherp gehoor hebben. Ze horen van ieder geluid de precieze toonhoogte en kunnen zelfs geringe verschuivingen daarin opvangen én reproduceren. Ze kunnen zelfs transponeren en de waargenomen geluiden van toonaard veranderen.
Buiten de broedtijd vormen aras in familieverband groepen van 20 tot 30 vogels. Als het broedseizoen aanbreekt zonderen de trouwe paren zich af om de oude broedplaatsen weer op te zoeken. Ze nestelen in boomholten waarin 2 tot 3 eieren worden uitgebroed door het vrouwtje. Na ongeveer 25 dagen komen de eieren uit. Eenmaal geboren, blijven de jongen nog 2 jaar bij de ouders. Zowel vader als moeder zorgen voor de kroost.
Dat aras intelligent zijn bleek uit onderzoeken uitgevoerd door Irene Pepperberg en Mildred Funk. Zij testten papegaaien op hun verstandelijke vermogens door de vogels aan proeven te onderwerpen die oorspronkelijk voor kinderen zijn bedoeld. De papegaaien bleken uitstekend op de hoogte van wezenlijk bestaande objecten, ook als ze niet meer zichtbaar waren.
Zelfs op allerlei valstrikken in de serie van 15 testen bleken de papegaaien te reageren zoals een mens zou doen.
Daarmee gaven ze blijk van intellectuele vermogens die gelijk staan aan die van apen.
De relatie tussen aras en bomen is anders wel behoorlijk ingewikkeld.
Aras eten vruchten en helpen zo sommige boomsoorten bij de verspreiding van zaden, maar voor andere boomsoorten kan je de vogels eerder als zaadparasieten bestempelen.
Deze boomsoorten hebben hun zaad niet in een lekkere vrucht verpakt om dieren tot eten ervan en dus tot de verspreiding te verlokken. Die bomen hebben een andere verspreidingsmethode ontwikkeld omdat ze geen enkele baat hebben bij consumerende dieren. Ze verpakken de zaden in stekelige of keiharde schalen al zijn er dieren die deze weten te kraken. Maar ook daarvoor heeft de boom een oplossing gevonden; hij produceert heel veel zaden in een heel korte tijd. Vaak staan op dat moment alle bomen van die soort tegelijk in zaad. Allicht worden er heel wat opgepeuzeld, maar de dieren kunnen die overvloed niet helemaal op. Zo blijven er altijd genoeg zaden over om te kiemen.
Aras eten ook giftige zaden en zouden daar zeker ziek van worden als ze niet zouden weten waar de medicijnkast te vinden. Geregeld vliegen ze naar een oeverwal, waarvan ze de klei afknabbelen. Daarin zitten niet alleen nuttige mineralen, maar ook het noodzakelijke tegengif.
Een leuke YouTube-film met hoofdrolspelers Kona & Rio
Rond de Middellandse Zee verzamelen zich elk jaar flamingos in grote broedkolonies.
De bekendste is die van de Camargue in Zuid-Frankrijk aan de breed uitwaaierende deltamonding van de Rhône.
Ondanks het sterk toegenomen toerisme is deze driehoek van ondiepe kustwateren, lagunes, plassen en zoutpannen nog steeds het mekka voor vogelliefhebbers uit heel West-Europa.
Dat flamingos gekke vogels zijn, geldt niet alleen voor hun uiterlijk; ze gedragen zich ook buitengewoon eigenzinnig. Met hun enorm lange nek en poten, roze kleur en geknikte snavel zijn flamingos heel opvallende verschijningen.De vleugels zijn roze van kleur met zwarte slagpennen. Het geluid dat ze voortbrengen, gelijkt een beetje op dat van een gans: een vrij hoog nasaal gekrijs. Europese flamingos vliegen met gestrekte nek en poten. Vaak staan ze op één poot om zo min mogelijk warmte te verliezen. Wanneer de vogel één poot intrekt en die tegen zijn onderlichaam aandrukt, is het verlies aan warmte via zijn dunne onbevederde poten gehalveerd. In de zomer staan ze met beide poten in het water, precies om dan lekker af te koelen.
De roze flamingo is de grootste van de 6 soorten die wereldwijd leven. Hij wordt gemiddeld 140 cm hoog. In verhouding met zijn geringe lichaamsgewicht, dat schommelt rond de 3 à 4 kg, heeft hij enorm lange poten, die vaak 1 m lang zijn. Ook de hals is erg lang, ongeveer net zo lang als de poten.
Dat moet ook wel want flamingos staan het grootste deel van de dag recht op hun poten naar voedsel te zoeken. Daarbij laten ze hun lange nek bungelen tot vlak boven het wateroppervlak en slingeren hun snavel ondersteboven heen en weer in de ondiepe plas die vol water stroomt. Dank zij een ingenieus filtersysteem in de snavel wordt het voedsel gescheiden van het water. Met hun dikke stekelig tong pompen de flamingos de waterige modderbrij in en uit de snavel, waarna het voedsel als in een zeef blijft hangen tussen de lamellen aan de randen van de snavel.
De zwemvliezen tussen de tenen moeten beletten dat de vogels niet wegzakken in de modderige bodem en helpen tijdens het waden het slib op te woelen, waardoor kleine tandkarpertjes, garnaaltjes, pekelkreeftjes, poppen van zoutvliegen, slakjes, wormpjes, microscopisch kleine algen in de snavel belanden.
Pekelkreeftjes [niet groter dan een zandkorrel] die in plassen leven met een hoog zoutgehalte hebben een rode kleur doordat ze een speciale eiwitverbinding hemoglobineaanmaken, die veel zuurstof kan opnemen uit het zuurstofarme zoutwater. Leven de kreeftjes echter in water met een iets lager zoutgehalte dan hebben ze een groene kleur door de vele microscopischblauwgroene algen die ze verteren.
Flamingos zijn intelligente vogels die niet zomaar voort dobberen op een uitgestippeld jaarverloop. Elk jaar opnieuw nemen de flamingos de beslissing waar ze zullen broeden, daar zij afhankelijk zijn van wisselende weersomstandigheden.
Onderzocht wordt of het ondiepe water, waar het jaar voordien de kolonie werd gesticht, nog steeds geschikt is als nestplaats. Ongetwijfeld zal ook de smaak, de samenstelling van de voedselrijkdom van de plas een rol spelen.
Niettegenstaande men enkele belangrijke criteria kent, toch blijft het onvoorspelbaar waar de flamingos zullen neerstrijken.
In de flamingokolonie gebeurt alles precies tegelijk. De bedoeling is dat alle jongen tegelijk worden geboren en tegelijk opgroeien in een gezamenlijke crèche. Dat garandeert de grootste veiligheid tegenover eventuele belagers: meeuwen, vossen of jakhalzen.
Om deze fantastische synchronisatie tot stand te brengen en iedereen op hetzelfde moment in de juiste stemming te brengen voor balts en paring begint het broedseizoen met massale groepsrituelen, één van de indrukwekkendste spektakels in de natuur.
Daarna wijden de echtparen, die hun hele leven lang bij elkaar blijven, zich aan de liefde. Met sierlijke strijkages [vleiend, flatterend] verleidt het vrouwtje haar partner.
Het resultaat is één ei op een zelfgemaakt modderheuveltje met een kuiltje, dat dienst doet als nest. De flamingo zoekt een plekje tussen de andere nestplaatsen, meestal maximaal met 35 cm tussenruimte. Warmte en verdamping drogen de modderbrij en geven de stevigheid.
Het broeden begint ergensin april en vereist alles van de lenigheid van de oudervogels.
Immers de lange poten moeten onder het lichaam aan weerszijden van het kleine nestkommetje worden opgevouwen. Zo zitten mannetje en vrouwtje afwisselend een maand lang op het ei. Als het jong eenmaal is geboren, gooien de ouders de eierschalen overboord, maar laten vaak nog wat stukjes liggen, die door het jong worden opgegeten. De eerste 10 dagen blijft het jong in het modderkuiltje en wordt gevoerd vanuit de snavel waaruit de oudervogel, net als bij duiven een soort vette kropmelk op braakt krachtige babyvoeding geproduceerd door een speciale klier in de slokdarm.
Na 10 dagen is het jong een hele peuter die flink kan rondstappen in een lichtgrijs donspak, de hoogste tijd voor de crèche. De rest van de kolonie heeft dan poten en snavel vrij om voedsel bij elkaar te harken of te zeven. Na een maand of drie zijn de jongen echte flamingos geworden en gaan ze op een dag allemaal tegelijk op de wieken. Maar voor het zover is, worden ze door de vogelwacht van de Camargue geteld, gewogen en geringd. Met de hulp van een menigte toeristen worden de kuikens bij elkaar gedreven en door een soort fuik van hekken geleid. De paniek onder de vogels is eventjes volledig, maar daarna al weer gauw vergeten.
In het filmpje slaagt een visarend erin uit een broedkolonie een rode flamingo te verschalken.
Duiven blijven stil hangen om een scherpe bocht te nemen.
Amerikaanse biologen lieten duiven los in een gangencomplex waarbij de vogels een aantal keren om een rechte hoek [90°] moesten vliegen. Tegelijkertijd filmden ze nauwgezet de vluchtbewegingen van de duiven.
Om een scherpe bocht te nemen, moeten de vogels hun vluchtlijn drastisch wijzigen en hun lijf in de nieuwe vluchtrichting draaien, dit terwijl ze in de lucht blijven fladderen.
De onderzoekers zagen dat de duiven allerminst een vloeiende beweging maakten.
Integendeel het leek wel alsof de vogels een paar tellen stil in de lucht bleven hangen. Ondertussen duwden de vogels zich als het ware tegen de omringende lucht om zich in de gewenste richting te draaien. Pas daarna kon de vlucht voorruit, in een nieuwe vliegrichting, weer worden hervat. Volgens de onderzoekers is dat vergelijkbaar met de manier waarop een helikopterpiloot een bocht neemt.
Helikopters vliegen met ronddraaiende vleugels
De draaiende schroef tilt de helikopter niet alleen de lucht in, maar zorgt eveneens voor de voortstuwing; de schroef is dus vleugel en propeller tegelijk.
De rotor- of schroefbladen van een helikopter hebben immers dezelfde aerodynamische vorm als de vleugels van een vliegtuig. Als ze tijdens het omwentelen geleidelijk steeds schuiner worden gekanteld, neemt de luchtdruk aan de bovenkant af, maar aan de onderkant juist toe. Om in de lucht te blijven hangen, verkleint de piloot de hellinghoek van de rotorbladen met behulp van een tuimelschijf, zodat het gewicht van de helikopter de opwaartse druk compenseert en de draagkracht net iets groter is dan het gewicht van het hefschroefvliegtuig. De helikopter kan zwenken door de schommelplaten met de cyclische besturing schuin te zetten, waardoor de hellinghoek van elk rotorblad tijdens de draaibeweging wordt veranderd.
Duiven spotten drenkeling
Een drenkeling zoeken op open zee is niet gemakkelijk.
Daarom testte de Amerikaanse kustwacht in 1977 een nieuwe methode. Ze trainden duiven om een oranje reddingsvest op het wateroppervlak te ontwaren. Onderzoekers van de Amerikaanse Tufts universiteit hadden in 1940 al vastgesteld dat duiven heel goed verschillende vormen en kleuren kunnen onderscheiden. Bovendien kunnen ze zich uren op een visuele taak concentreren. De marine rustte een helikopter uit met een observatiebak die was verdeeld in 3 compartimenten. Daardoor had elke duif zijn eigen kijkrichting. Samen overzagen ze 360 graden. Als een duif iets oranjes opmerkte, pikte hij op een hendeltje. De piloot zag aan een lampje in de cockpit welke duif iets had opgemerkt en wist zo welke kant hij op moest vliegen. De methode bleek efficiënt. Bij testvluchten vonden de duiven het reddingsvest in 90% van de gevallen. Zonder duivenhulp vonden speurders in maar 38% van de gevallen het zwemvest. Toch hebben de duiven helaas nooit echt iemand kunnen redden. De duiven werden bij elke waarneming beloond met een maïskorrel.
Wegens de hoge kosten werd het project in 1983 definitief afgeblazen.
gekruid met humor, relativeringzin en eerlijkheid,
gewikkeld in warmte en genegenheid,
en overgoten met een stralende gezondheid!
Groene krijsende ketters
In het gewest Brussel blijft het aantal groene halsbandparkieten gestaag groeien. Inmiddels is de populatie uitheemse exoten toegenomen van 1 000 in 1995 naar 10 000 stuks vandaag of ruim 60 specimen / km².
Met zijn 40 cm lang, gifgroen verenpak en felrode snavel heeft hij eigenlijk meer weg van een papegaai dan van een parkiet.
De groene opschepper begon zijn opmars in 1987 toen het kleine dierenpark Meli aan het Atomium van Brussel moest wijken voor de aanleg van het bioscoopcomplex Kinepolis en het pretpark Mini-Europa.
De directeur van het zootje vond er toen niets beters op om enkele tientallen kleurrijke residenten de vrijheid te gunnen als kleurverrijking van het stadsbeeld.
Een verkeerd ingeschatte stunt bleek later, want zoveel jaar later geraakt het natuurlijk evenwicht van de vogelpopulatie in en rond de hoofdstad aan het wankelen.
De groene halsbandparkiet is geen doetje en jaagt menig inheemse vogel de stuipen op het lijf.
Al is de invasieve druktemaker afkomstig uit het gebied rond Noord-India tot aan de voet van het Himalayagebergte [1 300 m], toch wist de populatie explosief aan te groeien, precies omdat de exotische vogelsoort gure weersomstandigheden best kan verdragen.
Al tref je de grootste concentraties nog altijd in en rond Brussel aan, toch zijn er groepen uitgeweken naar het westen tot in Waregem en Brugge; naar het noorden tot in Mechelen en Antwerpen. Via het oosten hebben ze Leuven, Diest en zelfs Limburg bereikt.
Trekpleisters in het Brusselse zijn de brede met loofbomen [vaak beuken] omzoomde lanen rond het Atomium, het Elisabethpark in Koekelberg en in Evere nabij het NAVO-hoofdkwartier. Ook de oude stadsparken zoals het Dudenpark in Vorst of het Prinsenpark in Grimbergen zijn favoriete verblijfplaatsen. In deze druk bezochte omgevingen hebben de parkieten ook minder last van hun natuurlijke vijanden, zoals haviken, slechtvalken en sperwers.
Oude bomen bevatten veel nestholten van vroegere bewoners en dat is net wat de parkieten zoeken. Doordat de halsbandparkieten veel van die nestholten inpalmen, verdringen ze andere, inheemse vogels.
Meest benadeelden van die homejackings zijn de boomklevers die pas in maart op zoek gaan naar geschikte nestplaatsen en vaak kiezen voor verlaten spechtengaten.
De boomklever is een stuk kleiner dan de specht en we weten allemaal dat vogels graag holen hebben waarvan het invlieggat precies groot genoeg is, maar daar heeft de boomklever iets op gevonden.
Hij metselt het invlieggat bijna helemaal dicht met een mengeling van speeksel en modder.
Zeer ingenieus, alleen biedt het geen bescherming tegen de groene halsbandparkiet. Die pitst met zijn scherpe snavel de holtes open en neemt het nest over.
Het zijn erg dominante vogels die hetzelfde pestgedrag vertonen als kraaiachtigen en eksters. Elke winter bellen mensen met de vraag hoe ze de plunderaars van de voedertafels, die de kleine zangvogels verjagen en de netjes van de vetbollen stukbijten, kunnen weg houden.
Het zijn opportunisten die eigenlijk alles lusten; vooral noten en zaden, maar evengoed knoppen van bladen en bloemen. Ook strijken ze geregeld neer met tientallen in fruitboomgaarden; ze nemen twee, drie happen van een appel en beginnen dan aan de volgende
Al is de publieke opinie niet gewonnen voor harde acties, toch mag je zoveel halsbandparkieten neerschieten of vangen als je wil, want ze zijn geen beschermde diersoort, maar het blijven levende wezens.
De velduil jaagt door laag vliegend de bodem af te speuren, waarbij zijn scherp gehoor het minste geritsel van een prooidier opvangt. Hij is onmiddellijk te herkennen aan zijn vliegwijze als een enorme nachtvlinder, waarbij de vleugels een grote boog beschrijven.
De erg lange, dwars gebande vleugels hebben aan boven- en onderzijde donkere polsvlekken, die contrasteren met de lichte slagpennen. In de vlucht zien de onderdelen er aan de voorzijde donker en aan de achterzijde er lichter uit. Aan de rugzijde vallen de donkere vleugelpunten op; een rij lichte vlekjes langs de rug; lichtoranje buitenvleugels; een witte achtervleugelrand; een vaalgeel gemarmerde bovenvleugel; de vaalgele buik met wit en met donkere streepjes en wittige ondervleugels met smalle donkere band.
Verder valt de grote ronde kop op met haast onzichtbare oorpluimpjes; ook de doordringende blik met de zeer donkere rand rond het streng starende geel oog is kenmerkend, alsook het wit gezicht met warm bruine, zwarte en beige tekening en de zwarte haaksnavel.
De lichaamslengte varieert tussen 34 en 42 cm; de spanwijdte wisselt tussen 90 en 105 cm en het gewicht schommelt tussen 260 en 350 g.
De velduil jaagt overdag of in de ochtendschemering in schaars, begroeide moerassige streken, duinen en polders en andere weinig door mensen bezochte laaggelegen gebieden.
Vanaf april wordt er gebroed. De velduil is de enige uilensoort die een nest bouwt, een schaars met plantendelen bekleed kuiltje in de grond tussen lang helmgras
Vaak neemt de velduil vanop zijn uitkijkposten een tamelijke horizontale houding aan.
De eieren worden met tussenpozen van 2 of meer dagen gelegd; vanaf het eerste ei wordt met broeden begonnen en dit duurt 24 28 dagen. De met dicht, geelbruin dons bedekte jongen worden door het wijfje met woelmuizen [95 %] gevoerd die door het mannetje worden aangesleept. Afhankelijk van de fluctuaties in de prooipopulaties vormen de wintergasten in ons land soms dichtbevolkte groepen.
De muis wordt met huid en haar, tandjes en nageltjes in zijn geheel naar binnen gewerkt, want dat is de manier waarop een uil zijn prooi verslindt, anders dan een valk die zijn prooi plukt en ontleedt. De maag van de uil zorgt voor de schoonmaak. De restjes samen gekneed tot een gladde bal, die verpakt in een laagje slijm eensin de zoveel tijd wordt uitgebraakt, laten zien wat het maagzuur van 2 muizen overlaat. Zelfs de werveltjes van het staartje hebben geen huid meer. Er wordt niet veel verspild. De gegeerde knaagdiertjes leven onder de strooisellaag in gangen en zelfgebouwde holletjes, kraam-, slaap- en voorraadkamertjes. Woelmuizen woelen natuurlijk heel wat af in hun ondergrondse behuizing, maar ze zouden net zo goed klimmuizen mogen heten. Hartje winter bestijgen ze als alpinisten een meidoorn om ook de allerlaatst overgebleven bes te bemachtigen. Dit soort momenten zijn fataal met een velduil in de buurt. Geduldig zittend op een paaltje wacht die het moment af waarop hij kan toeslaan met één van zijn behaarde klauwen.
Al blijven overdag muizen de ideale jachtbuit, toch is het totale menu verbijsterend veelzijdig eens de velduil in de schemering op jacht gaat: mollen, vleermuizen, vogeltjes, jonge konijnen en hazen, eekhoorns, hermelijnen, kikkers, hazelwormen, sprinkhanen, kevers, libellen, nacht- en dagvlinders, spinnen, duizendpoten, krabben, slakken, bessen.
Wie de velduil met zijn fraaie jachtbewegingen in actie wenst te zien, mag dit filmpje niet missen.
Laureaat van de verkiezing vogel van het jaar, georganiseerd door Vogelbescherming Vlaanderen, is de gierzwaluw!
Gierzwaluwen zijn geen echte zwaluwen. Eigenlijk zijn ze nauwer verwant met kolibries.
En al behoren zij tot de familie van de pootlozen, toch hebben zij wel degelijk korte bevederde pootjes met 4 naar voren gerichte tenen, voorzien van zeer stevige klauwen, waarmee ze zich goed aan muren of dakranden kunnen vastklampen.
Hoog in de lucht vliegen ze in de zomer aan een duizelingwekkende snelheid als donkere vliegende ankertjes en hoor je hun schrille roep.
Deze behendige vogeltjes, amper 16 to 17 cm lang, met een vleugelspanwijdte die varieert van 42 tot 48 cm en met een perfect gestroomlijnd spoelvormig lichaam, waarvan het gewicht schommelt tussen 36 en 45 g, kunnen gemakkelijk 120 km / uur halen.
Gierzwaluwen vertoeven slechts kort in ons land; ze arriveren eind april, begin mei en tegen half augustus zijn ze bijna allemaal terug weg naar hun winterverblijf in tropisch en zuidelijk Afrika [8 000 tot 9 000 km hier vandaan]. Toch zoeken meestal de mannetjes het nest van het jaar voordien dat wordt opgeknapt met haren, sprietjes, zaadpluis, veertjes en met speeksel aan elkaar wordt gekleefd tot een klein hard kommetje.
De slanke hoogvliegers hebben lange sikkelvormige vleugels en een licht gevorkte staart.
Het verenkleed is donkerbruin met een groene zweem tot roetzwart met een lichte keelvlek.
Gierzwaluwen hebben een bijzondere levenswijze. Ze brengen haast hun hele leven vliegend door: slapen, eten en zelfs paren doen ze in de lucht. Alle gierzwaluwen die geen nest hebben, verzamelen zich s avonds in grote groepen en stijgen gezamenlijk naar een hoogte van 3 tot 5 km om dan in een soort halfslaap te blijven rondzweven.
Gierzwaluwen wonen heel dicht bij ons; zij verkiezen immers de bebouwde kom als verblijfplaats en maken hun nest in allerlei kleine muurspleten, onder dakgoten en dakpannen. Door renovatie en het slopen van oude panden gaan in snel tempo nestplaatsen verloren.
Eens ze een broedplek hebben gekozen, blijven ze zeer plaatsgetrouw.
Groepen gierzwaluwen voeren luid schreeuwend tegen de avondschemering spectaculaire baltsvluchten uit boven het broedgebied.
Het mannetje heeft op voorhand een nestplaats uitgekozen meestal dat van vorig jaar dat wat dient opgesmukt en het wijfje nadert schoorvoetend om kennis te maken. Eerst neemt het mannetje een dreighouding aan; kop laag en slaan met de vleugels.
Het wijfje neemt daarop een onderdanige houding aan: zij keert haar kop en snavel naar boven, toont het mannetje haar onbeschermde witte keelvlek en nodigt hem uit haar veren te poetsen. Dan gaat het mannetje eerst voor het wijfje zweven en zet daarbij de vleugels in een V-vorm. Hiermee wil hij het wijfje uitnodigen tot de geslachtsdaad. Als het wijfje instemt, slaat ze sneller met haar vleugels en komt dicht tegen het mannetje aan vliegen. Deze richt zijn vleugels hoog op en neemt plaats op de rug van het wijfje, die haar vleugels horizontaal gespreid houdt. Gedurende de paring glijdt het koppel langzaam naar beneden.
Na 37 tot 56 dagen vliegen, afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel, de jongen uit en broeden zelf pas op een leeftijd van 4 jaar. Na deze abnormaal lange nestperiode van 5 tot 8 weken zijn de jongen rond en vet. Die nestperiode is zo lang omdat de jongen, als ze het nest verlaten, perfect moeten kunnen vliegen. Zij zullen immers vanaf dat ogenblik gedurende 2 tot 4 jaar geen grond meer gaan raken en diezelfde avond 2 000 tot 3 000 m hoog moeten vliegen om samen met de groep te overnachten.
Gierzwaluwen zijn uitsluitend insecteneters; zij vangen met hun extreem grote mondopening allerlei vliegende insecten uit de lucht op. Als ze jongen hebben, maken ze van alle gevangen insecten tijdens een lange voedselvlucht een voedselbal, bewaard in de keelzak, waarin wel 300 insecten [bladluizen, vliegend mieren, spinnen en kevers] kunnen inzitten.
Wanneer het dagenlang slecht weer blijft en er bijna geen insecten rondvliegen, dan is er onvoldoende voedsel voor de jongen. Dan durven gierzwaluwen tot 1 000 km ver te vliegen om voedsel te vinden. Jongen die op dat ogenblik in het nest liggen gaan dan in een soort schijndood. Hun lichaamstemperatuur daalt van 38°C naar 21°C, hun hartslag en ademhaling vertragen, ze verstarren helemaal want ze voelen stijf en koud aan. Die koudeslaap kunnen ze iets meer dan een week volhouden tot de ouders met een vracht voedsel toekomen.
Gierzwaluwen broeden nog altijd graag zo hoog mogelijk; onder een hoogte van 4 m zal je uiterst zelden een gierzwaluwnest aantreffen. Een belangrijke reden voor deze drang naar hoogte heeft te maken met het feit dat gierzwaluwen een vrije val maken om op te stijgen. Door hun relatief lange vleugels, in verhouding met de zeer korte pootjes; kunnen gierzwaluwen uiterst moeilijk opstijgen vanaf een vlak oppervlak. Vergelijk het met een zweefvliegtuig; eens in de lucht hebben ze een perfecte gestroomlijnde bouw om te vliegen maar zelf opstijgen is minder evident. Als er ruimte is, kruipen gierzwaluwen onder dakpannen. Rekening houdend met de vrije val die ze maken, moet de helling van het dak wel meer dan 45° bedragen. Daarenboven is het belangrijk dat de aanvliegroute naar hun nest volledig vrij is zodat ze niet worden gehinderd als ze naar de nestopening vliegen. Onder dakpannen broeden, is echter niet altijd zonder gevaar. Net onder de pannen kan de temperatuur oplopen tot meer dan 60°C als de zon op het dak schijnt.
Gierzwaluwen laten geen uitwerpselen achter op de gevels, waardoor er nauwelijks overlast is. Om het verlies aan nestplaatsen te compenseren, ontwikkelden gespecialiseerde bedrijven verscheidene types nestkasten als alternatief.
Wie in het archief naar een eerder verschenen artikel zoekt, kan terecht op de verschijningsdata 18/11/07 & 22/11/08.
Deze klimaatconferentie in Durban draaide uit op een uitputtingsslag en gaat de geschiedenis in als de langste ooit. Om tot akkoorden te komen, moesten de gedurende 2 weken geplande onderhandelingen met twee nachten en één dag worden verlengd.
De vertegenwoordigers van een 190 landen zijn het op de VN-klimaatconferentie in het Zuid-Afrikaanse Durban eens geworden over een verlenging van het Kyoto Protocol, dat in 2012 af zou lopen.
Landen met een hoge uitstoot van broeikasgassen per inwoner, zoals de VSA stelden zich weinig constructief op in Durban. Ook groeiende economieën zoals China en India waren rijkelijk aarzelend.
Dit Protocol is momenteel het enige internationale klimaatverdrag dat aan landen bindende doelstellingen oplegt voor de uitstoot van broeikasgassen.
Uiteindelijk is men toch eens geraakt om tegen 2015 tot een voor alle landen bindend akkoord te komen over een verlaging van de broeikasgasemissies.
Het Durban-pakket zal er niet voor zorgen dat we de 2 gradendoelstelling halen.
Het streefdoel waarbij wordt geprobeerd de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 2 graden Celsius deze eeuw, moet onder meer vermijden dat de zeespiegel te sterk stijgt.
De verlenging van het Kyoto Protocol was nodig om de periode tot de inwerkingtreding van een nieuw mondiaal akkoord te overbruggen. In Durban is een stappenplan uitgetekend voor zon nieuw akkoord, dat in 2015 op alle landen betrekking heeft en vanaf 2020 in werking moet treden.
Ook het Groen Klimaatfonds is vanaf nu operationeel, een financieel mechanisme dat tijdens de vorige klimaattop in Cancun werd afgesproken. Dat klimaatfonds moet de ontwikkelingslanden de nodige middelen bieden om zich te beschermen tegen de gevolgen van de klimaatverandering. De industrielanden zullen vanaf 2020 ieder jaar samen 100 miljard dollar in het fonds stoppen.
Keizerspinguïn bedreigde soort op Antarctica
De keizerpinguïn is de mooiste in zijn soort, maar leidt een bikkelhard bestaan aan de ijskoude onderkant van onze aarde, vol ontberingen, bedreigingen en extreme koude. En alsof dat nog niet genoeg is, hangt het lot van de keizerpinguïn ook nog eens af van de opwarming van de aarde.
Het aantal broedparen werd tot voor kort op ruim 200 000 geschat, verdeeld over circa 45 kolonies. Die tellingen worden ter plaatse gedaan met behulp van schepen en vliegtuigen. Geregeld worden er nieuwe kolonies ontdekt, onder andere die bij Snow Hill in 1997 door een Chileens vliegtuig en een grote kolonie met circa 2 500 kuikens bij Siple Island in 2004.
Sinds kort worden voor het nauwkeurig traceren van de broedkolonies echter ook satellieten benut door de British Antarctic Survey.
In 2009 werd 90% van de Antarctische kust gefotografeerd en telde men 38 kolonies. Nieuwe kolonies werden ontdekt, maar ook bleken bekende kolonies verlaten. De teller staat nu na verder onderzoek op 43 kolonies, met schattingen van in totaal 200 000 tot 300 000 broedparen. Betere schattingen zijn pas mogelijk als ook ter plaatse bij het begin van het broedseizoen in de winter de broedende mannetjes (één mannetje = 1 broedpaar) kunnen worden geteld. Voorlopig is dit echter een nog (te) lastige logistieke klus in de vaak afgelegen gebieden.
De populatie is momenteel stabiel, maar wetenschappers houden hun hart vast voor de toekomst. Sommige ecologen voorspellen dat de keizerspinguïn nog deze eeuw uitsterft.
Het is de opwarming van het klimaat die het treurige lot van de keizer onder de achttien verschillende pinguïnsoorten bepaalt. Het leefgebied van de vogel smelt onheilspellend snel. Omdat de keizerspinguïn op ijs leeft, is hij extreem gevoelig voor het stijgen van de temperatuur. Verstoring van het milieu heeft tijdens de Antarctische winter voor het uitbroeden van het ei en het grootbrengen van het jong desastreuze gevolgen.
De klimaatveranderingen vormen het grootste probleem voor het voortbestaan van de keizerspinguïn. Het eerder smelten van het zeeijs geeft de jongen onvoldoende de tijd om ongestoord te groeien op het ijs, waardoor de verdrinkingsdood op de loer ligt. Het in zee afschuiven van enorme ijsplaten is ook een reële bedreiging voor de kolonies op het ijs. Smelten van zeeijs betekent voor de keizerspinguïn niet alleen het verlies van zijn woongebied, maar het verstoort ook de voedselketen. Onder het ijs groeien algen die worden gegeten door krill, kleine garnaaltjes. Vissen eten krill en de pinguïns leven van beide diersoorten.
Een logische stap zou zijn dat de keizerspinguïn naar het vasteland van Antarctica verhuist. Helaas kan de keizerspinguïn in tegenstelling tot de adéliepinguïn op rotsachtige kusten heel moeilijk aan land geraken.
Wie een uitgebreidere identiteitskaart van de keizerpinguïn wenst te raadplegen, kan in het archief op zoek naar het artikel van 17/09/10
Van de hoenderachtigen [pauw, patrijs, kwartel, kip] is de fazant in Vlaanderen de meest bekende.
Raszuivere fazanten komen in Vlaanderen nauwelijks voor. De Vlaamse fazant is haast altijd een kruising van verschillende ondersoorten of bastaarden.
De haan van de soort die hier voor het eerst werd ingevoerd, had geen witte halsring.
Latere soorten hadden die echter wel. In Engeland ontstond door kruisingen een blijvend donkere variëteit,tenebrosus genaamd met een schitterend staalblauw verenpak. Je hebt er met een groene weerschijn in hun veren, afkomstig van de Japanse groenfazant.
Omdat het voor de hen nodig is een goede broedschutkleur te hebben, is haar verenkleed eenvoudig bruin gevlekt.
De haan en de hen hebben allebei een lange stijve puntige staart, al is die van de haan een heel stuk langer. De mannetjes-fazant is een opvallende vogel met een zwaar lichaam maar met een kleine glanzende groenzwarte kop, rood gezicht en smalle, doch gespierde hals.
De glanzende brons- of koperkleurige borst vertoont donkere vlekken en oranjerode flanken.
Doordat de fazanten van overal werden geïmporteerd en lukraak door elkaar gekruist, spelen waarschijnlijk alle oorspronkelijke ondersoorten wel een rol in het genenpakket van de fazanten, die hier voorkomen. De fazanten zoeken vaak moerassige rietkragen op, maar komen het vaakst voor langs bosranden. Niet alleen de akkerbouwgewassen, maar ook de wilde planten die op drassige, vruchtbare grond groeien, bevat veel voeding. Fazanten zijn er erg op gesteld om water in de buurt te hebben en her en der stukken bos met flink wat ondergroei aan de randen om in te nestelen, want dat doen ze op de grond.
Het oorspronkelijk woongebied van de fazant is Azië, van de Kaukasus oostwaarts tot in China. In het algemeen wordt aangenomen dat ze in de tijd van Karel de Grote in westelijk Europa zijn uitgezet. Maar dat kan ook wel eerder zijn gebeurd, want de Romeinen kweekten reeds fazanten, een gebruik dat ze van de Grieken hadden overgenomen.
In de vroege middeleeuwen werd de fazant vanwege zijn culinaire kwaliteiten vanuit de Kaukasus in Europa geïntroduceerd.
In de 18de19de eeuw brak de mode uit om fazanten uit te zetten voor jachtdoeleinden, wat nu nog steeds tot de verstoring van de bestaande populatie leidt. De hen laat zich namelijk vooral in het begin gemakkelijk verstoren bij het broeden, wat bij een te grote populatie o.a. gebeurt door hanen die geen eigen territorium bezitten.
De broedende hen wordt niet meer door de dominante haan beschermd, waardoor andere hanen haar lastig kunnen vallen en het legsel verloren gaat.
Omdat ze in enorme aantallen werden gekweekt en losgelaten voor de jacht zijn ze nu wijd verspreid en algemeen. Veel van de vogels zijn tam en komen zelfs af op parken en grote tuinen waar ze zich vestigen als siervogels.
Een ander deel van de populatie leeft verwilderd in bossen en open landschap, zoals in ruige stroken in agrarische streken en s winters in rietbedden langs zoetwatermoerassen, struikgewas en gemengde bossen.
Een fazant gebruikt zijn krachtige poten en voeten om in de zachte aarde en de humus te graven naar wormen, kevers, larven en bessen. Door zijn gespierde nek heeft hij een hoenderachtige pikactie. Samen met zijn forse, iets gehaakte snavel is de fazant een kundige predator, in staat om kleine dieren te doden en te eten: van kevers en hagedissen tot soms kleine slangen. Het liefst eet de fazant in de winter graan of maïs, die bij het oogsten op het akkerland worden gemorst. Bij de tegenwoordige landbouwmethoden komt dat niet veel meer voor, maar geen nood, hij kan ook overschakelen op onkruidzaden.
De luide kraaiende roep van de prachtig gekleurde mannetjes-fazant wordt gevolgd door vleugelgeklapper dat een zeer kort, snorrend geluid voortbrengt.
De kraaitijd van de hanen begint meestal in maart; ze bakenen dan hun kraaigebied af, dat vermoedelijk geen echt territorium is.
Schermutselingen met andere hanen worden zelden waargenomen. Ze schijnen elkaars gebiedsaanspraken zonder meer te respecteren. Een mannetje dat indruk wil maken op het vrouwtje gebruikt vooral zijn kleurrijke verenkleed en lange staart. Hij confronteert het vrouwtje, loopt om haar heen en voor haar heen en weer, aandacht opeisend door naar haar toe te leunen; tegelijk steekt hij zijn staart omhoog en laat zijn vleugels wat hangen.
Het nest is een kuiltje in de grond tussen dode bladeren, onder overhangende struiken zoals braamstruiken en gevoerd met wat dunne grassprietjes.
De eerste eieren vind je meestal half april. Pas als het legsel volledig is, gaat de hen broeden, omdat anders de kuikens ongelijktijdig zouden uitkomen. Het kan nogal een poos duren voor het zover is, want sommige hennen houden pas op met leggen als er 18 stuks in de nestkuil liggen. Doordat de haan er een harem van verscheidene hennen op na houdt, kan een nest meer dan één legsel bevatten.
Broeden en kuikens grootbrengen is bij fazanten zuiver vrouwenwerk.
De hen blijft nog een poosje op het nest zitten tot de kuikentjes droog zijn, maar daarna gaat het gezin op stap.
Na 23 tot 24 dagen komen de egaal olijfgroene eieren uit. De eerste week leven de kuikens vrijwel uitsluitend van insecten.
De voornaamste bedreigingen voor de fazantenjeugd zijn nattigheid en kou. Eind mei, begin juni komen de meeste nesten uit.
Vogelbescherming Vlaanderen is diep geschokt na het bekijken van de ruwe filmbeelden die de Duitse zusterorganisatie Komitee gegen den Vogelmord haar enkele dagen geleden heeft bezorgd.
Op die beelden is een groep jagers te zien die op een Italiaanse bergpas duizenden doortrekkende zangvogels uit de lucht knalt.
Dit wansmakelijk spektakel vond vorige maand plaats op de San Zeno Alpin Pass in de regio van Lombardije op een hoogte van 1400 m.
Deze pas is één van de belangrijkste migratiecorridors voor zangvogels in de zuidelijke Alpen.
Leden van de Duitse en van een Italiaanse natuurvereniging riskeerden hun vel toen ze in groep het slachtveld binnendrongen. De jagers bleven ongestoord hun gang gaan. Duizenden aan- en doodgeschoten zangvogels vielen uit de lucht. De loodhagel kletterde als regendruppels op de hoofden van de moedige natuurliefhebbers.
Er weerklonken meer dan 1 500 schoten per uur en er werd geschat dat ten minste 10 000 migrerende graspiepers, vinken, kepen en appelvinken werden gedood enkel op deze bergpas.
Directeur Jan Rodts durft er niet aan te denken welke astronomische aantallen zangvogels elk najaar in de regio worden afgemaakt, wetende dat de regio Lombardije honderden dergelijke bergpassen telt en 86 000 schietgrage jagers enkele maanden actief zijn in de streek.
De jacht op deze vogelsoorten is verboden door de EU-Vogelrichtlijn uit 1979, maar de Italiaanse regering voorziet elk jaar een onwettelijke afwijking.
Aan de natuurliefhebbers in Vlaanderen vraagt Vogelbescherming Vlaanderen een protestmail te sturen naar de Italiaanse minister voor Leefmilieu om deze gruwelijke schending van de EU-Vogelrichtlijn aan te klagen.
Ons land ondervindt al duidelijk de gevolgen van de klimaatverandering. De gemiddelde temperatuur ligt al 2,3 graden hoger dan 200 jaar geleden, zo blijkt uit cijfergegevens van de Vlaamse Milieumaatschappij. De temperatuurstijging is het grootst in lente en zomer. Naast warmer wordt het in ons land ook natter. De jaarlijkse hoeveelheid neerslag kent een langzame maar aanhoudende stijging van gemiddeld 5 mm per decennium. De toename tekent zich enkel tijdens de winter af.
Tot slot wordt de kust geconfronteerd met een duidelijke stijging van het zeeniveau. Vergeleken met 1970, lag het jaargemiddelde van het zeeniveau in 2010 al 103 mm hoger in Oostende, 115 mm hoger in Nieuwpoort en 133 mm hoger in Zeebrugge.
Door de gewijzigde natuuromstandigheden heeft de Zwinvlakte schade opgelopen hoofdzakelijk verzanding en voor de herstellingswerken zijn 4,1 miljoen euro uitgetrokken.
In Knokke zijn de eerste werken gestart in het kader van het project ZTAR, wat staat voor Zwin Tidal Area Restoration.
Daarbij willen de agentschappen Natuur & Bos en Maritieme Dienstverlening in samenwerking met de Nederlandse provincie Zeeland het bestaande natuurreservaat het Zwin herstellen en zelfs met 120 hectare uitbreiden. De onderhandelingen over de geplande uitbreidingswerken lopen momenteel nog, maar wellicht kan men in 2013 de meer ingrijpende werkzaamheden opstarten.
De eerste herstellingswerken die vandaag zijn gestart, hebben te maken met de aanleg van enkele zoete en brakwaterpoelen, de aanleg van twee zoetwaterpoelen en begrazingsblokken, die als geschikte biotoop moeten dienen voor waterplanten en dieren. Zo zou onder meer de beschermde maar verdwenen rugstreeppad opnieuw in het hersteld natuurgebied kunnen gedijen.
Deze eerste graafwerken zijn enkel een voorbode van veel grotere plannen, die al eens uit de doeken werden gedaan in een bijdrage op dit blog op 17/07/09.
Het Zwin wordt immers gevoelig verruimd, waarbij de aanpalende Willem-Leopoldpolder wordt ontpolderd en aan de zee wordt teruggegeven.
Voor de bezoekers die al dat natuurschoon willen aanschouwen, komt er een nieuw bezoekers- en observatiecentrum.
Even noodzakelijk is de bestaande dienstweg te verhogen voor de verdere herstelacties met tractoren en graafmachines.
Daarnaast worden in het Zwin ook de broedeilanden voor vogels hersteld en wordt de Zwingeul verdiept en verbreed. Die laatste graafwerken zijn gepland in 2014-2015.
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd!
Hoewel je in het Zwin het hele jaar rond aalscholvers kan aanschouwen, komen ze vooral in het najaar in grote vluchten voor.
In het geval van hoge vloeden, waarbij veel vers en visrijk water het Zwin binnenstroomt, kan je ze in groep zien vissen. Ze jagen dan in uitgerekte V-formaties visscholen naar ondiepere plaatsen op. Daar duiken ze dan elegant en synchroon om de vissen achterna te zitten en hen te verschalken. Meestal wordt zon vloot aalscholvers begeleid door een vlucht opgewonden en krijsende meeuwen. Die proberen van de drijfjacht van de schollevaars te profiteren door de opgeschrikte, naar het wateroppervlak opgejaagde visjes, weg te graaien.
Dat de grootogige waterraaf een grote bek kan opzetten, mag blijken uit onderstaande toch wel merkwaardige fotoreeks met enkele unieke momentopnames. Soms moet een kanjer van een brasem met de hoog op welvende rug weer in vrijheid worden gesteld omdat het opslokken, schrokken of verzwelgen van de buit even niet door het nochtans erg rekbaar keelgat geraakt
Wie via het archief een uitgebreider portret van de aalscholver wenst samen te stellen, kan eerder verschenen bijdragen raadplegen op:
·15/06/08De aalscholver of schollevaar
·04/01/09De schollevaar of waterraaf
·13/06/11De Chinese aalscholver
·18/06/11De aalscholver, een viskweker
Recenthad Dominiek Vandevenne het over: De schrik van de vissers en de viskwekers
De grauwe herfstdag loopt ten einde maar kleurt met de komst van de avondschemering geheimzinnig rood op. Het lijkt alsof duizenden spreeuwen op dit teken hebben gewacht.
Ze verzamelen zich in lange slierten en voeren een wervelende show op, alvorens op hun slaapplaatsen [rietbedden en bossen] neer te strijken.
De aankomst van iedere nieuwe troep is voor de al aanwezige spreeuwen een reden om massaal op te vliegen en zich in de lucht te hergroeperen. Tegen de oranjerode avondhemel warrelen in golvende en zwierende banen tienduizenden vogels met gesynchroniseerde manoeuvres als rookslierten door elkaar heen. Op sommige momenten lijken ze even op te lossen om meteen daarna weer in een reusachtige, zwarte wolk te veranderen.
Waarom sommige dieren de naam hebben onooglijk te zijn, is vaak een raadsel. Een mus mag dan wel geen spectaculair gekleurd verenkleed bezitten, eenmaal heel dichtbij blijkt het tuinbezoekertje subtieler geschakeerd dan je zou vermoeden. Ook een spreeuw is op geringe afstand een stuk minder doodgewoon: een dicht gespikkeld zwart verenpak met een groene en purperen weerschijn. Dat ze ook herrieschoppers zijn, blijkt haast bij elk tuinbezoek, dat meer weg heeft van een razzia. Een commandogroepje ploft dan een paar keer per dag neer in de takken schril door elkaar heen piepend en driftig pikkend naar elkaar en naar voedsel.
Wat de zwaarste storm niet voor elkaar krijgt, lukt een spreeuweninvasie wel: een rietveld plat krijgen, tot grote ergernis van de rietteler. Toch overheerst er bij de dorpsbewoners die het massale avondritueel aanschouwen ook een gevoel van verwondering.
Hoe slagen tienduizenden vogels erin een geheel te vormen, niet met elkaar in botsing te komen en ogenblikkelijk gecoördineerd te reageren op een onzichtbaar commando?
Onderzoek aan de hand van gedetailleerde films in slow motion heeft aangetoond dat elke wending wordt ingeleid door één of twee vogels, die zich dan door de hele zwerm voortplant.
De wending van de initiatiefnemers zet zich bij de buurvogels iets later in, maar met het blote oog valt dit niet waar te nemen en voltrekt zich alles razendsnel.
Snel reageren op de voortrekkers binnen de groep is gewoon de beste manier om bij elkaar te blijven en de veiligheid van elk individu te handhaven; vandaar geregeld zon zwenkmanoeuvre, om de wolk compact te houden.
De spreeuwen houden zich voor de verplaatsing naar de gezamenlijke slaapplaatsen ook aan een vaste aanvliegroute, waar ze nooit van afwijken. Ze vliegen niet in een rechte lijn, maar oriënteren zich min of meer slingerend op bepaalde herkenningslijnen in het landschap [een rivier, een dijkje, een rij bomen of huizen], maximaal zon 10 tot 20 km afstand van voedselgebied tot slaapplaats.
Gaat het om een kleine slaapplaats goed voor zon 20 000 slapers dan ontstaan er vrijwel geen problemen. Iedere spreeuw vliegt direct naar zijn vaste plekje, de stek waar hij elke nacht zijn kopje tussen de veren steekt.
De bewegingen van de spreeuwenwolken worden echter nog door andere individuen gevolgd. Zoals leeuwen zonder al te veel paniek te veroorzaken in de buurt van een kudde zebras blijven, zo voegen rondcirkelende sperwers zich tussen de spreeuwenvluchten.
Wie verwacht dat de sperwer van bovenaf zou toeslaan en een minder alerte spreeuw aan de buitenkant van de zwerm zou grijpen, komt bedrogen uit.
De aanval, een bijna roekeloos versnellende glijvlucht, komt van onderaf en de prooi wordt uit het overvolle midden geplukt.
Deze havikachtige populatie, waarvan het grootste deel in Europa broedt [Frankrijk, Finland, Zweden] vertoeft bij voorkeur in open vochtige randgebieden van meren of in moerassen met een lage en dichte vegetatie, brede rietkragen en in kruidenrijke akkerlanden. Daar krijg je ze vaak te zien op gemaaide hooilanden, waar ze muizen vangen die zich verschuilen in plukken hooi.
De vrouwtjes zijn minder opvallend bruinig en beige van kleur, met enkele zwarte banden over de staart en de ondervleugels. De vleugels eindigen in 5 uitstekende veren in tegenstelling tot de grauwe kiekendief, die slechts een franje van 4 veren telt.
Het is niet precies bekend waarom de blauwe kiekendief sterk in aantal achteruit gaat. Braakbalonderzoek toont aan dat de roofvogels naar een ander dieet zijn overgestapt: vroeger aten ze veel fazanten, weidevogels en konijnen. Tegenwoordig jagen ze op veel kleinere prooidieren, zoals woel- en veldmuizen waardoor ze het misschien iets moeilijker hebben om zich te handhaven.
Het kan echter ook een kwestie van migratie zijn, daar op de Duitse Waddeneilanden voor de kust van Oost-Friesland de populatie toeneemt. Met behulp van gekleurde ringen proberen vogeldeskundigen te achterhalen welke oorzaken de diverse tellingen kunnen verklaren. Hiertoe worden territoria geteld, nesten gecontroleerd, prooiresten verzameld, eieren op embryonale afwijkingen geanalyseerd, nestjongen geringd en konijnen geteld.
Deze leuke weblink geeft aan waar onze huisfotograaf Wim de kiekjes kon schieten.
Klik daarvoor in de rubriek infokalender op gazondag en dan op ganzondagplannetje, maar er valt nog veel meer informatie te rapen op deze website: http://www.hedwigeprosper.be/
In de ritselende ruigte van een natte duinvallei, in moerassen, heidevelden of zelfs extensieve akkers heeft de prachtige blauwe kiekendief zijn nest.
Daar brengt de grote roofvogel met lange vleugels en een witte stuit met zijn bruingekleurde wijfje zijn jongen groot met kadavertjes van zelf gevangen kuikens van mededuinbewoners.
Een vreemd leven van elegante jachttaferelen en bloederige tafelmanieren.
Gehuld in een schitterend engelachtig verenkleed met bleekblauwe grijze, bijna witte tinten danst, keert en wendt hij zich licht als een vlinder over de rietvelden.
Alleen zijn zwarte vleugelvingers verraden zijn allesbehalve hemelse afkomst.
Hij is opgegroeid in een nest dat meer weg heeft van een slachthuis dan van een vrolijke kinderkamer.
Ook vertoont hij uilachtige trekjes; zo beschikt hij net als een uil over tamelijk grote oorholten, die ongeveer even groot zijn als zijn ogen, die ook weer net als bij een uil, voorin de kop geplaatst zijn.
Zij helpen hem uitstekend bij zijn manier van jagen: traag vliegend en voorzichtig zoekend laag over de grond, speurend met oog en oor naar klein geritsel en gewriemel van prooidiertje die tussen de vegetatie scharrelen.
De jonge kiekendieven worden grootgebracht met kuikens van bodembroeders zoals de wulp, de scholekster die door vader worden gevangen en door moeder gefileerd.
Drassige duinvalleien zijn een luilekkerland voor blauwe kiekendieven.
Overal trippelen er nestvliedende donsjongen van kieviten rond en een snelle ontsnappingsvlucht kan hen niet helpen.
De blauwe kiekendief lijkt een beetje een slome scharrelaar, maar vooral het mannetje, dat kleiner en lichter gebouwd is dan het vrouwtje, kan verrassend snel te keer gaan en snelheden van 50 km per uur ontwikkelen.
Toch kan je aan zijn vleugels zien dat de blauwe kiekendief geen snelle jager is, die het moet hebben van flitsende duikvluchten. Ze zijn recht en gevingerd en uitermate geschikt voor lange zweefvluchten. Dit vliegbeeld is onmiddellijk herkenbaar doordat de vlerken daarbij enigszins omhoog staan in een sterk afgeplatte V-vorm. De lange staart stuurt hem heel beweeglijk in zijn zoekvlucht over de nesten van allerlei bodembroeders.
Voor eieren heeft hij geen belangstelling. Zolang de boreling van een zilvermeeuw nog in zijn schaal zit, heeft hij niets te vrezen, maar eenmaal hij als donsduiken rondkruipt zelfs als hij bij de nadering van de gevreesde schaduw zich tegen de grond drukt is hij niet veilig meer.
De jagende kiek kan hem bijna achteloos met een lange naakte klauwpoot uit de vegetatie weg graaien.
Ook de bosmuis mag op haar tellen passen als de engel des doods in de buurt rondwaart.
In het voorjaar zijn de jongen van allerlei bodembroeders de voornaamste voedselbron voor hem en zijn gezin, maar voor de rest van het jaar, als de kuikens op of te groot zijn, eet de kiekendief in de winter voornamelijk muizen.
Ook probeert hij nog wel grotere vogels te pakken, zoals fazanten of eenden, maar die jacht gaat hem niet echt goed af. Vaak ontsnappen zulke grote prooien uit zijn poten, omdat zijn greep niet al te stevig is.
Opwindende luchtdans
In het vroege voorjaar keren de kiekendieven terug naar hun broedgebied. Dan gebeurt het vaak dat de partners van vorig jaar elkaar weer ontmoeten en opnieuw een nestgebied bezetten. Vooral als er veel buren zijn, met wie al gauw misverstanden rijzen over de grenzen van de diverse territoria, slooft het mannetje zich uit in spectaculaire luchtacrobatiek.
Hij beschrijft een voor zijn doen uitbundige golfbeweging. Vliegt schroevend omhoog en stort als een slechtvalk neer om juist op tijd weer hemelwaarts te wentelen. Heel enthousiaste kiekendieven houden dit wel een honderd keer vol.
Als er veel buren kijken doet het vrouwtje ook mee, dit alles rond en boven de nestplaats. Deze luchtdans is één van de prachtigste baltsrituelen uit het vogelrijk.
Het volgende deel van het paringsspel is al even spectaculair. Als straks het vrouwtje aan een nest vol jongen gekluisterd zit, moet het mannetje voor de kost zorgen. Hij brengt de prooi naar het nest en zij vliegt hem tegemoet om van hem de buit in de lucht over te nemen.
Soms gaat dat van poot in poot, maar na oefening laat hij de muis gewoon vallen, die zij uit de lucht moet plukken.
Dit belangrijk onderdeel van de samenwerking wordt voor elke paring uitbundig geoefend. Mannetjes kunnen met 2-3 vrouwtjes paren en deze alle van voedsel voorzien als ze de eieren uitbroeden en de jongen warm houden.
Het nest van gras en takken wordt op de grond gebouwd, vaak tussen heide en op een helling met een goed uitzicht. Dan worden er eieren gelegd met tussenpozen van dagen. Ieder vrouwtje legt 3-6 eieren, welke ze bebroeden totdat ze na 29-31 dagen uitkomen.
Het vrouwtje begint meteen bij de eersteling te broeden, zodat er later nogal wat leeftijdsverschil zit tussen de wit donzen jongen. De kleinste van het stel heeft alleen maar geluk als hij werkelijk een grote kiekendief wordt. Niet zelden raakt hij verzwakt en dient als toetje voor broers en zussen.
Er zijn grote verschillen tussen het mannetje en het vrouwtje.
Hij is klein, snel en licht gekleurd; zij is bruin, groter en sterker. Zij waakt over het nest en de jongen en slacht het voedsel dat hij aanbrengt tot hapklare brokjes. Op den duur als de jongen groter worden en al zelf weten hoe ze een muis moeten fileren, is het inkomen van pa ontoereikend. Moeder durft dan de jongen wel alleen te laten en zelf op jacht te gaan, maar wel in de buurt van het nest; een efficiënte taakverdeling.
Zij komt thuis met flinke brokken konijnen, jonge hazen, halfwas fazanten. Als de weersomstandigheden meezitten, maakt zelfs de allerkleinste van de kroost kans om heelhuids het nest te verlaten.
Onderzoekers ontrafelen de geheimen van de hoogvlieger van de Himalaya, de hoogste bergketen ter wereld.
Voor bergbeklimmers die met een laatste krachtinspanning de top van de Mount Makalu [8 463 m] halen, is het een wonderlijk zicht: de Indische ganzen, ook streepkopganzen genoemd, hoog boven hun hoofd op weg naar hun winterverblijf, de laagvlakten van India, Pakistan en Bangladesh.
De vogels vliegen op een hoogte van ruim 8 000 m, niet veel lager dan de lijnvluchten.
Jarenlang dachten wetenschappers dat een sterke rugwind en opwaartse luchtstroom de ganzen een duwtje in de rug gaven.
Charles Bishop van Bangor University in Noord-Wales nam de proef op de som.
Zijn team voorzag een 15-tal Indische ganzen van een rugzakje met satellietzender en volgde hun reis. De zenders vertelden niet alleen waar de dieren waren, maar ook hoe hoog en hoe snel zij vlogen.
De onderzoekers vermoedden dat de Indische ganzen s middags zouden vliegen, want dan creëert de warmte van de aarde opwaartse luchtstromen van wel 20 km per uur.
Maar tot hun grote verbazing waren de ganzen steeds s nachts of s ochtends vroeg onderweg en dan is er net een lichte valwind.
In een recent artikel speculeert het team dat de koelere, zwaardere lucht de ganzen meer opwaartse stuwkracht geeft. Bovendien helpt koude lucht de lichaamswarmte te regelen en bevat hij meer zuurstof. Daardoor kunnen de ganzen ook vliegen op grotere hoogte waar de lucht ijl [zuurstofarme omgeving] is.
Bishop en zijn team ontdekten nog iets verbluffends: de Indische ganzen steken de Himalaya over op amper één dag tijd. Op 7 to 8 uur klimmen ze een kleine 7 km. Om honderden km ver te vliegen op zon grote hoogte heeft de Indische gans 10 tot 20 keer meer zuurstof nodig dan normaal. Ter vergelijking: bij vogels die lager vliegen, zoals de Canadese gans, wordt het metabolisme op 9 000 m hoogte zelfs verstoord in rust.
Grotere vleugels, grotere longen, een fijnmazig netwerk van haarvaten rond de vliegspieren en hemoglobine die zuurstof steviger in de longen bindt al die troeven samen verzekeren dat genoeg zuurstof door het lichaam wordt gepompt en in het bijzonder naar de vliegspieren.
Anders dan bij mensen kunnen de ganzen heel snel in- en uitademen zonder duizelig te worden, in ademnood te komen of het bewustzijn te verliezen
Als men kan achterhalen waarom de weefsels van de Indische gans zo gemakkelijk zuurstof opnemen, leert men misschien ook heel wat bij over de menselijke ademhaling.
Uit voorgaand artikel bleek al dat onderzoekers die tijdens 3 broedcycli de rotspelikanen volgden, verbaasd waren te moeten vaststellen dat de jonge genten geregeld werden lastig gevallen. Dat gebeurde wanneer ze langere tijd alleen werden gelaten, terwijl hun ouders op voedseljacht gingen. Dan kregen ze vaak te maken met pesterijen, geweld en zelfs seksueel misbruik.
Het wetenschappelijk team wenst nu te onderzoeken in hoeverre de invloed van stress op het gedrag van de rotspelikanen overeenstemt met die van mensen. Als het fysiologisch proces van de geweldcyclus hetzelfde blijkt te zijn, kan men via de observatie van de nascagent - in dit geval - meer inzicht verwerven.
Het onderzoek is zeer waardevol daar het hier niet gaat om een vooraf opgezet experiment. De vogels vertoeven in hun natuurlijke habitat, namelijk op de kliffen van de Galapagoseilanden en ze zijn daar helemaal vrij. Alle impulsen zijn van natuurlijke oorsprong en er werd geen onnodige stress opgewekt door de dieren te kooien.
De nascagent, die aanvankelijk als een ondersoort van de gemaskerde Jan van Gent werd aanzien, is duidelijk een aparte en tevens ook de grootste soort onder de Jan van genten.
Onderstaand lijstje somt de 3 geslachten met ondersoorten op:
Jan van Gent Kaapse Jan van Gent Pacifische Jan van Gent / Abbotts gent / maskergent nascagent bruine gent blauwvoetgent roodpootgent Tasman gent Humboldtgent.
De ouder is bijna volledig wit, uitgezonderd aan de vleugeleinden en de staart, die heel donkerbruin tot zwart zijn. Rond de roze, oranje puntige snavel is de naakte huid zwart [maskertje].
De ogen zijn geel tot oranje. De korte en robuuste poten zijn grijs en vertonen blauwgrijze zwemvliezen.
Deze boobie leeft op enkele vulkaaneilanden [Espanola, San Cristobal en Genovesa], waar hij op de grond nestelt. Deze zeevogel broedt op rotsachtige richels.
Van hieruit vliegt hij naar de kustwateren, waar hij voedsel vergaart, voornamelijk sardienen of vliegende vissen, die uit de lucht plukt. Als een pijl duikt hij bovenop vissen, die hij dank zij zijn scherp zicht van op 30 m hoogte detecteert. Hierbij worden de vleugels net voor ze het water raken dicht gevouwen. Ze pakken de vis niet direct, maar duiken onder hem door om hem op de terugweg naar het wateroppervlak te grijpen.
De blauwvoetgent is de meest voorkomende en onopvallendste soort binnen de rotspelikanenfamilie. Nog niet zo lang geleden werden ze sterk op de hielen gezeten door de lokale bevolking. Men raapte de eieren, doodde de kuikens en volwassen vogels om op te eten of om er visaas van te maken. Nu zijn de vogels in grote delen van hun leefgebied beschermd.
Blauwvoetgenten zijn zeer sociale vogels. Paartjes blijven hun hele leven bij elkaar. Ze leven in kolonies met meer dan duizend exemplaren en communiceren met een hele reeks kreten en gebaren.
Elk jaar wordt de band met rituele begroetingsceremonieën en grappige dansjes verstevigd.
De balts duurt enkele weken. Het mannetje vliegt geregeld rond zijn nestelterritorium waarbij hij na de landing zijn felgekleurde poten aan het vrouwtje toont.
Een ander onderdeel van de verleidingsparade is een soort mars, waarbij hij zijn poten hoog optilt, zijn staart en borst opzet, de vleugels spreidt en met de snavel in de lucht wijst.
Op het hoogtepunt van de paringsdans tillen het mannetje en het vrouwtje beurtelings hun poten op. Na de paring worden er maximaal 3 eieren gelegd, hoewel ze zelden meer dan 2 jongeren groot brengen. Tijdens het broeden beschermen de ouders de eieren met hun poten om ze warm te houden. De kuikens zijn eerst naakt en hulpeloos, maar krijgen na 2 weken een witte donslaag. De ouders voorzien de jongen van halfverteerde vis.
Wie de blauwvoetgenten in hun baltsritueel aan het werk wil zien, kan onderstaande weblink aanklikken.
Bron: EOS Martina Müller Rijksuniversiteit Groningen
Een spiraal van geweld wordt vaak gebruikt om kindermishandeling en pedofilie bij mensen te verklaren, maar het fenomeen is zelden bij dieren waargenomen, al is de nascagent daar een extreme uitzondering op. Inderdaad de zeevogel die als jong is mishandeld, wordt vaak zelf ook een kinderbeul.
Jonge nascagenten, een soort die nauw aanleunt bij de jan-van-gent, blijven vaak onbewaakt achter terwijl hun ouders voedsel zoeken op zee.
Sommige onbewaakte kuikens worden daardoor het slachtoffer van agressieve rondhangende volwassen vogels, die de jongen tot bloedens toe bijten of pikken en soms ook seksuele avances maken.
Als die jongen volwassen zijn, doen ze vaak net hetzelfde met de kroost van andere vogels, ontdekte een internationaal team wetenschappers.
De onderzoekers observeerden 24 gemerkte vogels als jong en bestudeerden hun gedrag wanneer ze jaren later zelf broedden.
Misbruik tijdens de jeugd bleek de kans op agressief gedrag gevoelig te verhogen. Dat heeft vermoedelijk te maken met de hoge dosissen corticosteron het belangrijkste stresshormoon bij vogels die na de pesterijen vrijkomen. Immers bij jonge dieren is het centraal zenuwstelsel nog in volle ontwikkeling en dus erg gevoelig voor concentraties van allerlei hormonen. Bijgevolg kunnen die een invloed hebben op het gedrag op latere leeftijd.
Waarom de oudere vogels zich aan jongen vergrijpen, blijft vooralsnog onduidelijk. Men wijst er wel op dat nascagenten doorgaans twee eieren leggen en dat het oudste jong zijn jongere broertje of zusje binnen de 10 dagen uit het nest duwt. Dat moet ook want de ouders kunnen geen twee jongen grootbrengen. De gewelddadige behandeling van jonge dieren zit dus sterk ingebakken in deze soort.
Het zwanenmeer ten tonele gebracht op de wereldberoemde muziek van de Russische componist Tsaikovsky en in een choreografie van Marius Petipa grootmeester van de spitzentechniek is één van de wereldwijd meest gedanste pareltjes uit het klassieke balletrepertoire.
Bij het Bolshoi en het Marijnsky Kirov Ballet, waar het zwanenmeer eigenlijke ontstaan is, verschijnen normaal 32 zwanen op het toneel.
In de talrijkste vertolking ter wereld van het zwanenmeer van het Tsjaikovsky Perm ballet ziet men liefst maar 48 zwanen in actie. Het zorgt voor oogverblindende, ontroerend mooie beelden en taferelen, die voor altijd op het netvlies blijven gebrand.
Het zwanenmeer, gebracht door het Tsjaikovsky Perm ballet, brengt je in een andere wereld van betoverende liefdesvogels, waarbij het wel lijkt of de ziel vleugels heeft gekregen.
Daar er zoveel zwanen te zien zijn, zal deze voorstelling een sprookje worden, dat niet alleen door zijn massaliteit, maar vooral door zijn aangrijpende knappe uitvoering en schoonheid het publiek zal beroeren.
Bij deze grandioos opgevatte opvoering is er behalve de volmaaktheid en samenhang van de groeperingen een innerlijke emotionaliteit, die recht uit het hart komt. Vooral de expressieve magie en kracht van de dansers en danseressen spelen een hoofdrol. Ballet is nu eenmaal een manier om je gevoelens te uiten, want wat vaak in woorden niet lukt, kan men wel via dans veruiterlijken. De prachtige beeldenreeks van de knobbelzwaan illustreert de zuiverheid en de elegantie die menig choreograaf en componist inspireerde.
Via onderstaande weblink kan je een korte maar acrobatische dansversie van het grote Chinese Staatscircus bewonderen.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.