Als
je mooi valt, word je gefotografeerd. Als je eindelijk
valt, dankt de boer de Heer. Als je toch valt, dan ben je
een kwelling. Als je te veel valt, ben je een ramp.
In
mijn glas ben je een welkome gast, in mijn bad mag je me
omhelzen. In mijn keuken mag je je met alles moeien. In mijn
tuin mag je leven brengen.
Als je stolt, ben je mijn
incognito vriend: dan koel je het drankje op de tafel. Dan
toon je de piste waarop ik glijd, dan stuur je
zelf
alles wat rijden kan.
Als men je mist, ben je een
redder. Als men je vreest, ben je een vijand. Als men je
heeft, ben je de helper. Als men je roept, roept men om
water.
Uitbundigheid
is vluchtig, ze gaat voorbij, jouw standvastige rust blijft,
daarentegen. Dat je daar zo zit, is opwindend voor mij, samen
hier in de kamer, uit de regen.
Ik
twijfel niet dat je vlug en handig bent, dat je tevens als de
beste kan weven. Ik vertrouw erop dat je nog geen ander kent, en
dat we hier lang zullen samen leven.
Gisteren
was je bij me komen eten en sinds die keer ben je mijn
vriendinnetje. Kom samen met mij onze kamer meten, je blijft
voor eeuwig mijn liefste spinnetje!