Dromen komen zo maar in mij
op. Ze warrelen door mijn hoofd. Ze geven me hoop maar op
wat. Ik heb mijn leven al gehad. Een geluk dat dromen nog
bestaan. Om even weg te zweven en te geloven. Dat er nog iets
is waar ik moet voor leven.
Ik
zat en luisterde deze morgen, naar het vogelconcert. In de
verte hoorde ik de kraai, die riep heel fraai, spaar, spaar,
spaar. De mussen tjilpten al te gaar. Daartussen het wijsje van
het sijsje. De merel zong zijn ochtendlied. De meesjes met hun
stil gekwetter. 't Is daar dat ik van geniet.
Ons
leven gaat niet alleen maar over rozen. Er zitten ook wel doornen
aan Ook al hebben we er zelf niet voor gekozen. Maar heeft het
lot het voor ons gedaan. Want ieder mens krijgt in zijn
leven, zowel vreugde als verdriet. Het wordt ons van bovenaf
gegeven. Zelf beslissen kunnen we het meestal niet. Maar wordt
er verdriet in je schoot geworpen. En je ziet daarom het geluk
niet meer. Kijk je op tegen de dag van morgen? En doet het
denken daaraan je zeer? Bedenk dan dat ook een roos met
doornen, heel mooi kan zijn. Ook al zie je het niet meteen. En
dan doen die doornen je niet langer meer pijn. En kijk je er
gewoon overheen
Zomers van toen zijn groener en warmer zomers van nu zijn een tikkeltje armer Maar straks zijn de zomers van nu net zo groen en zo warm want dan zijn het de zomers van toen
Even
wegdromen, op klaarlichte dag, en je dan gelukkig voelen, het
moet nu zo en dan, ook mogen gebeuren, dan kleurt je dag, in
hemels prachtige kleuren, verschijnt er een glimlach, het kan
je maar gebeuren, op een onverwacht moment.
Kleurende tuinen
Bloemen rijk getooid Opgaande heersters bloeien Alles
stralend mooi Rozen in wondere weelde Laagbloeiende
borderplantjes, langs beschaduwde paadjes, op de middagtuin in
alle rust Geurende rozen O zo zoet alles in pracht van geel en
rood blijde kleuren in het zachte gras een en al feest van
vrolijkheid vlinders aangesneld wel honderd geteld hommels
slaan op de trommels krekels speelden op de fluit stil zit ik
te turen naar al deze bloemenpracht schitterend in
overvloed onder de hemel puur en blauw ....
Soms voel ik me als de zee met haar golven waaronder ik word bedolven door emoties overspoeld door duisternis bekoeld door zonnestralen verwarmd en het water omarmd Dan weer ingetogen stil afwachtend en kil groots en enorm toch bang voor de volgende storm Telkens opnieuw word ik heen en weer gedeind wil ik worden aangelijnd weggezogen in de draaikolk van mijn gevoel niemand weet wat ik voel zoals de branding op de rotsen wordt neergeslagen blijf ik achter met zoveel vragen en als de hemel huilt vang ik zijn tranen op vermeng ze met de mijne in het ruime sop zo wordt de zee steeds bijgevuld mijn hart door een sluier omhuld bewaar ik mijn geheimen net als de zee en neem ze als mijn rugbagage mijn verdere leven mee
Het binnenste van een bloem is stilte Alleen wie van stilte houdt kan van bloemen houden Kleur en kelk van een bloem vloeien samen in haar hart en daar is enkel stilte Daar rust haar nectar heel zoet en heel krachtig bijen en vlinders kunnen erbij en leven ervan.
Er zijn mensen zonder stilte hun gebazel en hun gebaren en al waar ze mee uitpakken verwijst naar niets zij zijn als kunstbloemen Na de eerste dag blijft er niets over om van te houden er is geen nectar in hun binnenste Bijen en vlinders komen nooit op bezoek
Het groene gras nog
ongeschoren fris ruikend in de ochtendzon Het groene
gras dauwdruppels als houvast in de eerste zonnestralen Het
groene gras verkleurt met de tijd in de laatste avondzon.
Tok de kreupele kip was niet erg hip Op de boerderij kon hij rekenen op veel onbegrip Hij was de zoon van M. en Mevr. Scharrelkip en broer van Tik en Tak Als jong kuiken was hij uit het ei gekropen en pardoes onder een paardenvoet gelopen Hij had zijn linker poot gebroken Mama kwam kakelend aangelopen Tok jongen wat was jij daar aan het uitspoken? Kijk eens naar je broers Tik en Tak zij eindigen ooit nog als kerstgebak en jij wordt gewoon in de waterzooi verzopen.
Stad
in het groen. Wandelen in het groen ondek de
plekjes. Paardenbloemen niet in de wei maar in het
plantsoen, wonderschoon in het geel en groen. Wandelen langs de
groene woudse weg. Hoge bomen
wuiven en wijzen jou de weg.
Het
stoplicht staat op groen je steekt het asfalt over. Wilde
konijntjes spelen verstoppertje op een groene deken, je kunt je
ogen niet geloven zo maar langs de kant van de weg. Je stopt
even bij het licht tot dat iemand roept groener wordt het niet het
licht staat op groen.
De drummer drumt niet hij slaat bepaalt de maat weent niet hij zweet woeste haren wilde gebaren een knal een tik rikketikketik hoor je mij dat ben ik zot? Nee! Ik heb een kick
Zo teer met zacht fluwelen blaadjes het frele aangezicht is uiterlijke schijn fier rechtop slechts door de wind gebogen, het zwarte hart kloppend van leven, wendt ze zich naar de zon. De ranke stengel zet zich scherp weet dat hij eens moet buigen Een korte tijd is ze vol leven bloeit in volle pracht in de stilte van de natuur sterft de klaproos een zachte dood