Eerst dat ene oogje, maar als de bliksem weer gauw toe dan het tweede, god wat ben ik nog zó moe je benen strekken tot het einde van je bed zou iemand reeds de koffie hebben klaargezet
trek het deken tot net boven het kussen hier kan zelfs geen hondenpoot meer tussen vijf minuutjes, als het kan zelfs nog wat meer maar die rotwekker blijft maar bellen, keer op keer
eerst de benen, langzaam dan de rest verdorie, waarom moet ik uit mijn nest badkamer in, laat me allen nu met rust ochtendhumeur, niet altijd een lieve lust
de uitvinder van het bed, kent iemand soms zijn naam verdient een standbeeld, daar kan je van op aan want zonder hem en zijn maffe uitvinding was wakker worden een ware marteling
Steeds wanneer ik op een willekeurig moment er even bij stilsta hoeveel mij geschonken is, veranderen veel van zelfsprekendheden in een bron van geluk.
Ik wou dat ik een roos was. Kristallen dauwdruppeltjes op mijn gezicht. Opvallen tussen het struikgewas. Een rode gloed in het ochtendlicht. Doornen scherp als naalden. Mijn hoofd bestaat uit 20 stukken. Een geur die altijd al om me heen dwaalde. Zodat jij me uiteindelijk kunt plukken.
Als men in het licht wil staan moet men eerst door het donker gaan. Door het donker moet men leren hoe men het licht dan kan waarderen In mijn hart is een luik dat altijd open staat waar je dus in en uit gaat. Ben ik verdrietig, dan ben ik binnen hoor ik iemand heel zachtjes zingen. Ben ik blij, dan ben ik buiten en hoor ik de vogels fluiten. Er is ook een deur, die gaat open en dicht. Als je in mijn hart zit, is mijn deurtje dicht. Als ik buiten ben, is het deurtje open zodat jij altijd voor steun en liefde in en uit mijn hart kunt lopen