Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Geraadpleegde bron: EOS bioloog Danny Haelewaters
Jaarlijks sterven in totaal meer dan honderdduizend zeezoogdieren en vogels aan de gevolgen van plastic afval in zee. Hoog tijd voor een milieuvriendelijk alternatief voor plastic.
Al bijna 60 jaar lang verpakken we ons hele leven in plastic maar wat in de jaren 50 niet geweten was, is dat plastic niet vanzelf afbreekt tot koolstofdioxide en water.
Na vele omzwervingen komt het in rivieren of direct in zee terecht. Vissen en andere zeedieren zien daar het verschil niet tussen de plasticpartikels en hun normale voedsel: plankton.
Onderzoek wijst uit dat jaarlijks 12 tot 24 000 ton plastic afval in de magen van vissen terechtkomt.
Ook door vogels wordt het aangezien voor eten. Na consumptie duurt het een maand tot 2 jaar voordat het plastic weer uit het lijf van het dier is. Al die tijd kan het dier minder goed voedsel opnemen en wordt zijn hongergevoel onderdrukt.
Bovendien zit er nog eens veel gif in dat plastic en kunnen kankerverwekkende gifstoffen die door menselijk toedoen in het water voorkomen zich vasthechten aan de plasticpartikels.
Jaarlijks sterven in totaal meer dan 100 000 zeezoogdieren aan de gevolgen van de plastic soep.
Na meer dan een halve eeuw trow away economy wordt het tijd voor een natuurlijk alternatiefvoor plastic.
Harvard-onderzoekers lieten zich in hun zoektocht inspireren door de cuticula, het uitwendig skelet van insecten en geleedpotigen, dat sterkte en stevigheid aan het pantser verleent.
De gelaagde structuur bestaat voornamelijk uit chitine (hoornachtige substantie die deel uitmaakt van uitwendige omhulsels).
Het nieuwe materiaal shrilk (samentrekking van shrimp en silk) is opgebouwd uit 2 basiselementen: chitosan en fibroïne.
Chitosan is een variant van chitine en een veel voorkomend materiaal in de natuur.
Je vindt het bij verschillende dierengroepen terug: van slakken en insecten tot garnalen of shrimps. Fibroïne is dan weer het dominante eiwit in zijde of silk.
Deze 2 basisingrediënten gewoon combineren volstond echter niet. Er waren wat architecturale aanpassingen nodig die deze gelaagde structuur konden nabootsen.
Shrilk is zo sterk als aluminium, maar weegt slechts de helft en is 100% biologisch afbreekbaar. Daarbij is het ook nog een stuk goedkoper om te maken. Door te variëren met het watergehalte kan de soepelheid van het materiaal worden bepaald. Zo hebben de researchers een volledig synthetische insectenvleugel gebouwd, waarbij de meeste delen hard zijn maar de gewrichten dan weer erg flexibel.
Omdat shrilk volledig biologisch afbreekbaar is, kunnen de basiscomponenten zelfs als meststof worden ingezet.
In de zogenaamde levenscyclusanalyse, waarbij de totale belasting op het milieu van een product wordt bepaald, gedurende de hele levenscyclus, is zodoende de impact gereduceerd tot nul en het probleem van de plastic soep opgelost!
Aan de Noordzeekust is de Noordse stormvogel een vliegend vuilnisvat een belangrijke graadmeter voor de aanwezigheid van afval.
Immers 95% van de dood gevonden stormvogels in de Noordzee heeft plastic in de maag.
De meeuwachtige Noordse stormvogel is in de 20ste E enorm in aantal toegenomen, dankzij de grote hoeveelheden visafval die de grote trawlervloten (vissersschepen met trechtervormig net) over boord worden gezet..
De lichaamslengte varieert tussen 45 en 50 cm; de spanwijdte kan reiken tot 112 cm en het gewicht schommelt tussen 700 en 900 g, waarmee hij groter is dan de stormmeeuw.
De typische lichte vorm: grotendeels wit van onderen met grijze vleugelpunten. De bovendelen vertonen donkere kleuren van blauwgrijzig tot vaal bruinig. Van op grote afstand valt meteen de dikke witte kop en nek op. Van dichtbij is de snavel met zijn grote neusbuizen goed te zien, wat de nauwe verwantschap met de albatros verraadt.
Paren en onvolwassen vogels bezoeken potentiële nestlocaties en vliegen er vaak heen en weer langs. De paren zijn rumoerig bij het nest met schor en snel gegak. Op zee zijn ze zwijgzaam. Noordse stormvogels broeden vanaf hun 7de jaar; ze kiezen een brede richel of een kuiltje op een zeeklif. Sommige broedkolonies zijn nu ook verder in het binnenland te vinden op grazige hellingen en oude gebouwen. Ieder paar broedt één enkel ei in 5253 dagen en na 7 weken vliegt het jong uit.
Indringers in het broedterritorium wacht een uiterst vijandige ontvangst: de vogel brengt uit zijn maag een stinkende olie omhoog, die hij met uiterste precisie over de vijand heen spuwt.
Noordse stormvogels eten vis, kreeftachtige en allerlei drijvend afval en visresten van schepen; ze foerageren altijd op zee.
De stormmeeuw is een elegante meeuw met het basispatroon van een zilvermeeuw, maar kleiner, slanker met een vriendelijker uiterlijk, nooit met roze poten, rode snavelvlek of gele ogen. Hij heeft lange vrij rechte en brede vleugels, maar zweeft nooit zo meesterlijk als de grotere meeuwen.
De meeste stormmeeuwen trekken in het voorjaar weg naar het noorden om daar in paren, groepjes of kleine kolonies te broeden. In de zomer is de stormmeeuw te vinden op hoogvlaktes en langs beschutte kusten. Ze geven de voorkeur aan strandjes en baaien tussen rotsachtige kapen en eilanden boven open door de wind geteisterde rotsen.
s Winters zijn ze te vinden op brede zandstranden, in deltas en in agrarische gebieden met oude weilanden of pas geploegde akkers. Zoals andere meeuwen vliegen ze s avonds naar groot water om er te slapen.
Tot het favoriete voedsel behoren aardwormen, insectenlarven en andere ongewervelde dieren, die uit de grond worden getrokken of gestolen van andere meeuwen of kieviten.
Stormmeeuwen foerageren veelal op de grond, maar ze pikken ook wel afval of vis op in het water, bessen uit een struik en vangen insecten in de lucht. Pas de laatste decennia zijn stormmeeuwen doorgedrongen tot de steden en bezoeken ze ook tuinen.
Tijdens de balts hebben de meeste klanken een herkenbare hoge nasale klank, een patroon dat lijkt op dat van een zilvermeeuw. De balts is ook gelijk aan die van de zilvermeeuw: het vrouwtje bedelt en wordt gevoerd door het mannetje en beide vogels schudden met hun kop en roepen met hun snavel verticaal naar boven gericht. Er worden ook allerlei baltshoudingen aangenomen met hun kop naar voren gestrekt of naar beneden gebogen, waarbij de vleugels in het polsgewricht naar buiten worden gedrukt.
Nesten worden gebouwd van zeewier, grassen en plantenstengels en geplaatst in een ondiepe kuil tussen rotsen, op stronken o f aarden wallen, bij palen of op muurtjes, op pieren of zelfs op daken van gebouwen. Er worden meestal 3 olijfgroene eieren met donker oranjebruine vlekken en spikkels gelegd. Ze komen na 22-28 dagen uit.
De slanke en schuwe purperreiger is meer een vogel van uitgestrekte rietlanden met schoon water, veenweidegebieden met sloten en dichtbegroeide moerassen dan de blauwe reiger. Daarom is hij ook moeilijker te spotten, net als de roerdomp tenzij hij boven het riet vliegt of foerageert aan de rand van een poeltje. Hij is veel gevoeliger voor menselijke verstoring.
Het is een elegante reiger met een fraai uiterlijk, fijner gebouwd dan een blauwe reiger, iets langer en met een slankere snavel, kop, hals, poten en smallere vleugels.
De donkere staalgrijze rug is bedekt met lichter beige gekleurde pluimen en vertoont een donkerrode schoudervlek; kenmerkend zijn de slangachtige kop en de oranje hals met donkere lengtestrepen. De flanken, buik en dijen zijn kastanjebruin. Het verenkleed vertoont een staalgrijze vlek op de middenvleugel en de ondervleugel is rossig gekleurd.
De steltloper haalt een lichaamslengte van 70 tot 90 cm; een spanwijdte die kan reiken tot 145 cm en een gewicht dat schommelt tussen 1 en 1.5 kg.
Tijdens de krachtige en stabiele vlucht op geknikte vleugels valt de diep ingebogen hals, als de grote tenen van de oranjegele uitstekende poten, op.
De purperreiger is vrij zwijgzaam vergeleken met de blauwe reiger. De purperreiger brengt een rauw raspend geluid voort wanneer hij na verstoring opvliegt. Bij het nest produceert hij enkele rauwe geluiden en het mannetje maakt ritmische geluiden met zijn snavel.
De balts bestaat onder meer uit het overdreven strekken van het lichaam, waarbij hij met kop en snavel naar boven wijst, voordat hij een plotse buiging maakt. De rugpluimen worden opgezet en het mannetje kleppert met zijn snavel.
Hij broedt in kleine groepen, maar is verder een minder sociale vogel dan de meeste reigers.
De 4 tot 5 eieren worden in mei juni gelegd en in 26 dagen door beide ouders uitgebroed.
De jongen vliegen na 7 weken uit. Al na een jaar kunnen ze zelf broeden.
De Europese purperreigers ondernemen elk jaar tijdens de lente een levensgevaarlijke tocht over schietgrage landen in Noord-Afrika en Italië; tijdens de herfst trekken ze terug naar Afrika ten zuiden van de Sahara.
De meeste nesten worden gebouwd van stapels dode rietstengels tussen het riet, sommige van twijgen in struiken of bomen (elzen, wilgen) en met ander zacht plantenmateriaal.
De purperreiger foerageert meestal alleen, in de dekking van oevervegetatie en hoofdzakelijk tijdens de ochtend- en avondschemering. Hij staat stil en slaat dan plotseling toe met zijn lange dunne snavel om kleine vissen (tot een lengte van 20 cm), modderaal, kikkers en kleine waterdiertjes buit te maken. Minder vaak eet hij ringslangetjes, vogels en woelmuizen. Hij vangt ook nog brasem, karper, snoek, stekelbaarsjes en paling. Zodra er iets beweegt, stijgt de concentratie van de purperreiger naar een hoogtepunt. Dan slaat hij met de dolksnavel toe, rekening houdend met de straalbreking van het licht door de waterspiegel.
De purperreiger is erg zeldzaam en staat dan ook op de rode lijst van de meest bedreigde vogelsoorten.
Heel wat mensen telden tijdens het voorbije zonnige weekend de fladderende vlinders in hun tuin. De cijfers komen nog volop binnen, maar uit de eerste 600 tellingen op zondagavond tekenen zich al enkele duidelijke tendensen af.
Opvallende nummer 1 is de dagpauwoog, die zijn herstel verder zet ondanks het koude voorjaar. Hij werd opgemerkt in 75% van de tuinen en staat in bijna elke provincie op nummer één. In Antwerpen en Limburg is de Atalanta dan weer talrijker.
Ook in Wallonië is de dagpauwoog de meest getelde vlindersoort.
Zowel in Vlaanderen als in Wallonië staat de kleine vos hoog in de top-10.
Merkwaardig, want die deed het de laatste jaren erg slecht en is dus duidelijk aan een comeback bezig.
Ook de citroenvlinder die de laatste jaren enorm achteruitging in Vlaanderen, wordt terug gezien, maar bijna uitsluitend in de Kempen.
Heel wat soorten lijken het dus ondanks het koude voorjaar minder slecht te doen dan verwacht. Andere zoals de koninginnepage worden dan ook weer nauwelijks gemeld.
Het aantal vlinders is in Vlaanderen ook nog altijd veel lager dan vroeger.
Meer volledige analyses en de resultaten per provincie volgen in de loop van de week.
Geraadpleegde bronnen: De Standaard / Natuurpunt / Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen
De grootste inheemse wesp, de hoornaar rukt op. De hoornaar is de enige papierwesp die ook s nachts jaagt. Bij een brandende lantaarn zie je ze dan ineens opduiken omdat ze wordt aangetrokken door prooidieren, die op het licht afkomen.
Jarenlang was die wesp zo goed als uitgestorven in Vlaanderen, maar de laatste 10 jaar wordt ze steeds vaker gesignaleerd.
Ze komt vooral voor in dun begroeide bossen en tuinen, verspreid over het hele land, maar zijn zeldzaam in de kuststreek.
De hoornaar is 2.5 tot 3.5 cm lang, dubbel zo groot als een gewone wesp. De kop, het borststuk en het eerste segment van het achterlijf zijn opvallend roodbruin, het achterste deel is geel en zwart gestreept zoals bij de meeste wespen.
Hoornaars jagen vooral op andere insecten (vliegen, kleinere wespen, muggen, rupsen, spinnen, libellen maar ook op honingbijen, vanwaar ook de bijnaam killer-wesp)
Hoewel hoornaars beduidend minder agressief zijn dan gewone wespen is een steek van een hoornaar een stuk pijnlijker. Hoornaars worden enkel agressief als men te dicht bij het nest komt of hen belemmert.
De warmere winters vormen een mogelijke verklaring voor de groei van de hoornaarpopulatie, want het gevreesde insect voelt zich beter thuis bij warm weer.
Ook andere mediterrane insectensoorten, zoals sommige sprinkhanen, vliegen en wantsen rukken op naar het noorden.
Hoornaars maken hun nest in boomholten, ook wel in een lege vogelnestkast of vrij hangend in bomen, tegen stalmuren of in spouwen, in ruimten onder daken of schuren.
Typerend voor de buitenkant van het kogelvormig nest doorgaans op een droge plek gebouwd zijn de schelpvormig aangezette omhulselstukken. Het kan behoorlijk groot worden; tot 60 cm hoog en meer dan 50 cm in doormeter.
Het bouwsel wordt van rottend hout gemaakt dat fijngekauwd en vermengd wordt met een kleverige speekselafscheiding waardoor er een papierachtige grijze massa ontstaat. Hiermee worden zowel de raten vervaardigd, bestaande uit een horizontale laag zeshoekige cellen, met elk een naar onderen gerichte opening.
In het najaar, tijdens de eerste nachtvorsten, sterft de hele kolonie uit behalve de bevruchte wijfjes. Deze wijfjes zoeken een geschikte plek om te overwinteren en zijn de koninginnen van het jaar daarop. In april/mei begint de bevruchte koningin een geschikte plaats voor het nest te zoeken. Zij begint met het bouwen van enige broedcellen en legt daar enige eitjes in. Ze schermt de eieren en de broedcellen af met de papiermassa en gaat in haar eentje verder met het bouwen van het nest en het voeren van de larven.
Uit de eerste eieren ontwikkelen zich de werksters. Zij nemen het bouwen van de broedcellen van de koningin over en verzorgen de verdere broed.
De functie van de koningin beperkt zich nog enkel tot het leggen van de eieren. Eerst worden er alleen maar werksters geboren; pas in de zomer komen de geslachtsrijpe wijfjes en de argeloze mannetjes erbij. Uit de eerste larven komen na verpopping kleine, onvruchtbare wijfjes, werksters die het celopbouwwerk van de koningin overnemen. Gedurende de hele lente en zomer worden alleen maar werksters geproduceerd; pas in de nazomer komen ook geslachtsrijpe wijfjes en argeloze mannetjes tot ontwikkeling. Deze mannetjes bevruchten de wijfjes. De hele kolonie kan in de loop van de zomer uitgroeien tot zon 4 000 exemplaren. Alleen deze bevruchte wijfjes overleven de winter en de cyclus is rond.
In de volksmond worden hoornaars vaak foutief horzel genoemd, die er helemaal geen gelijkenis mee vertonen.
Dazen zijn de beruchte roofvliegen die bij warm, zwoel weer gemeen kunnen steken. De volwassen wijfjes zijn erg bloeddorstig en zuigen bloed bij grote zoogdieren, zoals koeien, paarden en mensen.
Je hoort hem niet komen, je voelt hem niet op je landen, maar wees er zeker van dat je de steek van een daas zult voelen. Het bloeddorstige insect bijt met zijn stevige snuit en scherpe grijpertjes zelfs door een lichte T-shirt om te krijgen wat het nodig heeft: je bloed. De bloedzuigende dazen (steekvliegen) zijn bruine vliegen van ongeveer 2/3 cm lang met een krom achterlijf. Ze zijn ontzettend vervelend opdringerig en kunnen je met een hele groep tegelijk belagen. Zoals bij de muggen heb je geen last van de mannetjes, die zich voeden met nectar. Het zijn de vrouwtjes die op zoek zijn naar eiwitrijk voedsel bloed om hun eitjes in hun lichaam te laten rijpen. De jeuk en zwelling komen voornamelijk door het speeksel dat de daas vrijlaat bij de beet opdat het bloed niet zou stollen. De meeste dazen steken liever bij vee dan bij mensen.
De meeste dazen zijn grijs of bruin van kleur en hebben vaak vlekkerige vleugels en licht gestreept achterlijf. Veel dazen hebben werkelijk prachtige metaalgroen gekleurde facetogen.
De eieren worden in hoopjes van enkele honderden tot duizend eitjes afgezet. Dat gebeurt meestal op planten die op een vochtige bodem staan, zoals natte weilanden, wegbermen en slootbodems. Afhankelijk van de klimatologische omstandigheden komen de eitjes na enkele dagen of pas na enkele welen uit. Een vochtige omgeving is essentieel, omdat de jonge larven gelijk na het uitkomen water nodig hebben om te overleven. Sommige larven zijn echte rovers die leven van slakken, wormen en andere vliegenlarven, andere leven van rottende bladeren. Dazenlarven zijn taaie beestjes die enkele maanden zonder voedsel kunnen.
Ten onrechte worden dazen nog wel eens horzels genoemd, maar echte horzels steken niet. Het zijn grote harige parasitaire en bruinachtige vliegen, die vooral een plaag vormen voor paarden.
Parasiterende horzels
Ze paren in de zomer en leggen daarna eitjes op het paard. Meestal worden de eitjes op de onderbenen, in de manen of op de hals van het paard gelegd. De eitjes zien eruit als kleine gele puntjes op de haren van het paard. Met borstelen zijn ze bijna niet weg te krijgen. Men kan wel proberen de eitjes te verwijderen met behulp van een borstelblok.
De eitjes komen uit en worden als larven opgelikt door het paard. Daarna boren ze zich in de tong of het mondslijmvlies van het paard om zich daar gedurende ongeveer 4 weken verder te ontwikkelen. Na die maand gaan ze opnieuw naar de mond van het paard waar ze worden doorgeslikt. Ze komen vervolgens in de maag terecht en hechten zich daar ongeveer 9 maanden vast. In de zomer van het volgende jaar laten de wormen los en verlaten het paardenlichaam met de mest. Eenmaal buiten ontwikkelt de larve zich binnen een maand tot een volwassen horzel. Een volwassen horzel leeft relatief kort en moet zich binnen zon 3 weken voortplanten.
Heel vaak verwarren mensen de nuttige honingbijen met de plagende wespen; allicht verduidelijken de hiernavolgende afbeeldingen welk van beide insecten best wordt neer gemept.
Met deze tellingen houden de natuurverenigingen sinds 2007 de vinger aan de pols van het dagvlinderbestand in het land. Iedereen met een tuin of terras wordt uitgenodigd om op zaterdag 4 en zondag 5 augustus fladderende vlinders te tellen.
Na een buitengewoon warme maand maart verschenen veel vlindersoorten vroeger en talrijker dan gemiddeld. Het leek toen een goed vlinderjaar te worden. Maar van april tot juni was het bijna permanent veel kouder en natter dan normaal. Vlinders hebben warmte nodig, zowel om te kunnen vliegen, voedsel zoeken en paren, als voor de ontwikkeling van hun eieren en rupsen. Sommige soorten dagvlinders lijken sterk te hebben geleden onder de koude en vochtige omstandigheden van de voorbije maanden.
Dansende juwelen worden ze wel vaker genoemd. Je hebt vlinders in alle kleurschakeringen en formaten. Om een idee te hebben hoeveel soorten in je streek rondfladderen organiseert Natuurpunt de jaarlijkse vlinderteldag.
Wereldwijd zijn er 200 000 vlindersoorten bekend. Slechts 16 000 ervan zijn dagvlinders, waarvan er in Europa 415 soorten voorkomen. In België, voornamelijk in Wallonië, zijn het er 121. Toch zijn spijtig genoeg heel wat soorten bedreigd.
Dagvlinders onderscheiden zich van nachtvlinders door hun knotsvormige voelsprieten.
Deze voelsprieten omvatten de zintuiglijke organen die instaan voor de reuk en het gevoel. Met zijn slurf kan de vlinder voedingrijke vloeistoffen opzuigen.
Elk oog is samengesteld uit meerdere duizenden enkelvoudige zeshoekige ogen, waardoor een volwassen vlinder elke verdachte beweging kan opmerken en wij hen zo moeilijk kunnen benaderen.
De vier vleugels zijn aan beide zijden voorzien van kleine, gekleurde (of witte) schubbetjes, als leien op een dak.
Volwassen vlinders moeten zorgen voor de voortplanting. Sommige vlinders zijn territoriaal en verjagen indringers van hetzelfde geslacht. Andere baltsen in boomtoppen. Een belangrijk aspect in de zoektocht naar en partner zijn de visuele signalen.
Zo zie je bv. het mannetje van het oranjetipje op alles zien landen wat wit is, als hij langs de bosrand fladdert. Wit is namelijk de kleur van zijn vrouwtje.
Het tijdstip waarop je vlinderbezoek wil observeren, kies je zelf maar liefst op een zonnig moment. Zoek een plekje in de tuin waar je een kwartier lang waarneemt welke vlinders opduiken.
De minuscuul kleine eitjes (1 mm) worden afzonderlijk of in groep op een zorgvuldig uitgekozen gastplant gedeponeerd. Aan de tars (laatste gelede deel) van de achterpoten beschikken de vrouwtjes over stekels en bosje olfactorische (geur)haartjes. Terwijl ze over een plant loopt, schraapt zij het oppervlak en maakt zo geuren vrij die door de reukhaartjes worden opgevangen.
De rups, de enige groeifase van de vlinder kan zijn eigen gewicht met 1 000 vermenigvuldigen. Om dat te bereiken besteedt de rups het leeuwendeel van haar tijd met eten en verandert ze meermaals van gedaante. Ze valt dan volledig stil, wordt valer van kleur, de huid op de borstkas scheurt open en de rups verschijnt met de kop eerst. Het duurt allemaal maar een minuutje. Het groeitempo van rupsen is verschillend, maar gemiddeld is dat 2 weken voor koolwitjes in doorgaans 5 larvenstadia. Als de rups volgroeid is, vervelt zij één laatste keer om dan een cocon te vormen. De metamorfose die in de cocon plaatsvindt, is waarlijk indrukwekkend: sommige weefsels worden vloeibaar, andere veranderen; het malende mondstuk is niet meer nodig, wel een slurf.
De poten moeten langer worden. De vleugels moeten zich ontwikkelen en nog heel wat andere aanpassingen voornamelijk aan het zenuwstelsel dienen zich te voltrekken alvorens de volwassen vlinder of het definitief imago verschijnt.
Wie nog meer informatie wenst, kan ook nog deze weblinks raadplegen:
De kokmeeuw is in onze streken de meest algemene meeuwensoort. Ze broeden net zo vaak in het binnenland als langs de kust, zowel in het laagland als op hoger gelegen plekken. Kokmeeuwen broeden in grote aantallen in kolonies in het binnenland op veilige rustplaatsen: vooral in moerasgebieden, bij vennen, in oude kleiputten, op opgespoten terreinen en in weilanden, maar ook bij duinplassen, op schorren en kwelders.
In prachtkleed zijn de chocoladebruine kop, de donkerrode snavel en poten opvallend. De rug is lichtgrijs, de onderzijde is wit en de lange vleugelpunten (handpennen) zijn donker gekleurd. De lichaamslengte varieert tussen 34 en 37 cm; de spanwijdte reikt tot 110 cm en het gewicht schommelt tussen 225 en 350 g.
Het is verbazingwekkend te zien hoe snel en ogenschijnlijk uit het niets een grote groep kokmeeuwen verschijnt wanneer iemand broodkorsten voert aan eenden. Kokmeeuwen onderhouden dan ook een intensieve sociale communicatie, kenmerkend voor koloniebroeders.
Kokmeeuwen zijn echte alleseters, die in hun natuurlijk menu van wormen, insecten, garnalen en zeeduizendpoten aanvullen met afval van vuilnisbelten. Zij vangen in de vlucht vliegende insecten en pikken rupsen en zelfs fruit uit loofbomen. Ze vangen ook visjes en andere waterdiertjes vanaf het wateroppervlak of grijpen ze na een ondiepe duik.
In de herfst volgen zwermen kokmeeuwen de ploeg, helderwit tegen de donkere, pas gekeerde aarde.
s Winters zijn ze nog steeds op de akkers, zoekend naar wormen of achtervolgen ze kieviten om hun buit te roven. Groepen foerageren langs rivieroevers en zelfs in stadscentra, waar ze op de daken van huizen op de uitkijk staan totdat ze wat eetbaar afval van de straat kunnen oppikken.
Problemen ontstaan als grote kolonies neerstrijken op een voedselarm ven. Door de sterke bemesting van het water te wijten aan de uitwerpselen kan het terrein geheel van karakter veranderen.
s Zomers gebruiken de vogels hun donkere kap als signaal van agressie en dominantie en ze tonen hun witte achterkop als ze hun kop omdraaien in de kopschudceremonie.
De roep is van even groot belang tijdens de balts. De meeste hebben een hoge piepende of raspende klank. Het geluid van de kokmeeuw bestaat uit een reeks bijzonder rauwe, raspende tonen en het keffend lawaai van een gehele kolonie is oorverdovend.
Kokmeeuwen nestelen in kolonies van enkele honderden paren.
Het nest is een klein platformpje van planten tussen riet en zeggen of een spaarzaam met gras gevoerd kuiltje in de grond. Het legsel bestaat doorgaans uit 2 tot 3 eieren en de jongen verschijnen ruim 3 weken later. Ze blijven in de omgeving van het nest. Bij gevaar slaan de ouders alarm en drukken of verstoppen de donskuikens zich.
Zowel in kust- als binnenlandkolonies vindt eierenpredatie plaats door soortgenoten (onderlinge concurrentie), stormmeeuwen, zilvermeeuwen, kleine mantelmeeuwen, zwarte kraaien, bruine kiekendieven en vossen.
Vogelbescherming Vlaanderen is de wilde ideeën van kustburgemeesters om de meeuwenpopulatie aan zee aan te pakken grondig beu.
Om de haverklap komt een burgervader of één van zijn schepenen in het nieuws met een lumineus plan om de overlast van meeuwen in zijn of haar kustgemeente aan te pakken. Zijn het geen voederbakken op zee of artificiële vossen op platte daken, dan zijn het vuurwapens die het probleem moeten oplossen. Steevast neemt men daarbij ook het woord meeuwenplaag in de mond zonder te beseffen dat de totale meeuwenpopulatie al jaren is gestabiliseerd.
Vogelbescherming Vlaanderen roept op tot verdraagzaamheid
Zonder afbreuk te willen doen aan het zich voordoen van lokale overlast waarvoor gerichte oplossingen en preventieve maatregelen zich opdringen zou het geen kwaad kunnen als we bij het omgaan met zeemeeuwenhinder uitgaan van de positieve gedachte dat deze vogels bij de zee horen en zelfs een niet onaardige mascotte kunnen zijn.
Blinde haatcampagnes en ondoordachte uitlatingen wekken misschien veel belangstelling, maar slaan zoals steeds de bal mis.
De meest algemeen voorkomende soorten aan onze kust zijn de zilvermeeuw, de kokmeeuw, de stormmeeuw, de kleine en grote mantelmeeuw.
De vaakst voorkomende klacht betreft meeuwen die met hun krachtige snavels de lichte plastic vuilniszakken open scheuren met rondslingerend afval tot gevolg.
Vroeger, toen gesloten metalen vuilnisemmers of kunststoffen containers nog in gebruik waren, geraakten de meeuwen niet bij de lekkere hapjes. Het afdekken van open huisvuilstorten, die als lokaas gelden, zou ook al soelaas brengen.
Meeuwen zijn zowel op grond van de Europese als van de Vlaamse wetgeving beschermd en mogen niet verstoord, noch worden gedood. Bovendien zijn we verplicht rekening te houden met Europese instandhoudingdoelstellingen voor het behoud van soorten als zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw.
Op termijn lijkt de oplossing voor mogelijke meeuwenoverlast te schuilen in een driesporenbeleid:
·het wegwerken van een onnatuurlijk voedselaanbod;
·het weghouden van meeuwen als broedvogel op plekken, waar mogelijk écht lokale overlast kan verschijnen
·het toelaten zelfs faciliteren van broedende meeuwen waar geen overlast kan ontstaan
Door enkel te focussen op het wegjagen/weghouden is het zonder meer voorspelbaar dat meeuwen zich verder gaan verspreiden en op veel meer plekken lokale overlast zullen gaan veroorzaken.
Voedsel is dé bepalende factor voor de populatiegrootte. Bijgevolg is het enkel zinvol het meeuwenprobleem aan te pakken door de gedekte tafels te ontruimen.
Door geleidelijk het voedselaanbod voor meeuwen terug te dringen tot wat natuurlijk voor handen is, zullen de populaties niet alleen vanzelf verder afnemen; ook de directe aanwezigheid in de buurt van de mens zal minder intens worden aangevoeld.
Misschien kunnen bij besprekingen van ontwerpplannen, die economisch noodzakelijke uitbreidingen in havengebieden vereisen, maar vaak tot gevolg hebben dat duizenden meeuwenkoppels genoodzaakt zijn te verhuizen, ook natuurfans met een ecologische bril worden uitgenodigd.
De brandgans is van oorsprong een trekvogel en broedt op steile rotskusten en kliffen, op veilige onherbergzame plaatsen, zoals richels, die meestal alleen vliegend bereikbaar zijn.
Zowel in de lucht als op de grond maken brandganzen voortdurend een geluid dat gelijkt op het gekef van kleine honden. Ze zwijgen zelden, maar het meeste geluid brengen ze voort als ze opvliegen.
De brandgans heeft een contrastrijk verenkleed. Door zijn geel beigeachtig tot roomwit gezicht met zwart oog en kleine stompe zwarte snavel, alsook glanzend zwarte kruin, hals en borst is de brandgans duidelijk herkenbaar. De bovendelen zijn blauwgrijs met witgerande zwarte dwarsbanden en de onderkant is wit. Ze halen een lichaamslengte die varieert van 58 tot 70 cm; de spanwijdte reikt tussen 130 en 145 cm en het gewicht schommelt tussen 1.5 en 2 kg.
Ze worden vooral aangetroffen in beschermde gebieden; ze zijn nogal schuw en moeilijk benaderbaar.
Het liefst eten ze gras en zeekraal dat periodiek bij hoogwater door de zee wordt onderstroomd (kwelders en wadden), maar ze nemen ook genoegen met gewoon weiland en stoppelvelden (klaver, graszaden, wintergranen), wat soms aanleiding geeft tot klachten door boeren over vervuiling van hun land.
Het luid roepend en met klapperende vleugels rondrennen is een karakteristiek onderdeel van het baltsgedrag. Ze paren in hun broedbiotoop op eilanden en schiereilanden, schorren, moerassen, soms in rietkragen bij vijvers. In een met veren gevoerd nest op de grond legt het vrouwtje 4-6 eieren
De familieband is sterk; hoewel de jonge gansjes al snel voor zichzelf kunnen zorgen, blijven ze tot het volgende broedseizoen bij de ouders. De lichtbruine donsjongen kunnen na 7 weken vliegen.
Voor de jaarlijkse trek sluiten de familiegroepen zich tot grotere zwermen aaneen. Brandganzen vliegen dikwijls in een slordige, vormeloze formatie, met aan de achterzijde een langgerekte sliert.
De in onze streken overwinterende brandganzen zijn broedvogels van Groenland, Nova Zembla, Spitsbergen en West-Siberië.
Een knap filmpje van Tariloe toont ons de keffende brandgans van heel dichtbij
Bron: digitale nieuwsbrief Vogelbescherming Vlaanderen fotos Jan Rodts
Gisteren namiddag hebben Vogelbescherming Vlaanderen en leden van het brandweerkorps van Sint-Niklaas een kleine mantelmeeuw uit een boom bevrijd. Dat gebeurde in een grote tuin in hartje Sint-Niklaas, vlak naast de oude, leegstaande gebouwen van de vrije technische scholen ter hoogte van de Collegestraat.
De onfortuinlijke vogel droeg vermoedelijk een lang stuk nylon visdraad met zich mee dat tijdens de vlucht wellicht verstrikt raakte in de takken van zowel een jonge beuk als van een oude accacia. De handpennen van de linkervleugel kwamen daardoor vast te zitten, waardoor de meeuw geen kant meer uit kon. Bewoners uit de onmiddellijke omgeving hadden de mantelmeeuw afgelopen zondag al zien bengelen en waarschuwden plichtsbewust de stadsdiensten.
Het nieuws kwam echter pas gisteren voormiddag bij Vogelbescherming Vlaanderen terecht. Die zette meteen de grote middelen in: een ploeg van gemotiveerde en ervaren brandweerlieden waren meteen bereid te helpen.
Via de leegstaande schoolgebouwen konden ze met een ladder de grote ommuurde tuin betreden. Met behulp van een stok met daaraan een zakmes bevestigd, kon een lenige brandweerman de nylon visdraad lossnijden. De erg uitgeputte vogel vertoonde geen verwondingen maar de slagpennen zijn hoe dan ook verloren. Gelukkig ruien kleine mantelmeeuwen hun vleugelveren pas eind augustus waardoor deze mantelmeeuw eind september al met een volledig nieuw verenpak terug de natuur in kan.
Na de reddingsactie werd de vogel overgebracht naar het opvangcentrum voor vogels en wilde dieren te Kieldrecht, waar hij nu eerst op krachten kan komen. Pas daarna zal de aan het centrum verbonden dierenarts bekijken of de vleugel geen inwendige kwetsuren vertoont.
Als de revalidatie voorspoedig verloopt, kan de vrijlating eind september plaatsvinden.
Vogelbescherming Vlaanderen vraagt alle hengelsportliefhebbers hun collegas die argeloos omspringen met verloren hengelmateriaal zoals visdraden en haken op hun verantwoordelijkheden te wijzen.
Het agressieve gedrag van mantel- en zilvermeeuwen wordt door lokale beleidsverantwoordelijken ook steeds meer gezien als een bedreiging van het toerisme.
Wie geregeld de kust bezoekt, zal al vaker hebben gemerkt dat de overlast van de zilver- en mantelmeeuwen in het verleden beperkt bleef tot het openprikken van afvalzakken, vervuiling door uitwerpselen en lawaaihinder.
Er leven aan de kust zowat 300 000 meeuwen, die nogal wat overlast veroorzaken!
Aan de kust klaagt men over extreem veel en agressieve meeuwen.
Heel recent is een NMBS-arbeider, werkzaam aan de westelijke voorhaven van Zeebrugge, in zijn hoofd gepikt, toen zijn helm afviel. De spoorwegarbeider werd wegens de bloedende wonde naar het ziekenhuis vervoerd, omdat meeuwen niet zo kieskeurig omgaan met vaak onhygiënische voedselbronnen.
Vroeger had Oostende 174 vissersboten, nu nog amper 40
De preventieve maatregelen zoals het opsporen van nesten en het schudden of doorprikken van eieren, helpen niet het bestand in balans te houden.
Bedoeling van de Oostendse schepen van landbouw is de overbevolking aan meeuwen een beschermde vogelsoort op een natuurvriendelijke manier terug te dringen.
Men wil werk maken van voederbakken in zee, zodat meeuwen het terug gewoon worden om eten op zee te zoeken in plaats van in de stad.
De idee wordt geopperd om een hawkkite in te zetten, een vliegrobot die er net als een havik uitziet.
Het probleem van de meeuwen beperkt zich niet tot Zeebrugge. Heel de kust klaagt erover;er zijn een aantal organisaties tegen opgezet, voorlopig zonder veel resultaat. Zo was er een actie met een valkenier, die drie maal per week zijn Amerikaanse woestijnbuizerds over de broedplaatsen van de meeuwen in de stad laten vliegen, terwijl geluidsapparatuur alarmkreten uitzond. Bedoeling was om de meeuwen bang te maken met beeld en geluid, maar ze bleven.
Een korte en glasheldere reportage schetst een momentopname:
Geraadpleegde bronnen: Grenzeloze Schelde Nieuws 58 / Natuurpunt / Agentschap voor Natuur en Bos
Als 2de haven van Europa en 4de van de wereld is de Antwerpse haven een belangrijke economische draaischijf. Niettemin ligt ze te midden van Europees beschermde natuurgebieden. Grote delen van het gebied zijn dan ook aangeduid als speciale beschermingszone in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn.
De Schelde en haar buitendijkse slikken en schorren genieten Europese bescherming als habitatrichtlijngebied.
Op linkeroever bestaat het vogelrichtlijngebied schorren en polders van de Benedenschelde uit een reeks waterrijke gebieden zoals zompige moerassen en rietlanden, plassen, kreken, natte graslanden, slikken en brakke schorren. Deze gebieden zijn van cruciaal belang voor tal van trekvogels om te verpozen en hun vetreserves aan te vullen. Het gebied is eveneens van groot belang voor talloze beschermde vogels die er komen broeden.
Op rechteroever geniet het natuurgebied De kuifeend en de Grote Kreek al decennia lang de reputatie van één van de belangrijkste vogelgebieden in Vlaanderen te zijn.
Midden in het Antwerpse havengebied in het rangeerstation Antwerpen - Noord omsloten door industrie, containerterminals, drukke wegen, havendokken en de stortplaats Hooge Maey, ligt het internationaal belangrijk watervogelgebied De Kuifeend en de Grote Kreek.
Dit natuurreservaat ontstond als gevolg van de voortschrijdende uitbreiding van de Antwerpse haven bij het begin van de jaren zestig. Door een toeval werden delen van de oorspronkelijke Oorderense polder onaangeroerd gelaten. Door het afsnijden van de poldergrachten liep deze polder geleidelijk door neerslag onder water, waardoor een mozaïek van grotere en kleinere plassen ontstond.
Dit natuurgebied, beheerd door Natuurpunt Antwerpen - Noord, viert haar 40-jarig bestaan
Het ornithologisch belang van deze gebieden werd reeds vanaf 1965 opgevolgd. In 1972 werd beslist het natuurgebied, waarin onder meer kolonies stelkluten en geoorde futen neerstreken, in beheer te nemen.Sindsdien vinden 260 vogelsoorten hier de nodige rust, het geschikte voedsel en een veilige broedplaats. Het gebied ligt op de Oost - Atlantische trekroute die jaarlijks voor honderdduizenden vogels de verbinding vormt tussen hun overwinteringgebieden en hun broedplaatsen.
Vanaf 2007 werd in samenwerking met het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen en de NMBS in het kader van een Europees New!Delta-project grote delen van de oude Scheldekreek en een weilandencomplex ingebufferd met landschapsdijken om de geluidshinder en de verstoring van de omliggende industrie en van het verkeer te beperken. Daarvoor werd ter plaatse uitgegraven grond gebruikt en werd het natuurreservaat uitgebreid met 10 waterplassen, plas-drasgebieden en rietvelden, een verruiming van 40 hectaren.
De meerwaarde van de beschermende maatregelen werd meteen duidelijk. Al vanaf het eerste jaar steeg het aantal broedvogelsoorten aanzienlijk. Door de geboden rust en de variëteit aan voedsel nam bovendien het aantal doortrekkers en wintergasten aanzienlijk toe.
In de nazomer verzamelen honderden tot duizenden watervogels zoals futen, dodaarsen, aalscholvers, bergeenden, krakeenden, wintertalingen, slobeenden, smienten, kuifeenden, tafeleenden, brilduikers, nonnetjes, Het gebied telt niet minder dan 30 zoogdierensoorten, 10 vissoorten, 7 amfibieën-en 1 reptielensoort werden er geïnventariseerd naast meer dan 300 plantensoorten en een uitgebreide lijst van vlinders, libellen,
De toekomst gebiedt opperste waakzaamheid!
De economische groei van de Antwerpse haven met alle daaraan verbonden nieuwe installaties, infrastructuurwerken, verkeersstromen en luchtvervuiling blijft drukken op een zorgeloos voortbestaan. De uitbreidingen van de voorbije 20 jaar versnipperden de omgeving reeds tot een zeer kritisch niveau.
De nog resterende stukken natuur in de omgeving staan hierdoor zwaar onder druk. Het verdwijnen van nog andere bijzondere stukjes natuur zal ongetwijfeld een negatieve invloed hebben op het waardevol en internationaal erkend natuurgebied.
Het samenspel tussen Natuurpunt en overheden zoals het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, het Agentschap voor Natuur en Bos en de NMBS, zorgde in het verleden voor diverse doorbraken in dossiers over verdere uitbreiding, behoud en inrichting van natuur. Een waardevolle samenwerking die hopelijk in de verdere toekomst zal blijven bestaan.
Deze fraaie watervogel is lichamelijk passend uitgerust om razend snel (torpedovorm) vis en andere waterdiertjes te achtervolgen. Het waterdicht verenkleed telt ruim 20 000 veren, die permanent keurig worden gladgestreken. In de herfst is de fuut in de rui en verliest hij de zo typerende (uit 2 oorpluimen bestaande) zwarte kuif, voor hij s winters naar de kust vliegt.
De fuut werd in de 19de E ernstig vervolgd, niet alleen vanwege de vermeende concurrentie die hij de vissers aandeed, maar vooral in verband met zijn satijnachtige, witte onderzijde. Dit deel van de huid werd in het verleden gebruikt voor het vervaardigen van chique dameshoeden en handverwarmers (moffen).
Het vrouwtje legt ongeveer 4 langwerpige witachtige eieren, die na 3 tot 4 weken uitkomen.
Als de vogels uit het ei komen zijn ze grijs met wit, zwart gestreept, wat een goede camouflage biedt tussen de begroeiing aan de waterkant.
De rode vlek op het voorhoofd stimuleert als een signaal de ouders hun jongen te voeden. De kuikens piepen schril als ze naar hun ouders toe zwemmen om met insecten of vis te worden gevoed. De ouders zorgen overigens erg goed voor de fuutkuikens en transporteren hen een poosje op de rug, omdat ze een gegeerde lekkernij vormen voor roofdieren als de snoek en de nerts. Na 10 weken zijn ze zelfstandig.
Met zijn lange dunne snavel en soepele nek kan de fuut vele soorten zoetwatervis verschalken, zoals voorn, zeelt en baars, maar bv. ook paling.
s Winters komt daar nog eens zeevis, als haring en jonge kabeljauw bij. Tijdens het broeden, vangt de fuut ook kleinere prooien, zoals larven, insecten, garnalen, kikkervisjes en kikkers. Voor een vlotte spijsvertering slikt de fuut geplukte veertjes in die in de maag met onverteerbare botrestjes ballen vormen en zo de stuwing (peristaltische beweging) doorheen het spijsverteringsstelsel vergemakkelijken.
De zoveelste knappe fotoreportage van deskundige huisfotograaf Wim geeft weer die extra dimensie aan deze Happy Birdyday
Birdy is Wim & zoon Jo dan ook bijzonder dankbaar voor het aanleveren van het gulle kwalitatief illustrerend materiaal dat het succes van deze blog een boost heeft gegeven sinds zij beiden zich engageerden om de artikels gepast te illustreren!
Uiteraard ben ik ook de anonieme schenkers van beeldmateriaal dankbaar (de knappe fotos die je van het internet kan plukken), doorgaans zeer geëngageerde natuurliefhebbers die vaststellen dat de blog enkel educatieve en geen commerciële doelstellingen nastreeft.
Ik ben in hart en nieren een onderwijzer en hoop met het bescheiden, maar krachtig team meer jongeren te sensibiliseren voor het natuurlijk schoon dat ons omringt.
Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen kan in het archief gaan snuffelen:
·31/10/09 De fuut, een uitgebreide identiteitskaart
·18/04/11 Het futenballet de baltsceremonie die de paring voorafgaat
Veel vogels zijn volleerde architecten als ze aan hun nest beginnen bouwen. Vooral de mannetjes gaan als echte bouwvakkers aan de slag. Ze verzamelen takjes, twijgjes, hooi, stro, veertjes, haarplukjes en werken hun bouwsel in vele gevallen af met een flinke laag modder.
De zanglijster, die het nest in een dichte struik of conifeer bouwt, maakt er een echt kunstwerkje van en schikt alles tot een mooie ronde kom. De ruwe structuur van twijgjes of gras wordt van binnen schoon afgewerkt met een gladgemaakte laag vochtige aarde of houtmolm.
Merelnesten zijn niet zo moeilijk te vinden in dichte struiken of laag in de bomen. De diepe nestkuil wordt met vochtige aarde effen gemaakt, waarna een laatste laag van fijne vezels wordt aangebracht.
Het opvallend slordig en groot eksternest hoog in een boom en met losse twijgen in elkaar geweven, doorgaans bovenop een dak van takken, is meteen herkenbaar. Het is helemaal overdekt en heeft een goed verborgen geheime toegang. De nestkom is in vergelijking met het bouwsel vrij klein maar schoon met leem gladgestreken.
Het winterkoninkje is de toparchitect die verscheidene halfronde mosnesten met zij-ingang bouwt, deskundig afgewerkt en zorgzaam ingericht. De edele gentlemen laat zijn dame uit het aanbod nestgelegenheden kiezen waar ze het liefst haar eitjes kwijt wil.
Je kan de natuur ook een handje helpen door voor de vogels als vastgoedmakelaar op te treden.
Pimpel- en koolmees weten dat zeer te waarderen. Ze broeden in alle denkbare gaten en holtes. Voor hen is overigens vaak een brievenbus al een ideale plek om er een warm en zacht nest in te maken, volgestouwd met gras en mos.
Ook mussen kunnen tegenwoordig een helpende hand gebruiken. Doorgaans kiezen ze een holletje in een rommelig hoekje uit onder dakpannen, in nissen van muren, in een boomholte of in een nestkastje.
Verschillende acties om hun broedkansen te vergroten, werden met gemengd succes ondernomen: het houten mussenappartement (waarin bij mij thuis enkel nieuwsgierige koolmezen een kijkje kwamen nemen en vorige zomer een hommelkolonie haar intrek nam), de houtbetonnen nestcompartimenten, de mussenvide.
De vink maakt een halfbolvormig nest met korstmossen, spinrag en vlechten, goed gecamoufleerd heel hoog in de bomen tussen takvorken.
Huiszwaluwen maken er met hun moddernest vaak een smerige boel van. Ze gebruiken dakgoten als basis om er met modder een kunstig nest onder te bouwen. In tegenstelling tot die van de boerenzwaluwen zijn hun bolvormige nesten helemaal in de hoek tussen muur en dak gebouwd en op een klein kruipgat na volledig afgesloten.
De boerenzwaluw zoekt nog altijd donkere stallen en schuren op om zijn nest tegen het plafond van baksteen aan te metsen. Het liefst worden oude nesten opnieuw betrokken; daarom zou men die niet mogen weghalen.
Turkse tortels leggen doorgaans 2 eieren in hun gammele nest, waar de kuikens uit zouden vallen, mochten ze met meer zijn.
Sommige vogels hebben niet dezelfde nestijver.
Een fazant of grutto bv. is al lang blij met een kuiltje in het gras om de eieren te leggen.
Wie eerder geschreven artikels wenst te raadplegen kan in het archief terecht op volgende verschijningsdata:
·21/06/08 Vogelnest brengt buurt samen [Andreas Hetfeld / Benjamin Verdonck]
·27/06/08 Nestbouw [grote textorwever]
·03/07/08 Nesten observeren [via webcams]
·07/06/09 Gasthof Van Dijck [pimpelmees ten huize Georges]
Met uitzondering van Scandinavië, Schotland, Ierland en IJsland treft men de zomertortel aan in heel Europa. De jongste jaren is de bekende en populaire vogel catastrofaal in aantal afgenomen.
In het voorjaar [april-mei] komen de zomertortels in Noordwest Europa aan en vertrekken weer naar hun subtropische winterkwartieren in West-Afrika rond augustus-september.
De fraaie en sierlijke kleine tortel is alert, snel en licht gebouwd. De zomertortel haalt een lichaamslengte van 26-28 cm; heeft een spanwijdte die varieert tussen 47 en 53 cm en het gewicht schommelt tussen 130-180 g.
Hij spreidt de staart bij de landing en dan is de brede witte eindband over de staartwaaier te zien. Het schaakbordpatroon [zwartbruine ruiten] van de bovendelen heeft meer contrast dan dat van de Turkse tortel, met een veel warmere kleur en een helderder, blauwer middelste vleugelveld. In de blauwgrijze kop valt het rode oog op. De hals vertoont een nekvlek met afwisselende zwarte en witte strepen; de borst is roze met een veel wittere buik dan bij de Turkse tortel.
De kleine duif is een echte warmteminnaar en zingt soms de hele dag door. Het bijzonder aangename lied is een ritmisch, rollend en spinnend gezang.
Ze zitten ofwel verdoken in de begroeiing, maar evengoed open op een hoge zangpost, zoals de top van een boom, een paal, een elektriciteitsdraad,
Zij eten groene scheuten en zaden van akkeronkruiden. In de late zomer kunnen zomertortels op draden zitten (soms samen met Turkse tortels) boven graanvelden, wachtend op gemorst graan na de oogst.
De baltsvlucht lijkt op die van de Turkse tortel maar valt minder op en eindigt in een glijvlucht op geheven vleugels en eens bij het gegeerd wijfje geland, gevolgd door een buigingsritueel.
De typische broedhabitat is de rand van een gemengd bos met dicht struikgewas of een oude overgroeide heg met hoge brede meidoorns en hier en daar een met klimop begroeide boom.
Een dun en luchtig platform van dunne twijgen en wortels, met soms nog wat gras en haar bevat 2 witroze eieren; deze worden 13-14 dagen om beurten door duif en doffer bebroed.
De kuikens voeden zich bij beide ouders met duivenmelk een zachte kaasachtige substantie die in de krop wordt gevormd die ze met hun snavel uit de keel van de ouderdieren halen.
De jongen vliegen uit als ze 19-21 dagen oud zijn.
Heeft de Turkse tortel onze zomertortel verdrongen?
Dat is zeker niet het geval. De Turkse tortel is een uitgesproken stadsvogel. Er is geen concurrentie tussen de twee soorten. De plezierjacht in het bijzonder de voorjaarsjachten en de grootschalige vogelvangst met lijmstokken in het Middellandse Zeegebied, zijn de belangrijkste factoren die een zware tol eisen. Ook de intensivering van de grootschalige landbouw heeft geen gunstig effect.
De succesfactor die de toename van de populatie Turkse tortels verklaart: het is een standvogel.
Daardoor ontloopt hij een confrontatie met de vele honderden schietijzers op de trekroute. Standvogels hebben bovendien tijd zat om per jaar 2 tot 4 broedsels groot te brengen.
In Vlaanderen situeren de bolwerken van de zomertortel zich in Zuid-Limburg, het Scheldebekken en de kuststrook. Grotere, aaneengesloten natuurgebieden zijn duidelijkaantrekpolen maar water blijkt vaak een belangrijke factor, ook tijdens de trek.
De aanwezigheid van beken, rivieren, grote plassen of moerasgebieden staat vrijwel garant voor de aanwezigheid van de soort. Het ontbreekt aan geschikte broedplaatsen door het verwijderen van houtkanten en groene buffers, ook de zaadbanken om te foerageren worden alsmaar schaarser. Percelen worden tot tegen de rand bewerkt; kruidenrijke bermen verdwijnen.
De hoogste tijd om krachten te bundelen en actie te ondernemen!
Op elke hoek van zijn rijkje zingt de koolmees een ander wijsje
Het lijkt of de beweeglijke flierefluiter, die hier een riedeltje, daar een tuutje en ginds een tettertje voortbrengt, zichzelf geen seconde rust gunt. Hippend op de voederplank, schommelend aan een vetbol, pindanetje, graansilootje of het nestkastje in- en uitvliegend.
Nadat de jongen zijn uitgekomen, draait het voedseltransport op volle toeren. Gemiddeld 600 keer per dag gaan de ouders op zoek naar een hapje.
Bron: vakblad Animal Behaviour
De koolmees staat wetenschappelijk geboekt als het meest bestudeerde vogeltje van de aardbol.
Mensen leven verhoudingsgewijs veel langer dan andere (zoog)dieren, omdat de homo sapiens dankzij de groeiende technologie het onverbiddelijke einde steeds verder in de tijd weet uit te stellen. Maar het is niet omdat vele dieren jong sterven, dat ze geen ouderdomsverschijnselen vertonen. De vraag is of die merkbaar zijn, of andere dieren signalen kunnen oppikken van een gevorderde ouderdom van soortgenoten.
Volgens bioloog Marcel Eens en zijn collegas van de Universiteit Antwerpen is dat alvast voor koolmezen het geval.
In het vakblad Animal Behaviour schrijven ze dat zowel jonge als oude dieren minder consistent zingen dan vogeltjes van gemiddelde leeftijd (dat is 3 tot 4 jaar oud).
Een koolmees kan tot 6 jaar oud worden en vertoont dan een wat afnemend zangvermogen, vergelijkbaar met de manier waarop ons taalgebruik op hogere leeftijd niet altijd even consistent is. Wat de omvang van het repertoire betreft, is er geen verandering met de leeftijd. Dat blijft min of meer constant in de loop van een mezenleven.
Toch weten heel waarschijnlijk vogels signalen op te vangen, waarmee ze de leeftijd van een soortgenoot weten in te schatten. Ook bij het vedervolkje geldt dat oudere vogels niet noodzakelijk dezelfde fysieke kwaliteiten meer hebben als jongere, ondanks hun ongetwijfeld grotere levenservaring. Koolmeeswijfjes hebben bij het kiezen van een partner alleen maar oog voor potentaten. Liefdesrelaties met verliezers worden verbroken ten gunste van een band met een territoriumbezitter.
Na de verwelkoming door Inge en Gunter loodste de natuurgids, de heer Eddy Gadeyne, een dozijn vroege vogels die voor de vroege ochtendwandeling [07.00 u] hadden ingetekend, langs de wandelpaden van het stadspark.
Het was meteen duidelijk dat de man, voorzitter van de natuurvereniging De kraanvogel, met een warm hart voor de natuur ons ging trakteren op een begeesterende leerroute.
Tijdens deze natuurblik verruimende wandeltrip kregen de deelnemers een discours in de Aristotelesstijl een soort loopmeditatie om tot inzichten te komen. Persoonlijk werd ik getroffen door het geoefend oor van onze natuurgids die tijdens zijn bevlogen toespraken uit het veelstemmige vogelconcert de individuele zangliedjes en roepen wist te onderscheiden.
Zo vernam ik dat er zelfs een classificatie bestaat van zangvogels naar zang:
In het leren herkennen van vogelstemmen, kregen we de raad mee bescheiden te beginnen met het identificeren van zangers in eigen tuin.
Voor het ornithologisch veldwerk is de kennis van vogelstemmen onmisbaar, aangezien bestandsinventarisaties en broedvogelkarteringen zonder deze kennis nauwelijks mogelijk of buitengewoon tijdrovend zijn.
Alvorens burgemeester Christel Geerts het lint doorknipte, waarmee ze symbolisch de officiële inhuldiging van het nieuw secretariaat inluidde, belichtten de gangmakers:
·directeur, Jan Rodts;
·voorzitter van de raad van bestuur, André Verstraeten;
·voorzitter van de kerkuilenwerkgroep, Ludo Smets;
·ambassadeur, Geert Hoste [met het happy bird-day lied]
de troeven van de prachtige omkadering die de missie een bredere uitstraling geven en de wilskracht om samen te ijveren voor de bescherming van de natuur alleen maar kunnen versterken.
Nieuwe stek
Sinds 1 september 2011 verhuurt het stadsbestuur het Koetshuis van het kasteel Walburg in het Romain De Vidtspark aan Vogelbescherming Vlaanderen vzw.
De vereniging barstte in de kleine ruimte in het Schuttershof te Nieuwkerken uit haar voegen en was al geruime tijd op zoek naar een beter lokaal om haar werking te optimaliseren.
Een zeer toevallige maar daarom niet minder gelukkige ontmoeting met schepen Wouter Van Bellingen op het fietspad herleidde het hervestigingsprobleem tot een hemelgeschenk: free as a bird
De benedenverdieping van het Koetshuis is ingericht als natuurwinkel en informatiecentrum, op de 1ste verdieping is het secretariaat gevestigd. De ruime vergaderzaal wordt ook gebruikt door andere milieuverenigingen uit Sint-Niklaas.
Vogelbescherming Vlaanderen vzw zet zich in voor alle in het wild levende vogels en inheemse zoogdieren. Haar werking omvat onder meer het streven naar een strikte uitvoering van de wetten en reglementen die de fauna beschermen, het ijveren voor een verbetering en verfijning van die wetgeving, het beheer van natuurgebieden, de coördinatie van de Vlaamse Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren, reddingsacties, educatie, sensibilisering en studie.
In heel Vlaanderen wordt zondag 27 mei de 22ste editie van de Dag van het Park gevierd.
Thema dit jaar is: De juiste boom op de juiste plaats met tal van aantrekkelijke en boeiende crossmediale boomverhalen.
Maar net als de voorbije 21 edities zijn het vooral de steden en gemeenten en andere spelers in het netwerk die de handen uit de mouwen steken.
Ook de stad Sint Niklaas doet mee en Vogelbescherming Vlaanderen grijpt deze gelegenheid aan om haar 3 jubilea te vieren:
·10 jaar Vogelbescherming Vlaanderen
·35 jaar Kerkuilenwerkgroep
·50 jaar Mens & Vogel
Nu de vereniging is gehuisvest in het stadspark van Sint-Niklaas, zijn er redenen genoeg om deze jubilea extra in de verf te zetten tijdens de Dag van het Park.
De weersvoorspellingen met een stralende zon zien er uitstekend uit, een hemels goede reden om onze leden en sympathisanten hartelijk welkom te heten.
Er is veel randanimatie voor kinderen: braakbalpluizen, kleurwedstrijd, het maken van een uilenmobiel of uilenmasker, grimmeren. Alle deelnemende kinderen krijgen ook een Kerkuilendiploma [organisatie Kerkuilenwerkgroep].
Hiernaast kunnen kinderen ook nestkastjes in elkaar timmeren en meegaan als het park wordt voorzien van allerlei types nestkasten.
Voorlopig hebben holenduiven hun intrek genomen in de kerkuilenkast die tegen een wand van het kasteel hangt.
Een lijstje van broedvogels die het Vogelbescherming Vlaanderen-team in deze biotoop al opmerkte:
·koppeltje boomkruipers [vlak voor de deur van het secretariaat]
·holenduif
·houtduif
·Turkse tortel
·groene specht
·roodborstje
·merel
·pimpelmees
·koolmees
·winterkoninkje
·ekster
·kauw
·kokmeeuw
·(verbasterde) wilde eend
Het kasteel ontstond door de fusie van twee heerlijkheden door ridder Willem van Waelwijck en hij doopte het kasteel Walburg afgeleid van diens echtgenote Walburgis.
Het De Vidtspark met een Engelse en een Franse tuin en de grote vijver, de conciërgewoning, de duiventoren en de toegangspoort zijn op hete dagen zeker een bezoekje waard. Het stadspark bevindt zich amper op 500 m afstand van de grote markt.
Onderstaande reeks fotos [3 van het park] zijn van Vogelbescherming Vlaanderen en [2 van de kauw] van huisfotograaf Wim
De bruinkeelortolaan, de meest kwetsbare van de gorzenfamilie
In het havengebied van Kieldrecht is voor het eerst in ons land een bruinkeelortolaan ontdekt.
Kenny Hessel van het Agentschap voor Natuur en Bos, spotte de kleine zangvogel.
Het zijn zeldzame, maar geregeld opgemerkte trekvogels in kustgebieden.
Normaal broedt het vogeltje in Turkije, Griekenland, Kreta en in het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied [overwinteringgebieden Soedan en Eritrea].
Vermoedelijk is de jonge vogel verdwaald geraakt door een zuidoostelijke wind.
De ortolaan, ook wel korenschriever of gierstkneu genoemd, voelt zich thuis in kleinschalige landschappen met weilanden en allerlei akkers met graangewassen omzoomd. De grond moet er zanderig droog, schraal en hooggelegen zijn. Heggen, houtwallen of singels, hier en daar wat struikgewas en bomen [liefst zomereiken] langs landweggetjes, worden erg op prijs gesteld.
Het mannetje zingt in bossen of in bomen op warme, open hellingen of op hoge weiden met heggen, muren en kreupelbosjes.
De ortolaan haalt een lichaamslengte van 16cm; de spanwijdte wisselt tussen 23 en 26cm en het gewicht schommelt tussen 20 en 25g.
Kenmerkend voor het verenpak zijn de scherpe zwarte strepen op de rossig bruine rug en de warmbruine stuit. Een blauwgrijze borst en kop met licht oranje tekening en witgelige oogring.
Keel en baardstreep zijn geel tot roestrood en de buikzijde is egaal warm roestoranje gekleurd. De scherpe driehoekige snavel is roze. De vlucht is fladderend golvend met snelle reeksen vrij zwakke vleugelslagen. Over grotere afstand is de vliegstijl strakker met langere minder diepe golfbeweging.
De vogel zoekt dikwijls zijn voedsel langs graanakkers en in aardappel- en bietenvelden.
De ortolaan voedt zich met insecten [hoofdzakelijk bloedkevertjes] in de zomer, ook met zaden van de grond, vaak op open plekken in duinen en velden. Deze zaden zijn meestal afkomstig van éénzaadlobbigen, waartoe o.a. de grassen en de leliefamilie behoren.
Het wijfje bouwt een eenvoudig met grashalmen en worteldraadjes verstevigd komvormig nest in ruige begroeiing of onder een struik. Het legsel van 4 tot 6 grijze eieren met blauwrood zwemend tintje worden alleen door het vrouwtje bebroed en komen na 11-14 dagen uit. Beide ouders voeren de nestjongen.
Haaks op hun eigen lievelingsdieet, hoofdzakelijk samengesteld uit granen, worden de borelingen met insecten gevoerd. In dit voedselpakket komen de larven van bietenvliegen, rupsen van vlinders zoals de eikenbladroller, het uitje en de spanner veel voor. In het late seizoen worden ook julikevers opgepikt, waarvan met de snavel de dekvleugels worden afgeknipt.
Het succes van de broedsels hangt sterk af van de weersomstandigheden. Regenweer en plotselinge afkoeling leiden tot aanzienlijke verliezen onder de jongen. En ook de oudere vogels hebben het dan zwaar te verduren, want de volwassen ortolaan zit dun in de veren.
Ortolanen zijn zeer aan hun broedplaats gehecht, dat ca een doormeter van 100m heeft met een paaltje of boom als zangpost in het middelpunt van het territorium.
De Fransen houden van de natuur, mits goed klaargemaakt
De schaars voorkomende broedvogel uit de gorzenfamilie blijkt al langer door het smulpapendom te worden vervolgd als gegeerde delicatesse.
De methode om het diertje vet te mesten werd reeds door de Romeinen toegepast.
De vogeltjes werden in kooien gezet waar geen daglicht kon doordringen, maar die wel voortdurend werden verlicht met olielampen, zodat de ortolanen het onderscheid tussen dag en nacht niet meer konden maken.
Ze werden gevoerd met haver en gierst, sliepen niet meer en beleven maar door eten.
Op het moment dat ze er uitzagen als een smeuïg vetklompje werden ze de nek omgedraaid. Op dat moment heeft zich onder de huid van het hele lijfje een goudgele vetlaag gevormd, een geliefde exclusiviteit waarvoor voornamelijk Italianen en Fransen hun vingers aflikken.
Twintig jaar geleden had je nog een bejaard boerenclubje van 400 tot 500 ortolanenvangers in de Landes die de matole gebruikten, een in ijzerdraad gevlochten vangnet.
Vrijwel overal is dit de algemeenst voorkomende pieper.
Het is een typisch, kleine, gestreepte, nerveuze vogel, altijd op zijn hoede en klaar om bij de minste aanleiding weg te vliegen. Tijdens de trek in het voorjaar verschijnt hij vaak in groepjes langs waterbekkens, samen met witte en gele kwikstaarten en rietgorzen, de oevers en de nabijgelegen grazige gebieden afzoekend naar vroege insecten.
De graspieper een kleine, gestreepte bruine vogel, is het waard van nabij te worden bekeken vanwege de tekening op zijn verenkleed. Het vertoont zachte zwartige strepen op een grijzige, olijf- of geelbruine rug. Op de zijkant van de hals is een donkere streep of vlek. Boven de slanke zwarte snavel valt de lichte wenkbrauwstreep op. De borst en de flanken zijn gelijkmatig gestreept en de onderkant is olijfgeel of crèmekleurig. De lichtoranje bruine poten hebben een zeer lange achterteen. De donkere staart vertoont vaalwitte zijranden. De stuit is ongetekend en oranjebruin. De graspieper lijkt qua grootte en kleur sterk op een veldleeuwerik, maar onderscheidt zich door de dunnere snavel en langere staart.
Het vogeltje haalt een lichaamslengte van 14.5 cm, een spanwijdte die varieert van 22 tot 25 cm en een gewicht dat schommelt tussen 16 en 25g.
Hij toont een constante nerveuze, zorgelijke energie; zijn roep heeft een licht hysterische ondertoon. s Zomers houden graspiepers van laaggelegen weilanden, ruige grazige plekken in de buurt van oude afgravingen, duingebieden en open veengebied, vaak moerassige plekken hoog in de bergen.
In de winter trekken vele naar open akkers. Deze algemene, wijd verbreide vogel wordt vaak het slachtoffer van het smelleken, de blauwe kiekendief en parasiterende koekoeken.
Het komvormig nest, dat goed verborgen is op de grond tussen tamelijk dichte en korte vegetatie met daarin liefst overjarig gras en heidepollen, wordt gevoerd met fijne stengels en grassprieten.
De 3 tot 5 eieren worden in 11 15 dagen uitgebroed en de jongen vliegen na 10 14 dagen uit.
De graspieper pikt insecten op van de grond en in lage vegetatie in een gelijkmatige, rustige tred met een paar sprintjes en achtervolgingen te voet. Hij vangt ze ook tijdens de vlucht als ze opvliegen, maar heeft geen echte achtervolgingsvlucht. Ook larven, slakjes, wormen en rupsen staan op de menukaart.
Net als leeuweriken hebben ook piepers een zangvlucht, waarbij de vogel opstijgt en al zingend omhoog vliegt.
De territoriale zang wordt ten gehore gebracht in een baltsvlucht, waar ze in de zomer onlosmakelijk zijn verbonden aan heiden en hellingen.
Het mannetje vliegt op van de grond in een steile fladderende vlucht opstijgend en zeilt dan weer met half geopende vleugels en opgerichte en gespreide staart naar beneden, als een miniatuurparachute of shuttle.
De zang is een lange reeks van dunne trillers en ratels, eerst in tempo toenemend, op zijn best met een muzikalere triller op het einde, maar zonder de warme kanarieachtige noten van een boompieper.
Wie de piepende graspieper even in zijn biotoop wil gadeslaan kan op deze weblink terecht:
Rover âgeeloogâ zaait paniek in de Kille Meutel
Al werd de koele koolmezenkiller in onze groene biotoop al vaker opgemerkt, toch zorgde hij bij het trouw vedervolkje en hun beschermelingen weer voor enige opschudding.
Tijdens de jongste 2 weken sloeg de sperwer weer met 2 succesvolle verrassingsaanvallen toe. Telkens wist de struikrover in dezelfde tuin [Oswald & Arlette_VDL_12] een koolmees te verschalken.
Het is duidelijk een mannetje, herkenbaar aan de blauwgrijze rug en de roodbruin gestreepte borst en buik.
Overigens is het niet eens verbazend dat de struikrover op vinkenslag ligt in onze halfstedelijke biotoop met gevarieerde groene tuinpercelen bezaaid met rijke voederplaatsen.
De meest voorkomende tuinvogels ervaren dat ze in gasthof Kille Meutel rijk worden bedeeld qua topgastronomie en dat weten de sluwe jagers ook.
Tijdens de eerste waarneming had de sperwer in één enkele machtige haal de koolmees onthoofd en de kop weggeslingerd. Nadien huppelde de sperwer uit het zicht, onder de camperfoelie/clematis struik en ging zitten op een hoop dood hout. Na een 10-tal min vloog hij vandaar op, richting [Franz & Christiane_WTL_59].
De sperwer verraadt zijn aanwezigheid door braakballen en plukresten, ook veren en botjes van de prooi achter te laten, die hij doorgaans op vaste plaatsen oppeuzelt.
De meeste prooien worden volkomen verrast, daar de sperwer razend snel en na een woeste achtervolging de opgejaagde prooi geen uitweg gunt.
Ontsnappen aan de moordende greep, kan enkel als dicht struikgewas nog tijdig als veilige schuilplaats bereikbaar is.
Een bijzonder voordeel is dat de kleine roofvogel zich met zijn korte, brede en ronde vleugels en lange staart behendig en snel tussen bomen kan verplaatsen. Tijdens de vlucht wisselt hij snelle vleugelslagen af met korte zweefperioden. Zijn lange poten met lange tenen voorzien van lange nagels bieden hem dan weer het voordeel een prooi stevig in zijn greep te houden.
Verslaggevers: Arlette & Oswald
Wie graag een eerder verschenen artikel raadpleegt kan in het archief de publicatie weer opsnorren: de sperwer [11/12/2010]
In dit filmpje zie je hoe een forser gebouwde wijfjessperwer op gruwelijke en drieste wijze een gegrepen houtduif verder martelt
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.